NL192287C

NL192287C - Rotorkopeg.

Info

Publication number: NL192287C
Application number: NL8204655A
Authority: NL
Original assignee: Lely Nv C Van Der
Priority date: 1982-12-01
Filing date: 1982-12-01
Publication date: 1997-05-07
Also published as: DE3343165C2; IT1167040B; IT8323954A0; FR2536947A1; JPS59113801A; GB2130862A; NL8204655A; IT8323954A1; AT391390B; DE3343165A1; ATA418783A; NL192287B; GB2130862B; GB8331337D0; FR2536947B1

Description

1 192287

Rotorkopeg

De uitvinding heeft betrekking op een rotorkopeg, voorzien van een aantal in een rij aangebrachte en om opwaarts gerichte assen aangedreven grondbeweikingsrotoren met bewerkingselementen die zich vanaf 5 een gesteldeel in hoofdzaak verticaal in neerwaartse richting uitstrekken en een achter de bewerkings-rotoren via armen aan het gesteldeel verstelbaar in hoogte aangebrachte rol voor het tijdens bedrijf althans ten dele afsteunen van de rotorkopeg, tussen welke rol en de grondbewerkingsrotoren, in de nabijheid van deze laatsten, een in de werkstand hoofdzakelijk boven de grond gelegen scherm in aangebracht, welk scherm een zich dwars op de rijrichting, overwegend evenwijdig aan de rij grondbewerkingsrotoren en in 10 hoofdzaak horizontaal u'rtstrekkende drager omvat, en van welk scherm en van welke rol de relatieve verticale positie wijzigbaar is.

Deze rotorkopeg is bekend uit het Franse octrooischrift 2.324.214. Het scherm heeft tot taak de door de bewerkingsrotoren losgewoelde aarde, die tot een boven de grond opgewerkte aardwal is opgeworpen, op te vangen. Daarbij wordt losgewoelde aarde ten behoeve van verdere verkruimeling door het scherm 15 gedurende enige tijd binnen het directe werkbereik van de rotoren gehouden en wordt aarde tegelijkertijd, gelijkmatig verdeeld, aan de er op volgende grondrol toegevoerd.

De bekende rotorkopeg heeft een gesloten scherm, die is voorzien van een holle balk als drager. De balk heeft een vierkante doorsnede en is zo opgesteld dat één diagonaal, gezien in dwarsdoorsnede, verticaal is opgesteld. De balk draagt aan de onderzijde een uitstekend hoekprofiel, zodat de balk met het hoekprofiel 20 de bewerkte aarde via een schuin vooroverhellend vlak langs zijn onderzijde af kan voeren. Hiertoe moet tussen de onderkant van de balk met hoekprofiel en de grond een ruimte worden opengelaten, waardoor de effectieve hoogte waarover het scherm met de rotoren samenwerkt niet optimaal is. Bovendien kunnen via het schuin opgestelde vlak, kluiten in de reeds losgewerkte aarde gedrukt worden.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel de genoemde nadelen althans grotendeels op te heffen. Hiertoe 25 is, volgens de uitvinding, het scherm gevormd door vanaf de drager neerwaarts en eveneens in hoofdzaak verticaal gerichte, onderling op afstand naast elkaar aangebrachte en in hoofdzaak rechte tanden, die zich ten opzichte van de bewerkingselementen over een relatief grote hoogte daarlangs tot beneden de draaiingsas van de rol uitstrekken, en dat de drager een hoogte heeft die aanmeikelijk geringer is dan de lengte van de tanden. Het scherm kan zich tijdens het bedrijf van de rotorkopeg als een kam door de 30 opgewoelde aarde bewegen en kan over een relatief grote effectieve hoogte met de rotoren samenwerken. Hierdoor wordt met name bij harde, uitgedroogde grond een betere verkruimeling verkregen, terwijl voorts een gelijkmatig verdeelde afvoer van de aarde behouden blijft. Ook is de kans op het onder het scherm langs passeren van kluiten verminderd, terwijl de toegestane kluitgrootte in de bovenlaag van het zaaibed beter beheersbaar is.

35 Opgemerkt wordt dat uit de Franse octrooiaanvrage 2.331.269 een rotorkopeg bekend is met een achter de bewerkingsrotoren opgesteld scherm van staafvormige elementen. Het plaatsvast gemonteerde scherm vervult de functie van ondersteuningsorgaan en is een voorloper van de grondrol bij de moderne rotorkopeg van de ook in de onderhavige aanvrage bedoelde soort. De staafvormige elementen van dit ondersteuningsorgaan zijn, om te bewegen over het oppervlak van de bewerkte aarde, gekromd en op zichzelf verend 40 buigzaam uitgevoerd, waarbij de staafvormige steunelementen met het voorste deel van de kromming in de nabijheid van de grondbewerkingsrotoren van de rotorkopeg zijn opgesteld. In deze constructie bewegen de staafvormige steunelementen zich met een horizontaal afgebogen uiteinde over de bewerkte grond heen en is er geen samenwerking over relatief grote hoogte met de bewerkingsrotoren van de rotorkopeg.

Opgemerkt wordt voorts dat uit de Britse octrooiaanvrage 2.089.182 een rotorkopeg bekend is, voorzien 45 van de bekende grondbewerkingsrotoren en rol, waarmee de rotorkopeg ten dele wordt afgesteund en die in hoogte instelbaar is. Tussen de bewerkingsrotoren en de rol is een zelfstandig verticaal verstelbare om een horizontale en dwars op de rijrichting draaibare, een doorlatend scherm vormende cilindrische kooi van een aanmerkelijk geringere diameter dan van de rol opgenomen. Het uit dit document bekende scherm vervult de gewenste, de bewerkte aarde gelijkmatig verdelende functie door in hoofdzaak over de bewerkte aarde, 50 doch gedeeltelijk daarin wegdringend, af te rollen. Het scherm heeft het nadeel dat grotere Muiten bij het af rollen in de bewerkte aarde weggedrukt worden en dat de indringingsdiepte gering is. De constiuctie van het scherm bij de rotorkopeg volgens de uitvinding heeft ten opzichte van dit bekende scherm de voordelen dat het materiaal beslag, en daarmee samenhangend het gewicht van het scherm ten minste gehalveerd is - de in de bovenste helft van het cilindervormige scherm ronddraaiende schermdelen zijn steeds gedurende 55 een halve omwenteling onwerkzaam - en dat het ruimtebeslag gering is, zodat de rol van de rotorkopeg dichter bij de grondbewerkingsrotoren kan worden gehouden.

192287 2

Aan de hand van het in de bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een rotorkopeg weer, voorzien van een scherm volgens de uitvinding;

Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn ll-ll in figuur 1, terwijl 5 Figuur 3 een aanzicht weergeeft volgens de pijl lil in figuur 2.

De in de figuren weergegeven rotorkopeg is voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend, kokervormig gesteldeel 1, waarin op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekkende assen 2 van bewerkingsrotoren 3 zijn gelegerd. Elk 10 van de bewerkingsrotoren 3 is voorzien van een onder het kokervormig gesteldeel 1 op het uit dit gesteldeel stekende einde van een as 2 aangebrachte, althans nagenoeg horizontale drager 4, die aan de einden is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingstanden 5.

De einden van het kokervormig gesteldeel 1 zijn afgesloten door middel van zich in opwaartse richting en evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkende platen 6. Elk van de platen 6 is 15 met zijn onderzijde ter hoogte van de onderzijde van het gesteldeel 1 gelegen en reikt voor meer dan de helft van zijn hoogte tot boven het gesteldeel. Nabij de voorzijde is in elke plaat 6 op een hoogte die overeenkomt met de helft van de hoogte waarover de plaat boven het gesteldeel 1 uitsteekt, een bout 7 aangebracht, waarom een zich langs de binnenzijde van de plaat naar achteren uitstrekkende arm 8 verzwenkbaar is. De arm 8 heeft een zich in belangrijke mate in horizontale richting uitstrekkend deel 9 dat 20 via een knik overgaat in een naar beneden verlopend deel dat vervolgens overgaat in een in belangrijke mate horizontaal verlopend deel 10. Nabij de achterzijde van het deel 9 is de arm 8 door middel van een schroefspindel 11 in hoogterichting verstelbaar ten opzichte van het gesteldeel 1 aangebracht.

Zoals uit figuur 2 blijkt, is de arm 8 ter ondersteuning van de schroefspindel 11 voorzien van een met een schroefdraadboring uitgemste tap 12, die om zijn langsas draaibaar is en in de boring waarvan de 25 schroefspindel verdraaibaar is. Het ondereinde van de schroefspindel 11 is met speling gevoerd door een steun 13 aan de achterzijde van het gesteldeel en door middel van borgpennen 14 geborgd, terwijl aan de bovenzijde van de steun 13 het betreffende einde van de schroefspindel is omgeven door een verend deel 15. Het deel 10 van elke arm 8 is voorzien van een schuin naar beneden gerichte plaat 16. Tussen de platen 16 is vrij draaibaar een rol 17 aangebracht, van welke rol de omtrek wordt bepaald door schroeflijn-30 vormig verlopende langselementen 18 in de vorm van holle pijpen. Aan elk van de platen 16 is nabij de achterzijde een zich naar voren uitstrekkende arm 19 door middel van een bout 20 verzwenkbaar aangebracht. Elke bout 20 is ter hoogte van de bovenzijde van de rol 17 en althans nagenoeg boven de draaiingsas van de rol gelegen. De zwenkstand van elke arm 19 is door middel van een in een sleuf 21 in de plaat 16 verplaatsbare klembout 22 instelbaar.

35 Aan de voorzijde is tussen de armen 19 een drager 23 aangebracht, die zich ter hoogte van de bovenzijde van de bewerkingsorganen 3 bevindt en zich althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas van de rol uitstrekt. De drager 23 is uitgevoerd als hoekijzer, dat zodanig is aangebraeht dat één been zich naar beneden uitstrekt, terwijl het andere been zich naar achteren uitstrekt (figuur 2). Aan het hoekijzer zijn op afstanden van ten minste 5 cm verende rechte tanden 24 aangebracht. Twee naast elkaar gelegen 40 tanden 24 zijn telkens uit één stuk verend rond materiaal van ± 9 mm vervaardigd. De tanden gaan via een aantal windingen 25, die - zoals uit de figuren 2 en 3 blijkt - ten opzichte van de voortbewegingsrichting A van de rotorkopeg door de benen van het hoekijzer zijn afgeschermd, in een bevestigingsdeel 26 over, dat door middel van een klemstuk 27 en een bout 28 nabij de achterzijde van het horizontale been van het hoekijzer is aangebracht. De tanden 24 strekken zich in elke stand van de armen 19 over een afstand 45 beneden de draaiingsas van de rol 17 uit. Deze afstand bedraagt in de laagste stand van de armen 19 ten minste tweederde van de straal van de rol. De tanden, die een scherm vormen, bevinden zich in de nabijheid van de baan beschreven door de bewerkingsrotoren. Met nabijheid wordt hier bedoeld, dat de afstand tussen de tanden 24 en bedoelde banen een derde tot de helft van de baandiameter en bij voorkeur 10-20 cm bedraagt.

50 Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is op elk van de assen 2 een tandwiel 34 met rechte vertanding aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkingsrotoren 3 met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is de as van een bëwerkingsrotor 3 naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 35, waarin de as via een van de achterzijde van de tandwielkast aangebrachte toerenvariator 36 in aandrijvende verbinding staat met een as 37, die zich in de 55 voortbewegingsrichting A uitstrekt en aan de voorzijde buiten de tandwielkast 36 uitsteekt. De as 37 is via een tussenas 29 met de aftakas van een trekker koppelbaar.

Nabij het midden is het gesteldeel 1 aan de voorzijde voorzien van een bok 30, waarmee de rotorkopeg

Claims

3 192287 aan de driepuntshefinrichting van een trekker aanbrengbaar is. Nabij de einden is het gesteldeel 1 voorzien van verzwenkbaar aangebrachte aimen 31, die een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkend deel hebben, dat verzwenkbaar op de bovenzijde van het gesteldeel 1 is ondersteund en aan de voorzijde van het gesteldeel via een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend deel overgaat in een schuin 5 naar beneden en naar achteren gericht deel, waaraan een plaat 32 is aangebracht. De platen 32 nemen tijdens het bedrijf van de rotorkopeg een stand in, zoals in figuur 1 is weergegeven en werken hierbij samen met de buitenste bewerkingsrotoren ten einde een regelmatige verkruimeling en verdeling van de aarde te verkrijgen. De werking van de in het voorgaande beschreven rotorkopeg is als volgt.
10 Tijdens het bedrijf wordt de rotoikopeg, die via de bok 30 met de driepuntshefinrichting van de trekker is verbonden, voortbewogen in een richting volgens pijl A, waarbij vanaf de aftakas van de trekker, via de tussenas 29 en de in het voorgaande beschreven overbrenging naast elkaar gelegen beweikingsrotoren 3 aandrijfbaar zijn in een richting die met pijlen in figuur 1 is weergegeven. Hierbij bewerken de bewerkings· tanden 5 elkaar overtappende stroken grond. De werkdiepte van de respectieve bewerkingsrotoren 3 kan 15 door middel van de rol 17 met behulp van de schroefspindel 11 worden ingesteld, waarbij de ingestelde stand kan worden gefixeerd met behulp van een fixeerplaat 33. Tevens kan met behulp van de armen 19 en het voor deze armen aanwezige verstelmechanisme 21,22 de werkstand van de rij tanden 24 instellen. De rij tanden 24, die zich in een dwars op de voortbewegingsrichting A over de werkbreedte van de machine uitstrekt, vormt een scherm dat in de werkstand boven de grond is gelegen (figuur 2) en met behulp 20 waarvan door de beweikingsrotoren naar achteren verplaatste aarde direct kan worden opgevangen, waarbij deze aarde eventueel verder kan worden vetkruimeld en verdeeld en vervolgens in een laag van uniforme dikte aan de rol 17 kan worden toegevoerd. Door de tanden wordt bereikt dat de beweging van de aarde tijdelijk wordt gestopt of afgeremd zodat het scherm een uitgesproken doserende werking heeft op de hoeveelheid aarde, die door de bewerkingsrotoren 25 naar achteren wordt verplaatst. Hierbij kan tevens worden bereikt dat de aarde zich niet dusdanig voor het scherm kan ophopen dat overmatige slijtage van de bewerkingsrotoren ontstaat. 30 Rotorkopeg, voorzien van een aantal in een rij aangebrachte en om opwaarts gerichte assen aangedreven grondbewerkingsrotoren met bewerkingselementen die zich vanaf een gesteldeel in hoofdzaak verticaal in neerwaartse richting uitstrekken en een achter de bewerkingsrotoren via armen aan het gesteldeel verstelbaar in hoogte aangebrachte rol voor het tijdens bedrijf althans ten dele afsteunen van de rotorkopeg, 35 tussen welke rol en de grondbewerkingsrotoren, in de nabijheid van deze laatsten, een in de werkstand hoofdzakelijk boven de grond gelegen scherm is aangebracht, welk scherm een zich dwars op de rijrichting, overwegend evenwijdig aan de rij grondbewerkingsrotoren en in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende drager omvat, en van welk scherm en van welke rol de relatieve verticale positie wijzigbaar is, met het kenmeik, dat het scherm is gevormd door vanaf de drager (23) neerwaarts en eveneens in hoofdzaak verticaal 40 gerichte, onderling op afstand naast elkaar aangebrachte en in hoofdzaak rechte tanden (24), die zich ten opzichte van de bewerkingselementen (5) over een relatief grote hoogte daarlangs tot beneden de draaiingsas van de rol (17) uitstrekken, en dat de drager (23) een hoogte heeft die aanmerkelijk geringer is dan de lengte van de tanden (24). Hierbij 2 bladen tekening