NL8302170A - Spuitgietmachine voor kunststof, met gietvormwisselinrichting. - Google Patents

Description

-- *

Spuitgietmachine voor kunststof, met gietvormwisselinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een spuitgietmachine voor kunststof met een vormsluiteenheid, met tenminste één tempeerapparaat, met tenminste twee wachtstations, waarin spuitgietvormen met behulp van het tempeerapparaat op de be-5 drijfstemperatuur kunnen worden gebracht, met een automatisch werkende gietvormwisselinrichting, die is voorzien van een transporttafel met twee opstelplaatsen voor het overbrengen van spuitgietvormen uit de wachtstations in de spanruimte van de vormsluiteenheid en omgekeerd, alsmede van een horizontale, loodrecht 10 op de sluitrichting van de vormsluiteenheid verlopende transportbaan met een aandrijfinrichting voor het verschuiven van de spuitgietvormen.

Bij een bekende spuitgietmachine voor kunststof van deze soort (DE-A 1 629 746) zijn in de vakken (wachtsta-15 tions) van een ruimtelijk van de spuitgietmachine gescheiden kast talrijke spuitgietvormen opgeslagen. De bodem van elk vak is gevormd door telkens één verwarmingsplaat, waarop de op de bedrijfs-temperatuur voor te verwarmen spuitgietvormen liggen. De transporttafel van de gietvormwisselinrichting is als draaitafel 20 uitgevoerd. Bij uitnemen van een spuitgietvorm uit een vak wordt deze automatisch van zijn warmtebron gescheiden. Na het transport van de spuitgietvorm in de spanruimte moet daarom de spuitgietvorm opnieuw op een warmtebron worden aangesloten, om aan de vereiste thermische voorwaarden van het spuitbedrijf te voldoen. Voor het 25 begin van het spuitbedrijf moeten echter nog andere verzorgings-leidingen, in het bijzonder elektrische leidingen voor schakelen stuurfuncties, alsmede eventueel voor temperatuurvoelers op de gietvorm worden aangesloten. Hierbij moet erop worden gelet, dat een optimale temperatuuraanpassing niet alleen een bepaalde ge-30 middelde temperatuur van de spuitgietvormen tot stand moet brengen, maar ook in vergaande mate de temperatuursverschillen binnen de spuitgietvorm moet verwezenlijken, die bij het daaropvolgende spuitbedrijf moeten heersen. De ervaring heeft geleerd, dat bij- 8302170 » i 2 voorbeeld gewichtstoleranties binnen een vervaardigingsserie van gelijke gespoten voorwerpen, die tegenwoordig nog dikwijls tussen 0,6 en 0,8 % ligt, slechts bij een met grote zorgvuldigheid uitgevoerde voorbereiding en aanpassing van de spuitgietvorm aan 5 de in het programma opgenomen voorwaarden, hierna als aanpassing aangeduid, kunnen worden verkleind.

Hiervan uitgaand heeft, de uitvinding ten doel, met eenvoudige maatregelen bij buitengewoon nauwkeurige aanpassing de met een gietvormwisseling gepaard gaande bedieningshande-10 lingen te verminderen en de daarmee verbonden bedrijfsuitvaltijd te verkorten.

Dit doel wordt bereikt, doordat volgens de uitvinding de elk op een spuitgietvorm aansluitbare, buigzame ver-zorgingsleidingen van het tempeerapparaat in hun lengte zodanig 15 zijn bemeten, dat beide spuitgietvormen zonder afnemen van de ver-zorgingsleidingen elk tussen hun wachtstation en de spanruimte van de horizontale vormsluiteenheid beweegbaar zijn, en doordat door de opstelplaatsen van de transporttafel twee wachtstations zijn gevormd.

20 Bij een dergelijke oplossing is het in prin cipe mogelijk, de zich in wachtpositie bevindende spuitgietvorm in elk opzicht met een minimum aan bedienings- en transporthande-lingen aan te passen en zonder tijdsvertraging in het spuitbedrijf over te brengen, dat kan beginnen, zodra de spuitgietvorm de 25 bedrijfspositie in de spanruimte heeft bereikt. Dit alles geldt ook voor spuitgietvormen met verschillende afmetingen. Voor de eerste maal is ook voldaan aan de voorwaarden voor een voortzetting van de aanpassing gedurende het transport van de spuitgietvorm van het wachtstation in de bedrijfspositie in de spanruimte. Ten-30 slotte voert de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding tot een sterk ruimtebesparende opstelling, doordat een rechtlijnig heen en weer beweegbare transporttafel rechtstreeks tegen een langszijde van de spuitgietmachine voor kunststof aanligt.

Andere uitvoeringsvormen van de spuitgietmachine 35 volgens de uitvinding zijn hierna en in dê bijgaande conclusies 8302170 i t t 3 beschreven.

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van de tekening nader toegelicht.

Figuur 1 toont de gedeeltelijk in dwarsdoor-5 snede getekende spuitgietmachine voor kunststof in vooraanzicht (aanlegplaat van de spuitgietvorm afgenomen), figuur 2 toont de spuitgietmachine voor kunststof volgens figuur 1 in zijaanzicht en figuur 3 toont een gedeelte van de spuitgiet-10 machine volgens de figuren 1 en 2 in bovenaanzicht, figuur 4 toont de spuitgietmachine voor kunststof in doorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 5, figuur 5 toont een deel van de spuitgietmachine volgens figuur 4 in bovenaanzicht, 15 figuur 6 toont de spuitgietmachine volgens figuur 4 in zijaanzicht vanuit de richting A, de figuren 7 en 8 tonen een detail van de spuitgietmachine voor kunststof in.verschillende bedrijfsposities ter verduidelijking van de functie, 20 figuur 9 toont het detail volgens de figuren 7 en 8 in zijaanzicht (niet in doorsnede), figuur 10 toont een gedeelte van het detail volgens figuur 9 op een grotere schaal en de figuren 10a - lOd tonen enige voorbeel-25 den voor de code van de spuitgietmachine voor kunststof ter herkenning van de spuitgietvorm respectievelijk voor het afroepen van het programma.

^ Op de machine-moet van de spuitgietmachine voor kunststof is de vormsluiteenheid geplaatst. Deze omvat een 30 stationaire vormdrager 17. De beweegbare vormdrager 18 is op balken 19, 20 verschuifbaar gelagerd. De stationaire vormdrager 17 met zijn verstijvingsschild 17b zit door middel van bevestigings-voeten 17a gecentreerd op looprails 12 van de machinevoet 10.

De looprails 12 liggen op omgeslagen randen 10a van de machinevoet. 35 De door middel van rollende steuninrichtingen 75 op de looprails 8302170 ί < 4 12 ondersteunde vormdrager 18 omvat een opspanwand 18a, een achterwand 18c, alsmede meerdere de sluitdruk overbrengende steunrib-ben 18b. De spuitgietvorm 21 respectievelijk 21' omvat platen 21a, 21b met platte spanvlakken, die hierna "aanlegplaten" worden ge-5 noemd. De aanlegplaten 21a, 21b steken aan twee tegenover elkaar liggende zijden iets buiten de resterende platen 21c, 21d (figuur 3) van de spuitgietvorm uit. De spuitgietvorm is door middel van hydraulisch bedienbare spanhouten 25 in de bedrijfsstand vastgehouden. Nokken 25a van de spanbouten 25 grijpen telkens achter de naburige 10 gietvormhelft op de aanlegplaat 21a respectievelijk 21b aan. Een door middel van balken 43 op moffen 42 van de stationaire vormdrager 17 aangesloten spuitgieteenheid met plastificeercilinder 44 werkt dwars op de scheidingsvoeg b-b van de spuitgietvorm 21.

Een andere spuitgieteenheid 44', die in de scheidingsvoeg b-b werkt, 15 is in figuur 2 getekend. Een inrichting voor het wisselen van de spuitgietvormen omvat een transporttafel 29. Met behulp daarvan kan een spuitgietvorm 21 op een loodrecht op de sluitrichting van de vormsluiteenheid verlopende transportbaan in de spanruimte S van de vormsluiteenheid worden gereden, respectievelijk uit deze 20 spanruimte naar buiten worden bewogen. De transporttafel 29 is in sluitrichting van de vormsluiteenheid door middel van een hydraulische zuigercilindereenheid 32 naar beide zijden telkens over tenminste eeri maximale gietvormdiepte verschuifbaar. Hij is op de op de machinevoet 10 ondersteunde geleidingsbalken 30 aan de tegen-25 over de bedieningszijde liggende aanpassingszijde A gelagerd.

De geleidingsbalken 30 en de cilinder van de zuigercilindereenheid 32 zijn door een lagerbok 31 met dwarswan-den 31b opgenomen. Deze is aan de naburige looprail 12 bevestigd en op een steunplaat 11 van de machinevoet 10 instelbaar onder-30 steund.

Loodrecht op de sluitrichting verlopende beves-tigingsranden 11b van de steunplaat 11 zijn door middel van beves-tigingselementen 77 met de geleidingsbok 31 verbonden. De lagerbok 31 is door middel van een flens 31a met behulp van beves-35 tigingsschroeven 39 aan de looprail 12 bevestigd. De instelinrich- 8302170 ------ * · 5 ting 13 omvat stelschroeven 80, die in de geleidingsbok 31 zijn geschroefd en met hun kop op de steunplaat 11 zijn gesteund.

De zuigercilindereenheid 32 ligt tussen de in oogvormige opneem-lagers 29a van de transporttafel 29 opgenomen geleidingsfaalken 30.

5 Op de transporttafel 29 zijn voor twee in sluitrichting verplaatst naast elkaar opgestelde spuitgietvormen 21, 21’ paren geleidings-lijsten 23, 24 met geleidingsvlakken 23a, 24a aangebracht. De aanlegplaat 21a van de zich in de transportbaan bevindende spuitgiet-vorm 21 ligt bij de transportbeweging tegen de geleidingvlakken 10 23a respectievelijk 24a van het paar geleidingslijsten 23 respec tievelijk 24 aan. Een aanlegplaat 21a van de tweede, zich in het wachtstation W bevindende spuitgietvorm 21' ligt tegen de aanleg-vlakken 24a respectievelijk 23a van het andere paar geleidingslijsten 24 respectievelijk 23 aan. Bij de gietvormwisseling liggen 15 een geleidingsvlak 23a respectievelijk 24a en de opspanvlakken van de bijbehorende vormdrager 17 ongeveer in één vlak. Op de transportbaan is de spuitgietvorm 21 met behulp van een onder de transportbaan opgestelde aandrijf inrichting A' verschuifbaar. De door een hydraulische motor 50 aangedreven aandrijfinrichting A' omvat 20 twee eindloze kettingen 55. De lagerbok 48a van de aandrijfinrichting A* is enerzijds door middel van klemlichamen 68 op de naburige balk 20 van de vormsluiteenheid geklemd en anderzijds op een stationaire steunas 49 vastgehouden (figuur 1). Als meeneemorga-nen zijn de kettingen 55 voorzien van meeneembeugels 58.

25 Aan zijdelingse aanzetstukken 17c respectieve lijk 18d van de vormdragers 1-7 respectievelijk 18 (figuur 3) zijn steunelementen 22b geschroefd, waarvan de glijvlakken in één vlak met de glijvlakken 22a van de geleidingslijsten 22 liggen. De spuitgietvorm 21 * is bij het opzetten op het wachtstation W met 30 behulp van vertikaal in de transporttafel 23 verschuifbaar gelagerde stiften 63 positioneerbaar.

Een van de veerbelaste stiften 63 wordt met behulp van een door de beweging van de transporttafel aan het einde van deze beweging gestuurde inrichting automatisch buiten 35 ingrijping gebracht.

8302170 > s 6

De tempeerapparaten 88 zijn ongeveer symmetrisch ten opzichte van het scheidingsvlak b-b van de spuitgiet-vorm 21 opgesteld. De verzorgingsleidingen 90 zijn gebundeld in stijve verzamelbuizen 89, die in horizontale delen 89a uit de tem-5 peerapparaten 88 steken, over vertikale delen 89b alsmede horizontale delen 89c verlopen en ongeveer symmetrisch ten op— zichte van het scheidingsvlak b-b van de spuitgietvorm boven de vormsluiteenheid uitmonden. De van de uitmondingen 89b naar de aan-sluitplaatsen 92 van de spuitgietvormen 21, 21’ voerende einddelen 10 van de verzorgingsleidingen 90 zijn vrij beweegbaar. Bij gietvorm-wisseling werkt de spuitgietmachine voor kunststof als volgt: volgens de figuren 2, 3 bevindt zich bij spuitbedrijf een spuitgietvorm 21 in de spanruimte S tussen de vormdragers 17, 18. Zij wordt door het tempeerapparaat 88 via de verzorgingsleidingen 90 15 verzorgd, dat wil zeggen doorlopend op temperatuur gehouden en met behulp van de via elektrische leidingen lopende meet- en stuur-impulsen gestuurd. Ben andere spuitgietvorm 21’ ligt in het wacht-station W op de naar rechts gereden transporttafel 29. Zij werd van te voren zo tijdig op de verzorgingsleidingen 90 van het tem-20 peerapparaat 88 aangesloten, dat tot de wisseling voldoende tijd voor aanpassing overblijft, die tot twee uren en meer in beslag kan nemen. Deze aanpassing beperkt zich niet tot de tempering, maar omvat ook de aansluiting van de andere verzorgingsleidingen in het bijzonder elektrische leidingen voor schakel- en stuurfunc-25 ties, alsmede voor de temperatuurvoelers van de spuitgietvorm.

Na het stoppen van het spuitbedrijf wordt de gietvormwisseling volgens opgeslagen programma als volgt uitgevoerd: het temperatuur-apparaat 88 wordt uitgeschakeld. De vormsluiteenheid wordt over ongeveer één millimeter uitgereden, nadat de spanhouten 25 zijn 30 losgemaakt. Daarna wordt de aandrijfinrichting A' in bedrijf gesteld en de gesloten spuitgietvorm 21 met de aangesloten verzorgingsleidingen 50 op de transportbaan op de schuiftafel 29 overgebracht. Daarbij glijden de onderste oplegkanten van de aanlegplaat 21a eerst op de glijvlakken 22a van de geleidingslijsten 22, 35 dan op de glijvlakken van de geleidingselementen 22b en daarna op 8302170 * * 7 de transporttafel 29, waar een aanlegplaat binnen het paar gelei-dingslijsten 23 is geleid- De spuitgietvorm 21 kan indien nodig op het opspanvlak van een vormdrager 17 respectievelijk 18 zijn geleid.

5 Bij de daarop volgende verschuivende beweging van de transporttafel 29 komt de uitgewisselde spuitgietvorm met de aangesloten verzorgingsleidingen 90 naar links in het in figuur 3 in streepstippellijnen getekende linker wachtstation W, waaruit hij, na losmaken van de verzorgingsleidingen, kan worden afgevoerd. 10 Gelijktijdig wordt met de verschuivende beweging de zich in het rechter wachtstation W bevindende spuitgietvorm 21’ samen met de aangesloten verzorgingsleidingen 90, dus bij voortgezette tempering, in de transportbaan voor de spanruimte S gereden. Bij het bereiken van de transportbaan wordt de stift 63 automatisch uit 15 zijn ingrijpingsstand getrokken, zodat de spuitgietvorm voor het inschuiven in de spanruimte S vrij is. Aan het einde van de verschuivende beweging van de transporttafel 29 wordt de aandrijfin-richting A' inbedrijf gesteld en de spuitgietvorm 21' samen met de verzorgingsleidingen 90 in de bedrijfspositie overgebracht.

20 Aan het einde van de door de wegmeetinrichting bepaalde inschuifbeweging worden alle spanbouten 25 gelijktijdig voorgespannen, nadat de spuitgietvorm is gesloten, waarbij de sluitslag ongeveer 1 mm bedraagt. Daarna wordt het spuitbedrijf voortgezet’.

25 Elke verdere gietvormwisseling wordt met de aanpassing van de zich in het wachtstation W bevindende spuitgietvorm 21' respectievelijk 21 ingéleid en verloopt in principe op dezelfde wijze als de bovenbeschreven wisseling met dien verstande, dat de richting van de verschuivende beweging van de transport-30 tafel bij elke wisseling verandert. Bevindt zich de transporttafel in de rechter stand volgens de figuren 3 respectievelijk 2, dan is de schuiftafel met een glijvlak 36 op een steunvlak 35 van de naburige rechter dwarswand 31b ondersteund. Bevindt zich de transporttafel 29 in de linker stand, dan is het genoemde glijvlak 36 op 35 de linker dwarswand 31b van het geleidingsblok 31 ondersteund.

8302170

* V

8

Vaak moet met de aan te passen en opnieuw in de vormsluiteenheid van de spuitgietmachine voor kunststof te plaatsen spuitgietvorm een vergeleken met het tot nu toe ingespoten kunststofmateriaal een ander kunststofmateriaal. of een kunststof-5 materiaal met een andere kleur worden verwerkt. In dit geval is het doelmatig, een tweede spuitgieteenheid 44' in wachtpositie op de spuitgietmachine voor kunststof aan te brengen.

Deze spuitgieteenheid 44' moet. zo tijdig op bekende wijze in bedrijfspositie aan de vormsluiteenheid worden 10 bevestigd en met het voor de spuitgietvorm. 21' bestemde kunststofmateriaal worden gevuld en thermisch op het verdere spuitbedrijf worden voorbereid, dat daarmee na voltooide gietvormwisseling het spuitbedrijf- direkt kan worden voortgezet.

Het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 15 4-10 onderscheidt zich van het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1-3, doordat een in vergelijking tot de reeds beschreven aandrijfinrichting A' anders uitgevoerde aandrijfinrichting A" wordt toegepast^en de verzorgingsleidingen 90 gemeenschappelijk door middel van een koppelingskop 93 via een koppelingskop 95 auto-20 matisch op de spuitgietvorm 21 respectievelijk 21' aansluitbaar zijn. Daarbij is de bij het opstellen van de spuitgietvorm op een wachtstation W plaatshebbende vertikale beweging voor de automatische aansluiting van de verzorgingsleidingen 90, 90a, 90b benut. Dienovereenkomstig eindigen alle verzorgingsleidingen 90, 90a, 90b 25 in de'koppelingskop 93. Deze is aan een staafvormig transportele-ment 94 bevestigd, dat een onderdeel van de aandrijfinrichting A" vormt. Het door een eindloze ketting 55 aangedreven en de spuitgietvorm 21 respectievelijk 21’ in de transportbaan a-a trekkende transportelement 94 is op de transporttafel 29 tussen de rechter 30 geleidingslijst 23 respectievelijk 24 en een verdere geleidingslijst 23t en in de spanrui .mte S tussen geleidingslijsten van een gelei-dingslichaam 96 geleid, dat aan de stationaire vormdrager 17 is bevestigd. Daarbij is de spuitgietvorm op het geleidingslichaam 96 ondersteund, waarin de aandrijfinrichting A" is geïntegreerd.

35 De aandrijfinrichting A" onderscheidt zich van de reeds beschreven 8302170 * ·* 9 aandrijfinrichting A' in wezen, doordat slechts eön enkele, om een vertikale as omlopende eindloze ketting 55' is aangebracht, die het transportelement bij periodiek wisselende aandrijfrich-ting met zijn ene part trekt. Daarbij grijpen meenemertappen 55a 5 in zijdelingse nissen 94b van het transportelement 94. Een dergelijke transportinrichting A" is onderwerp van de Duitse octrooiaanvrage P 32 42 045.4 en daarom als zodanig niet onderwerp van de onderhavige aanvrage. Het transportelement 94 is daardoor gekoppeld met de spuitgietvorm, die met een vertikale koppelings-10 tap 94a (figuur 5) in een boring van de spuitgietvorm grijpt.

De koppelverbinding kan daarom door een vertikale beweging van de spuitgietvorm tot stand worden gebracht respectievelijk worden opgeheven- Daarbij is de spuitgietvorm in elk geval zo op de transporttafel 29 aangebracht, dat zijn symmetrievlak s-s samen-15 valt met het symmetrievlak t-t van de transporttafel 29 (figuren 3 en 4). Daardoor is gewaarborgd, dat de transportweg van de spuitgietvorm 21 respectievelijk 211 in de transportbaan a-a onafhankelijk van zijn breedte steeds even lang is. Omdat het transportelement 94 met behulp van de tap 63 op de transporttafel is ge-20 fixeerd, staat de koppelingskop 93 in een constante rui-mtelijke verhouding tot het symmetrievlak s-s (figuur 5). De met de koppelingskop 93 in één vlak liggende koppelingskop 95 is door middel van een tussenstuk 103 respectievelijk 103' (figuur 4) aan de stationaire helft van de spuitgietvorm 21 respectievelijk 21' bevestigd. De 25 grootte van dit tussenstuk is zodanig, dat de koppelingskop 95 in vertikale lijn steeds op één lijn ligt met de koppelingskop 93.

Dit betekent, dat bij een zeer brede spuitgietvorm het tussenstuk (103 in figuur 4 rechts) betrekkelijk klein en bij een smallere spuitgietvorm het tussenstuk (103' in figuur 4 links) dienovereen-30 komstig groter is. Zoals in het bijzonder uit de figuren 7 en 8 blijkt, zijn tempeervloeistoffen of drukmedia transporterende verzorgingsleidingen 90 door de vertikale beweging van de spuitgietvorm 21 respectievelijk 21' door middel van snelkoppelingen 104 op overeenkomstige aansluitleidingen 90' aansluitbaar, respec-35 tievelijk van deze aansluitleidingen ontkoppelbaar. Deze aansluit- 6302170 > 5 10 leidingen 90' lopen van de koppelingskop 95 naar de verbruiks-plaatsen van de spuitgietvorm. De snelkoppelingen 104 zijn afhankelijk van de axiale opsteekbeweging respectievelijk uittrekbewe-ging door middel van koppelingshelften zodanig gestuurd, dat de 5 koppelingseinden van de verzorgingsleidingen 90 respectievelijk van de aansluitleidingen 90' zich bij het aftrekken van de koppelingskop 95 sluiten respectievelijk bij het opzetten openen. De ' snelkoppelingen 104 zijn om redenen van ruimtebesparing zonder axiale vergrendeling in de koppelingskoppen 93, 95 geplaatst. De 10 verzorgingsleidingen 90 dienen in combinatie mat de bijbehorende aansluitleidingen 90' deels voor het transport van tempeermedia, deels voor· het transport van drukmedia zoals drukolie of druklucht ter verzorging van aandrijfinrichtingen van de spuitgietvorm, bijvoorbeeld voor het uitschroeven van inlegdelen of voor het uit-15 blazen van gespoten· voorwerpen uit de spuitgietvorm. De drukmedia worden in de regel van de hydraulische kringloop van de spuitgiet-machine respectievelijk van een afzonderlijke drukluchtbron afgenomen. De elektrische verzorgingsleidingen 90a dienen voor de voeding van thermovoelers en weerstandsverwarmingen, alsmede van 20 eindschakelaars en meetpunten. Een andere verzorgingsleiding 90b verbindt een in de koppelingskoppen 93, 95 aangebrachte codeer-inrichting K met de rekeninrichting van de spuitgietmachine. De verzorgingsleidingen 90 monden paarsgewijze (toevoerleiding en afvoerleiding) uit in de koppelingskop 93. Elke helft van de spuit-25 gietvorm 21 respectievelijk 21' kan door middel van een eigen paar verzorgingsleidingen 90 en door middel van de bijbehorende aansluitleidingen 90' met tempeervloeistof worden verzorgd. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor metalen kernen in de holle vormruimten 102. Daardoor is voldaan aan de voorwaarde, dat de spuitgietvorm 30 bij het spuitbedrijf de gebruikelijke ritmische openings- en sluit-bewegingen kan uitvoeren. De beweegbare helft van de spuitgietvorm kan op verschillende manieren worden verzorgd (figuren 4 - 6): bij een eerste soort verzorging, in de figuren 4 - 6 in streep-stippellijnen aangeduid, is een toevoerende aansluitleiding 90' 35 aan de voorzijde van de stationaire helft verankerd en loopt van- 8302170 ---' " 1 9 * 11 daaruit via een boogvormig naar beneden doorhangend, buigzaam leidinggedeelte 90"* naar een aan de voorzijde liggende aansluit-plaats op de beweegbare helft. Via deze aansluiting stroomt het tempeermedium in de beweegbare helft van de spuitgietvorm naar 5 binnen, om na circulatie in de gietvormhelft via een aan de voorzijde aangebrachte uitstroomopening in een terugvoerend leidinggedeelte 90'” te stromen, diens einde aan de voorzijde van de stationaire gietvormhelft is verankerd. Vanuit de verankeringsplaats stroomt het tempeermedium via een terugvoerende aansluitleiding 10 90' naar de aansluiting in de koppelingskop 95.

Bij een alternatieve soort verzorging, figuren 4 en 5, is, uitgaande van de koppelingskop 95 een toevoerende aansluitleiding 90' via een boring door de stationaire helft van de spuitgietvorm gevoerd, aan de achterzijde van deze helft veran-15 kerd en van daaruit langs een boogvormig, naar beneden doorhangend leidinggedeelte 90” naar de aan de achterzijde liggende aansluit-plaats op de beweegbare helft verlengd. Via deze aansluitplaats wordt het tempeermedium in de beweegbare helft gevoerd, om via een aan de achterzijde liggende uitstroomopening, het aan de stationaire 20 helft vastgehouden leidinggedeelte 90” en een terugvoerende aansluitleiding 90‘ door de stationaire helft heen naar de koppelingskop 95 te stromen. Bij een andere alternatieve soort verzorging kan het tempeermedium via een toevoerende aansluitleiding 90’ door een boring in de stationaire helft heen zijn gevoerd, die aan 25 de achterzijde van deze helft is verankerd en als boogvormig, naar beneden doorhangend leidinggedeelte 90" naar een aan de achterzijde liggende afsluitplaats van de beweegbare helft, is gevoerd.

Via deze aansluitplaats stroomt het tempeermedium in de beweegbare helft naar binnen en stroomt via een uitstroomopening en het 30 boogvormige, aan de voorzijde van de stationaire gietvormhelft verankerde leidinggedeelte 90”', alsmede via de terugvoerende ver-zorgingsleiding 90' naar de koppelingskop 95. De koppelingskoppen 93, 95 zijn op elkaar vergrendelbaar door middel van vergrende-lingsklauwen 98, die aan de langszijden van de koppelingskop 93 35 in lagerbokken 110 zwenkbaar zijn gelagerd en door veren 107 zijn 5302170 ί ® 12 belast.

Het meetkundige aansluitpatroon van de ver-zorgingsleidingen 90, 90a aan de koppelingskop 93 komt overeen met het aansluitpatroon van de aansluitleidingen 90', 90a' aan 5 de koppelingskop 94, waarbij niet alle aansluitmogelijkheden behoeven te zijn benut. De aansluitleidingen 90a' kunnen naar meetplaatsen, naar temperatuurvoelers, naar eindschakelaars en weerstandsverwarmingen van de spuitgietvorm voeren. De verzor-gingsleidingen 90·, 90a, 90b zijn in een ronde doorvoering 108 10 van de plaatbekleding 109 gebundeld.

Zoals in het bijzonder uit de figuren 9 en 10 blijkt, omvat de codeerinrichting K een stekkerdeel 105, dat in een uitsparing 113 in· de koppelingskop 95 is aangebracht en een busdeel 106, dat in een uitsparing 114 in de koppelingskop 93 15 is verzonken. Stekkerdeel en busdeel zijn elk via hun draagplaten 105a respectievelijk 106a door middel van schroeven aan de bijbehorende koppelingskop 95 respectievelijk 93 bevestigd. De bij het koppelen in de bussen van het busdeel 106 stekende stek-kerstiften 112 van het stekkerdeel 105 steken aan de achterzijde 20 uit het lichaam van het stekkerdeel naar buiten, zoals uit figuur 10 blijkt. Op deze stekkerstiften is aan de achterzijde een codeerplaat 111 aangebracht, waarop een door aantal en plaatsing van contacten bepaalde code is verwezenlijkt. De figuren 10a tot en met lQd tonen vier alternatieve voorbeelden van een derge-*25 lijke code, die telkens door losmaken vein één of meer zijtakken 111b van een gedrukte leiding is verwezenlijkt, die van een langsstreng lila naar de contactplaatsen 111c van de stekkerstiften 112 voert, waarbij de spanning van de verzorgingsleiding 90b aan het stekkerstiftcontact 11ld aanligt. Omdat de codeer-30 plaat 111 zonder moeite van de stekkerstiften 112 aftrekbaar is en de telkens gewenste code door losmaken van reeds aanwezige gedrukte leidingen kan worden verwezenlijkt, zijn de mogelijkheden geschapen, dat de koper van een spuitgietmachine, eventueel met behulp van een gebruiksaanwijzing, zijn organisatiestelsel 35 overeenkomstig aantal en patroon van de overeenkomstige code zelf 8302170 > ë 13 kan verwezenlijken. De rekeninrichting bepaalt via de aders 115 van de verzorgingsleiding 90b het. aantal en de plaats van de spanningsvrije contactplaatsen (111c). De codeerinriehting werkt bij vol-automatische aanpassing als volgt: aan het stuursysteem 5 van de spuitgietmachine wordt een transportbevel met betrekking tob de gewenste spuitgietvorm gegeven. Op grond van dit transportbevel wordt een bepaalde spuitgietvorm uit het verzameldepot met behulp van een transportapparaat, dat deze spuitgietvorm met behulp van een grijperarm aan een grijplijst 100 vasthoudt, naar 10 het wachtstation W gereden en daar in een vertikale beweging neergelaten. Door het neerzetten wordt de codeerinriehting van elektrische energie voorzien en herkend aan het codeerpatroon de volgens programma juiste spuitgietvorm, om het bijbehorende in het bedrijfsprogramma uit het geheugen van de rekeninrichting af 15 te roepen. Bij deze werkwijze is dus de code ervoor bestemd en geschikt, het bij de betreffende spuitgietvorm behorende bedrijfsprogramma -af te roepen.

Bij een half-automatische werkwijze, die ook bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1 tot en met 3 20 uitvoerbaar is, wordt eerst het gewenste, op een magnetische band opgenomen programma in de spuitgietmachine gelezen. Daarna wordt de bijbehorende spuitgietvorm door de bedienende persoon met behulp van overeenkomstige apparaten op het wachtstation W neergezet. In dit geval oefent de in de codeerplaat van de neergezette spuit-25 gietvorm 21 respectievelijk 21' aanwezige code een controlerende functie uit, doordat in de rekeninrichting wordt gecontroleerd, of deze code overeenkomt met het ingelezen programma. Vanzelfsprekend kan men ook bij vol-automatische werkwijze de zoeven beschreven controlerende functie aan de codeerinriehting over-30 dragen. Bij het neerlaten van de spuitgietvorm komt de koppelings-kop 95 terecht op schuine vlakken 98b van de vergrendelings-klauwen 98 en drukt de nokken van de vergrendelingsklauwen uit zijn transportweg, zoals uit figuur 8 blijkt. Zoals uit figuur 7 blijkt, komen weinig later vertikale stuurlijsten 101 van de 35 omlaag bewegende grijperarm met schuine vlakken 101a in aanraking 8302170 * * 14 met schuine vlakken 98a van de vergrendelingsklauwen, om deze verder in gespreide stand te houden- Dientengevolge vallen de vergrendelingsklauwen pas dan in de vergrendelingspositie, wanneer de grijperarm met de stuurlijsten 101 in een vertikale beweging 5 naar boven weg is bewogen. Bij het transport van de spuitgietvorm 21 respectievelijk 21' uit het wachtstation W beweegt de grijper arm zich met de stuurlijsten naar beneden, totdat hij de spuitgietvorm aan de grijplijst 100 heeft vastgepakt.. Bij deze vertikale beweging van de stuurlijsten 101 glijden de schuine vlakken 10 101a op de schuine vlakken 98a van de vergrendelingsklauwen 98 en spreiden deze uit hun vergrendelingspositie, zoals uit figuur 7 links blijkt, zodat de spuitgietvorm kan worden afgevoerd. In veel gevallen kan het ook doelmatig zijn, de vergrendeling onafhankelijk van de vertikale beweging van de spuitgietvorm door een 15 zuigercilindereenheid te sturen. De vergrendeling verhindert, dat de ter plaatse van de voeg tussen de koppelingshelften 93, 95 op de aansluitplaatsen tussen de verzorgingsleidingen 90 en de aansluitleidingen-901 werkzaam wordende opwaartse drukken van de tempeermedia en van de drukmedia het openklappen van de koppe-20 lingskoppen 93, 95 bewerkstelligen.

De spuitgietmachine voor kunststof is voorzien van twee wachtstations W, waarin spuitgietvormen 21, 21' met behulp van een tempeerapparaat op bedrijfstemperatuur kunnen worden gebracht. Een gietvormwisselinrichting is voorzien van 25 een transporttafel 29 met twee opstelplaatsen, die als wachtstations W dienen. Met behulp van de transporttafel 29 kunnen de spuitgietvormen 21 en 21' telkens van hun wachtstation W in de spanruimte van de vormsluiteenheid en omgekeerd worden overgebracht. De telkens op een spuitgietvorm 21 respectievelijk 21' aansluit-30 bare, buigzame verzorgingsleidingen 90 van het tempeerapparaat 88 zijn zo lang uitgevoerd, dat de beide spuitgietvormen 21 en 21' zonder afnemen van de verzorgingsleidingen 90 telkens tussen hun wachtstation W en de spanruimte S beweegbaar zijn (figuur 2) .

8302170

Claims (19)

1. Spuitgietmachine voor kunststof met een vormsluiteenheid, met tenminste één tempeerapparaat, met tenminste twee wachtstations, waarin spuitgietvormen met behulp van 5 het tempeerapparaat op bedrijfstemperatuur kunnen worden gebracht, met een automatisch werkende gietvormwisselinrichting, die is voorzien van een transporttafel met twee opstelplaatsen voor het overbrengen van spuitgietvormen uit de wachtstations in de spanruimte van de vormsluiteenheid en omgekeerd, alsmede van een 10 horizontale, loodrecht op de sluitrichting van de vormsluiteenheid verlopende transportbaan met aandrijfinrichting voor het verschuiven van de spuitgietvormen, met het kenmerk, dat de telkens op een spuitgietvorm (21 en 21') aansluitbare, buigzame verzor-gingsleidingen (90) van het tempeerapparaat (88) zo lang zijn 15 uitgevoerd, dat beide spuitgietvormen (21, 21') zonder afnemen * van de verzorgingsleidingen (90) telkens tussen hun wachtstation (W) en de spanruimte (S) van de horizontale vormsluiteenheid beweegbaar zijn, en dat door de opstelplaatsen van de transporttafel twee wachtstations (W) zijn gevormd.

2. Spuitgietmachine voor kunststof volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de transporttafel (29) aan één langszijde van de spuitgietmachine voor kunststof aan de tegenover de bedieningszijde (B) liggende zijde (aanpassingszijde A) is aangebracht en in tegengestelde richtingen over tenminste één 25 maximale gietvormdiepte lineair verschuifbaar is, waarbij in zijn beide eindstanden telkens één van zijn beide opstelplaatsen (wachtstations W) tegenover de spanruimte (S) van de vormsluiteenheid ligt.

3. Spuitgietmachine voor kunststof volgens 30 conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor de geleiding van de spuitgietvormen (21, 21') op de transportbaan (a-a) de transporttafel (29) is voorzien van twee in sluitrichting verplaatst naast elkaar opgestelde paren geleidingslijsten (23, 24).

4. Spuitgietmachine voor kunststof volgens 35 één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transport- 8302170 Λ -V «« » tafel (29) op een aan de machinevoet (10). gesteund paar balken (30) is gelagerd en door middel van een hydraulische zuiger-cilindereenheid (32) verschuifbaar is.

5. Spuitgietmachine voor kunststof volgens 5 één van de voorgaande conclusies, met het, kenmerk-, dat de spuit-gietvorm (21') bij het opzetten op het wachtstation (W) met behulp van een beweegbaar in de transporttafel (29) gelagerde en afhankelijk van de beweging van de transporttafel stuurbare stift (63) fixeerbaar is.

6. Spuitgietmachine voor kunststof volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk., dat de in de spanruimte (Sj van beide vormdragers (17, 18) ondersteunde spuit-gietvorm (21, 21') met behulp van de onder- de transportbaan aangebrachte aandrijf inrichting (A') tussen de opspanvlakken van de 15 vormdragers (17, 18) met een minimale speling verschuifbaar is.

7. Spuitgietmachine voor kunststof volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een verdere, in de scheidingsvoeg van de spuitgietvorm (21 respectievelijk 21') inspuitende en zich in wachtpositie bevindende spuit-20 gieteenheid (441) is aangebracht, waarvan de voorraadhouder met het voor de nieuwe spuitgietvorm (21' respectievelijk 21) bestemde kunststofmateriaal is gevuld en met betrekking tot de voorwaarden van het spuitbedrijf na gietvormwisseling thermisch is voorbereid (figuur 2). * 25

8. Spuitgietmachine voor kunststof volgens één van de conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat de verzorgingsleidingen (90, 90a, 90b) in een gemeenschappelijke koppelingskop (93) eindigen, die aan een tot de aandrijfinrichting (A") behorend en met de spuitgietvorm (21, 21') gekoppeld 30 transportelement (94) is bevestigd, dat in een constante ruimtelijke verhouding tot de spuitgietvorm (21, 21') staat, en dat een met de koppelingskop (93) van de verzorgingsleidingen (90, 90a, 90b) overeenkomende koppelingskop (95) van de spuitgietvorm (21, 21’) door diens vertikale beweging met de koppelingskop (93) van 35 de verzorgingsleidingen (90a, 90b) koppelbaar is (figuren 4 - 10). 8302170 f I U

9. Spuitgietmachine voor kunststof volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het in de transportbaan (a-a) geleide, staafvormige transportelement (94) in een door een ver-tikale beweging van de spuitgietvormen (21., 21') tot stand te 5 brengen respectievelijk te verbreken koppelende verbinding met de spuitgietvorm (21,· 21-1) staat, waarbij het symmetrievlak (s-s) van de zich in het wachtstation (W) bevindende spuitgietvorm samenvalt met het symmetrievlak (t-t) van de transporttafel (figuren 3, 5).

10. Spuitgietmachine voor kunststof volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat tempeervloeistoffen of drukmedia transporterende verzorgingsleidingen (90) door een vertikale beweging van de spuitgietvorm (21 respectievelijk 21') door middel van snelkoppelingen (104) op· aansluitleidingen (90') 15 aansluitbaar zijn respectievelijk van deze kunnen worden losgemaakt, die van de koppelingskop (95) naar de verbruiksplaatsen yan de spuitgietvorm (21, 21') voeren, welke snelkoppelingen (104) de koppelihgseinden van de verzorgingsleidingen (90) en van de aansluitleidingen (90') automatisch afsluiten respectievelijk ope- 20 nen.

11. Spuitgietmachine voor kunststof volgens één van de conclusies 8 tot en met 10, met het kenmerk, dat de helften van de spuitgietvormen (21 en 21') telkens via afzonderlijke verzorgingsleidingen (90) en afzonderlijke aansluitleidingen 25 (90’) tempeervloeistof zijn verzorgd.

12. Spuitgietmachine voor kunststof volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het tempeermedium door middel van evenwijdig aan de sluitrichting verlopende leidinggedeelten (90" respectievelijk 90”’) in de beweegbare helft wordt toegevoerd 30 respectievelijk daaruit wordt afgevoerd, die aan de achterzijde (90" in de figuren 5, 6) of aan de voorzijde (90"') van de spuitgietvorm (21 respectievelijk 21') zijn aangebracht (in figuur 5 door streepstippellijnen aangeduid).

13. Spuitgietmachine voor kunststof volgens 35 conclusie 11, met het kenmerk, dat het tempeermedium via een even- 8302170 ^ o wij dig aan de sluitrichting aan de achterzijde van de spuitgietvorm (21, 21') verlopend leidinggedeelte (90"). in de beweegbare helft wordt toegevoerd en via een aan de voorzijde van deze spuitgietvorm verlopend leidinggedeelte (90"'), uit de beweegbare helft 5 wordt afgevoerd (figuur 4).

14. Spuitgietmachine voor kunststof volgens één van de conclusies 8 tot en met 13, met. het kenmerk, dat een codeerinrichting (K) ter herkenning van de juiste spuitgietvorm (21 respectievelijk 21') voor het ingevoerde programma of voor 10 het afroepen van het bij deze spuitgietvorm behorende programma-geheugen is aangebracht, welke codeerinrichting (K) door middel van een verzorgingsleiding (90b) met de rekeninrichting van de spuitgietmachine voor kunststof is verbonden.

15. Spuitgietmachine voor kunststof volgens 15 conclusie 14, met het kenmerk, dat de codeerinrichting (K) een in de koppelingskop (93) aangebracht veelpotig busdeel (106) en een in de koppelingskop (95) aangebracht veelpotig stekkerdeel (105) omvat, waarin een bij de op het ingevoerde programma afge- . stemde juiste spuitgietvorm (21 respectievelijk 21') behorende 20 code in de vorm van een codeerplaat (111) is verwezenlijkt (figuren 10a - 10 d).

16. Spuitgietmachine voor kunststof volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de code door het aantal en de plaats van elektrische contacten in de codeerplaat ’(111) van het 25 stekkerdeel (105) is bepaald en door met de hand losmaken van leidingen tot stand kan worden gebracht.

17. Spuitgietmachine voor kunststof volgens één van de conclusies 8 tot en met 16, met het kenmerk, dat de koppelingskoppen (93, 95) op elkaar vergrendelbaar zijn door mid- 30 del van vergrendelingsklauwen (98), welke bestuurbaar zijn door de vertikale beweging van stuurlijsten (101) van een grijper, waaraan de spuitgietvorm (21 respectievelijk 21') bij het opstellen op het wachtstation (W) hangt.

18. Spuitgietmachine voor kunststof volgens 35 één van'de conclusies 8 tot en met 16,'met het kenmerk, dat de 8302170 * "· c « koppelingskoppen (93, 95) op elkaar vergrendelbaar zijn door middel van vergrendelingsklauwen (98) en deze daarbij door een zuigercilindereenheid bestuurbaar zijn.

19. Spuitgietmachine voor kunststof, in 5 hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8302170