NL1017134C2 - Inrichting en werkwijze voor het aanvoeren van producten, in het bijzonder velvormige producten zoals in mould labels. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het aanvoeren van producten, in het bijzonder velvormige producten zoals in mould labels.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanvoeren van producten. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een inrichting voor het aanvoeren van velvormige producten zoals labels. Uit de praktijk zijn aanvoerinrichtingen bekend voor het 5 aanvoeren van producten naar bijvoorbeeld overzetinrichtingen zoals robots. Deze bekende aanvoerinrichtingen omvatten een bijvoorbeeld door veren of een liftmechanisme gedragen plateau waarop een stapel producten wordt geplaatst die daarmee omhoog wordt bewogen. Daarmee wordt ervoor zorggedragen dat steeds een bovenste product van de stapel op een 10 afneemniveau ligt en door de overzetinrichting eenvoudig kan worden aangegrepen. Wanneer het laatste, onderste product van de stapel is afgenomen wordt het plateau weer omlaag bewogen en wordt een nieuwe stapel geplaatst. Een dergelijke aanvoerinrichting heeft het voordeel dat daarmee eenvoudig producten steeds op dezelfde, althans een gewenste 15 hoogte kunnen worden aangeboden, doch heeft het nadeel dat plaatsen van een nieuwe stapel enige tijd vergt, gedurende welke tijd geen nieuwe producten kunnen worden aangevoerd. Met name in continue processen waarin de producten worden verwerkt is dit nadelig, omdat daardoor het proces enige tijd dient te worden stilgelegd dan wel op een andere 20 aanvoerinrichting dient te worden overgeschakeld. De laatste oplossing betekend dat dubbele aanvoerinrichtingen moeten worden voorzien, terwijl bovendien de overzetinrichting anders zal moeten worden ingesteld. De eerstgenoemde oplossing daarentegen heeft het nadeel dat productiecapaciteit verloren gaat, terwijl bovendien onderbrekingen 25 optreden in het verdere verwerkingsproces. Daardoor zullen bijvoorbeeld aanpassingen in verwerkingsmachines zoals spuitgietmachines, verspanende inrichtingen, assemblagetreinen, inpakmachines en dergelijke 1017134*1 2 moeten worden doorgevoerd, hetgeen kostenverhogend is en bovendien tot hogere storingsgevoeligheid leidt.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef beschreven soort, waarmee de genoemde nadelen zijn vermeden met behoud van de 5 voordelen daarvan. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een dergelijke inrichting waarmee continu producten kunnen worden aangevoerd naar bijvoorbeeld overzetinrichtingen. Een verder doel van de uitvinding is een dergelijke inrichting te verschaffen waarmee velvormige producten zoals labels kunnen worden aangevoerd, in het bijzonder voor 10 gebruik voor in mould labelen. Voor het bereiken van deze en andere doelen wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

nieuwe stapel producten worden geplaatst in de aanvoerinrichting terwijl 15 producten aangevoerd blijven worden. Dit betekent dat een continue aanvoer van producten gewaarborgd is, steeds op de gewenste positie aangeboden aan bijvoorbeeld een overzetinrichting of dergelijke. Hierdoor kan de volledige productiecapaciteit worden benut terwijl een continue stroom van producten wordt verkregen, hetgeen logistiek bijzonder 20 voordelig is. Bovendien worden storingen in verdere op de aanvoerinrichting aansluitende middelen vermeden, zoals bijvoorbeeld ongewenste temperatuurveranderingen in matrijzen, terwijl bovendien uitval van eindproducten wordt vermeden. Immers, met een inrichting volgens de uitvinding wordt gegarandeerd dat steeds op het juiste moment in de juiste 25 positie een product voor verdere verwerking wordt aangeboden.

Een verder voordeel van een inrichting volgens de uitvinding is dat tijdens productie eenvoudig op een ander type producten kan worden overgeschakeld, bijvoorbeeld velvormige producten zoals labels met een andere bedrukking, zonder dat hiervoor het productieproces behoeft te 30 worden stopgezet. Immers, de of elke drager kan een aantal producten in de 1ΰ17ί34 3 afgiffceopening dragen, terwijl daaronder nieuwe producten worden opgesteld, eventueel na wegnemen van nog resterende producten tussen de eerste liftmiddelen en de of elke genoemde drager.

In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding 5 voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 3.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kunnen de producten eenvoudig met behulp van de container worden geplaatst, welke container kan samenwerken met de liftplaat van de eerste liftmiddelen. Dit maakt plaatsing van een nieuwe stapel producten nog eenvoudiger mogelijk.

10 De liftplaat kan bij een dergelijke uitvoeringsvorm onderdeel uitmaken van de eerste liftmiddelen en bij wegnemen van de container in de inrichting achterblijven doch de liftplaat kan ook als bodem in de container liggen en met een dergelijke container worden geplaatst en worden weggenomen.

15 In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.

Bij een dergelijke uitvoeringsvorm kunnen de producten op de liftplaat rusten, terwijl de of elke drager eenvoudig onder de producten kan worden gebracht, door introductie daarvan in genoemde ten minste ene 20 uitsparing, voor overname van genoemde producten. Hierdoor wordt eenvoudig verhinderd dat de positie van de producten op de liftplaat nadelig wordt beïnvloed bij introductie van genoemde ten minste ene drager.

In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 25 13.

Bij een dergelijke inrichting zijn de uitneemmiddelen zodanig ingericht dat met een vooraf gekozen snelheid producten van de stapel in de afgifteopening kunnen worden afgenomen, waarbij een zodanig aantal producten in de afgifteopening op de of elke drager is voorzien dat tijdens 30 verwisselen, althans plaatsen van een nieuwe stapel producten onder 'ï 4 genoemde ten minste ene drager voldoende producten aanwezig zijn om continu door te werken. De dikte van de dekplaat is daarbij bij voorkeur zodanig gekozen dat de gehele door de of elke drager gedragen resterende stapel producten zich binnen de afgifteopening uitstrekt en bij voorkeur 5 wordt geleid door de wanden daarvan. Evenwel kan uiteraard ook ervoor worden gekozen de of elke drager op afstand van de dekplaat onder de resterende stapel producten te brengen, terwijl dit ook eventueel in de afgifteopening zou kunnen plaatsvinden, afhankelijk van het gewenste moment van overnemen.

10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een samenstel van een inrichting volgens de uitvinding en een reeks containers, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 15.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het aanvoeren van producten, gekenmerkt door de maatregelen volgens 15 conclusie 16.

Met een dergelijke werkwijze kunnen eenvoudig en volcontinu producten worden aangevoerd voor verdere verwerking, terwijl plaatsen van nieuwe producten aanmerkelijk is vereenvoudigd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het 20 spuitgieten van spuitgietproducten in een spuitgietmatrijs, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 19.

Met een dergelijke werkwijze kunnen op eenvoudige en voordelige wijze producten worden vervaardigd, voorzien van labels, in het bijzonder in-mould labels, in een continu proces. Dit biedt het belangrijke voordeel dat 25 de spuitgietmatrijs en spuitgietmachine continu kunnen produceren en stilstand van de spuitgietmachine wordt verhinderd. Met name wordt hierdoor verhinderd dat ongewenste afkoeling of juist verhitting van de spuitgietmatrijs optreedt wanneer een aantal spuitgietcycli zou worden overgeslagen wanneer nieuwe labels moeten worden geplaatst, terwijl het 30 ook niet noodzakelijk is tijdens plaatsing van nieuwe labels een aantal

101713 4 T

5 spuitgietcycli te doen doorlopen waarbij geen labels zouden worden aangebracht. Hierdoor wordt uitval verhinderd en kan op betere wijze gebruik worden gemaakt van de beschikbare productiecapaciteit. Ook kan met een dergelijke werkwijze bijzonder snel op andere labels worden 5 overgeschakeld, bijvoorbeeld met een andere bedrukking.

In de verder volgconclusies zijn nadere voordelige uitvoeringsvormen van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding beschreven. Ter verduidelijking zal de uitvinding nader worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont: 10 Fig. 1 in bovenaanzicht een inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 de inrichting volgens Fig. 1, in gedeeltelijk doorgesneden aanzicht volgens de lijn II-II in Fig. 1;

Fig. 3 - 5 de inrichting volgens Fig. 2, in drie opeenvolgende stappen; 15 Fig. 6 een liftplaat met een gedeelte van een arm voor gebruik in een inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 7 in perspectivisch aanzicht een container volgens de uitvinding;

Fig. 8 in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een container met 20 eerste liftmiddelen, in een alternatieve uitvoeringsvorm; en

Fig. 9 een inrichting volgens de uitvinding met een spuitgietmatrijs, in gedeeltelijk doorgesneden zij-aanzicht.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. Hierbij is uitgegaan van een 25 inrichting volgens de uitvinding voor het aanvoeren en uitnemen van labels voor gebruik in in-mould labelling. Het zal evenwel duidelijk zijn dat met dezelfde of een vergelijkebare inrichting ook andersoortige producten kunnen worden aangevoerd voor verdere verwerking, welke producten zowel flexibel kunnen zijn, zoals velvormige producten, als relatief stijf, zoals 30 bijvoorbeeld plaat- of schaalvormige producten.

1017134¾ 6

Een inrichting 1 volgens Fig. 1 - 5 omvat een dekplaat 2 met daarin een afgifteopening 4. Onder de dekplaat 2 is een container 6 opgesteld, waarin een stapel 8 producten 10 is opgenomen, in het bijzonder velvormige in-mould labels. De afgifteopening 4 heeft zodanige afmetingen 5 dat de velvormige producten 10 in vlakke toestand daardoorheen kunnen worden bewogen. De container 6 is opgesteld op een tafel 12 met daarin een centrale opening 14, terwijl de container 6 een in hoofdzaak open bodem 16 heeft. Een liftplaat 18 van eerste liftmiddelen 20 strekt zich door de bodem 16 uit, zodanig dat de stapel 8 rust op het bovenvlak 22 van de lifplaat 18.

10 De liftplaat 18 wordt via een arm 24 door twee zich aan weerszijden van de container 6 uitstrekkende geleidingen 26 gedragen, welke geleidingen 26 zich in verticale richting uitstrekken tot vlak onder de dekplaat 2. Binnen de geleidingen 26 zijn liftmiddelen voorzien voor verticale beweging van de arm 24 met de liftplaat 18. Deze liftmiddelen (niet getoond) zijn bijvoorbeeld 15 uitgevoerd als een schroefspindel, zuigercilindersamenstel, aangedreven tandwiel met tandbaan of dergelijke op zichzelf bekende middelen.

In Fig. 6 en 7 zijn de liftplaat 18 met de arm 24 en de container 6 nader getoond. Zoals duidelijk blijkt uit Fig. 7 is de container 6 in hoofdzaak kokervormig met een open bovenzijde 28 en een in hoofdzaak open bodem 20 16. Langs de rand van de bodem 16 strekt zich een draagrand 30 uit waarop de stapel 8 producten 10 kan rusten, terwijl de liftplaat 18 een zodanige vorm heeft dat deze zich langs de draagrand 30 tot binnen de container 6 kan bewegen. In twee diametraal tegenover elkaar elkaar gelegen zijwanden 32 van de container 6 is een sleufvormige opening 34 25 aangebracht, welke zich vanaf de onderzijde 16 tot op een afstand A van de bovenste langsrand 36 van de container 6 uitstrekt en waardoorheen de arm 24 kan bewegen. In het bovenvlak 22 van de liftplaat 18 is een sleufvormige uitsparing 38 aangebracht, welke zich evenwijdig aan de lengterichting van de arm 24 uitstrekt en naar weerszijden van de liftplaat 18 open is. De 30 uitsparing 38 heeft een diepte Di welke relatief klein is ten opzichte van de 1017134^ 7 dikte D van de liftplaat 18. Genoemde diepte Di en dikte D zijn zodanig gekozen dat wanneer de arm 24 aanligt tegen het gesloten einde van de sleufvormige openingen 34 het bodemvlak 39 van de uitsparing 38 ten minste gelijk ligt aan de bovenrand 36 van de container 6 en derhalve op 5 het bovenvlak 22 gedragen producten 10 geheel buiten de container 6 zijn gebracht. Op het doel hiervan wordt nog nader teruggekomen.

Boven de afgifteopening 4 zijn uitneemmiddelen 37 voorzien, bijvoorbeeld een met zuignappen 40 uitgeruste overzetrobot waarmee labels 10 van de stapel 8 kunnen worden afgenomen, op een afgifte niveau Z, in het 10 getoonde uitvoeringsvoorbeeld bepaald door het bovenvlak 42 van de dekplaat 2. Dit kan in eerste instantie als volgt worden bereikt.

Een container 6 met een stapel 8 producten 10 wordt op de tafel 12 geplaatst, met de liftplaat 18, althans de eerste liftmiddelen 20 in een onderste stand, zodanig dat de container 6 functioneel aansluit op de 15 afgifteopening 4. Vervolgens wordt de liftplaat 18 met het bovenvlak 22 tegen het onderste product 10 van de stapel 8 bewogen. Deze toestand is getoond in Fig. 2. In Fig. 1 is overigens de container 6 met producten 10 weggelaten. Vanuit de in Fig. 2 getoonde stand wordt de stapel 8 binnen de container 6 omhoog bewogen, zodanig dat het bovenste gedeelte van de 20 stapel 8 in de afgifteopening 4 wordt bewogen, zover tot het bovenste product 10A op het afgifteniveau Z is gebracht. Vervolgens wordt genoemd bovenste product 10A met de uitneemmiddelen 37 opgenomen en wegbewogen, bijvoorbeeld naar een spuitgietmatrijs 44, zoals nog nader zal worden beschreven aan de hand van Fig. 9. Aansluitend wordt de stapel 8 25 met behulp van de eerste liftmiddelen 20 over een hoogte H, gelijk aan de relevante hoogte van een product 8 omhoog bewogen, waardoor steeds een product 10A ter hoogte van het uitneemniveau 6 wordt gebracht. Op deze wijze kan de stapel 8 steeds verder omhoog worden bewogen, totdat de eerste liftmiddelen 20 in de bovenste stand zijn gebracht, zoals getoond in 30 Fig. 3, waarbij de arm 24 ongeveer aanligt tegen de gesloten einden van de 1017134¾ 8 sleufvormige uitsparingen 34. In deze toestand strekt zich een resterend deel 8a van de stapel 8 uit in de uitneemopening 4 in de dekplaat 2, hetwelk met behulp van de eerste liftmiddelen 20 niet meer verder omhoog kan worden bewogen. Voor het in tweede instantie verder transporteren van 5 genoemd resterende deel 8A van de stapel 8 zijn tweede liftmiddelen 50 voorzien, welke hieronder nader zullen worden beschreven.

Vanaf twee diametraal tegenover elkaar gelegen zijden van de afgifteopening 4 strekt zich een uitsparing 52 uit, welke uitsparingen 52 open zijn naar zowel de bovenzijde 42 als de onderzijde 43 van de dekplaat 10 2, alsmede in de richting van de afgifteopening 4. Aan weerszijden van de uitsparingen 52 zijn sleuven 54 voorzien waarin zich schroefspindels 56 van de tweede liftmiddelen 50 uitstrekken, roteerbaar met behulp van een motor 51. Door de schroefspindels 56 worden dragers 58 gedragen, welke dragers in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld worden gevormd door plaatvormige 15 strips 59 met een breedte die enigszins kleiner is dan de corresponderende breedte B van de uitsparing 52, terwijl de lengte L van de strip 59 groter is dan de halve breedte K van de afgifteopening 4. Met behulp van daartoe geschikte aandrijfmiddelen 60, bijvoorbeeld getande wielen of dergelijke kunnen de strips 59 in in hoofdzaak horizontale richting worden bewogen 20 tussen een eerste stand, zoals getoond in Fig. 2, waarbij de strips zijn teruggetrokken, zodanig dat de volledige afgifteopening 4 vrij ligt, en een tweede stand als getoond in Fig. 4, waarbij de strips 59 onder de afgifteopening 4 zijn bewogen, in de uitsparing 38 van de liftplaat 18. De vrije einden 61 van de strips 59 liggen daarbij nagenoeg tegen elkaar, 25 terwijl de achtereinden 62 van de strips 59 in bovenaanzicht gezien liggen binnen de uitsparingen 52. In deze genoemde tweede stand kunnen de strips 59 met behulp van de tweede liftmiddelen 50 omhoog worden bewogen, in de uitsparingen 52, tot tegen het onderste product 10 van de resterende stapel 8A. Hiermee kan de resterende stapel 8A vervolgens 30 omhoog worden bewogen, zoals getoond in Fig. 5, waardoor weer steeds een 9 i i bovenste product 10A van de resterende stapel 8A op het afgifteniveau Z kan worden gebracht. Tegelijkertijd kunnen de eerste liftmiddelen 20 terug in de onderste stand worden gebracht en kan de alsdan lege container 6 worden weggenomen en worden vervangen door een nieuwe container 6, 5 gevuld met een nieuwe stapel 8. Vervolgens wordt die nieuwe stapel 8 met behulp van de eerste liftmiddelen 20 op eerderbeschreven wijze omhoog bewogen, tot tegen de naar onder gekeerde zijde van de strips 59 en eventueel producten 10, waarna de strips 59 binnen de uitsparingen 52 worden teruggetrokken, tussen de producten 10 uit, en de volledige stapel 8 10 weer wordt gedragen door de eerste liftmiddelen 20. De tweede liftmiddelen 50 kunnen dan 50 in de uitgangsstand worden teruggebracht, voor het overnemen van een volgende resterende stapel.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de dikte P van de dekplaat 2 relatief groot gekozen ten opzichte van de hoogte H van de producten 10.

15 De resterende stapel 8A welke zich bij overname door de dragers 58 in de afgifteopening 4 uitstrekt omvat een zodanig aantal producten 10 dat de uitneemmiddelen 37 en daarop aansluitende middelen zoals de spuitgietmatrijs 44 volcontinu kunnen doorwerken terwijl de container 6 wordt vervangen door een andere container 6 met producten 10. Als gevolg 20 van de geschikt gekozen dikte D, diepte Di en afstand A kunnen de strips 58 eenvoudig in de uitsparing 38 worden bewogen, boven de langsrand 36. Het zal evenwel duidelijk zijn dat ook uitsparingen in de zijden 32 van de container 6 kunnen worden aangebracht, waardoor de bovenrand 36 tegen de onderzijde 43 van de dekplaat 2 kan worden bewogen, voor een nog 25 betere aansluiting terwijl de dragers 50 door genoemde uitsparingen kunnen bewegen.

In Fig. 8 is in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht een container 6 volgens de uitvinding getoond, met volledig gesloten zijwanden. Bij deze uitvoeringsvorm is in de bodem 16 centraal een opening 17 aangebracht 30 waardoorheen zich tijdens gebruik een zuigerstang 25 van een 1017134^ 10 zuigercilindersamenstel 27 kan uitstrekken. Dit zuigercilindersamenstel 27 vormt in deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak de eerste liftmiddelen 20. Binnen de container 6 is een liftplaat 18 geplaatst, welke met de container 6 wordt geplaatst en wordt weggenomen. Bij deze uitvoeringsvorm is aan 5 twee zijden nabij de langsrand van de liftplaat 18 een uitsparing 38 voorzien waarin een drager 58 kan worden geschoven, onder zich op de liftplaat 18 uitstrekkende producten (niet getoond). De dragers 58 zijn daartoe bijvoorbeeld vorkvormig uitgevoerd en haaks op het vlak van tekening beweegbaar of kunnen vanaf de zijden in de uitsparing 38 worden 10 bewogen. Voor plaatsing van een container 6 wordt de zuigerstang 25 uit de bodem 16 weggetrokken, waarna een nieuwe container 6 kan worden geplaatst en de liftplaat 18 vervolgens met de zuigerstang 25 omhoog kan relatief groot oppervlak beschikbaar is voor het ondersteunen van de 15 producten 10 in de container 6. Wel dient in elke container 6 een liftplaat 18 te worden voorzien.

In Fig. 9 is schematisch een inrichting 1 volgens de uitvinding getoond, tezamen met een spuitgietmatrijs 44. Bij deze uitvoeringsvorm is een tweetal containers 6 op een tafel 12 geplaatst, waarbij een tweetal 20 liftplaten 18 gekoppeld door een arm 24 wordt gedragen door eerste liftmiddelen 20, symbolisch weergegeven door twee pijlen. In de dekplaat 2 is een tweetal afgifteopeningen 4 naast elkaar voorzien, waarboven uitneemmiddelen 37 zijn geplaatst. De uitneemmiddelen 37 zijn verplaatsbaar, met daarmee opgenomen labels 10, tot tussen de 25 matrijsdelen 44A, 44B van de spuitgietmatrijs 44, zodanig dat de labels 10 op de bodem 47 van twee matrijsholten 49 kunnen worden geplaatst. Na wegnemen van de uitneeminrichting 37 kan de matrijs 44 worden gesloten en kunnen de holten 48 worden gevuld met kunststof via een daartoe ingerichte spuitgietinrichting, schematisch weergegeven met een 30 pompsymbool 64. Hiermee kunnen ge-in-mould-labelde producten worden 101713 4a 11 vervaardigd. Aangezien op eerder beschreven wijze continu labels 10 kunnen worden aangevoerd, ook bij plaatsing van nieuwe containers 6 kan met de spuitgietmatrijs 44 volcontinu worden gewerkt, waardoor wordt verhinderd dat tijdens gebruik ongewenste oververhitting dan wel afkoeling 5 van de matrijs 44 optreedt terwijl bovendien geen producten zullen worden vervaardigd zonder labels.

In Fig. 9 is een uitneeminrichting 37 getoond, beweegbaar als aangegeven door de pijl 39 met behulp van een schematisch weergegeven cilinderzuigersamenstel 37A. Het zal evenwel duidelijk zijn dat dergelijke 10 uitneeminrichtingen 37 op elke gewenste, geschikte wijze kunnen worden uitgevoerd, terwijl een inrichting 1 volgens de uitvinding ook kan worden toegepast bij andere productiewerkwijzen. Een inrichting die hierbij op bijzonder geschikte wijze kan worden toegepast is bechreven in de Nederlandse octrooiaanvrage NL 1012869 hierin opgenomen door 15 referentie. Met een samenstel als getoond in Fig. 9 kan bijvoorbeeld een opberginrichting worden vervaardigd als beschreven in NL 1011331, hierin door referentie op genomen.

De uitvinding is geenszins beperkt tot in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn 20 mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Zo kunnen containers voor toepassing binnen de uitvinding op andere wijze worden vormgegeven, bijvoorbeeld voor het opnemen van twee of meer stapels producten naast elkaar. De eerste en tweede liftmiddelen kunnen op elke geschikte wijze worden uitgevoerd. In het bijzonder kan daarbij ook 25 worden gedacht aan bijvoorbeeld meerstangenmechanismen, riem- of snaaraandrijvingen, hydraulische en elektrische verplaatsingsmiddelen en dergelijke. De dragers 58, althans strips 59 kunnen op elke geschikte wijze worden vormgegeven en op andere wijze onder een resterende stapel 8aAworden gebracht, bijvoorbeeld door verzwenking. Ook kunnen eventueel 30 de dragers 58 zodanig worden uitgevoerd dat deze in een stapel 8 tussen 1017134- 12 twee op elkaar gelegen producten 10 kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld teneinde tussentijds van product 10 op een ander product te kunnen overstappen. Ook kunnen producten direct op de arm 24 rusten. De dekplaat 2 kan op elke geschikte wijze worden uitgevoerd, terwijl de tweede 5 liftmiddelen 50 ook op grotere afstand onder de dekplaat kunnen zijn aangebracht of zich juist in elke stand in de uitsparingen 52 kunnen uitstrekken. De verplaatsingsrichting van de eerste en tweede liftmiddelen kan bovendien een hoek insluiten met de verticaal. Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies 10 geschetste raam van de uitvinding te vallen.

101713 4*

Claims (19)

1 LM ( - !

1. Inrichting voor het aanvoeren van producten, voorzien van een dekplaat met een afgifteopening en liftmiddelen welke functioneel aansluiten op de afgifteopening en zijn ingericht voor het in de richting van de afgifteopening tillen van een stapel producten, waarbij in of onder de 5 dekplaat ten minste één drager is voorzien die zich in een eerste stand in of onder de afgifteopening uitstrekt en in een tweede stand in hoofdzaak in of onder de dekplaat is teruggetrokken, waarbij de drager zodanig is uitgevoerd dat deze zich in de afgifteopening uitstrekkende producten kan dragen en deze in de richting van de van de liftmiddelen afgekeerde 10 afgigftezijde van de afgifteopening kan bewegen, onafhankelijk van de liftmiddelen, zodanig dat onder de drager een stapel producten kan worden ingebracht terwijl vanuit de afgifteopening producten kunnen worden uitgenomen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de dekplaat een relatief ten 15 opzichte van de relevante hoogte van de af te geven producten relatief grote dikte heeft, bij voorkeur zodanig dat een reeks gestapelde producten in de afgifteopening kan worden opgenomen, tussen de afgiftezijde en het daarvan afgekeerde ondervlak van de dekplaat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij een container is 20 voorzien waarin de stapel producten is opgenomen, welke container kan samenwerken met een liftplaat, zodanig dat de stapel producten met behulp van de liftmiddelen met de liftplaat uit de container kan worden getild, in de richting van, bij voorkeur tot in de afgifteopening.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de container verwisselbaar 25 is uitgevoerd en plaatsbaar is over de liftplaat, waarbij de container is voorzien van een althans grotendeels open bodem met ten minste één draagelement, zodanig geplaatst dat de stapel producten door genoemd ten ] Π 1 Η - ~ minste ene draagelement wordt gedragen binnen de container en niet via genoemde bodem de container kan verlaten.

5. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de liftplaat in de container is opgenomen en tezamen daarmee verwisselbaar is voor een andere 5 container met liftplaat, waarbij de producten binnen de container rusten op de liftplaat.

6. Inrichting volgens een der conclusies 3 - 5, waarbij de liftplaat is voorzien van een bovenvlak waarop de producten rusten, waarbij in het bovenvlak één of meer uitsparingen zijn voorzien waarin de of elke drager 10 kan worden bewogen, onder de op het bovenvlak rustende stapel producten, zodanig dat de resterende producten van de stapel door de drager kunnen worden overgenomen en de liftplaat kan worden weggenomen, los van of

7. Inrichting volgens een der conclusies 3-6, waarbij de container in 15 hoofdzaak kokervormig is en in ten minste één zijde is voorzien van een sleufvormige opening, open naar de onderzijde, waarbij de tilmiddelen ten minste één arm omvatten welke zich tijdens gebruik door genoemde sleufvormige opening kan uitstrekken en de liftplaat aangrijpt of kan aangrijpen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij genoemde ten minste ene sleufvormige opening zich uitstrekt vanaf het ondereinde tot een afstand van de bovenrand van de container, welke afstand ten hoogste gelijk is aan de dikte van de liftplaat, althans zodanig is gekozen dat de liftplaat tot een hoogte kan worden bewogen waarbij het bovenvlak van de liftplaat gelijk 25 ligt aan of boven de bovenste langsrand van de container, zodanig dat daarop gelegen producten door de ten minste ene drager kunnen worden overgenomen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij twee dragers zijn voorzien die vanaf twee diametraal tegenover elkaar gelegen 30 zijden in of onder de afgifteopening beweegbaar zijn. ... r z'**' Γ __- ,J rr*. ·r ' ;

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de of elke drager wordt gedragen door tweede liftmiddelen.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de of elke drager beweegbaar is in een uitsparing in de dekplaat welke open is 5 naar de afgiftezijde en de tegenovergelegen onderzijde van de dekplaat, alsmede naar de afgifteopening.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, ingericht voor verwerking van stapels velvormige producten.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 10 uitneemmiddelen zijn voorzien nabij de afgifteopening voor het van de stapel afnemen van producten, waarbij de dikte van de dekplaat zodanig is gekozen dat de tijd benodigd voor het met de uitneemmiddelen wegnemen van alle zich in de afgifteopening uitstrekkende, door de of elke drager gedragen producten langer is dan de tijd noodzakelijk voor het in of op de 15 liftmiddelen plaatsen van een nieuwe stapel producten, onder de of elke drager.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de uitneemmiddelen zuignappen omvatten voor het aangrijpen van de velvormig uitgevoerde producten.

15. Samenstel van een inrichting volgens een der voorgaande conclusies en een reeks containers, waarbij elke container een stapel producten, in het bijzonder velvormige producten omvat, welke containers verwisselbaar in de inrichting opneembaar zijn.

16. Werkwijze voor het aanvoeren van producten, waarbij een stapel 25 producten op eerste liftmiddelen wordt geplaatst, met welke eerste liftmiddelen de stapel zodanig wordt bewogen ten opzichte van uitneemmiddelen dat steeds een bovenste product van de stapel zich op een uitneemhoogte voor de uitneemmiddelen bevindt; waarbij na afnemen van een reeks producten van de stapel dragermiddelen onder de resterende 30 stapel producten worden gebracht, waarmee de resterende stapel wordt , ·/' O overgenomen van de eerste liftmiddelen, waarna de dragermiddelen met de resterende stapel met behulp van tweede liftmiddelen verder worden bewogen ten opzichte van de uitneemmiddelen, zodanig dat steeds een bovenste product van de resterende stapel zich op de uitneemhoogte voor de 5 uitneemmiddelen bevindt, terwijl op de eerste liftmiddelen een nieuwe stapel producten wordt geplaatst, onder de dragermiddelen.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij de nieuwe stapel producten vanaf de onderzijde tegen de door de dragermiddelen gedragen, resterende stapel producten wordt bewogen en de nieuwe stapel tezamen 10 met de resterende stapel verder wordt bewogen.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij de dragermiddelen onder de resterende stapel worden weggenomen wanneer de nieuwe stapel tegen dat de nieuwe stapel tezamen met de resterende stapel worden gedragen 15 door de eerste liftmiddelen.

19. Werkwijze voor het spuitgieten van spuitgietproducten in een spuitgietmatrijs, waarbij de spuitgietproducten in mould worden gelabeld, waarbij een inrichting volgens een der conclusies 1 - 14, een samenstel volgens conclusie 15 of een werkwijze volgens een der conclusies 16 - 18 20 wordt toegepast, waarbij de producten labels zijn die met behulp van een uitneeminrichting van de stapel, althans de resterende stapel worden genomen en worden geplaatst in een matrijsholte van de spuitgietmatrijs. 25 1017134¾