NL8302133A - Bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort bandcassette. - Google Patents

Bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort bandcassette. Download PDF

Info

Publication number
NL8302133A
NL8302133A NL8302133A NL8302133A NL8302133A NL 8302133 A NL8302133 A NL 8302133A NL 8302133 A NL8302133 A NL 8302133A NL 8302133 A NL8302133 A NL 8302133A NL 8302133 A NL8302133 A NL 8302133A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tape
rotation
roller
take
stage
Prior art date
Application number
NL8302133A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Victor Company Of Japan
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Victor Company Of Japan filed Critical Victor Company Of Japan
Publication of NL8302133A publication Critical patent/NL8302133A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • G11B15/66Threading; Loading; Automatic self-loading
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • G11B15/66Threading; Loading; Automatic self-loading
    • G11B15/665Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container
    • G11B15/6653Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container to pull the record carrier against drum
    • G11B15/6656Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container to pull the record carrier against drum using two-sided extraction, i.e. "M-type"
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • G11B15/026Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing by using processor, e.g. microcomputer
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • G11B15/05Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing by sensing features present on or derived from record carrier or container
    • G11B15/093Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing by sensing features present on or derived from record carrier or container by sensing driving condition of record carrier, e.g. travel, tape tension

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Hardware Design (AREA)
  • Indexing, Searching, Synchronizing, And The Amount Of Synchronization Travel Of Record Carriers (AREA)

Description

i. .-.. * *
Bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort bandcassette.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor miniatuursoort bandcassettes en in het bijzonder op een bandeinddetecteerorgaan voor het detecteren van 5 een einde van een band welke is aangebracht in een miniatuursoort bandcassette, bij een bandterugwind- en snel-voorwaartslopen van een registreer en/of reproduceerinrichting, welke registreren en/of reproduceren uitvoert indien geladen met de miniatuursoort bandcassette.
10 Als een orgaan voor het detecteren van een einde van een cassetteband welke wordt uitgetrokken uit een cas-settehuis en geladen in een vooraf bepaalde bandbaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor registreren en/of reproduceren van een videosignaal, is een orgaan aangegeven in het 15 Amerikaanse octrooischrift 4.091.426 van aanvrager. Een bandcassette gebruikt in dit bandeinddetecteerorgaan omvat een eerste rol met een ondoorschijnende band gewikkeld daarop, met een einde van de band verbonden met een doorschijnende eerste leider, welke is bevestigd aan zijn andere einde aan de naaf van de rol. Een 20 tweede rol neemt de band op wanneer deze wordt gewikkeld. Deze band is verbonden aan een einde van een tweede transparante leider, welke is bevestigd met zijn andere einde aan de tweede rol-naaf. Een cassettehuis, dat de rollen bevat, heeft eerste en tweede vensters in tenminste een zijwand, en een gat voor het ontvangen 25 van een lichtuitzendelement op een tussengelegen stand tussen de eerste en tweede vensters. Het bandeinddetecteerorgaan omvat een lichtuitzendelement, dat is ingebracht in het gat in het genoemde cassettehuis en eerste en tweede lichtopvangelementen respectievelijk geplaatst aan tegengestelde zijden van de band ten opzichte 30 van de eerste en tweede vensters. Het eerste lichtopvangelement ontvangt het licht passerend door de eerste leider en het eerste venster wanneer de eerste leider een stand inneemt voor het onder- 8302133 f i .
t 2 breken van een lichtbaan welke het lichtuitzendelement en het eerste lichtopvangelement verbindt, voor het detecteren van een einde van de band bij de eerste rol. Het tweede lichtopvangelement ontvangt het licht passerend door de tweede leider en het 5 tweede venster wanneer de tweede leider een stand inneemt voor het onderscheppen van een lichtbaan welke het lichtuitzendelement en het tweede lichtopvangelement verbindt, voor het detecteren van een einde van de band bij de tweede rol.
Overeenkomstig dit bekende bandeinddetecteer-10 orgaan is het ook mogelijk het einde van de band te detecteren gedurende bandterugwikkeling en snel-voorwaarts lopen van de registreer- en/of reproduceerinrichting wanneer de band is opgenomen in de bandcassette, op een wijze overeenkomstig het geval waar de band wordt uitgetrokken uit het cassettehuis en geladen volgens 15 een vooraf bepaalde bandbaan binnen de registreer- en/of reproduceerinrichting voor het uitvoeren van normaal registreren en reproduceren.
Anderzijds werd een miniatuursoort bandcassette voorgesteld in de Nederlandse octrooiaanvrage 81.05293 inge-20 diend op 23 november 1981 door aanvrager. Deze voorgestelde miniatuursoort bandcassette heeft een volume dat is gereduceerd tot ongeveer 1/3 van die van de normale bandcassette, welke samenwerkt met het bekende bandeinddetecteerorgaan als hierboven beschreven, en zulk een miniatuursoort bandcassette is teruggebracht tot prak-25 tische afmetingen. De miniatuursoort bandcassette heeft een zeer compact ontwerp en in een cassettehuis van deze miniatuursoort • bandcassette is er geen ruimte voor het vormen van een gat dat overeenkomt met het gat voor het opnemen van het lichtuitzendelement in het cassettehuis van de normale bandcassette.
30 Aldus wordt bij een registreer- en/of repro duceerinrichting uitsluitend ontworpen voor bovengenoemde miniatuursoort bandcassette, het bandeinddetecteerorgaan ontworpen voor het detecteren van het einde van de band welke wordt uitgetrokken uit de miniatuursoort bandcassette en geladen op een vooraf be-35 paalde bandbaan in de registreer- en/of reproduceerinrichting. In 8302133 « l 3 het bijzonder zijn bij zulk een bandeinddetecteerorgaan een licht-uitzendeleme rfc en een lichtopvangelement aangebracht tegenover elkaar dwars op de vooraf bepaalde bandbaan, in een stand dichtbij de miniatuur soort bandcassette. Aldus wordt het eind van de band 5 gedetecteerd wanneer de doorschijnende leider een stand bereikt tussen de tegenoverliggende lichtuitzend- en lichtontvangelementen.
Evenwel is de belasting op de band groot wanneer de band loopt in de bovengenoemde vooraf bepaalde bandbaan. Om deze reden wordt, wanneer het registreren en reproduceren niet 10 wordt uitgevoerd en de band eenvoudig wordt bewogen met een grote snelheid zoals bij het bandterugwikkelen en snel-vooruitlopen van de registreer- en/of reproduceerinrichting, de band ontladen van de vooraf bepaalde bandbaan om te worden opgenomen in het cas-settehuis van de miniatuursoort bandcassette voorafgaand aan het 15 bewegen van de band met hoge snelheid. Het was aldus bij de registreer- en/of reproduceerinrichting ontworpen speciaal voor de miniatuursoort bandcassette, onmogelijk het einde van de band te detecteren gedurende het bandterugwikkelen en snel-voorwaarts lopen van de registreer- en/of reproduceerinrichting.
20 Het is een algemeen doel van de uitvinding te voorzien in een bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort bandcassette, waarbij de bovenbeschreven nadelen zijn overwonnen.
Een ander en speciaal doel van de uitvinding 25 is te voorzien in een bandeinddetecteerorgaan in staat een einde van een band te detecteren in een toestand waarbij de band is binnen een cassettehuis van een miniatuursoort bandcassette. Het bandeinddetecteerorgaan volgens de uitvinding detecteert het einde van de band, door het detecteren van het stoppen van rotatie van 30 een rol. Het bandeinddetecteerorgaan volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor gebruik met betrekking tot de miniatuursoort bandcassette omdat er geen noodzaak is voor een licht-uitzendelement om binnen te komen in het cassettehuis, en het einde van de band kan worden gedetecteerd bij bandterugwikkeling 35 en snel-voorwaarts lopen van de registreer- en/of reproduceerin- 8302133 < » 4 richting wanneer de band binnen het cassettehuis is.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een voorbeeld 5 van een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort· bandcassette toegepast met een bandeinddetecteerorgaan volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een schakelschema van een uitvoering van een bandeinddetecteerorgaan volgens de uitvinding.
10 Figuren 3A, 3B en 3C tonen werkschema's voor toelichting van de werking van een microcomputer in de schakeling van figuur 2.
Wanneer in de eerste plaats de toestand wordt ingesteld van een videosignaalregistreer- en/of reproduceerin-15 richting op een registreertoestand, wordt een miniatuursoort bandcassette 11 geladen in een vooraf bepaalde stand in de inrichting 10 volgens figuur 1. Bij de onderhavige uitvoering van de uitvinding is de bandcassette 11 een miniatuursoort bandcassette, en een rolas 29 op een rolbasis van de inrichting 10 wordt ingestoken 20 in een centraal gat in een naaf van een toevoerrol 12 van de geladen bandcassette 11. Anderzijds heeft een opneemrol 13 van de geladen bandcassette 11 een tandwiel gevormd op de buitenrand van de onderflens daarvan. Het tandwiel gevormd op de buitenrand van de onderflens van de opneemrol 13 past in een rotatie-overdraag-25 wiel 14 en de opneemrol 13 wordt geroteerd door dit rotatie-over-draagwiel 14. In deze toestand worden geleidingsstaven 15a en 15b, geleidingsstaven 16a en 16b, een kaapstander 17 en een span-ningsstaaf 18 allemaal ingebracht aan de binnenzijde van een band 19, zoals is aangegeven met de tweemaal gestippelde lijn in 30 figuur 1.
In bovengenoemde toestand worden een vermogens-bronschakelaar (niet getekend) en een spilschakelaar 41 volgens figuur 2 bediend en ingeschakeld. Door de bediening van deze schakelaars wordt een vermogensbron ingeschakeld en een rotatietrom-35 melaandrijfketen en een belastingsmechanisme-aandrijfketen worden 8302133 m * 5 in werking gesteld door de uitgangen van een microcomputer 45.
Een stopschakelaar 44 stopt de werking van de registreer- en/of reproduceerinrichting 10. De werking van de microcomputer 45 zal hierna worden beschreven aan de hand van de werkingsschema's.
5 Een rotatiegeleidingstrommel 20 wordt geroteerd door de werking van de rotatietrommelaandrijfketen. Wanneer de belastingsmechanisme-aandrijfketen werkt, bewegen de geleidingsstaven 15a en 15b en de geleidingsstaven 16a en 16b van de standen aangegeven door de dubbele stippellijn respectievelijk naar standen aangegeven door 10 een getrokken lijn, volgens groeven 21a en 21b in het gestel.
Wanneer de geleidingsstaven 15a en 15b en de geleidingsstaven 16a en 16b zijn in de standen met getrokken lijn, maken bovenste en onderste einddelen van de geleidingsstaven 15a en 16a respectievelijk contact met stoporganen 22a en 22b en worden geplaatst door 15 deze stoporganen 22a en 22b. De geleidingsstaven 15a en 15b en de geleidingsstaven 16a en 16b onderscheppen de band 19 en trekken de band 19 uit de bandcassette 11 wanneer de geleidingsstaven 15a en 15b en de geleidingsstaven 16a en 16b bewegen langs de groeven 21a en 21b. De spanningsstaaf 18 beweegt ook naar een 20 stand aangegeven door een getrokken lijn overeenkomstig de rotatie van een hefboom 23 wanneer de geleidingsstaven bewegen langs de groeven 21a en 21b, en maakt contact met de band 19 op de binnenzijde van de band 19. Buitendien bewegen een wiskop 24 en een geluidssignaal- en stuursignaalregistreer- en/of reproduceerkop 25 25, welke in teruggetrokken standen waren, naar de standen in figuur 1 en maken respectievelijk contact met de band 19. Aldus wordt de band 19 geladen op een vooraf bepaalde bandbaan waarin de band 19 wordt gevoerd vanaf de toevoerrol 12, maakt contact met een vol-le-breedte-wiskop 26, maakt schuin contact met de rotatietrommel 30 20 over een hoekgebied iets groter dan 180°, maakt contact met de koppen 24 en 25 en bereikt de opneemrol 13.
Een voorwaartse-bandaandrijfketen wordt bediend door een uitgang vanÖe microcomputer 45 en een hefboom 27 wordt overeenkomstig geroteerd. Aldus beweegt een klemrol 28 welke 35 in een stand van de dubbele stippellijn was, naar een stand aan- 8302133 6 gegeven door de getrokken lijn. Aldus wordt de band 19 welke wordt geklemd tussen de roterende kaapstander 17 en de klemrol 28, voorwaarts aangedreven en opgenomen door de opneemrol 13, welke wordt aangedreven in rotatie door het rotatietandwiel 14.
5 Een lichtuitzendelement 30 zoals een licht- uitzenddiode en een lichtopvangelement 31 zoals een fototransis-tor zijn aangebracht tegenover elkaar dwars op de band 19 in de bovengenoemde vooraf bepaalde bandbaan in de nabijheid van de band-cassette 11. Het lichtuitzendelement 30 is aangebracht op een 10 hoogtestand lager dan die van de band 19, zodat het lichtuitzendelement 30 niet stoort bij het laden van de band 19 wanneer de band 19 wordt uitgetrokken uit de bandcassette 11 en wordt geladen op de vooraf bepaalde bandbaan. Overeenkomstig is het lichtopvangelement 31 aangebracht op een hoogtestand iets hoger dan die van 15 de band 19 en het lichtuitzendelement 30 zendt licht in een opwaarts hellende richting naar het lichtopvangelement 31. Wanneer de magnetische band aanwezig is tussen de elementen 30 en 31, wordt het licht uitgezonden vanaf het lichtuitzendelement 30 geblokkeerd door de ondoorschijnende magnetische band en zal niet 20 het lichtopvangelement 31 bereiken. Wanneer echter de gehele magnetische band is uitgetrokken uit de bandcassette 11 en een doorschijnende leiderband bereikt een stand tussen de elementen 30 en 31, passeert het licht uitgezonden door het lichtuitzendelement 30 door de doorschijnende leiderband en bereikt het lichtopvangelement 25 31.
Een schijf 46, zie figuur 2, is als een geheel • gevormd op het onderste deel van de rolbasis van de rolas 29, aangegeven in figuur 1. Anderzijds is een schijf 47, zie figuur 2, als een geheel aangebracht op het ondergedeelte van een rotatie-as 30 32 van het tandwiel 14 aangegeven in figuur 1. Een aantal licht- reflecteerdelen 46a en 47a en niet-reflecterende delen 46b en 47b is afwisselend op een gestreepte wijze aangebracht op deze schijven 46 en 47. Lichtuitzendelementen 48 en 49 zoals lichtuitzenddioden voor het uitzenden van licht naar de respectievelijke schijven 46 35 en 47, zijn verbonden met de vermogensbron via respectievelijke 8302133 9 * 7 weerstanden Rl en R2. Buitendien zijn lichtopvangelementen 50 en 51 zoals fototransistors, aangebracht in standen voor het opvangen van licht, dat wordt uitgezonden vanuit de lichtuitzend-elementen 48 en 49 en gereflecteerd door de respectievelijke 5 schijven 46 en 47. Collectors van de lichtopvangelementen 50 en 51 zijn verbonden met de vermogensbron, en de emitters ervan zijn geaard via respectievelijke weerstanden R3 en R4. Emitteruitgangen uit de lichtopvangelementen 50 en 51 worden toegevoerd aan de microcomputer 45 via respectievelijke versterkers 52 en 53.
10 Het lichtuitzendelement 30 is verbonden met de vermogensbron via een weerstand R5 en een transistor 54. Een collector van het lichtopvangelement 31 is verbonden met de vermogensbron en een emitter ervan is geaard via een weerstand R6.
Een emitteruitgang van het lichtopvangelement 31 wordt toegevoerd 15 naar de microcomputer 45. Een trommelimpuls met een frequentie van 30 Hz, welke wordt verkregen synchroon met de rotatie van de rotatiegeleidingstrommel 20, wordt toegevoerd aan een basis van de transistor 54 via een klem 55. De transistor 54 herhaalt ingeschakelde en uitgeschakelde toestanden bij de frequentie van 30 Hz 20 overeenkomstig deze trommelimpuls en het lichtuitzendelement 30 herhaalt dus het uitzenden bij de frequentie van 30 Hz. Het lichtuitzendelement 30 kan zijn ontworpen om continu licht uit te zenden in staat van onderbroken lichtuitzenden, maar vermogensverbruik kan worden verminderd door te zorgen dat het lichtuitzendelement 25 30 onderbroken licht uitzendt.
Hierna zal een beschrijving worden gegeven met betrekking tot de algemene werking van het schakelstelsel volgens figuur 2. Wanneer in de eerste plaats normaal registreren en reproduceren wordt uitgevoerd, wordt de spesLschakelaar 41 gesloten 30 of ingeschakeld. Door deze spilschakelaar 41 in te schakelen, wordt een signaal voor het aandrijven van een rolmotor (niet getekend) en een signaal voor het aandrijven van een kaapstandermotor (niet getekend) respectievelijk geleverd via uitgangsklemmen 56 en 57 van de microcomputer 45. Wanneer de band 19 wordt getrokken 35 uit de bandcassette 11 en geladen op de vooraf bepaalde bandbaan 8302133 * ♦ 8 en registreren of reproduceren wordt uitgevoerd met de band 19 lopend volgens de vooraf bepaalde bandbaan, wordt licht uitgezonden vanuit het lichtuitzendelement 30, geblokkeerd door de magnetische band 19 en zal niet het lichtopvangelement 31 bereiken.
5 Aldus zal er geen uitgang worden verkregen uit het lichtopvangelement 31. Wanneer de gehele magnetische band 19 is uitgevoerd vanuit de voorraadrol 12 en de doorschijnende leiderband verbonden aan het einde van de magnetische band 19 de stand bereikt tussen de elementen 30 en 31, zal het licht uitgezonden door het licht-10 uitzendelement 30 het lichtopvangelement 31 bereiken via de doorschijnende leiderband en wordt een uitgang verkregen uit het lichtopvangelement 31 toegevoerd naar de microcomputer 45. De microcomputer 45 schakelt het rolmotoraandrijfsignaal uit dat is geleverd via de uitgangsklem 56 en het kaapstandermotoraandrijfsignaal 15 uit dat is geleverd via de uitgangsklem 57, overeenkomstig deze uitgang van het lichtopvangelement 31. Aldus stopt de registreer-en/of reproduceerinrichting 10 zijn registreer- of reproduceerwer-king in deze toestand. De detectie van het bandeinde door gebruik van bovengenoemde elementen 30 en 31 is dezelfde als bij gebrui-20 kelijke bandeinddetectie-organen.
Hierna zal een beschrijving worden gegeven met betrekking tot de werking van het bandeinddetecteerorgaan gedurende bandterugwikkeling of snel-voorwaarts lopen van de registreer- en/of reproduceerinrichting 10. Bij deze toestanden wordt 25 een bandterugwikkelschakelaar 42 of een snel-voorwaartslopen schakelaar 43 gesloten of ingeschakeld. Wanneer de schakelaar 42 of 43 is ingeschakeld, levert de microcomputer 45 het rolmotoraandrijf-signaal via zijn uitgangsklem 56. Gedurende de toestanden van bandterugwikkeling of snel-voorwaarts lopen van de inrichting 10 wordt 30 het terugwikkelen of snel voorwaarts lopen van de band uitgevoerd tussen de rollen 12 en 13, in een toestand waarbij de band 19 is geplaatst binnen de bandcassette 11. Aldus kunnen de elementen 30 en 31 niet het einde van de band detecteren, omdat de band 19 niet uit de bandcassette 11 is getrokken. In deze toestanden van 35 terugwikkelen en snel voorwaarts lopen van de inrichting 10 ro- 8302133 ♦ * 9 teert de rotatietrommel 20 niet en om deze reden wordt de trommel-impuls niet toegevoerd naar de transistor 54 via de klem 55. Aldus is de transistor 54 in uitgeschakelde toestand gedurende deze toestanden van bandterugwikkeling en snel voorwaarts lopen van de 5 band. Aldus zendt het banduitzendelement 30 geen licht uit gedurende het terugwikkelen en snel voorwaarts lopen en onnodig ver-mogensverbruik wordt voorkomen.
Terwijl het terugwikkelen of snel voorwaarts lopen wordt uitgevoerd, roteren de toevoerrol 12 en het tandwiel 10 14 met hoge snelheden en roterende schijven 46 en 47 ook met grote snelheden. Als de schijven 46 en 47 roteren, zenden de licht-uitzendelementen 48 en 49 licht uit en het licht gereflecteerd door de lichtreflecterende delen 46a en 47a van de respectievelijke schijven 46 en 47 wordt opgevangen door de lichtopvangelementen 15 50 en 51. Vanwege het feit dat de niet-reflecterende delen 46b en 47b van de schijven 46 en 47 geen lichtreflecteren, is het licht opgevangen door de lichtopvangelementen 50 en 51 onderbroken in overeenstemming met de rotatie van de schijven 46 en 47. Daarom zijn de signalen toegevoerd naar de microcomputer 45 vanaf deze 20 lichtopvangelementen 50 en 51, impulssignalen.
Wanneer de bandterugwikkelschakelaar 42 wordt gesloten, detecteert de microcomputer 45 de uitgang van het licht-opva-ngelement 51 dat wordt gevormd in verband met de opneemrol 13. Wanneer anderzijds de schakelaar 43 voor snel voorwaarts lopen 25 wordt gésloten, detecteert de microcomputer 45 de uitgang van het lichtopvangelement 50, welke wordt gevormd in verband met de toevoerrol 12. Als het einde van de band wordt bereikt bij het voltooien van het terugwikkelen of het snel voorwaarts lopen, kunnen de rollen 12 en 13 niet verder roteren omdat de einden van de 30 magnetische band 19 zijn verbonden met de respectievelijke leider-banden welke zijn bevestigd met hun andere einden aan de naven van de rollen 12 en 13. Aldus stoppen de schijven 46 en 47 met roteren wanneer het terugwikkelen of snel voorwaarts lopen is voltooid. Aldus blijven de uitgangsniveaus van de lichtopvangelementen 35 50 en 51 respectievelijk constant op hoog of laag niveau. De 8302133 r v 10 microcomputer 45 schakelt het rolmotoraandrijfsignaal uit dat wordt gevormd via zijn uitgangsklem 56 wanneer hij detecteert dat de uitgangsniveaus van de lichtopvangelementen 50 en 51 constant zijn geworden, voor het stoppen van de rotatie van de rolmotor.
5 Zelfs gedurende het normale registreren en reproduceren van de inrichting 10, stoppen de rollen 12 en 13 met roteren wanneer het einde van de band is bereikt, en het einde van de band kan worden gedetecteerd uit de uitgangen van de lichtopvangelementen 50 en 51. Evenwel zijn gedurende het normale re-10 gistreren en reproduceren de rotatiesnelheden van de rollen 12 en 13 gering en om deze reden zijn de rotatiesnelheden van de schijven 46 en 47 gering. Het zal daarom tijd nemen voor de microcomputer 45 om het einde van de band te detecteren. Daarom zijn bij de onderhavige uitvoering van de uitvinding organen voor het 15 detecteren van het einde van de band gedurende het terugwikkelen en snel voorwaarts lopen en organen voor het detecteren van het einde van de band gedurende het normale registreren en reproduceren onafhankelijk aangebracht.
Hierna zal een beschrijving worden gegeven van 20 de werking van de microcomputer 45 in detail aan de hand van de werkingskaarten volgens figuren 3A, 3B en 3C. In figuur 3A wordt de vermogensbron ingeschakeld bij een trap 60 en wordt de stop-werking ingesteld bij een volgende trap 61. Een trap 62 maakt onderscheid of de speelschakelaar 41 is ingeschakeld (gesloten).
25 Indien het onderscheiden resulteert bij de trap 62 in nee, maakt een trap 63 onderscheid of de bandterugwikkelschakelaar 42 is ingeschakeld. Indien het onderscheid resulteert bij de trap 63 in nee, maakt een trap 64 onderscheid of de schakelaar 43 voor snel voorwaarts lopen is ingeschakeld. Indien het onderscheid 30 resulteert bij de trap 64 in nee, keert de werking terug naar de trap 62 voor het herhalen van de bovenbeschreven onderscheidingen.
Wanneer de speelschakelaar 41 is ingeschakeld om normaal reproduceren uit te voeren, resulteert het onderscheiden bij de trap 62 in ja. Aldus gaat de werking in dit geval voort 35 naar een trap 65 volgens figuur 3B waarbij de speelwerking wordt 8302133 '* % 11 ingesteld/ aangegeven met "B-B" in figuren 3A en 3B. Vervolgens wordt het ladingsmechanisme in werking gesteld bij een trap 66 voor het uitvoeren van het bandladen, en de band 19 wordt getrokken uit de bandcassette 11 en geladen op de vooraf bepaalde band-5 baan zoals beschreven in verband met figuur 1. Een trap 67 maakt onderscheid of het bandladen is voltooid. Xndien de trap 67 het onderscheid maakt dat het bandladen is voltooid,· maakt een trap 68 het onderscheid of het lichtopvangelement 31 licht heeft gedetecteerd en het einde van de band is gedetecteerd. Indien het licht-10 opvangelement 31 geen licht heeft gedetecteerd, resulteert het onderscheiden bij de trap 68 in nee en wordt een trap 69 vervolgens uitgevoerd in dit geval. De rolmotor wordt geroteerd in voorwaartse richting bij de trap 69 en de opneemrol 13 wordt geroteerd in zijn bandopneemrichting door het tandwiel 14. De kaap-15 standermotor wordt geroteerd bij een trap 70. Een trap 71 wordt uitgevoerd met een vertraging van 1 seconde en het onderdrukken van het gereproduceerde videosignaal wordt uitgeschakeld bij een trap 72 nadat de handloop is gestabiliseerd.
Een opvolgende trap 73 maakt onderscheid of 20 het lichtopvangelement 31 licht heeft gedetecteerd en. het einde van de band is gedetecteerd. Wanneer het einde van de band niet is bereikt en het onderscheid resulteert bij de trap 73 in nee, maakt een trap 74 onderscheid of de stopschakelaar 44 is ingeschakeld. Indien het onderscheiden resulteert bij de trap 74 in 25 nee, keert de werking terug naar de trap 73 voor het herhalen van het bovengenoemde onderscheiden.
Indien het onderscheidingsresultaat bij de trap 68 onmiddellijk na het voltooien van het bandladen ja is, dat wil zeggen wanneer het einde van de band is bereikt op het punt 30 wanneer het bandladen is voltooid, wordt het onderdrukken ingeschakeld bij een trap 75. Wanneer buitendien het einde van de band is bereikt gedurende het reproduceren, wordt het onderscheidingsresultaat bij de trap 73 ja en gaat de werking verder naar de trap 75 in dit geval. Wanneer verder de stopschakelaar 44 wordt inge-35 schakeld gedurende het reproduceren teneinde de reproduktie te 8302133 12 stoppen, resulteert het onderscheiden bij de trap 74 ook in ja in dit geval en de werking gaat overeenkomstig voort naar de trap 75.
Na de trap 75 wordt de speeltoestand opgeheven 5 bij een trap 76 én wordt de kaapstandermotor gestopt met roteren bij een trap 77. Het bandontladen wordt vervolgens uitgevoerd bij een trap 78 om de band, welke in een vooraf bepaalde bandbaan is, terug te trekken in de cassette 11. Een trap 79 maakt onderscheid of het bandontladen is voltooid, en de rolmotor wordt gestopt met 10 roteren bij een opvolgende trap 80 indien het bandontladen is voltooid. Daarna keert de werking terug naar de trap 61 van figuur 3A waarin de stoptoestand is ingesteld, zoals aangegeven met "A-A" in figuren 3B en 3A.
Wanneer vervolgens de. bandterugwikkelwerking 15 moet worden uitgevoerd, wordt de bandterugwikkelschakelaar 42 ingeschakeld met de speelschakelaar 41 gelaten in zijn uitgeschakelde i stand. Aldus wordt het onderscheidingsresultaat bij de trap 63 ja in dit geval en wordt de werking voortgezet naar een trap 81 waar de bandterugwikkelwerking wordt ingesteld. Dan wordt de rol-20 motor geroteerd in de terugwaartse richting bij een trap 82, en een teller voor een frequentiegenerator aangebracht met betrekking tot de opneemrol 13 wordt ingesteld bij een trap 83. In figuur 2 vormen het lichtuitzendelement 48, de schijf 46 en het lichtopvang-element 50 een frequentiegenerator aangebracht met betrekking tot 25 de voorraadrol 12. Aldus wordt een impulssignaal met een frequentie in overeenstemming met de rotatiesnelheid van de schijf 46, dat wil zeggen de rotatiesnelheid van de toevoerrol 12, verkregen uit het lichtopvangelement 50. Overeenkomstig vormen het lichtuitzendelement 49, de schijf 47 en het lichtopvangelement 51 de 30 frequentiegenerator aangebracht met betrekking tot de opneemrol 13. Aldus wordt een impulssignaal met een frequentie in overeenstemming met de rotatiesnelheid van de schijf 47, dat wil zeggen de rotatiesnelheid van de opneemrol 13, verkregen uit het lichtopvangelement 51. De uitgang van het lichtopvangelement 51 van 35 de frequentiegenerator gevormd met betrekking tot de opneemrol 13 8302133 - » 13 wordt gebruikt gedurende het bandterugwikkelen van de inrichting 1 10. Dit is de reden waarom de teller voor het tellen van de uit- gangsimpulsen van het lichtopvangelement 51 wordt teruggesteld naar nul bij de trap 83.
5 Vervolgens wordt een tijdorgaan gestart bij een trap 84. De tijd in dit tijdorgaan is bijvoorbeeld ingesteld op 100 millisec. Een trap 85 maakt onderscheid of deze ingestelde tijd in het tijdorgaan, dus 100 millisec, op is. Het onderschei-dingsresultaat bij de trap 85 is dus nee totdat de 100 millisec 10 op is en in dit geval maakt een trap 86 onderscheid of de uitgangs-impulsen van het lichtopvangelement 51 van de frequentiegenerator gevormd met betrekking tot de opneemrol 13, zijn gedetecteerd.
Wanneer de uitgangsimpulsen van het lichtopvangelement 51 zijn gedetecteerd, start de teller welke vooraf is teruggesteld bij de 15 trap 83, met het tellen bij een trap 87 en de telling in de teller neemt toe met elke binnenkomende impuls. Een trap 88 maakt onderscheid of de stopschakelaar 44 is ingeschakeld. Indien de stopscha-kelaar 44 niet is ingeschakeld, keert de werking terug naar de trap 85 voor het herhalen van bovenbeschreven werkingen. Aldus telt 20 de bovengenoemde teller gedurende 100 millisec.
Wanneer de 100 millisec op is, wordt het onder-scheidingsresultaat bij de trap 85 ja en gaat de werking door met een trap 89 welke onderscheid maakt of de telling in de teller nul is. Terwijl het terugwikkelen van de band wordt uitgevoerd, 25 blijft de schijf 47 roteren en blijft de teller dus tellen. Daarom is het onderscheidingsresultaat bij de trap 89 nee en keert de werking terug naar de trap 83 waarbij de teller op nul wordt teruggesteld en de bovenbeschreven werkingen worden herhaald.
Wanneer het einde van de band wordt bereikt 30 en het niet langer mogelijk is de band verder terug te wikkelen, stopt de schijf 47 met roteren en stopt het lichtopvangelement 51 met het leveren van impulsen. Wanneer aldus het lichtopvangelement 51 stopt met het leveren van de impulsen terwijl het tijdorgaan werkt, worden de trappen 85 en 91 uitgevoerd, en dan worden de 35 trappen 83 en 84 uitgevoerd voor het terugstellen van het tijdor- 8302133 -% 14 gaan op nul en het tijdorgaan te starten. Omdat echter de impulsen niet worden gedetecteerd bij de trap 86 in dit geval, is het onderscheidingsresultaat bij de trap 86 nee en gaat de werking door naar de trap 88. Dit betekent dat de trap 87 voor toename 5 van de telling in de teller niet wordt uitgevoerd. Wanneer de in-steltijd in het tijdorgaan op is bij de trap 85, maakt de trap 89 onderscheid of de telling in de teller nul is. In deze toestand is de teller niet aan het tellen en blijft in zijn toestand van terugstellen naar nul. Aldus is het onderscheidingsresultaat bij 10 de trap 89 ja, en gaat de werking door naar een trap 90. De band-terugwikkeltoestand wordt opgeheven bij de trap 90 en de rol-motor wordt gestopt betreffende rotatie bij een trap 91. Daarna keert de werking terug naar de trap 61 waar de stoptoestand wordt ingesteld, zoals aangegeven door "A-A" in figuur 3A. Aldus wordt 15 het einde van de band gedetecteerd en wordt de toestand van de inrichting 10 ingesteld op de stoptoestand na een tijd in het gebied van 100 tot 200 millisec verloop vanaf de tijd dat de schijf 47 stopt met roteren.
Indien de stopschakelaar 44 wordt ingeschakeld 20 gedurende de bandterugwikeltoestand teneinde het terugwikkelen van de band te stoppen, wordt het onderscheidingsresultaat bij de trap 88 ja. Aldus beweegt in dit geval de werking naar de trap 90. Daarna wordt, nadat de opvolgende trap 91 is uitgevoerd, de werking teruggebracht naar de trap 61 waar de stoptoestand wordt inge-25 steld, zoals aangegeven door "A-A" in figuur 3A.
Wanneer vervolgens de snelle voorwaartse loop van de band moet worden uitgevoerd, wordt de schakelaar 43 voor snel voorwaarts lopen ingeschakeld in een toestand waarbij de speelschakelaar 41, de terugwikkelschakelaar 42 en de stopschake-30 laar 44 zijn gelaten in hun uitgeschakelde toestand. Aldus wordt het onderscheidingsresultaat bij de trap 64, aangegeven in figuur 3A, ja en gaat de werking door naar een trap 181 in figuur 3C, zoals aangegeven door "C-C" in figuren 3A en 3C. De werkingskaart volgens figuur 3C voor de snelle voorwaartse loop van de band is 35 overeenkomstig het deel van de werkingskaart van figuur 3A voor 8302133 15 » de bandterugwikkeltoestand met de trappen 81 tot 91. Aldus zijn in figuur 3C de trappen, welke overeenkomen met de trappen in figuur 3A, aangegeven met verwijzingscijfers met waarden waarbij 100 is opgeteld bij de referentiecijfers van de trappen in figuur 5 3A. Omdat de werkingskaart van figuur 3C gemakkelijk kan worden begrepen uit de beschrijving gegeven in het bovenstaande bij figuur 3A, zal een detailbeschrijving hier worden weggelaten en slechts een toelichting worden gegeven met betrekking tot de verschilpunten.
10 Het snel voorwaarts lopen van de band wordt ingesteld bij de trap 181 en de rolmotor wordt geroteerd in de voorwaartse richting bij een trap 182. De teller, welke de uitgangs-impulsen telt van het lichtopvangelement 50 van de frequentlegen erator gevormd met betrekking tot de toevoerrol, wordt terug-15 gesteld naar nul bij een trap 183. Een tijdorgaan wordt gestart bij een trap 184. De insteltijd in dit tijdorgaan gebruikt gedurende het snel voorwaarts lopen van de band, is bijvoorbeeld bij benadering gelijk aan 500 millisec. Een trap 185 maakt onderscheid of de 500 millisec instelling in het tijdorgaan op is en een trap 20 186 maakt onderscheid of de uitgangsimpulsen van het lichtopvang element 50 zijn gedetecteerd. De telling in de teller wordt vergroot bij een trap 187 indien de uitgangsimpulsen van het lichtopvangelement 51 zijn gedetecteerd. Een trap 188 maakt onderscheid of de stopschakelaar 44 is ingeschakeld.
25 Wanneer het einde van de band wordt bereikt gedurende het snel voorwaarts lopen van de band, stopt de schijf 46 met roteren en de teller telt niet na te zijn teruggesteld op nul. Overeenkomstig wordt het onderscheidingsresultaat bij een trap 189 ja, en wordt het snelle voorwaarts lopen van de band 30 opgeheven bij een trap 190. Een trap 191 stopt, de rolmotor betreffende het roteren, en de werking gaat dan voort naar de trap 61 aangegeven in figuur 3A waar de stoptoestand wordt ingesteld, zoals aangegeven door "A-A" in figuren 3C en 3A.
De reden waarom de uitgangsimpulsen van het 35 lichtopvangelement 51 dat is aangebracht met betrekking tot de 8302133 ψ ' 16 opneemrol 13, worden gébruikt gedurende het. bandterugwikkelen,--is als volgt. Dit betekent, dat wanneer het einde van de band nadert gedurende het bandterugwikkelen, de rotatiesnelheid van de opneemrol 13 groter wordt dan die van de toevoerrol, en dat de 5 rotatiesnelheid van de schijf 47 overeenkomstig groter wordt dan die van de schijf 46. Aldus wordt de frequentievan de uitgangs-impulsen van het liehtopvangelement 51 hoog en wordt het onmogelijk het stoppen van rotatie van de opneemrol binnen een korte tijd-periode te detecteren. Voor overeenkomstige redenen worden de 10 uitgangsimpulsen van het liehtopvangelement 51 dat is aangebracht met betrekking tot de toevoerrol 12, gebruikt gedurende het snel voorwaarts lopen van de band.
De uitvinding is niet beperkt tot de boven aangegeven uitvoeringsvormen.
8302133

Claims (8)

1. Bandeinddetecteerorgaan in een registreer-en/of reproduceerinrichting, waarbij de registreer- en/of repro-duceerinrichting wordt geladen met een ainiatuursoort bandcassette 5 voorzien van een toevoerrol en een opneemrol waarop een band is gewikkeld, waarbij beide einden van de band zijn bevestigd aan de toevoerrol respectievelijk de opneemrol, terwijl de registreer-en/of reproduceerinrichting is voorzien van een bandladingsmecha-nisme voor het uittrekken ®n de band uit de miniatuursoort 10 bandcassette en de band te laden op een vooraf bepaalde bandbaan gedurende een registreren of reproduceren daarvan, waarbij het bandladingsmechanisme niet werkt gedurende een toestand van band-terugwikkelen of snel voorwaarts lopen van de band bij de registreer- en/of reproduceerinrichting, zodat het terugwikkelen of 15 snel voorwaarts lopen van de band wordt uitgevoerd door het roteren van de toevoerrol of de opneemrol binnen de miniatuursoort bandcassette in een toestand waarbij de band is opgenomen binnen de miniatuursoort bandcassette, terwijl het bandeinddetecteerorgaan is voorzien van rotatiedetectie-organen voor het detecteren 20 van rotatie van de toevoerrol en de opneemrol van de miniatuursoort bandcassette, en rotatiedetectiesignalen levert in overeenstemming met de rotatie van de toevoerrol en de opneemrol, terwijl de toevoerrol en de opneemrol stoppen met roteren wanneer alle band is uitgevoerd vanaf een rol naar de andere rol en een einde van de 25 band is bereikt, terwijl de rotatiedetectie-organen geen rotatie-detectiesignaal leveren wanneer de rollen stoppen met roteren, met het kenmerk, dat er een regelorgaan (45) aanwezig is voor het uitvoeren van een telling met een vooraf bepaald tijdinterval overeenkomstig de rotatiedetectiesignalen uit de rotatiedetectie-organen 30 gedurende het terugwikkelen of snel voorwaarts lopen van de band, en het stoppen van het terugwikkelen of het snel voorwaarts lopen van de band wanneer een telling binnen het vooraf bepaalde tijdinterval nul is.
2. Bandeinddetecteerorgaan volgens conclusie 1, 35 met het kenmerk, dat het regelorgaan de telling uitvoert overeen- 8302133 Λ komstig het rotatiedetectiesignaal van de rotatiedetectie-organen met betrekking tot de opneemrol gedurende het bandterugwikkelen, en de telling uitvoert overeenkomstig het rotatiedetectiesignaal van de rotatiedetectie-organen met betrekking tot de toevoerrol 5 gedurende het snel voorwaarts lopen van de band.
3. Bandeinddetecteerorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatiedetectie-organen zijn voorzien van een eerste frequentiegenerator (46, 48, 50) voorzien met betrekking tot de toevoerrol en een tweede frequentiegenerator (47, 10 49, 51) voorzien met betrekking tot de opneemrol, waarbij de eerste frequentiegenerator is voorzien van een eerste schijf (46) welke roteert samen met de toevoerrol, een eerste lichtuitzendelement (48) voor het uitzenden van licht naar de eerste schijf, en een eerste liohtopvangelement (50) voor het detecteren van licht gere-15 flecteerd door deze eerste schijf en het leveren van een impulssignaal met een frequentie in overeenstemming met de rotatie van deze eerste schijf, en de tweede frequentiegenerator is voorzien van een tweede schijf (47) welke roteert samen met de opneemrol, een tweede lichtuitzendelement (49) voor het uitzenden van licht 20 naar de tweede schijf, en een tweede lichtopvangelement (51) voor het detecteren van licht gereflecteerd door de tweede schijf en het vormen van een impulssignaal met een frequentie in overeenstemming met de rotatie van deze tweede schijf.
4. Bandeinddetecteerorgaan volgens conclusie 3, 25 met het kenmerk, dat de eerste en tweede schijf (46, 47) respectievelijk een aantal lichtreflecteerdelen (46a, 47a) en niet reflecterende delen (46b, 47b) hebben welke op een afwisselende wijze zijn aangebracht.
5. Bandeinddetecteerorgaan volgens conclusie 1, 30 met het kenmerk, dat de rotatiedetectie-organen detectie-impuls- signalen leveren in overeenstemming met de rotatie van de toevoerrol en de opneemrol, en het regelorgaan is voorzien van teller-organen (86, 87) voor het tellen van uitgaande detectie-impuls-signalen van de rotatiedetectie-organen, tijdorganen (84, 85) voor 35 het bepalen van een vooraf bepaalde tijd, organen voor het terug- 8302133 * 5* stellen, van de tellerorganen (83) naar nul en het starten van de tijdorganen elke keer dat de vooraf bepaalde tijd in het tijd-orgaan op is, en organen (91) voor het stoppen van de rollen met rotatie indien een resulterende telling in de tellerorganen nul 5 is wanneer de vooraf bepaalde tijd in het tijdorgaan op is.
6. Bandeinddetecteerorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatiedetectie-organen zijn voorzien vein eerste rotatiedetectie-organen (46, 48, 50) voor het leveren van een detectie-impulssignaal in overeenstemming met de rotatie van 10 de toevoerrol en tweede rotatiedetectie-organen (47, 49, 51) voor het leveren van een detectie-impulssignaal in overeenstemming met de rotatie van de opneemrol, en het regelorgaan is voorzien van eerste tellerorganen (86, 87) voor het tellen van het uitgaande detectie-impulssignaal van de tweede rotatiedetectie-15 organen gedurende het bandterugwikkelen, eerste tijdorganen (84, 85. voor het bepalen van een vooraf bepaalde tijd, organen (83) voor het terugstellen van de eerste tellerorganen op nul en het starten van het eerste tijdorgaan elke keer dat de genoemde vooraf bepaalde tijd in het eerste tijdorgaan op is, organen (91) 20 voor het stoppen van de toevoerrol met roteren in een terugwaartse richting indien een resulterende telling in de eerste tellerorganen nul is wanneer de vooraf bepaalde t-jd in het eerste tijdorgaan op is, tweede tellerorganen (186, 187) voor het tellen van het uitgaande detectie-impulssignaal uit de eerste rotatiedetec-25 tie-organen gedurende het snel voorwaarts lopen van de band, tweede tijdorga-nen (184, 185) voor het bepalen van een vooraf bepaalde tijd, organen (183) voor het terugstellen van de tweede tellerorganen naar nul en het starten van de tweede tijdorganen elke keer dat de vooraf bepaalde tijd in de tweede tijdorganen op 30 is, organen (191) voor het stoppen van de opneemrol met roteren indien een resulterende telling in de tweede tellerorganen nul is wanneer de vooraf bepaalde tijd in de tweede tijdorganen op is.
7. Bandeinddetecteerorgaan volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de vooraf bepaalde tijd in de tweede tijdor-35 ganen groter is ingesteld dan de vooraf bepaalde tijd in de eerste 8302133 \ tijdorganen.
8. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8302133
NL8302133A 1982-06-15 1983-06-15 Bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort bandcassette. NL8302133A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP57102901A JPS58220259A (ja) 1982-06-15 1982-06-15 テ−プ端検出装置
JP10290182 1982-06-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8302133A true NL8302133A (nl) 1984-01-02

Family

ID=14339759

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8302133A NL8302133A (nl) 1982-06-15 1983-06-15 Bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort bandcassette.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4528604A (nl)
JP (1) JPS58220259A (nl)
KR (1) KR840005253A (nl)
DE (1) DE3321586A1 (nl)
FR (1) FR2528607B1 (nl)
GB (1) GB2123598B (nl)
MY (1) MY8700328A (nl)
NL (1) NL8302133A (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8300947A (nl) * 1983-03-16 1984-10-16 Philips Nv Optische bandeindedetektieinrichting.
JPS60157890A (ja) * 1984-01-27 1985-08-19 Toshiba Corp 画像形成装置
KR890006200Y1 (ko) * 1985-12-27 1989-09-18 주식회사금성사 Vtr용 제동장치
DE3604238A1 (de) * 1986-02-11 1987-08-13 Thomson Brandt Gmbh Anordnung und schaltung fuer die elektrische kommutierung von erregerspulen
AU616392B2 (en) * 1987-01-17 1991-10-31 Sony Corporation Tape-like element loading device
US4808992A (en) * 1987-05-08 1989-02-28 Rca Licensing Corporation Component audio/video system with automatic turn-off of peripheral devices
JPH0752531B2 (ja) * 1988-08-31 1995-06-05 三洋電機株式会社 記録再生装置に於けるテープ弛み処理装置
JP2533621B2 (ja) * 1988-10-28 1996-09-11 株式会社日立製作所 磁気記録再生装置
JP2825340B2 (ja) * 1990-11-22 1998-11-18 キヤノン株式会社 テープ端検出装置
US5309300A (en) * 1991-08-06 1994-05-03 R-Byte, Inc. Beginning/end of tape detection system
KR960008370B1 (en) * 1993-11-02 1996-06-26 Lg Electronics Inc Start/end checking method for record player
KR0138346B1 (ko) * 1993-12-28 1998-05-15 김광호 비디오테이프레코더의 테이프 엔드 감출방법 및 그에 적합한 장치
KR100218915B1 (ko) * 1996-06-27 1999-09-01 윤종용 비디오 테이프의 시작 및 끝부분 검출방법

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2333609A1 (de) * 1973-07-02 1975-01-30 Uher Werke Muenchen Tonbandgeraet
JPS5435612Y2 (nl) * 1973-11-15 1979-10-29
JPS5426361B2 (nl) * 1974-09-13 1979-09-04
CA1077618A (en) * 1975-12-13 1980-05-13 Victor Company Of Japan Detection device for detecting ends of a cassette tape
US4173319A (en) * 1975-12-13 1979-11-06 Victor Company Of Japan, Limited Magnetic tape cassette
JPS52102005A (en) * 1976-02-24 1977-08-26 Shin Shirasuna Electric Corp Method of detecting tape feeding state
JPS6035742B2 (ja) * 1977-07-29 1985-08-16 日本電気株式会社 リ−ルモ−タの制御方式
JPS6019574B2 (ja) * 1978-02-24 1985-05-16 カシオ計算機株式会社 テ−プ走行停止検出装置
GB2020471B (en) * 1978-05-08 1982-05-19 Clarion Co Ltd Magnetic recording/reproducing apparatus
IT1162604B (it) * 1979-03-20 1987-04-01 Autovox Spa Dispositivo di rivelazione di anomalie di funzionamento in particolare per giranastri
IT1115068B (it) * 1979-03-20 1986-02-03 Autovox Spa Dispositivo per la predisposizione di un verso preferenziale di lettura del nastro in un giranastri a cassetta
JPS6028060B2 (ja) * 1979-04-14 1985-07-02 オリンパス光学工業株式会社 テ−プ終端予告装置
JPS6221Y2 (nl) * 1979-05-15 1987-01-06
JPS5740777A (en) * 1980-08-22 1982-03-06 Victor Co Of Japan Ltd High-speed tape feed system of recordng and reproducing device
US4536810A (en) * 1980-11-25 1985-08-20 Victor Company Of Japan, Ltd. Adapter for a miniature type tape cassette

Also Published As

Publication number Publication date
GB8316256D0 (en) 1983-07-20
FR2528607A1 (fr) 1983-12-16
MY8700328A (en) 1987-12-31
JPS58220259A (ja) 1983-12-21
DE3321586C2 (nl) 1988-07-14
GB2123598B (en) 1985-09-11
FR2528607B1 (fr) 1992-02-14
GB2123598A (en) 1984-02-01
KR840005253A (ko) 1984-11-05
JPH0418383B2 (nl) 1992-03-27
DE3321586A1 (de) 1983-12-15
US4528604A (en) 1985-07-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8302133A (nl) Bandeinddetecteerorgaan in een registreer- en/of reproduceerinrichting voor een miniatuursoort bandcassette.
US4616274A (en) Tape end detecting device for extractable tape type cassette
US3764088A (en) Automatic tape loading type magnetic recording and reproducing apparatus
JPS5833610B2 (ja) 磁気記録再生装置におけるテ−プ位置検出装置
US3912205A (en) Recording and/or reproducing apparatus with automatically stopping apparatus
JPH0658427U (ja) ビデオカセットレコーダーのリールテーブル回転検出装置
US4536807A (en) Display device for a magnetic tape recording and/or reproducing apparatus
KR100230294B1 (ko) 영상신호 기록/재생장치에서의 테이프 유/무 판별방법
KR100230293B1 (ko) 영상신호 기록/재생장치에서의 테이프 톱/엔드 판별방법
JPH0610495Y2 (ja) カセットテーププレーヤ
KR100253152B1 (ko) 테이프의 주행 제어 장치 및 방법
JP2550951B2 (ja) 早送り・巻き戻し装置
SU822271A1 (ru) Лентопрот жный механизм
KR870003383Y1 (ko) 테이프단 검출 장치
JP3048900B2 (ja) 磁気記録再生装置
JP3084702U (ja) ビデオデッキおよびテープ走行停止制御装置
JPH0652601B2 (ja) カセツト式記録再生装置
JPH0610527Y2 (ja) テ−プ状体のロ−デイング装置
JP2570713B2 (ja) テ−プ状体のロ−デイング装置
KR870000119B1 (ko) 비데오테이프 레코오더에 사용되는 모우드 설정 배열장치
JPS593387Y2 (ja) テ−プレコ−ダ
JPS60117438A (ja) 磁気録画装置
JP2570714B2 (ja) テープ状体のローディング方法
JP2001351282A (ja) 磁気記録再生装置
JPH0358339A (ja) リール駆動装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed