NL8901370A - Videotelefoon. - Google Patents

Description

*

VIDEOTELEFOON

De onderhavige uitvinding betreft in het algemeen een inrichting voor het overdragen en afbeelden van een stilstaand beeld, meer in het bijzonder een videotelefoon die een stilstaand beeld kan overdragen en ontvangen door gebruik van 5 een standaardlijn uit een telefoonnetwerk.

Wanneer een zogeheten videotelefoon wordt gerealiseerd, is een speciaal telefoonnetwerklijn met een wijde bandbreedte vereist indien het videosignaal zonder uitgebreide modificatie dient te worden overgedragen. Zodoende kunnen 10 individuen zich geen videotelefoon veroorloven en is deze gedoemd tot bedrijfsgebruik, bijv. wanneer de videotelefoon wordt gebruikt voor belangrijke conferenties.

Bijgevolg dient een monochromatische (zwart-wit) videotelefoon voor persoonlijk gebruik om economisch haalbaar 15 te zijn een gewone netwerklijn van de telefoon te gebruiken.

De gewone lijn uit een telefoonnetwerk wordt in het algemeen slechts gebruikt om een audiosignaal over te zenden en de transmissiebandbreedte daarvan ligt in het gebied van ongeveer 300 tot 3400 Hz. Bijgevolg moet in dit geval het over te 20 dragen beeld een stilstaand beeld zijn, waarbij het videosignaal in tijdbasis is uitgerekt, en vervolgens overgedragen te worden.

Voorts, indien alle pixels of beeldelementen van een beeld dat een stilstaande scene vormt, dienen overgezon-25 den te worden, vereist een dergelijke transmissie een lange tijd, hetgeen niet praktisch is bij een videotelefoon. Bijgevolg moeten de scene-elementen met vooraf bepaalde intervals worden overgedragen.

Het voorgaande in ogenschouw nemend wordt de vol-30 gende standaardisatie voorgesteld, verschillende schermmodi (videoformaten) zijn beschreven en modi Λ en B, als getoond in fig. IA resp. 1B zijn reeds voorgesteld.

Fig. IA toont modus A waarin 160 horizontale scene-elementen en 100 verticale scene-elementen zijn, met 35 meer dan 16 gradatieniveau's.

8901370.' h -2-

Fig. 1B toont modus B waarin 96 horizontale scene-elementen en 100 verticale scene-elementen zijn, eveneens met meer dan 16 gradatieniveau's.

Aannemende dat 16 gradatieniveau's worden ver-5 schaft, kan één scene-element worden uitgedrukt met 4 bits. Zodoende wordt de hoeveelheid beelddata dat het scenescherm in modus A vormt, uitgedrukt als: 160 scene-elementen x 100 scene-elementen x 4 bits = 64 kbits. Op gelijke wijze wordt de hoeveelheid beelddata dat het scenescherm in modus B 10 vormt, uitgedrukt als: 96 scene-elementen x 100 scene-elementen x 4 bits = 38,4 kbits.

Fig. 2 geeft een signaalformat voor gebruik weer, wanneer beelddata worden overgezonden waarin, wanneer een uitgaand gesprek gemaakt dient te worden, een scene-zendsleu-15 tel aan de zendzijde-videotelefoon wordt ingedrukt, en een duaal toonsignaal DLTN wordt uitgezonden vanaf de zendzijde naar de ontvangstzijde gedurende een vooraf bepaalde periode T]_, bijv. 0,4 seconden. De ontvangst van een dual toonsignaal DLTN bij de ontvangstzijde-videotelefoon doet deze uit de 20 standaardcommunicatie-modus naar de scene-ontvangstmodus schakelen. Hiervoor heeft het duale toonsignaal DLTN een constant niveau en wordt dit gevormd door het mengen van signalen Si en S2· Signalen Si en S2 worden geleverd door het in frequentie delen van een alternerend signaal Sc met bijv. een 25 frequentie fc van 3,579545 MHz, hetgeen identiek is aan de kleur-hulpdrager-frequentie in het NTSC systeem, tot in frequenties fi en f2 die worden uitgedrukt als: fl = fc/1784 - 2006 HZ ... (Si) f2 * fc/2192 = 1633 Hz ... (S2) 30 Bijgevolg continueren de signaalcomponenten van frequenties fl en f2 van het dual toonsignaal DLNT gedurende een periode Ti, zoals getoond in fig. 2, opdat het duale toonsignaal gemakkelijk kan worden onderscheiden van een audiosignaal bij de ontvangstzijde.

35 De periode Ti wordt gevolgd door een blanko- of niet-signaalperiode T2 van bijv. 0,4 sec. Een beeldsynchroni-satiesignaal SFYN wordt overgedragen gedurende de volgende 8901 370.' 4 -3- tijdperiode T3 met een tijdsperiode gelijk aan ongeveer 0,1 sec. Het beeld- of framesynchronisatiesignaal FSYN dient als standaardsignaal voor frequenties en fasen van de opvolgende signalen, alsmede als signaal dat een standaard voor tijdsre-5 laties van de opvolgende signalen wordt. Het framesynchronisatiesignaal FSNY is een in frequentie gedeeld signaal S3 dat wordt geproduceerd door het in frequentie delen van het signaal Sc tot een frequentie f3 uitgedrukt als: f3 - fc/2048 = 1748 Hz ... (S3) 10 Opgemerkt wordt dat het framesynchronisatiesignaal FSNY wordt gevormd door het combineren van het signaal S3 met de fase van 0° waarbij het signaal S3 een fase van 180° in een voorafbepaalde volgorde heeft. Het niveau van het framesynchronisatiesignaal FSNY wordt bepaald op het maximum van 15 de over te dragen signalen. Meer in het bijzonder heeft de periode T3 een tijdlengte gelijk aan 176 cycli (=0,1 sec) van het signaal S3.

Een amplitudecorrectiesignaal ACAL wordt overgedragen gedurende de volgende tijdperiode T4 dat bijv. een tijds-20 duur van ongeveer 0,07 sec heeft. Het amplitudecorrectiesignaal ACAL wordt gebruikt voor het corrigeren van het niveau van opvolgende signalen, veroorzaakt door variaties in de transmissieversterking in de telefoonnetwerklijn van de ont-vangstzijde-videotelefoon. Bijgevolg resulteert het amplitu-25 decorreetiesignaal ACAL uit het in amplitude moduleren en in fase moduleren van het signaal S3 met een vooraf bepaald niveau (16 gradaties) resp. fasen (0· of 180e) en wordt dit overgedragen over een tijdperiode van 128 cycli. Zodoende wordt de duur van de periode T4 gelijk aan 128 cycli van het 30 signaal S3.

Een identifikatiecode ID wordt overgedragen gedurende de volgende periode T5. De identifikatiecode ID wordt gevormd uit een binaire code van "0" en "1" dat de mode van de over te dragen scene weergeeft en het communicatievermogen 35 van de zendzijde-videotelefoon, zodat de identifikatiecode ID een signaal is dat op zodanige wijze wordt verschaft dat het signaal S3 in fase gemoduleerd is met "0" of "1". De lengte 8901370.

*

It -4- van de periode T5 van de identifikatiecode ID wordt gekozen als een geheel veelvoud van 64 cycli van het signaal S3.

Beelddata wordt vervolgens overgezonden gedurende de periode Te die periode T5 volgt. In dit geval worden de 5 beelddata op zodanige wijze overgedragen dat het signaal S3 in amplitude en fase is gemoduleerd met beelddata en het resulterende gemoduleerde signaal Sm wordt overgedragen.

Zoals getoond in het golfvormschema van fig. 3 wordt in het geval van 16 gradaties één cyclus van het gemo-10 duleerde signaal Sm (S3) toegevoegd aan de beelddata van één scene-element, en worden de amplitude en de fase van dit signaal Sm gemoduleerd in overeenstemming met een scene-element van de beelddata, opdat wanneer het scene-element zich op het zwarte niveau (0-de gradatie) bevindt de fase van het signaal 15 0° is en de amplitude daarvan een maximum heeft, terwijl wanneer het scene-element zich bij het witte niveau (15-de gradatie) bevindt, de fase Sm 180° bedraagt en de amplitude daarvan eveneens een maximum niveau heeft.

De modulatie van het signaal Sm is begrensd, opdat 20 zelfs wanneer het amplitude van het signaal Sm een minimum heeft, de gemoduleerde amplitude niet 0 bedraagt. Zodoende wordt, wanneer de amplitude van het signaal Sm een minimum heeft, het signaal Sm niet verloren, waardoor het signaal S3 als draagsignaal wordt verschaft. Indien er meer dan 16 gra-25 daties zijn, wordt de amplitude van het signaal Sm dienovereenkomstig onderverdeeld.

Modus A vormt een beeld van 160 x 100 scene-elemen-ten en derhalve:

Tg 160 x 100 x l/f3 9,2 seconden.

30 Op gelijke wijze resulteert modus B in:

Tg = 96 x 100 x 1/f3 = 5,5 seconden.

Het is gewenst dat bovengenoemde video-telefoon in staat is twee scenemodi A en B te verschaffen, die een verschillende relatieve scene-afmeting hebben. Voor het realise-35 ren van het voorgaande moge in overweging worden genomen dat scene (96 scene-elementen x 100 scene-elementen) in modus B wordt afgebeeld op het centrale deel van het scenescherm, 89 01370.

-5- terwijl de scene (160 scene-elementen x 100 scene-elementen) van de modus A volledig wordt afgeheeld op het scenescherm.

Bijgevolg is het een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een video-telefoon waarbij een 5 stuurelement daarvoor een gesimplificeerd ontwerp en circuit-opstelling heeft.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een video-telefoon waarbij een aantal beeld-data die scenes van verschillende afmetingen weergeven, op 10 geschikte wijze kunnen worden afgebeeld.

Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding wordt een video-telefoon verschaft, waarbij beelddata van een stilstaand beeld in eerste scenemodus en een beelddata van een stilstaand beeld in een tweede scenemodus die kleiner is 15 dan die in de eerste modus, worden overgedragen via een audiosignaaltransmissielijn en het stilstaande beeld in de eerste of tweede modus wordt weergegeven. Een dergelijk apparaat omvat een geheugen met een adrescapaciteit die correspondeert met een afmeting van de stilstaande scene in de 20 eerste scenemodus, waarbij wanneer beelddata van de stilstaande scene in de eerste scenemodus worden ontvangen de beelddata in alle adressen van het geheugen worden geschreven. Anderzijds, wanneer beelddata van een stilstaande scene in de tweede scenemodus worden ontvangen, worden de beelddata 25 geschreven in vooraf bepaalde adressen van het geheugen, waardoor dezelfde afbeeldingsuitlezing voor alle adressen van het geheugen wordt geëffectueerd, om het stilstaande beeld af te beelden hetzij in de eerste, hetzij in de tweede scenemodus.

30 Volgens een ander aspect van de onderhavige uitvin ding wordt een videotelefoon verschaft, waarbij beelddata van een stilstaande scene in een eerste scenemodus en beelddata van een stilstaande scene in een tweede scenemodus die kleiner is dan die in de eerste scenemodus, worden overgedragen 35 via een transmissielijn voor een audiofrequentiegebied. Een dergelijke inrichting omvat een geheugen voor opslag van de beelddata en een afbeeldingsorgaan voor het afbeelden van de 89 01 370 .

-6- eerste en tweede scene, en een maskeercircuit, waarbij uitle-zing cyclisch wordt geëffectueerd voor het geheugen om daardoor daarin opgeslagen data uit te lezen. De uitgelezen data worden vervolgens via het maskeercircuit aan het afbeeldor-5 gaan toegevoerd, waarbij wanneer de beelddata de tweede stilstaande scene weergeven, de uitgelezen data uit het geheugen corresponderen met een deel van de scene buiten het tweede stilstaande scene wordt gemaskeerd met vooraf bepaalde data.

De voorgaande en andere doeleinden, kenmerken en 10 voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen, die gelezen dient te worden in samenhang met de bij gevoegde tekeningen, waarin dezelfde referentienummers dezelfde of gelijksoortige elementen iden-15 tificeren.

Fig. IA en 1B zijn schema's die een weergave vormen van scene-afmetingen in modi A resp. B;

Fig. 2 is een schematische weergave van een sig-naalformaat wanneer beelddata worden overgedragen; 20 Fig. 3 is een golfvorm schema dat bruikbaar is bij het verklaren van verscheidene niveau-gradaties aanwezig bij de uitvinding;

Fig. 4A en 4B zijn blokschema's die in combinatie een uitvoeringsvorm van een videotelefoon volgens de onderha-25 vige uitvinding tonen;

Fig. 5 is een schematische weergeving die bruikbaar is bij het verklaren van een adresindeling;

Fig. 6 is een schematische weergeving die bruikbaar is bij het verklaren van een adresindeling; 30 Fig. 7 is een blokschema van een maskeercircuit gebruikt bij de onderhavige uitvinding;.

Fig. 8A tot 8C zijn golfvormscherna's van maskeer-signalen die aanwezig zijn in de circuits van fig. 4A en 4B; en 35 Fig. 9A en 9B zijn resp. schematische weergevingen van afgebeelde scenes verschaft door de onderhavige uitvinding.

8901 370.

-7-

Fig. 4A en 4B zijn blokschema's die kunnen worden gecombineerd voor het vormen van een compleet schema van een uitvoeringsvorm van een videotelefoon volgens de onderhavige uitvinding. Bij deze uitvoeringsvorm is de onderhavige uit-5 vinding geconstrueerd in de vorm van een adaptor die is aangesloten op een standaard telefoontoestel voor het verschaffen van een videotelefoon waarbij de bovengenoemde bepaalde waarden worden toegepast. Meer in het bijzonder zijn een lijn 11 uit een standaard telefoonnetwerk, een standaard telefoon-10 toestel 12, een audiobandapparaat 13 gebruikt voor het vasthouden van beelddata en een videoafdrukeenheid 14 gebruikt voor het afdrukken van een binnenkomend stilstaand beeld als harde kopie in fig. 4B getoond. De bovengenoemde elementen 11 tot 14 zijn op de videotelefoonadaptor via aansluitingen 21 15 tot 24 aangesloten.

Als getoond in fig. 4A is een beeldopneembuis 31 aangebracht voor het detecteren van een beeld van het gezicht van de gebruiker of een ander gewenst object. Eveneens zijn opgenomen een 4 bits analoog-digitaal (A/D) omzetter 34, een 20 4-bits digitaal-analoog (D/A) omzetter 35, een maskeercircuit 39 dat wordt gebruikt voor het maskeren van een deel van het afbeeldscherm in scenemodus B, een vlakke scenebuis 38 die een scenebeeld afbeeld, een geheugen 41 voor opslag van uitgaande beelddata, een geheugen 42 voor opslag van binnenko-25 mende data en een geheugenstuureenheid 43 die geheugens 41 en 42 stuurt. Elk geheugen 41 en 42 is gevormd uit de zogeheten video RAM (willekeurig toegankelijk geheugen) en heeft een capaciteit van 160 adressen x 100 adressen corresponderend met 160 scene-elementen x 100 scene-elementen die één scene-30 beeld in modus A vormen. De geheugenstuureenheid 43 is gevormd uit poortreeksen en genereert signalen die gebruikt worden voor het in- en uitschrijven resp. lezen van geheugens 41 en 42. Voorts verwerkt geheugeneenheid 43 eveneens in enige mate het videosignaal.

35 Een digitaalmoduleercircuit 44 is aangebracht om vanaf geheugenstuureenheid 43 uitgaande beelddata tot een gemoduleerd signaal Sm om te zetten. Meer in het bijzonder 8901370.’ -8- zet digitaalmoduleercircuit 44 parallelle 4-bits beelddata om tot in het signaal Sm door het effectueren van 4-bits A/D (analoog-digitaal) omzetting in reaktie op het kloksignaal S3 dat daaraan wordt toegevoerd.

5 Een detecteercircuit 52 is opgenomen voor het detecteren van het inkomende duale toonsignaal DLTN en een detecteercircuit 53 aangesloten op audiorecorder 13 is eveneens aangebracht voor een gelijk doel. Een regelversterker 55 corrigeert het niveau van het ontvangen signaal op basis van 10 het ontvangen correctiesignaal ACAL. Een demoduleercircuit 56 is aangesloten op de uitgang van de regelversterker 55 en een systeembestuureenheid 71 is gevormd uit een microcomputer die de werkihg van het gehele systeem stuurt. Systeembestuureenheid 71 is voorzien van een aantal lichtuitzendende diodes 15 (LED's) 72 die worden gebruikt voor het aangeven van de wer-kingsmodi van de systeembestuureenheid 71, en van een aantal toetsen (of schakelaars) 73A tot 73P die worden gebruikt voor het invoeren van de werkingsmodi.

Een een hoofdklok vormend circuit 81 is opgenomen 20 voor het genereren van een hoofdkloksignaal, dat gefabriceerd kan worden als een zogeheten éénchip geïntegreerd circuit (IC) dat wordt gebruikt bij de standaardvideocamera, geproduceerd door veel fabrikanten en algemeen beschikbaar op de markt om een in het NTSC systeem gebruikt synchronisatiesig-25 naai te genereren. Het een hoofdklok vormende circuit 81 kan voorzien zijn van een niet-getoonde kristaloscillator en genereert een kleurhulpdraaggolf signaal Sc van frequentie fc, vertikale en horizontale synchronisatiepulsen Pv resp. Ph en een samengestelde synchronisatiepuls SYNC.

30 De vertikale en horizontale synchronisatiepulsen Pv en Ph uit het de hoofdkloksignaal vormende circuit 81 worden toegevoerd aan een afbuigcircuit 82 van de beeldopneembuis 31 voor het opwekken van vertikale en horizontale afbuigsignalen onder gebruikmaking van vertikale en horizontale afbuigspoe-35 len 31D van de beeldopneembuis 31. Op gelijke wijze worden de vertikale en horizontale synchronisatiepulsen Pv en Ph toegevoerd aan een afbuigcircuit 83 behorend bij beeldbuis 38 83 01 370 .

% -9- opdat de vertikale en horizontale afbuigsignalen kunnen worden gegenereerd door vertikale en horizontale afbuigspoelen 38D van beeldbuis 38. In dit geval is het afbeeldgebied van elk van de beeldopneembuizen 31 en beeldontvangstbuizen 38 5 ontworpen om een zogeheten overtastgebied van ongeveer 15% te hebben opdat een scene in modus A het geheel beschikbare gebied van het scenescherm bezet.

De synchronisatiepulsen Pv en Ph worden eveneens toegevoerd aan geheugenstuureenheid 43 en systeemstuureenheid 10 71 voor het aangeven van de tijden van het luminatiesignaal.

Het signaal Sc van het het hoofdkloksignaal vormende circuit 81 wordt toegevoerd aan geheugenstuureenheid 43 en wordt eveneens toegevoerd aan systeemstuureenheid 71 in het bijzonder als het kloksignaal voor de niet getoonde centrale ver-15 werkingseenheid van systeemstuureenheid 71. Voorts wordt het signaal Sc van het, het hoofdkloksignaal vormende circuit 81 toegevoerd aan een frequentiedeelcircuit 84 waar het in signalen Si tot S3 wordt gedeeld. Signaal S3 wordt vervolgens toegevoerd aan geheugenstuureenheid 43 alsmede aan modulatie-20 circuit 44 als draaggolfsignaal.

Schakelcircuit 91 tot 95 zijn opgenomen en deze schakelcircuits worden gestuurd of gewisseld door systeemstuureenheid 71 via niet getoonde stuursignaallijnen. Een relaycontact 74S is opgenomen en heeft een bijbehorend relay-25 orgaan 74 dat eveneens wordt gestuurd door stuureenheid 71.

Wanneer de inrichting niet in gebruik is, is relaycontact 74S aangesloten in de toestand als getoond in fig. 4B en zodoende is telefoontoestel 12 via relaycontact 74S op de telefoonnetwerklijn 11 aangesloten. Bijgevolg kan het tele-30 foontoestel 12 worden gebruikt als standaardtelefoontoestel en is een standaardtelefooncommunicatiemodus beschikbaar voor een uitgaand gesprek.

In de telefooncommunicatiemodus zijn, indien de videotelefoon is bekrachtigd, schakelcircuits 91 to 95 in de 35 toestand als getoond in de fig. 4A en 4B onder bestudering van systeembestuureenheid 71 aangesloten. Dan wordt een lumi-nantiesignaal Sy conform het NTSC systeem afgeleid van beeld- 8901370 .

♦ -10- af geleid van beeldopneembuis 31 en via een voorversterker 32 aan een verwerkingscircuit 33 toegevoerd, waar het een aantal signaalverwerkingen zoals gammacorrectié, automatische ver-sterkingssturing (AGC) e.d. ondergaat. Het bewerkte signaal 5 Sy wordt toegevoerd aan A/D omzetter 34 via schakelcircuit 91. Gelijktijdig wordt het signaal Sc van het het hoofdklok-signaal vormende circuit 81 toegevoerd via schakelcircuit 92 aan A/D omzetter als kloksignaal. Zodoende wordt het signaal Sy bemonsterd en onderworpen aan quantisatie bij de frequen-10 tie fc, hetgeen resulteert in een 4-bits paralleldigitaallu-minantiesignaal Py. Het digitale luminahtiesignaal Py wordt gereduceerd tot een signaal van 160 scene-elementen x 100 scene-elementen ongeacht de sceneschermmodus. Het resulterende signaal wordt vervolgens gevoed aan D/A omzetter 35 via 15 maskeercircuit 39 dat hieronder in detail wordt beschreven, en het signaal Sc wordt aan D/A omzetter 35 als kloksignaal toegevoerd, waarbij het signaal Py in een analoog luminantie-signaal Sy wordt omgezet. Het analoge luminantiesignaal Sy wordt toegevoerd aan en opgeteld bij de synchronisatiepuls 20 SYNC door videoversterker 36 en het gecombineerde signaal Sy en synchronisatiepuls SYNC wordt aan scenebuis 38 toegevoerd.

Bijgevolg wordt, wanneer de videotelefoon is bekrachtigd een monitormodus teweeg gebracht waarin een door beeldopneembuis 31 opgenomen beeld kan worden gebracht op 25 scenebuis 38 in de vorm van een reëel bewegende scene.

in de monitormodus, wanneer een "opneem" toets 73B tussen toetsen 73A tot 73F is ingedrukt, stuurt systeemstuur-eenheid 71 geheugenstuureenheid 43 in reaktie op de toets 73B-uitgang, hetgeen het mogelijk maakt dat signaal Py van 30 A/D omzetter 34 aan geheugen 41 via geheugenstuureenheid 43 wordt toegevoerd. Voorts voert geheugenstuureenheid 43 een schrijfsignaal en een adressignaal bij elke cyclus van het signaal Sc aan het geheugen 41 toe, opdat uit het signaal Py een beeld of raster van beelddata bestaande uit 160 scene-35 elementen x 100 scene-elementen wordt geschreven en opgeslagen in geheugen 41.

Wanneer de beelddata in geheugen 41 zijn 8901370.

-11- geschreven, voert geheugenstuureenheid 43 een leessignaal en een adressignaal bij elke cyclus van het signaal Sc aan het geheugen 41 toe opdat de in geheugen 41 opgeslagen beelddata herhaaldelijk sequentieel wordt uitgelezen ten einde verkre-5 gen te worden als signaal Py dat een stilstaand beeld weergeeft. Het signaal Py wordt toegevoerd aan D/A omzetter 35 via geheugenstuureenheid 43 en maskeercircuit 39. Zodoende beeld scenebuis 38 op zijn scherm hetzij de in geheugen 41 opgeslagen beelddata voor een stilstaande scene, hetzij het 10 stilstaande scenebeeld dat wordt verschaft wanneer "opneem"-toets 73B is ingedrukt.

Wanneer de stilstaande scene wordt afgebeeld, stuurt, indien "kijk" toets 73A van toetsen 73A tot 73F is ingedrukt, systeemstuureenheid 71 geheugenstuureenheid 43 in 15 reaktie op de uitgang van toets 73B, hetgeen de inrichting opnieuw in de monitormodus doet stellen, waarbij de door beeldopneembuis 31 opgenomen scenebeeld wordt afgebeeld op scenebuis 38 als een reëel bewegende scene.

Bijgevolg is het, door het herhalen van deze wer-20 king van toetsen 73A en 73B, mogelijk de beelddata van een gewenst scenebeeld in geheugen 41 op te slaan. Dan bekrachtigd op voorwaarde dat de beelddata in geheugen 41 zijn opgeslagen, in welk geval een stilstaande scene van die beelddata op scenebuizen 38 wordt afgebeeld, indien de "zend" toets 73C 25 of toetsen 73A tot 73F zijn ingedrukt, systeemstuureenheid 71 relayorgaan 74 in reaktie op de resulterende uitgang van toets 73C, hetgeen relaycontact 74S in de tegengestelde toestand (NO) ten opzichte van die als in fig. 4B getoond (NC) aan te sluiten.

30 Onder besturing van systeemstuureenheid 71 worden de van frequentiedeelcircuit 84 afgeleide signalen Si en S2 via schakelcircuit 93 aan een signaaloptelcircuit 45 toegevoerd, dat een gesommeerd signaal uit signalen Si en S2 levert, dat het duale toonsignaal DLTN is. Dit duale toonsig-35 naai DLTN wordt gevoed aan de telefoonnetwerklijn 11 via een signaallijn gevormd uit een verzwakker 46 die het transmis-sieniveau beperkt, een banddoorlaatfilter 47 dat ongewenste 8901370.

-12- signaalcomponenten verwijderd, een transformator 48 en een relaycontact 74S.

Wanneer het duale toonsignaal DLTN in de periode Ti wordt overgedragen, stuurt systeemstuureenheid 71 moduleer-5 circuit 44 en schakelcircuit 93, waarbij de blanco of nonsig-naalperiode T2 wordt verschaft. Gedurende de volgende periodes T3-T5, voert systeemstuureenheid 71 een vooraf bepaald modulatiesignaal aan moduleercircuit 44 toe om sequentieel de signalen PSYN, ACAL en ID te genereren. Deze signalen, FSYN, 10 ACAL en ID worden overgedragen aan de telefoonnetwerklijn 11 via optelcircuit 45 en dergelijke, in sequentiële vorm als boven beschreven.

Aan het begin van tijdperiode Tg, na tijdperiode T5, wordt door geheugenstuureenheid 43 aan geheugen 41 het 15 leessignaal en het adressignaal bij elke cyclus van signaal S3 toegevoerd opdat beelddata worden uitgelezen uit geheugen 41 bij cycli van signaal S3, dat wil zeggen bij een snelheid van één adres (corresponderend met 4 bits van een scene-element) per cyclus van signaal S3. Deze beelddata worden via 20 geheugenstuureenheid 43 aan moduleercircuit 44 toegevoerd, waarin deze tot het gemoduleerde signaal Sm worden gemoduleerd. Dit gemoduleerde signaal Sm wordt gevoed aan telefoonnetwerklijn 11 op gelijke wijze als boven beschreven.

In dit geval wordt, indien modustoets 73P van toet-25 sen 73A tot 73F modus A aanwijst, de beelddata van 160 scene-elementen x 100 scene-elementen als signaal Sm overgedragen. Anderzijds, indien deze modus B aangeeft, worden de beelddata van 90 scene-elementen x 100 scene-elementen gelocaliseerd bij het centrale deel van het scenescherm als signaal Sm 30 overgedragen. Gedurende de tijdperiode tot Tg, dient LED 72 te flitsen, daarmee de transmissiemodus van de beelddata aangevend.

Wanneer tijdperiode Tg eindigt en de overdracht van alle beelddata is beëindigd, wordt relayorgaan 74 niet-wer-35 kend gemaakt en wordt zijn relaycontact 74S wederom in de in fig. 4B getoonde toestand (NC) aangesloten, hetgeen de commu-nicatiemodus mogelijk maakt.

8901370.

-13-

Indien "opneem" toets 73B niet is ingedrukt maar "zend" toets 73C is ingedrukt gedurende de tijd dat de reëel bewegende scene wordt bewaakt (monitor) worden de beelddata bij dat tijdstip, wanneer toets 73C is ingedrukt, in geheugen 5 41 op dezelfde wijze opgeslagen alsof toets 73B was ingedrukt. Vervolgens worden die beelddata naar telefoonnetwerk-lijn 11 overgedragen precies zoals boven beschreven.

Voorts worden, wanneer de beelddata naar telefoon-netwerklijn 11 zoals boven naar voren gebracht, worden over-10 gedragen, indien bandrecorder 13 in de registreermodus is gesteld tijdens tijdperiodes Τχ tot T5, de signalen DLTN tot Sm aan bandapparaat 13 via een bufferversterker 54 vanaf het banddoorlaatfilter 47 toegevoerd waarbij deze signalen door bandapparaat 13 worden geregistreerd.

15 Wanneer anderzijds inkomende beelddata gedurende de telefonische conversatie worden ontvangen, wordt het duale toonsignaal DLTN wat bij het begin daarvan is gepositioneerd, toegevoerd aan detectiecircuit 52 via de signaallijn gevormd uit de telefoonnetwerklijn 11, relaycontact 74S en een trans-20 formator 51, waarbij het duale toonsignaal DLTN wordt gedetecteerd. De gedetecteerde uitgangs daarvan wordt aan sys-teemstuureenheid 71 toegevoerd.

Op basis van de gedetecteerde uitgang bekrachtigd systeemstuureenheid 71 relayorgaan 74 om relaycontact 74S in 25 de tegengestelde stand (NO) aan die als getoond in fig. 4B aan te sluiten en sluit systeemstuureenheid 71 schakelcir-cuits 94 en 95 in de in fig. 4A en 4B getoonde toestanden aan.

Bijgevolg worden, wanneer de signalen FSYN, ACAL en 30 ID gedurende de tijdperiodes T3 tot T5 worden overgedragen, deze signalen via de signaallijn gevormd door telefoonnetwerklijn 11, relaycontact 74S, transformator 48, versterker 54, schakelcircuit 94 en regelversterker 55 aan demodulatie-circuit 56 toegevoerd. De gedemoduleerde uitgang daarvan 35 wordt toegevoerd aan een A/D omzetter 57. Het signaal S3 uit frequentiedeelcircuit 84 wordt toegevoerd via schakelcircuit 95 aan A/D omzetter 57 als kloksignaal, opdat de gedemodu- 890137 0.

-14- leerde uitgang van demodulatiecircuit 56 wordt gedigitaliseerd door A/D omzetter 57. Het digitale signaal van A/D omzetter 57 wordt sequentieel toegevoerd aan systeemstuureen-heid 71 gedurende tijdperiode T3-T5.

5 Zodoende wordt in tijdperiode T3 de referentiefase van demodulatiecircuit 56 gedurende demodulatie beperkt tot 0° door de uitgang van systeemstuureenheid 71 op basis van het rastersynchronisatiesignaal PSYN en wordt dit vervolgens gebruikt als synchronisatiesignaal in systeemstuureenheid 71 10 voor de na tijdsperiode T4 toegevoerde signalen. In tijdsperiode T4 wordt de versterking van versterker 55 gestuurd door een uitgang van systeemstuureenheid 71 op basis van het cor-rectiesignaal ACAL en worden de daarna toegevoerde signaalni-veau's gecorrigeerd. Voorts wordt door systeemstuureenheid 71 15 in tijdperiode T5 een vooraf bepaalde preparatie voor de volgende beelddata (signaal Sm) gemaakt op basis van identificatiecode ID. Bijv. worden schakelcircuits 91 en 92 aangesloten in de resp. tegengestelde toestanden aan die in fig. 4A zijn geïllustreerd, en wordt een signaal aangevend of de beeldmo-20 dus modus A of modus B is, toegevoerd aan geheugenstuureen-heid 43 vanaf systeemstuureenheid 71.

In tijdperiode Tg wordt het signaal Sm afgeleid van versterker 55 en wordt het signaal Sm toegevoerd aan demodulatiecircuit 56 waarin het analoge luminantiesignaal Sy wordt 25 gedemoduleerd, dat wil zeggen dat het luminantiesignaal Sy dat een indicatie geeft van het zwart/wit gradatieniveau van één scene-element per cyclus van het signaal Sa wordt gedemoduleerd. Het signaal Sy wordt toegevoerd via schakelcircuit 91 aan de A/D omzetter 34 en het signaal S3 van frequentie-30 deelcircuit 84 wordt via schakelcircuits 95 en 92 aan de A/D omzetter 34 en geheugenstuureenheid 43 als kloksignaal toegevoerd .

Zodoende wordt het luminantiesignaal Sy van demodulatiecircuit 56 tot het digitale signaal Py (beelddata) is 35 A/D omzetter 34 in synchronisatie met het signaal S3 van fre-quentiedeelcircuit 84 omgezet. Het digitale signaal Py wordt via geheugenstuureenheid 43 aan ontvanggeheugen 42 toege- 8901370.

-15- voerd. Het schrijfsignaal en het adressignaal in synchronisatie met het signaal S3 van frequentiedeelcircuit 84 worden van geheugenstuureenheid 43 naar geheugen 42 gevoerd, waarbij het digitale signal Py sequentieel wordt geschreven en opge-5 slagen in geheugen 42.

De scenemodus wordt geïdentificeerd op basis van de transmissie van de identifikatiekode ID. In geval van modus A, worden de beelddata sequentieel geschreven in het gehele adresgebied van geheugen 42, terwijl in geval van modus B, de 10 beelddata slechts worden geschreven in het adresgebied van geheugen 42 dat correspondeert met het centrale deel van het scherm van scenebuis 38.

In dit geval worden, op het zelfde moment dat het digitale signaal Py wordt geschreven in geheugen 42, het 15 leessignaal en het adressignaal van modus A van geheugenstuureenheid 43 naar geheugen 42 gevoerd bij de intervallen van het signaal Sc, waarbij de in geheugen 42 opgeslagen beelddata sequentieel en herhaaldelijk uit het gehele adresgebied van geheugen 42 gelezen en worden afgeleid als signaal 20 Py dat een stilstaand beeld representeerd. Het stilstaande signaal Py wordt via maskeercircuits 39 aan D/A omzetter 35 toegevoerd. Zodoende worden de inkomende beelddata op scenebuis 38 als een stilstaand beeld afgebeeld, representerend modi A of B vanaf zijn bovenrand in overeenstemming met de 25 transmissiesnelheid daarvan. Na completering van tijdperiode Tg zal een compleet stilstaand beeld op scenebuis 38 zijn afgebeeld .

In de tijdperiode T]_ tot Tg, waarin de beelddata worden ontvangen en verwerkt, dient LED 72 te flikkeren, 30 hetgeen aangeeft dat de beeldmodus zich in de ontvangstmodus van de beelddata bevindt.

Wanneer tijdperiode Tg is gecompleteerd wordt relayorgaan 74 niet werkzaam gemaakt, waarbij relaycontact 74S wederom wordt aangesloten in de in fig. 4B getoonde toe-35 stand (NC) en worden schakelcircuits 91 tot 95 eveneens aangesloten in de in fig. 4A en 4B getoonde toestanden voor het leveren van de communicatiemodus daarna.

89 01370.

-16- in de ontvangstmodus van de beelddata worden, indien bandapparaat 13 in de registratiemodus gedurende tijd-periodes Τχ tot Tg is gesteld, de inkomende signalen DLTN tot Sm geregistreerd door bandapparaat 13.

5 Zoals boven uiteengezet worden, wanneer de inkomen de beelddata worden overgedragen, die beelddata in geheugen 42 opgesloten en op scenebuis 38 als stilstaand beeld afgeheeld. Wanneer de uitgaande beelddata in geheugen 41 worden opgeslagen en de inkomende beelddata in geheugen 42 worden 10 opgeslagen, zal, indien de "uitgaande" toets 73D van toetsen 73A tot 73E is ingedrukt de beelddata uit geheugen 42 worden gelezen. Zodoende worden de uitgelezen beelddata omgezet in het luminantiesignaal Sy en vervolgens toegevoerd aan scenebuis 38. Anderzijds, indien "inkomende" toets 73E is inge-15 drukt, zullen de beelddata uit geheugen 41 worden gelezen en zullen de resulterende beelddata worden omgezet in het luminantiesignaal Sy en aan scenebuis 38 worden toegevoerd. Derhalve kan afhankelijk van de bediening van toetsen 73D en 73E de uitgaande scene en de inkomende scene vrijelijk worden 20 gekozen en op scenebuis 38 worden afgebeeld.

Wanneer telefoontoestel 12 niet wordt gebruikt wordt, indien de in bandapparaat 13 gedurende tijdperiodes Τχ tot Tg geregistreerde signalen worden gereproduceerd, het duale toonsignaal DLTN gesitueerd bij het begin van de gere-25 produceerde signalen, gedetecteerd door detectiecircuit 53 en op basis van de gedetecteerde uitgang, worden schakelcircuits 92, 94 en 95 aangesloten in toestanden tegengesteld aan die in fig. 4A en 4B getoond.

Derhalve worden, in plaats van het vanaf telefoon-30 netwerklijn 11 overgedragen signaal, de gereproduceerde signalen van bandapparaat 13 toegevoerd aan versterker 55 en wordt het signaal Sm van versterker 55 via banddoorlaatfilter 61 aan een begrensde versterker 63 toegevoerd, waarbij het signaal S3 afgetrokken is van signaal Sm. Het signaal S3 35 wordt vervolgens via schakelcircuit 95 en 92 aan A/D omzetter 34 en geheugenstuureenheid 43 als kloksignaal toegevoerd, gebruikt bij het reproduceren van de band en het signaal 8901370.

-17- word t verwerkt op gelijke wijze, opdat de op de band van bandapparaat 13 geregistreerde beelddata op scenebuis 38 worden afgebeeld. Zodoende is het, indien bandapparaat 13 op geschikte wijze wordt geprepareerd, mogelijk een gewenst 5 stilstaand beeld in het archief te houden.

De werking van geheugens 41, 42 en geheugenstuur-eenheid 43 in modi A en B zullen worden beschreven in samenhang met fig. 5 die een adreslijst van geheugens 41 en 42 van fig. 4A weergeeft, die een capaciteit hebben van 160 adressen 10 x 100 adressen en 4 bits per adres corresponderend met 160 scene-elementen x 100 scene-elementen en 4-bits beelddata per scene-element in modus A. In fig. 5 geven getallen [0] tot [15999] resp. adresgetallen aan. Geheugens 41 en 42 zijn elk gevormd uit de zogeheten video RAM (willekeurig toegankelijk 15 geheugen), waarin resp. data bij de 0-de, 159ste, 15840ste en 15999ste adres corresponderen met de resp. scene-elementen bij het bovenste linker, bovenste rechter, onderste linker en onderste rechter scene-element op het scenescherm in modus A. Wanneer de in geheugen 41 of 42 opgeslagen beelddata op 20 scenebuis 38 dienen te worden afgebeeld, worden, ongeacht de scenemodus, de beelddata uit alle adressen in geheugen 41 of geheugen 42 uitgelezen, dat wil zeggen van de adressen die corresponderen met de horizontale en verticale aftastposities van scenebuis 38 in modus A. In dit verband wordt opgemerkt 25 dat de toetsuitgang van modustoets 73F wordt geïdentificeerd door systeemstuureenheid 71 en het resultaat wordt toegevoerd aan geheugenstuureenheid 43.

Wanneer bijv. de beelddata die het stilstaande beeld van de gebruiker zelf weergeven, in geheugen 41 wordt 30 geschreven door het indrukken van "opneem" toets 43B worden, ongeacht de door modustoets 73F gespecificeerde scenemodus, de beelddata bij resp. aftastposities in alle adressen van geheugen 41 geschreven en corresponderen die adressen dan met de horizontale en vertikale aftastposities van beeldopneem-35 buis 31 in modus A.

Daar de beelddata uit alle adressen van geheugen 41 worden gelezen, wordt het stilstaande beeld van de gebruiker 8901 370.'

V

-18- zelf afgebeeld op scenebuis 38 in modus A ongeacht de door modustoets 73F gespecificeerde scenemodus.

Wanneer modus A is gespecificeerd door modustoets 73F, adresseren, indien de "zend" toets 73C wordt ingedrukt 5 de in de 0-de tot 15999ste adressen in geheugen 41 opgeslagen beelddata sequentieel uitgelezen gedurende de tijdperiode Tg in de volgorden van de adressen, dat wil zeggen in werkings-orde van beeldopneembuis 31, met signaal S3 als kloksignaal en worden deze omgezet tot signaal Sm af te leveren aan tele-10 foonnetwerklijn 11.

Anderzijds worden, wanneer modus B is gespecificeerd door modustoets 73F, indien de "zend" toets 73C is ingedrukt, de in de adressen opgeslagen beelddata, bijv. binnen de dubbele lijnen in fig. 6, dat wil zeggen binnen een 15 rechthoekig adresgebied begrenst door het 32ste, 127ste, 15872ste, 15967ste adres bij de hoeken, sequentieel uitgelezen gedurende tijdperiode Tg in volgorde van de adressen, onder gebruikmaking van signaal S3 als kloksignaal, en worden deze omgezet tot in signaal Sm af te geven aan telefoonnet-20 werklijn 11.

Wanneer de inkomende beelddata worden overgedragen, wordt de scenemodus geïdentificeerd uit identificatiecode ID door systeemstuureenheid 71 en wordt het geïdentificeerde resultaat daar vandaan aan geheugenstuureenheid 43 toege-25 voerd.

Wanneer de sceneschermmodus modus A is, worden de beelddata geschreven in de ontvangen volgorde tot in alle adressen van geheugen 42 in de sequentiële volgorde van de adressen gedurende tijdperiode Tg. Daar op dit tijdstip de 30 uitleesoperatie voor de afbeelding wordt uitgevoerd uit alle adressen van geheugen 42, zoals boven beschreven, beeldt scenebuis 38 precies de in modus A overgedragen beelddata af.

Indien de overgedragen beelddata zich in modus B bevinden, zullen de beelddata worden geschreven in de ontvan-35 gen volgorde tot in adressen van geheugen 42 slechts in het gebied bepaald door de dubbele lijnen in fig. 6, in de volgorde van slechts die adressen gedurende tijdperiode Tg.

89 01 37 0 : -19-

De uitleesoperatie wordt geëffectueerd uit alle adressen van geheugen 42 voor afbeelding, opdat indien de uitleesoperatie wordt uitgelezen uit de adressen buiten het gebied bepaald door de dubbele lijnen, de data oude beelddata 5 zullen zijn vanuit een voorgaande modus A operatie of dergelijke, die zullen zijn gemaskeerd door maskeercircuit 39. Derhalve beeldt scenebuis 38 de in modus B overgedragen beelddata af.

Zodoende worden volgens de onderhavige uitvinding 10 beelddata overgedragen of ontvangen en vervolgens afgebeeld. In dit geval in het bijzonder in overeenstemming met de onderhavige uitvinding zijn geheugens 41 en 42 voorzien van een adresafmeting corresponderend met modus A werking. In modus A worden alle beschikbare adressen gebruikt voor het 15 overdragen of ontvangen van de beelddata en voor het uitlezen daarvan voor afbeelding, terwijl in modus B de beelddata worden overgedragen of ontvangen bij adressen die corresponderen met minder dan het gehele geheugen, bijv. het beeld van het geheugen dat correspondeert met het midden van het scene-20 scherm. Desalniettemin wordt het uitlezen voor afbeelding in modus B uitgevoerd uit alle adressen van het geheugen, waarbij wanneer de ontvangen beelddata worden afgebeeld, het niet noodzakelijk is de genereermethode voor uitleesadressen of dergelijke uit het geheugen 42 te modificeren ongeacht of 25 modus A- of modus B operatie is gekozen. Dit is in het bijzonder gewenst daar het uitleesadres voor afbeelding met relatief hoge snelheid veranderd corresponderend met de horizontale en vertikale aftastingen opdat indien deze veranderd zou moeten worden aangepast aan modus A of modus B, de con-30 structie van geheugenstuureenheid 43 gecompliceerd zou worden. De onderhavige uitvinding behoeft echter niet een dergelijke modificatie zodat het ontwerp en de constructie van geheugenstuureenheid 43 gesimplificeerd wordt.

Voorts behoeft, wanneer een beeld is bevroren en 35 wordt verschaft als stilstaand beeld, ten einde de beelddata over te sturen, de scenemodus niet vooraf bepaald te worden en wordt de videotelefoon van de uitvinding gemakkelijk te 8901 370.' -20- gebruiken.

Pig. 7 is een blokschema dat een voorbeeld voor het maskeercircuit 39 uit fig. 4B toont, waarbij het digitale luminantiesignaal Py 4 bits omvat, die aanwezig zijn bij uit-5 gangen 2°, 21, 22 en 23 van geheugenstuureenheid 43. Meer in het bijzonder is een 2° bituitgangsaansluiting van geheugenstuureenheid 43 aangesloten via een EN circuit 100 op een 2° bitingangsaansluiting van D/A omzetter 35; een 21 bituitgangsaansluiting van geheugenstuureenheid 43 is aangesloten 10 via een EN circuit 101 op een 21 bitingangsaansluiting van D/A omzetter 35; een 22 bit uitgangsaansluiting van geheugenstuureenheid 43 is via een EN circuit 101 en een OP circuit 105 op een 22 bit ingangsaansluiting van D/A omzetter 35 aangesloten en een 23 bit uitgangsaansluiting van geheugenstuur-15 eenheid 43 is via een EN circuit 103 op een 23 bit ingangs-aansluiting van D/A omzetter 35 aangesloten.

Een blokkeerpulssignaal BLKA dat "1" wordt gedurende de horizontale afbeeldperiode in modus A, zoals getoond in fig. 8A en een blokkeerpulssignaal BLKB die "1" wordt gedu-20 rende de horizontale afbeeldperiode in modus B, zoals getoond in fig. 8B, worden uit geheugenstuureenheid 43 aan een scha-kelcircuit 106 toegevoerd. Voorts wordt eveneens een modus-schakelsignaal Ms afgeleid van systeemstuureenheid 71 en wordt dit signaal Ms aan schakelcircuit 106 als zijn stuur-25 signaal toegevoerd opdat schakelcircuit 106 het mogelijk maakt dat signaal BLKA daardoorheen in modus A passeert, terwijl het schakelcircuit 106 het mogelijk maakt dat signaal BLKB daardoorheen passeert in modus B. De uitgang van schakelcircuit 106 wordt gemeenschappelijk toegevoerd aan EN cir-30 cuits 100 tot 103. Geheugenstuureenheid 73 vormt eveneens een maskeersignaal MASK dat "1" wordt wanneer BLKA "1" is en BLKB = "0", zoals getoond in fig. 8C. In reaktie op het modusscha-kelsignaal Ms in modus B wordt maskeersignaal MASK via schakelcircuit 107 aan OF circuit 105 toegevoerd, terwijl in 35 modus A het signaal "0" via schakelcircuit 107 aan OF circuit 105 wordt toegevoerd.

89 01 370.' -21-

Derhalve wordt in modus A het signaal BLKA toegevoerd aan EN circuits 100 tot 103 en wordt een signaal "0" van schakelcircuit 107 aan OF circuit 105 toegevoerd, opdat de beelddata 2° tot 23 van geheugenstuureenheid 43 worden 5 gevoed zoals ze zijn aan D/A omzetter 35 via EN circuits 100 tot 103 en OF circuit 105. Zodoende is het, zoals getoond in fig. 9A in modus A mogelijk beeldscenedata gevormd uit 160 scene-elementen x 100 scene-elementen te verkrijgen. In modus B, wanneer is voldaan aan BLKB = "1" en MASK « "0W gedurende 10 de horizontale afbeeldperiode (een periode van 96 scene-elementen ), wordt een beeld van modus B afgebeeld bij het midden van het scenescherm, zoals getoond in fig. 9B. In dat geval wordt gedurende de resterende periode voldaan aan BLKB = "0" en MASK = "1" opdat het niveau van de ingangsaansluiting 22 15 van D/A omzetter 35 naar "1“ gaat en de niveau's van de andere ingangsaansluiting 2°, 21 en 23 naar "0" gaan. Zodoende worden gedurende de resterende periode de inkomende data van geheugenstuureenheid 43 "0100" hetgeen het grijsniveau van de vierde gradatie aangeeft. Zoals getoond in fig. 9B worden 20 beelddata van 96 scene-elementen x 100 scene-elementen afgebeeld op het midden van het scenescherm terwijl beide zijdelen van het scenescherm of twee gebieden van 32 scene-elementen x 100 scene-elementen getoond door gearceerde lijnen, grijs worden corresponderend met het niveau van de vierde 25 gradatie.

Hoewel in de boven beschreven uitvoeringsvorm telefoontoestel 12 en bandapparaat 13 afzonderlijk zijn gevormd, kunnen ze als een enkele eenheid worden gevormd. Indien dit het geval is, zullen beelddata worden geregistreerd in zoge-30 heten automatisch beantwoorde telefoon, en zullen de beelddata verder worden getransfereerd naar een andere videotelefoon voor afbeelding. Op gelijke wijze kunnen, hoewel scha-kelcircuits 92 en 95 zijn beschreven als onafhankelijk gevormd van geheugenstuureenheid 43, deze in geheugen 43 wor-35 den opgenomen.

Voorts kan in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld het signaal Py gelijktijdig worden geschreven in en gelezen 8901370/ -22- uit geheugens 41 en 42; dit kan gerealiseerd worden door een RAM met duale poort of dergelijke. Het is eveneens mogelijk met opneming van een buffergeheugen een schijnbaar gelijk uitlezen en inschrijven te bereiken door het overbrengen van 5 de beelddata tussen het buffergeheugen en de geheugens 41 en 42 gedurende de horizontale blokkeringsperiode.

Hoewel in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld het meeste van de signaalbewerking zoals signaalbewerking geëffectueerd door demodulatiecircuit 56 of dergelijke, wordt 10 weergegeven als te zijn uitgevoerd in hardware ten einde een begrip van de uitvinding te vergemakkelijken, kan dergelijke signaalverwerking eveneens worden uitgevoerd door een sys-teemstuureenheid (microcomputer) 71 en het software daarin.

Daar in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld de 15 beelddata ontvangen in periode Tg, sequentieel worden geschreven in geheugen 42 en de beelddata uit geheugen 42 voor afbeelding op hetzelfde tijdstip worden gelezen, correspondeert de afgebeelde scene met de ontvangen beelddata in het ontvangstgebied van de beelddata, terwijl een andere 20 scene, gebaseerd op voorgaande beelddata in het gebied zou worden afgebeeld waarin nieuwe beelddata nog niet is ontvangen. Desalniettemin worden, wanneer dergelijke afbeelding niet acceptabel is, de signalen BLKA en BLKB beide "0" gemaakt en wordt het maskeersignaal MASK "l", opdat het 25 gebied waarin de beelddata nog niet is ontvangen grijs wordt volgens de vierde gradatie, hetgeen afbeelding van delen van de voorgaande scene vermijdt.

Na overdracht en ontvangst van de beelddata dient, indien de scenemodus de B modus is, het leesadresgebied ver-30 anderd worden als gebied getoond door de dubbele lijnen in fig. 6. Dit kan worden gerealiseerd door een adresteller die wordt gestuurd door de signalen Sc, Ph en Pv. In dat geval wordt het leesadres, zelfs hoewel het is veranderd als in het gebied getoond door de dubbele lijnen in fig. 6, verandert 35 bij een transmissie- en ontvangstsnelheid van de beelddata, of met de frequentie F3 (=1748 Hz) van het signaal S3 opdat voorkomen kan worden dat het leesadres complex wordt. Op 8901370.

-23- alternatieve wijze kan de adresverwerking worden uitgevoerd door systeemstuureenheid 71.

Wanneer het de bedoeling is de positie van de scene in modus B van het midden van het scenescherm in horizontale 5 richting te verplaatsen, kunnen de adressen van het gebied getoond door de dubbele lijnen in fig. 6 corresponderend met geheugens 41 en 42, overeenkomstig worden veranderd.

Volgens de onderhavige uitvinding en als boven beschreven zijn geheugens 41 en 42 ingericht om resp. adres-10 capaciteiten te hebben corresponderend met modus A, waarbij in modus A alle adressen daarvan worden gebruikt voor overdracht, ontvangst en lezing van beelddata voor afbeelding, terwijl in modus B de beelddata worden overgedragen en ontvangen voor de adressen die corresponderen slechts met het 15 midden van het scenescherm, bijv. terwijl de beelddata echter worden uitgelezen voor alle adressen voor afbeelding. Zodoende is het niet noodzakelijk, wanneer de ontvangen beelddata worden afgebeeld, ongeacht of het om modus A of modus B gaat, de methode voor het vormen van het leesadres of dergelijke 20 voor het geheugen te veranderen. In andere woorden wordt het leesadres voor afbeelding veranderd met relatief hoge snelheid corresponderend met de horizontale en vertikale aftasting opdat indien deze wordt veranderd in responsie op modus A of modus B, het circuit van de geheugenstuureenheid niet 25 gecompliceerd behoeft te worden. Volgens de onderhavige uitvinding is het niet mogelijk het leesadres te veranderen, zodat de geheugenstuureenheid gemakkelijk kan worden ontworpen en constructie daarvan kan worden gesimplificeerd.

Voorts is het niet noodzakelijk, wanneer het beeld 30 wordt bevroren als stilstaand beeld ten einde de beelddata over te dragen, van te voren de scenemodus te bepalen, in welk geval de videotelefoon van de uitvinding uiterst gemakkelijk te gebruiken gemaakt kan worden. Eveneens wordt, wanneer een scene van kleine afmeting onder een aantal scene-af-35 metingen wordt afgebeeld, of in geval van modus B, het scene-deel buiten het beeld van kleine afmeting gemaskeerd door bijv. het grijsmasker opdat ongewenste beelddata ter linker 8901 370.' -24- zijde in het videogeheugen vrijgemaakt wordt voor gecompliceerde verwerking en slechts de gewenste scene wordt afge-beeld. Derhalve is het mogelijk op professionele wijze een aantal beelddata af te beelden die verschillende scene-afme-5 tingen representeren.

Het moge duidelijk zijn dat bovengaande beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen slechts als voorbeeld is gepresenteerd en dat velerlei modificaties en variaties kunnen worden geëffectueerd door een deskundige in dit vakgebied 10 zonder de geest en strekking van de nieuwe concepten van de uitvinding te verlaten, welke bepaald dienen te worden door de bij gevoegde conclusies.

&9 01 37 0.

Claims (12)

1. Een videotelefoon waarbij beelddata van een stilstaand beeld in een eerste scenemodus een beelddata van een stilstaand beeld in een tweede scenemodus worden overgedragen via een transmissielijn voor een audiosignaal en 5 waarbij een stilstaand beeld in de eerste of tweede modus wordt afgebeeld, waarbij de scene uit de tweede modus kleiner is dan de scene uit de eerste modus, omvattende: - een geheugen met een adrescapaciteit die wordt bepaald door de afmeting van de stilstaande scene in de eer- 10 ste scenemodus; en - geheugenstuurmiddelen voor het sturen van het schrijven van data, opdat wanneer beelddata van een stilstaande scene in de eerste scenemodus worden ontvangen, de beelddata in alle adressen van het geheugen worden geschre- 15 ven, om het schrijven van data zodanig te sturen, dat wanneer beelddata van een stilstaand beeld in de tweede scenedata worden ontvangen, de beelddata in een voorafbepaald gebied wordt geschreven, dat minder dan alle adressen van het geheugen omvat en om het uitlezen van data uit het geheugen te 20 sturen zodat data in alle adressen van het geheugen worden uitgelezen voor afbeelding van een stilstaande scene in de eerste scenemodus en de tweede scenemodus.

2. Een videotelefoon volgens conclusie 1, waarin de beelddata voorzien zijn van modus-identificatiedata en de 25 geheugenstuurmiddelen reageren op de modusidentificatie voor het sturen van het inschrijven van beelddata in de eerste en tweede scenemodi.

3. Een videtelefoon volgens conclusie 1, voorts voorzien van een op het geheugen aangesloten bandrecorder 30 voor het registratie van de daaruit gelezen beelddata.

4. Een videotelefoon volgens conclusie 1, waarbij de beelddata digitale data zijn, omvattende: - een digitaal-analoogomzetter voor het leveren van een analoog beelddatasignaal en een afdrukeenheid voor ont- 35 vangst van het analoge beelddatasignaal voor het daaruit leveren van een afgedrukte scene. 8901370: -26-

5. Een videotelefoon volgens conclusie l, voorzien van een maskeercircuit aangesloten om de uit het geheugen gelezen beelddata te ontvangen, die reageert op een modussignaal uit de geheugenstuurmiddelen om ervoor te zorgen dat uit 5 adressen in het geheugen buiten het vooraf bepaalde gebied uitgelezen beelddata in de tweede scenemodus met een constant grijs niveau worden afgebeeld.

6. Een videotelefoon volgens conclusie 1, waarbij het geheugen voorzien is van eerste en tweede willekeurig 10 toegankelijke videogeheugens die elk zijn aangesloten voor ontvangst van de beelddata via de geheugenstuurmiddelen.

7. Een videotelefoon waarbij de beelddata van een stilstaand beeld in een eerste scenemodus een beelddata van het stilstaand beeld in een tweede scenemodus worden overge- 15 dragen via een transmissielijn met een audiofrequentieband-breedte en waarbij de tweede scenemodus een scene kleiner dan in de eerste scenemodus levert, omvattende: - een geheugen voor opslag van de beelddata; - middelen voor het besturen van inschrijven en 20 uitlezen van beelddata in en uit het geheugen; - afbeeldmiddelen voor het afbeelden van een resp. scene van de eerste en tweede scenemodi; en - een maskeercircuit dat beelddata uit het geheugen ontvangt en dat is aangesloten op de afbeeldmiddelen, waarbij 25 uitgelezen beelddata wordt toegevoerd via het maskeercircuit aan de afbeeldmiddelen, waarbij het maskeercircuit reageert op de stuurmiddelen opdat, wanneer de beelddata de tweede stilstaande scene representeren, een scenedeel buiten de tweede stilstaande scene wordt gemaskeerd door vooraf bepaal- 30 de data.

8. Een videotelefoon volgens conclusie 7, waarbij de afbeelding voorzien is van een videomonitor en het maskeercircuit de vooraf bepaalde data verschaft voor de videomonitor opdat het stilstaande beeld in de tweede modus zich 35 in een centraal gebied van boven tot onder het scherm bevindt en gebieden van het scherm aan beide zijden daarvan grijs worden opgeleverd. 89 01 370. -27-

9. Een videotelefoon volgens conclusie 7, waarbij het geheugen een adrescapaciteit heeft om alle beelddata van het stilstaande beeld in de eerste scenemodus op te nemen.

10. Een videotelefoon volgens conclusie 9, waarbij 5 de stuurmiddelen het inschrijven van beelddata in de tweede scenemodus in het geheugen in adressen daarin die corresponderen met een gebied dat kleiner is dan de adrescapaciteit van het geheugen, sturen.

11. Een videotelefoon volgens conclusie 7, voorts 10 voorzien van een bandapparaat voor het registreren van uit het geheugen gelezen beelddata.

12. Een videotelefoon volgens conclusie 7, waarbij de beelddata digitale data zijn, voorts voorzien van: - een digitaal-analoogomzetter voor het tot een 15 analoog signaal omzetten van een uit het geheugen gelezen digltaal-beeldsignaal; en - een adrukeenheid voor ontvangst van het analoge beeldsignaal en voor het leveren van een afgedrukte scene daaruit. 8901370.'