NL8303195A - Inrichting voor het weergeven van een digitaal videosignaal. - Google Patents

Description

m JS*ί a \{ ' I* J ‘

Inrichting voor het weergeven van een digitaal videosignaal.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op weergeefinrichtingen van een digitaal videosignaal en meer in het bijzonder op een weergeefinrichting voor het weergeven van een digitaal videosignaal dat betrekking heeft op een aantal beel-5 den en in tijdvolgorde geregistreerd is op een registratiemedium.

In het algemeen bestaat er een bekende weergeef inrichting welke een digitaal videosignaal weergeeft dat geregistreerd is op sporen gevormd op een roterend registratiemedium (hierna eenvoudigweg plaat genoemd) als variaties in rijen van 10 intermitterende putjes. Het digitale videosignaal wordt verkregen door een videosignaal te onderwerpen aan een digitale pulsmodulatie zoals een pulscodemodulatie (PCM). Als stelsels voor het weergeven van het geregistreerde digitale videosignaal van een dergelijke plaat is er een stelsel welke het geregistreerde signaal weergeeft 15 tengevolge van variaties in de lichtsterkte die gereflecteerd wordt van of overgedragen wordt door de plaat in overeenstemming met de variaties in de putjes die op de plaat gevormd zijn en een stelsel dat het geregistreerde signaal weergeeft als gevolg van variaties in de elektrostatische capaciteit die gevormd wordt tussen een 20 weergeefnaald en de plaat in overeenstemming met de variaties in de putjes die op de plaat gevormd zijn.

Wanneer de weergeefinrichting van het conventionele digitale videosignaal van het bovengenoemde soort een weergeefinrichting is voor het in tijdvolgorde overdragen van een 25 aantal stilstaande beeldinformaties geregistreerd op de plaat zijn er bijvoorbeeld twee beeldinformatiegeheugens aangebracht in de weergeefinrichting. In een dergelijke weergeefinrichting wordt stilstaande beeldinformatie met betrekking tot één of minder beeldinformaties afwisselend in deze twee beeldinformatiegeheugens inge-30 schreven. Wanneer in één van de beeldinformatiegeheugens een weergegeven digitaal videosignaal geschreven wordt wordt uit het andere beeldinformatiegeheugen een weergegeven digitaal videosignaal afgelezen. Het signaal dat uit het beeldinformatiegeheugen afgelezen wordt wordt achtereenvolgens heengevoerd naar een digitaal- - 2 - «I ** analoge omzetter en een codeerinrichting en dan toegevoerd aan een televisie-ontvanger die het signaal als een beeld weergeeft.

De bovengenoemde weergeefinrichting van een digitaal videosignaal bevat verder een synchronisatiesignaalgene-5 rator (SSG) die een inschrijfkloksignaal opwekt en een afleesklok-signaal voor het geheugen, een horizontaal synchronisatiesignaal en een vertikaal synchronisatiesignaal van een weergegeven videosignaal dat in overeenstemming is met een standaard televisie-stelsel en geleverd wordt door de codeerinrichting en andere ver-10 schillende signalen nodig bij reproduktie. De plaat wordt in fase rondgedraaid met het horizontale synchronisatiesignaal dat verkregen wordt van deze SSG. Onder het aantal stilstaande beeldinformaties die in tijdvolgorde geregistreerd zijn op de plaat is een beeldom-schakelcode voor het omschakelen van het geheugen vanwaaruit de 15 aflezing uitgevoerd moet worden van één van de twee geheugens naar het andere geregistreerd tussen aangrenzende stilstaande beeldinformaties.

Het digitale videosignaal en de beeldomschakel-code die gereproduceerd worden door de plaat zijn echter niet in 20 fase met het vertikale synchronisatiesignaal dat verkregen wordt van de SSG. Het was dus mogelijk dat het omschakelpunt van het beeld optrad binnen het weergegeven beeld. De kwaliteit van het weergegeven beeld werd dus vervormd wanneer de weergave van het weergegeven beeld omgeschakeld werd van één beeld naar het andere 25 bij de conventionele weergeefinrichting van een digitaal videosignaal. Aanvullend was er een probleem doordat de helderheid verschillend bleek te zijn aan de bovenzijde en de benedenzijden van het weergegeven beeld volgens het patroon van het beeld.

Het is dus een algemeen doel van de uitvinding 30 een bruikbare weergeefinrichting van een digitaal videosignaal te leveren waarin de bovenbeschreven problemen geelimineerd zijn.

Een ander meer specifiek doel van de uitvinding is het leveren van een weergeefinrichting van een digitaal videosignaal die in staat is om het beeld dat weergegeven wordt van het 35 ene beeld naar het andere om te schakelen zonder een vervorming λ «—f .*» _ « ·*« ' » i • . 4

'**· ** **J

κ* * - 3 - in de beeldkwaliteit te introduceren door het beeld in fase met het vertikale synchronisatiesignaal om te schakelen.

Een ander doel van de uitvinding is het leveren van een weergeefinrichting van een digitaal videosignaal die sig-5 nalen weergeeft van een registratiemedium dat geregistreerd is met een digitaal videosignaal waaraan tenminste een specificatie-afleescode is toegevoegd welke een weergeefgeheugenketen specificeert bij een signaalpositie die overeenkomt met de beeldelementinforma-tiegroep van iedere beeldinformatie, discrimineert en de aflees-10 specificatiecode weergeeft in het weergegeven digitale videosignaal om deze afleesspecificatiecode aan een vergrendelingsketen te leveren waarbij het weergevende geheugenketengedeelte gespecificeerd is tussen twee geheugenketendelen door een uitgangssignaal van de vergrendelingsketen welke vergrendeld wordt door een verti-15 kaal synchronisatiesignaal dat verkregen wordt vanaf een synchronisaties ignaalgenerator waarbij een weergegeven beeld dat weergegeven wordt omgeschakeld wordt van het ene beeld naar het andere in fase met het vertikale synchronisatiesignaal. Volgens de weergeef-inrichting van de uitvinding is het weergevende geheugenketendeel 20 gespecificeerd tussen de twee geheugenketendelen door het signaal dat verkregen wordt door het vergrendelen van de aflezende specificatiecode door het vertikale synchronisatiesignaal. Het is dus mogelijk om het weergegeven beeld dat weergegeven wordt van het ene beeld naar het andere om te schakelen in fase met het vertikale syn-25 chronisatiesignaal. Als gevolg is het mogelijk om te voorkomen dat een schakelpunt van het weergegeven beeld weergegeven wordt binnen het weergegeven beeld. Verder is het ook mogelijk om verstoring te voorkomen in de kwaliteit van het weergegeven beeld wanneer het weergegeven beeld dat weergegeven wordt omgeschakeld wordt van het 30 ene beeld naar het andere.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende worden toegelicht.

Figuur 1 is een systematisch blokschema dat één uitvoering toont van een weergeefinrichting van een digitaal 35 videosignaal volgens de uitvinding.

S* ** ' - ' ~ * * - 4 -

Figuur 2 toont een voorbeeld van een signaal-formaat van een digitaal videosignaal dat geregistreerd is op een plaat en weergegeven wordt door de weergeefinrichting volgens de uitvinding.

5 Figuur 3 toont een voorbeeld van een signaal- formaat van een voorsignaal dat geregistreerd is op de plaat.

Figuur 4 toont een voorbeeld van een signaal-formaat van één verdeelde beeldelementinformatiegroep binnen het digitale videosignaal getoond in figuur 3.

10 Figuur 5(A) tot en met 5(D) zijn grafieken die respectievelijk signaalgolfvormen tonen bij ieder deel van het blokstelsel getoond in figuur 1.

In het blokstelsel uit figuur 1 wordt een digitaal videosignaal geleverd aan een serie-parallelomzetter 12 via 15 een ingangsklem 11. Het digitale videosignaal is een signaal dat weergegeven wordt vanaf een digitale audioplaat zoals bijvoorbeeld met een bekend middel. Dit digitale videosignaal heeft betrekking op een stilstaande kleurenbeeldinformatie welke aanvullende informatie is om de luisteraar te helpen die luistert naar de weergegeven 20 geluiden van een digitaal audiosignaal bij zijn verbeelding. Volgens een componentcodeerstelsel wordt het digitale videosignaal overgedragen over een transmissieweg van één of twee kanalen onder trans-missiewegen met een totaal van vier kanalen terwijl het digitale audiosignaal overgedragen wordt in tijdvolgorde door transmissie-25 wegen van de resterende drie of twee kanalen.

Het digitale videosignaal heeft een signaal-formaat getoond in figuur 2. Dit signaalformaat is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 83.01344. In het ingangsdigitale videosignaal zijn een voorgedeelte met twaalf woorden en een met een 30 component gecodeerd digitaal videosignaalgedeelte van 684 woorden overeenkomend met 2 H, waarbij H één horizontale aftastperiode aangeeft, in tijdvolgorde gemultiplexed op bijvoorbeeld afwisselende wijze. Bovendien wordt een signaaltransmissiebeeindigingssignaal (hierna ook genoemd een einde van de informatie of EOD-signaal) 35 van één woord toegevoegd aan het eindgedeelte van het digitale video- Λ Λ — '1 V ‘itj ' y 4 ‘ >' * # - 5 - signaal. Wanneer een video-informatie overeenkomend met één beeldinformatie overgedragen moet worden wordt het digitale videosignaal van één beeldinformatie gevormd door 199.057 woorden, zoals getoond in figuur 2. Een dergelijk digitaal videosignaal van 199.057 woor-5 den bevat 286 voorgedeelten bestaande uit voordelen tot en met H„„, 286 videosignaaldelen (verdeelde beeldelementinformatiegroe-pen) bestaande uit videosignaaldelen tot en met V2gg' en het eind van de informatiesignaal van één woord aangegeven door EOD in figuur 2. In figuur 2 zijn aanduiding van de voordelen tot en met 10 H286 6n de v^eos -‘S1133^0-*·011 V3 tot en met V285 we9^e^aten -

Wanneer aangenomen wordt dat één woord overgedragen wordt bij een frequentie welke gelijk is aan de monsterfre-quentie van het digitale audiosignaal wordt het digitale videosignaal van één beeldinformatie overgedragen in bij benadering 4,51 15 seconde wanneer de monsterfrequentie van het digitale audiosignaal 44,1 kHz bedraagt. Het digitale videosignaal van één beeldinformatie wordt overgedragen in bij benadering 4,21 seconde wanneer de monsterfrequentie van het digitale audiosignaal 47,25 kHz bedraagt.

Een voorbeeld van een signaalformaat van de 20 voordelen H^ tot en met H^gg is getoond in figuur 3. In figuur 3 wordt de inrichting van bits getoond langs de vertikale richting waarbij een bovenste bit in figuur 3 het belangrijkste bit voorstelt (MSB) en een benedenste bit het minst belangrijke bit (LSB) voorstelt en de tijd is uitgezet langs de horizontale richting. T geeft 25 een tijdseenheid aan overeenkomend met de reciproke waarde van de monsterfrequentie van 44,1 kHz (of 47,25 kHz) en is bij benadering gelijk aan 22,7^u seconde (of 21,2^u seconde). Naar de 16-bit informatie binnen deze tijdeenheid T zal hierna verwezen worden als naar één woord.

30 Een synchronisatiesignaal 30a voor het aangeven van het begin van het woordsignaal is aangebracht bij het eerste woord van het voorsignaal. De bovenste en benedenste 8 bits van het synchronisatiesignaal 30a zijn respectievelijk gekozen naar waarden "FF" en "FE" in hexadecimaal. Wanneer het synchronisatiesignaal 30a 35 aangegeven is in decimaal worden alle bovenste 8 bits van het syn- ♦ * - 6 - chronisatiesignaal 30a een "1" terwijl de benedenste 8 bits van het synchronisatiesignaal 30a worden "11111110".

De waarden "PP" en "FE" behoren alleen bij de bovenste en benedenste 8 bits van het synchronisatiesignaal 30a 5 binnen het digitale videosignaal. Wanneer de videosignaaldelen tot en met V„oz. dergelijke waarden aannemen worden de waarden "FF"

Zoo en "FE" van te voren veranderd in een waarde "FD" in het registra-tiestelsel om te voorkomen dat de videosignaaldelen foutief geïdentificeerd worden als een synchronisatiesignaal. De waarde 10 "FF" geeft de helderste beeldinformatie aan van het videosignaal waarbij echter dergelijke beeldinformatie aangegeven met de waarde "FF" en enigszins donkerder beeldinformatie aangegeven met de waarde "FE" normaal niet bestaan. Daarom zullen geen problemen geïntroduceerd worden door de waarden "FF" en "FE" toe te voegen aan het synchro-15 nisatiesignaal 30a.

Verschillende identificatiecodes worden overgedragen door het tweede woord 31a van het voorsignaal volgend op het synchronisatiesignaal 30a. Een beeldmode-identificatiecode "MODE" is aangebracht bij de bovenste vier bits van het tweede 20 woord 31a. Deze beeldmode-identificatiecode geeft aan of het digitale videosignaal dat geregistreerd moet worden betrekking heeft op een standaardstilstaand beeld, een bewegend beeld in overeenstemming met de loop-lengtecode, of een stilstaand beeld met hoge definitie, bijvoorbeeld. Een transmissiekanaalidentificatiecode 25 "1P/2P" is aangebracht bij de vijfde bit van de bovenste 8 bits van het tweede woord 31a. Deze transmissiecode identificatiecode "1P/2P" geeft aan welk kanaal of kanalen van de vier transmissie-kanalen die hierna beschreven zullen worden gebruikt worden om het digitale videosignaal over te dragen. Wanneer de waarde van de code 30 "1P/2P" is "1", wordt geïdentificeerd dat de transmissiemode is 1P, dat wil zeggen dat het vierde kanaal gebruikt wordt om het digitale videosignaal over te dragen. In de onderhavige uitvoering wordt een beschrijving gegeven voor het geval waarbij het digitale videosignaal overgedragen wordt door het gebruik van dit vierde 35 kanaal. Wanneer anderzijds de waarde van de code "1P/2P" is "0" wordt -* V- * ψ - 7 - geïdentificeerd dat de transmissiemode is 2P, dat wil zeggen het vierde kanaal en het derde kanaal gebruikt worden om het digitale videosignaal over te dragen.

Vervolgens wordt een beeldinformatie kwantiteit 5 identificatiecode "FR/FL" aangebracht bij de zesde bit van de bovenste 8 bits van het tweede woord 31a dat het voorsignaal vormt getoond in figuur 3. Deze beeldinformatiekwantiteitidentificatie-code "FR/FL" geeft aan of het digitale videosignaal dat overgedragen moet worden overeenkomt met één beeldinformatie of één raster.

10 Er wordt geïdentificeerd dat het digitale videosignaal overeenkomt met één beeldinformatie wanneer de waarde van de code "FR/FL" is "1" en overeenkomt met één raster wanneer de waarde van de code "FR/FL" is "0". Verder is een beeldtransmissie-identificatiecode "A/P" aangebracht bij de zevende bit van de bovenste 8 bits van 15 het tweede woord 31a. Wanneer de waarde van de beeldtransmissie-identificatiecode "A/P" is "1", wordt geïdentificeerd dat het digitale videosignaal dat overgedragen moet worden betrekking heeft op een stilstaand beeld dat volledig op het scherm afgebeeld moet worden (zogenaamde volledig beeldtransmissie). Wanneer anderzijds de 20 waarde van de code "A/P" is "0" wordt geïdentificeerd dat het digitale videosignaal dat overgedragen moet worden betrekking heeft op een beeld dat afgebeeld moet worden op een deel van het scherm door zogenaamde gedeeltelijke herschrijving van het digitale videosignaal.

Verder is in figuur 3, de waarde "1" aangegeven 25 bij het achtste bit van de bovenste 8 bits van het tweede woord 31aT een waarde "1", binair. Wanneer alle eerste zeven bits van de bovenste 8 bits van het tweede woord 31a "0" worden en dit achtste bit ook de waarde "0" aanneemt kunnen de bovenste 8 bits van het tweede woord in dit geval foutief gedetecteerd worden als het EOD-signaal 30 getoond in figuur 2, omdat de bovenste en benedenste 8 bits van het EOD-signaal allen gekozen worden bij "0". Daarom wordt de waarde "1" toegevoegd aan het achtste bit van de bovenste 8 bits van het tweede woord 31a.

Aanvullend is in figuur 3 een 2-bit speciaal 35 effectcode "S.E" aangebracht bij de eerste en tweede bits van de ' *» - * » - 8 - benedenste 8 bits van het tweede woord 31a. Deze speciale effect-code "S.E" is aangebracht om het soort speciaal effect te identifi-j ceren zoals een in^faden en verandering van het beeld van het bovenste of linker zijde van het scherm aangebracht met betrekking 5 tot het weergegeven stilstaande beeld. Een aftastende lijngetalom-zetcode "6 LMODE" is aangebracht bij de twee bits volgend op de bovengenoemde code "S.E". Een beeldcategorie-identificatiecode "P.G" voor het identificeren van de categorie of het soortprogramma is aangebracht bij de twee bits volgend op de aftastende lijngetalomzet-10 code "6 LMODE".

De aftastlijnen-aantalomzetcode "6LMODE" is een code die één uit vier soorten mengverhoudingen aangeeft nodig om het digitale videosignaal van het stelsel dat gebruik maakt van 625 aftastlijnen (625 lijnenstelsel) om te zetten in het digitale 15 videosignaal van het stelsel dat gebruik maakt van 525 aftastlijnen (525 lijnenstelsel), door beeldinformatie van zes aftastlijnen om te zetten in beeldinformatie van 5 aftastlijnen.

Verder zijn in figuur 3, 1-bitcodes "B19W" en "B19R" respectievelijk een schrijfinspecificatiecode en een aflees-20 specificatiecode met betrekking tot twee geheugens in de weergeef- inrichting welke hierna beschreven zal worden. Wanneer de twee codes "B19W" en "B19R" respectievelijk "0" (of "1") zijn wordt de beeld-elementinformatie van het digitale videosignaal in een eerste (of een tweede) geheugen geschreven in de weergeefinrichting en wordt de 25 verzamelde informatie afgelezen en weergegeven op het scherm. Dit betekent dat de inhoud van het beeld veranderd wordt terwijl het beeld wordt weergegeven en als resultaat is het mogelijk om een bewegend beeld weer te geven in een deel van het stilstaande beeld dat weergegeven wordt. Wanneer anderzijds de code "B19W" is "0" en de 30 code "B19R" is "1" wordt de beeldelementinformatie afgelezen uit het tweede geheugen weergegeven terwijl de beeldelementinformatie ingeschreven wordt in het eerste geheugen. In dat geval wordt de weergave op het scherm veranderd in de weergave van de beeldelementinformatie uitgelezen uit het eerste geheugen van de weergave van 35 de beeldelementinformatie uitgelezen uit het tweede geheugen in '' ~ ' — .1 Λ 'Li

• · ' ·£ J

4 Φ - 9 - overeenstemming met het EOD-signaal, nadat het inschrijven met betrekking tot het eerste geheugen voltooid is.

Wanneer anderzijds de code "B19W” is ”1" en de code "B19R" is "0" wordt de beeldelementinformatie uitgelezen uit 5 het eerste geheugen weergegeven terwijl de beeldelementinformatie in het tweede geheugen geschreven wordt.

De adressignalen 32a, 33a, 34a en 35a worden respectievelijk aangegeven met B3 tot en met B18 in figuur 3 en zijn aangebracht in de derde tot en met zesde woorden van het voor-10 signaal. Deze adressignalen 32a, 33a, 34a en 35a geven adressen aan in de geheugenketen voor het opslaan van de twee beeldelementinfor-maties overeenkomend met de bovenste en benedenste 8 bits van ieder van de woorden die het videosignaaldeel vormen dat continu overgebracht wordt met het voorsignaal. Zoals hiervoor beschreven hebben 15 de televisiesignalen zoals deze over de gehele wereld gebruikt worden hetzij 625 aftastlijnen of 525 aftastlijnen. En het digitale videosignaal volgens de uitvinding is een in tijd opeenvolgend gemultiplexed signaal van beeldelementinformatie met 572 aftastlijnen die in werkelijkheid de beeldinformatie bevat waarbij echter 20 het digitale videosignaal overgebracht wordt onder het 625 lijnenstelsel. Wanneer dus een reproduktie uitgevoerd moet worden bij het 525 lijnenstelsel moet het aantal aftastlijnen omgezet worden in de weergeefinrichting zoals hierboven beschreven voor het opslaan van de beeldelementinformatie in de geheugenketen. De adressignalen 25 moeten dus een totaal van vier adressen specificeren binnen de geheugenketen voor het totaal van twee beeldelementinformaties overeenkomend met de bovenste en benedenste 8 bits van ieder van de woorden die het videosignaaldeel vormen met betrekking tot het 625 lijnenstelsel en het 525 lijnenstelsel. Dat wil zeggen dat het adres-30 signaal 32a het adres aangeeft van de beeldelementinformatie overeenkomend met de bovenste 8 bits van het eerste woord dat het videosignaaldeel vormt in het 625 lijnenstelsel, het adressignaal 33a geeft het adres aan van de beeldelementinformatie overeenkomend met de benedenste 8 bits van het eerste woord dat het videosignaaldeel 35 vormt in het 625 lijnenstelsel, het adressignaal 34a geeft het » ·> T9 ··· ^ ----- » - 10 - adres aan van de beeldelementinformatie overeenkomend met de eerste 8 bits van het 525 lijnenstelsel verkregen door de omzetting van het aantal aftastlijnen en het adressignaal 35a geeft het adres aan van de beeldelementinformatie overeenkomend met de volgende 5 8 bits van het 525 lijnenstelsel verkregen door de omzetting van het aantal aftastlijnen.

De zevende tot en met de twaalfde woorden van het voorsignaal getoond in figuur 3 hebben een samenstelling gelijk aan die van de eerste tot en met zesde woorden van het hiervoor 10 beschreven voorsignaal. Het enige verschil is hier dat zowel de bovenste als benedenste 8 bits van het synchronisatiesignaal 30b

J

overeenkomendmet het zevende woord van het voorsignaal de waarde "FF" aangeven. De inhoud van de verschillende codes in het achtste woord 31b en de adressignalen 32b, 33b, 34b en 35b respectievelijk 15 gekozen om dezelfde te zijn als de inhouden van de verschillende codes in het tweede woord 31a en de adressignalen 32a, 33a, 34a en 35a.

Het voorsignaal kan eenmaal in plaats van tweemaal overgebracht worden en in een dergelijk geval wordt het 20 voorsignaal gevormd door 6 bits. Aanvullend kunnen de bovenste 8 bits van de adressignalen 32a tot en met 35a (32b tot en met 35b) toegewezen worden aan het 625 lijnenstelsel (of 525 lijnenstelsel) en de benedenste 8 bits aan het 525 lijnenstelsel (of 625 lijnenstelsel) .

25 Vervolgens zal een beschrijving gegeven worden met betrekking tot het signaalformaat van de videosignaaldelen, (verdeelde beeldelementinformatiegroepen) V. tot en met voo. getoond in figuur 2. Figuur 4 toont een voorbeeld van het signaalformaat van het videosignaaldeel . In figuur 1 is de bitopstelling getoond 30 langs de vertikale richting waarbij bovenste bit de MSB aangeeft en de benedenste bit de LSB en de tijd uitgezet is langs de horizontale as, zoals in figuur 2 en 3. Ieder van de 286 videosignaaldelen tot en met V„0/. worden respectievelijk gevormd door 684 woorden zoals hiervoor beschreven, en ieder van de videosignaaldelen worden over-35 gedragen met de beeldelementinformatie van één aftastlijn tussen

. · - - - Λ .¾ M

' . : 1 V·' ** « - 11 - aangrenzende aftastlijnen die aangebracht zijn bij de bovenste 8 bits en de beeldelementinformatie van de andere aftastlijn aangebracht bij de benedenste 8 bits. Het signaalformaat van een eerste videosignaaldeel wordt dus als getoond in figuur 4 waarbij een 5 digitale videosignaalreeks van ieder van de monsterpunten in de eerste aftastlijn (de eerste 1 H van het eerste raster) gelegen is in het bovenste deel van het beeld is ingericht bij de bovenste 8 bits van ieder van de woorden die het videosignaaldeel vormen.

Dat wil zeggen dat onder het aantal beeldelementen aangebracht in 10 de matrixvorm en die één beeld vormen de beeldelementinformatie van de eerste rij van beeldelementgroepen ingericht zijn bij de bovenste 8 bits van ieder van de woorden die het videosignaaldeel Vj vormen. Anderzijds is een digitale videosignaalreeks van ieder van de monsterpunten in de tweede aftastlijn (de eerste 1H van het 15 tweede raster) gelegen naast het bovenste deel van het beeld ingericht bij de benedenste 8 bits van ieder van de woorden die het videosignaaldeel vormen. Dat wil zeggen dat onder het aantal beeldelementen dat in de matrixvorm ingericht is en één beeld vormen de beeldelementinformatie van de tweede rij beeldelementinformatie-20 groepen ingericht zijn bij de benedenste 8 bits van ieder van de woorden die het videosignaaldeel vormen.

Verder geven in figuur 4 tot en met Y^^ (Y^Q tot en met Y455 zijn niet getoond) posities aan van ieder van de beeldelementinformatie van het eerste monsterpunt tot het 25 456 monsterpunt van het digitale helderheidssignaal in de eerste aftastlijn en Y^^g tot en met Yg^ ^Y466 tot en met Ygn ζ;1-3η niet getoond) geven posities aan van ieder van de beeldelementinformaties stie van het eerste monsterpunt tot het 456 monsterpunt van het digitale helderheidssignaal in de tweede aftastlijn. Aanvullend 30 geven (R-Y)^ tot en met (R-Y) en (B-Y)Q tot en met (B-Y) ^3 ((R-Y)2 tot en met (R-Y) ^3 en (B-Y)2 tot en met (B-Y)^2 zi3n niet getoond) respectievelijk posities aan van ieder van de beeldelement- (3e informaties van het eerste monsterpunt tot het 114 monsterpunt van de digitale kleurverschilsignalen (R-Y) en (B-Y) in de eerste 35 aftastlijn. (R-Y) ^4 tot en met (R-Y) 22y en (B-Y) ^4 tot en met

- ' - A

» 'ij ' i · ---- „ * - 12 - (B-Y 227) (R“Yli6 tot en met ^R_Y227^ en t0t en met (B-Ï22g) zijn niet getoond geven respectievelijk posities aan van ieder van de beeldelementinformaties van het eerste monsterpunt de tot het 114 monsterpunt van de digitale kleurverschilsignalen 5 (R-Y) en (B-Y) in de tweede aftastlijn. Zodoende bevat het video- signaaldeel beeldelementinformatiegroepen overeenkomend met 2H van de eerste en tweede aftastlijnen. Het signaalformaat van het videosignaaldeel is zodanig dat de beeldelementinformatie van de vier monsterpunten van het digitale helderheidssignaal en de beeld-10 elementinformaties van één respectievelijk monsterpunt van de twee soorten digitale kleurverschilsignalen, dat wil zeggen een totaal van zes beeldelementinformaties beschouwd worden als één eenheid en de digitale videosignaalinformaties overgebracht worden in termen van deze eenheid. De videosignaaldelen tot en met V2gg hebben de 15 signaalformaten gelijk aan die van het videosignaaldeel V^. Alle 16 bits van het EOD-signaal zijn "0", wanneer echter alle bits van het woord de videosignaaldelen V. tot en met Vno. vormen de waarde "0" aannemen wordt de waarde van het woord veranderd tot een nabij gelegen waarde zodat de LSB van dat woord "1" is en de rest van de 20 bits allen "0" zijn om te voorkomen dat dit woord foutief gedetecteerd wordt als het EOD-signaal.

Het videosignaaldeel kan zo gevormd zijn dat de beeldelementinformatiegroepen die gericht zijn langs de vertikale richting opgesteld zijn in de bovenste 8 bits van de 16 bits die 25 één woord vormen en de beeldelementinformatiegroepen gericht langs een opeenvolgende rij ingericht zijn in de benedenste 8 bits van het ene woord. In dat geval zal het aantal woorden in ieder videosignaaldeel duidelijk verschillend worden van het aantal getoond in figuur 4 en gelijk worden bijvoorbeeld aan 286 woorden.

30 Terugkerend naar figuur 1 wordt het digitale signaal dat de signaalformaten heeft getoond in figuur 2 tot en met 4 gereproduceerd vanaf de digitale audioplaat met een bekend middel zoals detectie of variaties in de elektrostatische capaciteit die gevormd is tussen een elektrode van de weergavenaald en de 35 plaat. Dit gereproduceerde digitale videosignaal is een tijdvolgorde- - 13 - signaal in serie overgebracht van de MSB van ieder woord. Het gereproduceerde digitale videosignaal wordt toegevoerd aan de serie-parallelomzetter 12 via de ingangsklem 11 en is onderworpen aan een serie-parallelomzetting. Een signaal verkregen van de serie-5 parallelomzetter 12 is een signaal waarin één woord gevormd wordt door 16 bits waarbij dit uitgangssignaal van de serie-parallelom-zetters 12 parallel toegevoerd wordt aan een voorsignaaldetector 13. Wanneer de voorsignaaldetector 13 het synchronisatiesignaal 30a (of 30b) detecteert in het voorsignaal vergrendelt de voorsignaal-10 detector 13 het volgende 1-woordsignaal 31a (of 31b). De informaties in de vijftiende bit, dat wil zeggen de informaties in de inschrijf-specificatiecode (B19W) in het 16-bitsignaal 31a (of 31b) dat vergrendeld is door de voorsignaaldetector 13 wordt vergrendeld door een inschrijfspecificatiecodedetector 14. Informatie in de zestiende 15 bit, dat wil zeggen de informatie in de uitleesspecificatiecode "ΒΙΘΒ", in het 16-bitsignaal 31a (of 31b) dat vergrendeld is door de voorsignaaldetector 13, wordt vergrendeld door de uitleesspecifi-catiecodedetector 15. Aanvullend, wanneer de voorsignaaldetector 13 het synchronisatiesignaal 30a (of 30b) detecteert vergrendelt de 20 voorsignaaldetector 13 een vooruit bepaald adressignaal onder de adressignalen 32a tot en met 35a (of 32b tot en met 35b) dat verkregen is tussen de tweede en vijfde woorden na detectie van het synchronisatiesignaal 30a (of 30b).

Verder worden de beeldelementinformatiegroepen 25 die 12 woorden (of 6 woorden) verkregen hebben nadat het synchronisatiesignaal 30a (of 30b) gedetecteerd is door de voorsignaaldetector 13, onveranderd doorgegeven via de voorsignaaldetector 13 en toegevoerd aan een buffergeheugen 16 waarin de beeldelementinformatiegroepen opeenvolgend opgeslagen worden. Aanvullend worden de 30 adressignalen binnen het voorsignaal rechtstreeks toegevoerd aan een schrijfregelaar 17 van de voorsignaaldetector 13. Een adresver-grendelingspuls die gevormd is in de voorsignaaldetector 13 en de verandering aangeeft in het schrijfinadres wordt ook toegevoerd aan het buffergeheugen 16 en tezamen opgeslagen met de eerste 8 bits 35 van de beeldelementinformatie in iedere verdeelde beeldelementinfor- ψ 9 - 14 - matiegroep die hiervoor werd beschreven.

Een synchronisatiesignaalgenerator (SSG) 18 wekt een tijdgeregelde klokpuls op voor hét regelen van de werking van een digitaal-analoogomzetter welke tet gereproduceerde digitale 5 videosignaal onderwerpt aan een digitaal-analoge omzetting, horizontale en vertikale synchronisatiesignalen en een stootmarkeringspuls die toegevoerd moeten worden aan een codeerinrichting (niet getoond) om het uitgangssignaal van de digitaal-analoge omzetter om te zetten in een videosignaal dat in overeenstemming is met een standaard-10 televisiestelsel (bijvoorbeeld het NTSC-stelsel, het PAL-stelsel, en het SECAM-stelsel) en verschillende referentiepulsen die nodig zijn bij reproduktie. Onder de verschillende uitgangssignalen van de SSG18 wordt de puls die de horizontale negen perioden aangeeft toegevoerd aan de schrijfregelaar 17 en een afleesregelaar 21 die 15 hierna beschreven zullen worden.

Een aantal beeldelementinformaties die overgebracht worden binnen de horizontale lege periode welke opgeslagen is in het buffergeheugen 16 worden dus toegevoerd aan en geschreven in een geheugenketendeel 19a of 19b van een geheugenketen 19 onder 20 de regeling van de schrijfregelaar 17. De beeldelementinformaties worden opgeslagen in het geheugenketengedeelte 19a of 19b volgens de waarde van de inschrijfspecificatiecode "B19W" welke toegevoerd wordt aan de schrijfregelaar 17 vanaf de inschrijfspecificatiecode-detector 14. Wanneer de waarde van de inschrijfspecificatiecode 25 "B19W" "0" is worden de beeldelementinformaties ingeschreven in het geheugenketengedeelte 19a onder de regeling van de schrijfregelaar 17. Wanneer anderzijds de waarde van de inschrijfspecificatiecode "B19W" "1" is worden de beeldelementinformaties ingeschreven in het geheugenketengedeelte 19b onder de regeling van de schrijfregelaar 30 17. Als gevolg wordt de beeldelementinformatie opgeslagen in het buffergeheugen 16 geleverd aan en ingeschreven in het geheugendeel 19a of 19b volgens de waarde van de inschrijfspecificatiecode "B19W" gedurende iedere horizontale lege periode, onder de regeling van de schrijfregelaar 17. Bovendien levert de schrijfregelaar 17 een be-35 eindigingssignaal aan het buffergeheugen 16 iedere maal dat de in- fs - - - r r* • - i * · v !>·* * - 15 - schrijfbewerking binnen ieder horizontale lege periode beëindigd wordt om de opgeslagen inhoud in het buffergeheugen 16 te verschuiven. De verzamelde inhoud in het buffergeheugen 16 wordt verschoven zodat dezelfde beeldelementinformaties verzameld in het 5 buffergeheugen 16 niet tweemaal ingeschreven worden in de geheugen-ketendelen 19a en 19b.

De geheugenketen 19 bevat twee geheugenketendelen 19a en 19b die ieder een geheugencapaciteit hebben om beeldelementinformaties op te slaan in overeenstemming met één beeld-10 informatie (of één raster), zoals aangegeven in de Nederlandse octrooiaanvrage 83.01344. De geheugenketen 19 wordt bijvoorbeeld gevormd door een 64 k 'RAM) geheugen en een vergrendelingsketen voor het vergrendelen van de uitgang van de RAM.

Anderzijds wordt de informatie in de uitlees- 15 specificatiecode "B19R", welke verkregen is in de uitleesspecifica- tiecodedetector 15, toegevoerd aan een vergrendelingsketen 20.

De informatie in de uitleesspecificatiecode "B19R" wordt vergrendeld in de vergrendelingsketen 20 door een vergrendelingspuls. Deze vergrendelingspuls is het vertikale synchronisatiesignaal dat opge- 20 wekt wordt door de SSG18 dat toegevoerd moet worden aan de codeer- inrichting (niet getoond) en dergelijke. De vergrendelingsketen 20 levert dus de informaties in de uitleesspecificatiecode "B19R" aan de geheugenafleesregelaar 21, zoals getoond in figuur 5C, in fase met het vertikale synchronisatiesignaal getoond in figuur 5B. Wan- 25 neer de waarde van de uitleesspecificatiecode ”B19R" is "0", worden de beeldelementinformaties overeenkomend met één horizontale aftast- lijn achtereenvolgens uitgelezen uit het geheugenketengedeelte 19a gedurende een interval dat de horizontale lege periode uitsluit, onder dat wil zeggen gedurende ieder video-interval, · / de regeling van 30 de geheugenleesregelaar 21. Anderzijds, wanneer de waarde van de uitleesspecificatiecode "B19R" is "1" worden de beeldelementinforma-ties overeenkomend met één horizontale aftastlijn achtereenvolgens uitgelezen uit het geheugenketengedeelte 19b gedurende iedere video-interval onder de regeling van de geheugenleesregelaar 21.

35 De beeldelementinformaties uitgelezen uit één a - 16 - van de geheugenketendelen 19a en 19b worden toegevoerd aan een digitaal-analoge (D/A) omzetters 22. De beeldelementinformaties worden omgezet in een analoog signaal in de D/A-omzetter 22 en wordt toegevoerd aan de codeerinrichting (niet getoond) via een uit-5 gangsklem 23, tezamen met de verschillende synchronisatiesignalen opgewekt door de SSG18. Een analoog videosignaal dat in overeenstemming is met een standaardtelevisiestelsel wordt dus geleverd door de codeerinrichting. Dit analoge videosignaal wordt toegevoerd aan een besturingsweergeefinrichting en weergegeven als een stil-10 staand beeld.

Veronderstel vervolgens dat een digitaal videosignaal dat verband houdt met de stilstaande beelden SI, S2, S3, ... in tijdvolgorde geregistreerd is op de plaat welke bijvoorbeeld gereproduceerd moet worden. In dat geval wordt het digitale 15 videosignaal gereproduceerd in deze volgorde van de stilstaande beelden Si, S2, S3 ... zoals getoond in figuur 5(A). De illustratie van het weergeefinterval van het digitale videosignaal met betrekking tot het stilstaande beeld SI is echter weggelaten in figuur 5(A) .

20 In dit voorbeeld verandert de waarde van de gereproduceerde uitleesspecificatiecode "B19R" welke verkregen is van de vergrendelingsketen 20, in fase met het vertikale synchroni-satiesignaal dat verkregen is onmiddellijk nadat de uitleesspecificatiecode "B19R" binnen het voorsignaal, dat gelegen is aan het 25 begin van ieder stilstaand beeld van het weergegeven digitale videosignaal, vergrendeld is, zoals getoond in figuur 5(C). Wanneer dus de reproduktie van de beeldelementinformatie met betrekking tot het stilstaande beeld S3 begint op een tijd t2, die na een tijd tl ligt wanneer het inschrijven van de beeldelementinformatie met be-30 trekking tot het voorgaande stilstaande beeld S2 in het geheugen-ketengedeelte 19a vertoond is bijvoorbeeld verandert de waarde van de uitleesspecificatiecode "B19R" van de vergrendelingsketen 20 in "0" op een tijd t3 in fase met het vertikale synchronisatiesignaal getoond in figuur 5(B). Deze tijd t3 ligt onmiddellijk na de tijd t2 35 en is de tijd wanneer het vertikale synchronisatiesignaal opgewekt . ^ + » '** • ; . -, 4 *y v> c - 17 - wordt, zoals getoond in figuur 5(C). Zodoende begint het aflezen van de beeldelementinformatie met betrekking tot het stilstaande beeld S2, dat ingeschreven is in het geheugenketengedeelte 19a, vanaf de tijd t3.

5 Daarom schakelt het stilstaande beeld dat weer gegeven wordt om naar het stilstaande beeld S^ na de tijd t3 volgens de waarde van de uitleesspecificatiecode "B19R", zoals getoond in figuur 5(D). Het omschakelen van het beeld op dit tijdstip t3 is i«n fase met het vertikale synchronisatiesignaal. Het stilstaande 10 beeld dat verkregen wordt na het omschakelen van het beeld en het stilstaande beeld verkregen voor het omschakelen zal dus niet weergegeven worden op de bovenzijde en benedenzijde van het beeld en het is mogelijk te voorkomen dat de kwaliteit van het gereproduceerde beeld vervormd wordt. Zoals duidelijk te zien is uit figuur 5(C) 15 en 5(D) is het beeld dat gereproduceerd wordt op het tijdstip tl het stilstaande beeld SI dat uitgelezen wordt uit het geheugenketengedeelte 19b. Aanvullend wordt het inschrijven van de beeldelement-informatiegroep met betrekking tot het stilstaande beeld S3 beëindigt op een tijd t4.

20 De uitvinding is niet beperkt tot de uitvinding zoals deze tot nu toe beschreven was en verschillende modificaties kunnen ontworpen worden voor het signaalformaabVan het digitale videosignaal (beeldelementinformatiegroepen en het voorsignaal).

Het is echter essentieel dat tenminste de uitleesspecificatiecode 25 aangebracht is aan het begin van de beeldelementinformatiegroepen met betrekking tot iedere beeldinformatie. Aanvullend is bij de hiervoor beschreven uitvoering het schakelpunt van het beeld het begin van de beeldelementinformatiegroep met betrekking tot de beeldinformatie welke vervolgens gereproduceerd wordt. Het schakelpunt 30 van het beeld is echter niet beperkt tot deze schakelpositie.

Zo kan bijvoorbeeld een signaal dat het voorsignaal en het EOD-signaal bevat geregistreerd worden op een willekeurige positie binnen een niet overdraaginterval waarin de beeldelementinformatiegroepen met betrekking tot de beeldinformatie niet overgebracht worden. In 35 figuur 5(A) is dit niet overbrengende interval een interval vanaf - 18 - ττ de tijd tl tot een tijd onmiddellijk voorafgaand aan bijvoorbeeld de tijd t2. In dat geval is het mogelijk, wanneer het signaal dat het voorsignaal en het EOD-signaal dat geregistreerd is in de willekeurige positie bevat^gereproduceerd wordt om het beeld om te 5 schakelen van de weergave van het stilstaande beeld SI naar de weergave van het stilstaande beeld S2 in een willekeurig punt voor de beeldelementinformatiegroepen met betrekking tot het stilstaande beeld S3 gereproduceerd worden. Dat wil zeggen dat er niet gewacht behoeft te worden totdat de beeldelementinformatiegroepen met be-10 trekking tot het stilstaande beeld S3 gereproduceerd worden om het beeld om te schakelen. In dit geval moeten maatregelen genomen worden zo dat de geheugenregelinrichting 17 het inschrijven in het geheugenketengedeelte 19a of 19b buiten werking stelt welke gespecificeerd wordt door de inschrijfspecificatiecode "B19W", wanneer de 15 weergeefinrichting het EOD-signaal detecteert volgend op het voor signaal. Door het ontwerpen van de weergeefinrichting door het nemen van dergelijke maatregelen is het mogelijk om inschrijven in het niet overdragende interval van de beeldelementinformatiegroepen te voorkomen. Wanneer de weergeefinrichting het EOD-signaal detecteert 20 volgend op het voorsignaal wordt het uitlezen van de beeldelement-informatie slechts uitgevoerd vanuit het geheugenketengedeelte 19a of 19b dat gespecificeerd is door de uitleesspecificatiecode "B19R".

Verder is de uitvinding niet beperkt tot deze uitvoeringen maar verschillende variaties en modificaties kunnen 25 gedaan worden zonder het uitvindingsgebied te verlaten.

Claims (4)

1. Inrichting voor het weergeven van een digitaal videosignaal welke weergeefmiddelen bevat voor het weergeven van een digitaal videosignaal van een registratiemedium, waar-5 bij het digitale videosignaal aangevuld wordt met tenminste een inschrijfspecificatiecode en een uitleesspecificatiecode voor het specificeren van een geheugenketengedeelte, om elementinformatie-groepen af te beelden die verkregen worden door een videosignaal te onderwerpen aan een digitale pulsmodulatie, een eerste detectie-10 keten voor het detecteren van de inschrijfspecificatiecode binnen een digitaal videosignaal dat weergegeven wordt door het weergeef-orgaan, een tweede detectieketen voor het detecteren van de uitleesspecificatiecode in het gereproduceerde digitale videosignaal door het weergeefmiddel, een synchronisatiesignaalgenerator voor het op-15 wekken van verschillende synchronisatiesignalen en referentiesig- nalen, eerste en tweede geheugenketengedeelten (19a, 19b) die ieder een geheugencapaciteit hebben voor het opslaan van beeldelementin-formaties overeenkomend met één beeld, een schrijfregelinrichting die voorzien wordt van een uitgangssignaal van de eerste detectie-20 keten, een signaal opgewekt door de synchronisatiesignaalgenerator waarbij een horizontale lege periode aangegeven wordt en de beeld-elementinformatie in het weergegeven digitale videosignaal, om te zorgen dat de beeldelementinformatie ingeschreven wordt in de eerste en tweede geheugenketengedeelten in overeenstemming met een 25 waarde van de inschrijfspecificatiecode voor iedere horizontale lege periode, en een omzetketen voor het omzetten van de beeldelement-informaties uitgelezen uit de eerste en tweede geheugenketendelen in een analoog videosignaal, met het kenmerk, dat de inrichting een vergrendelingsketen (20) bevat voor het vergrendelen van een uit-30 gangssignaal van de tweede detectieketen door een vertikaal synchro-nisatiesignaal opgewekt door de synchronisatiesignaalgenerator, en een afleesregelinrichting (21) voorzien van een afleesspecifi-catiecode van de vergrendelingsketen en een signaal opgewekt door de synchronisatiesignaalgenerator die een video-interval aangeeft om 35 te zorgen dat de opgeslagen beeldelementinformatie achtereenvolgens - 20 - uitgelezen wordt uit één van de eerste en tweede geheugenketendelen in overeenstemming met een waarde van de uitleesspecificatiecode voor ieder genoemd video-interval.

2. Weergeefinrichting van een digitaal video-5 signaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het digitale videosignaal een signaal is waarin beeldelementinformatiegroepen met betrekking tot een aantal stilstaande beelden in tijdvolgorde tezamen gemultiplexed worden met de inschrijfspecificatiecode en de uitleesspecificatiecode, waarbij de eerste detectieketen de 10 inschrijfspecificatiecode detecteert en vergrendelt onder de in- schrijfspecificatiecode en de afleesspecificatiecode daaraan toegevoerd voor iedere eenheid die een vooruit bepaald aantal beeldinformaties bevat en waarbij de tweede detectieketen de uitleesspecificatiecode detecteert en vergrendelt.

3. Weergeefinrichting van een digitaal video signaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat er een buffer-geheugen (16) aangebracht is voor het opslaan van beeldelementinfor-maties die overgedragen zijn in de horizontale lege periode onder de beeldelementinformaties binnen het weergegeven digitale video-20 signaal van het reproduktiemiddel en waarbij de schrijfregelinrichting de beeldelementinformaties van het buffergeheugen aan de eerste en tweede geheugenketendelen levert.

4. Weergeefinrichting van een digitaal videosignaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schrijfregel-25 inrichting het inschrijven buiten werking stelt naar de eerste en tweede geheugenketendelen wanneer een eind van de informatiesignaal die gegeven wordt volgend op de inschrijfspecificatiecode en de uitleesspecificatiecode, en de afleesregelinrichting zorgt voor het uitlezen uit één van de eerste en tweede geheugenketendelen in 30 overeenstemming met de waarde van de uitleesspecificatiecode van de vergrendelingsketen welke de uitleesspecificatiecode vergrendelt welke onmiddellijk voorafgaat aan het eind van het informatiesignaal. r