NL8202480A - Patroon met registratieschijf. - Google Patents

Patroon met registratieschijf. Download PDF

Info

Publication number
NL8202480A
NL8202480A NL8202480A NL8202480A NL8202480A NL 8202480 A NL8202480 A NL 8202480A NL 8202480 A NL8202480 A NL 8202480A NL 8202480 A NL8202480 A NL 8202480A NL 8202480 A NL8202480 A NL 8202480A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
disc
housing
hub
cartridge
cartridge according
Prior art date
Application number
NL8202480A
Other languages
English (en)
Other versions
NL184493C (nl
NL184493B (nl
Original Assignee
Matsushita Electric Ind Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP56095870A external-priority patent/JPS5925301B2/ja
Priority claimed from JP9711481A external-priority patent/JPS57212625A/ja
Priority claimed from JP9711381A external-priority patent/JPS608546B2/ja
Priority claimed from JP20767781A external-priority patent/JPS608547B2/ja
Application filed by Matsushita Electric Ind Co Ltd filed Critical Matsushita Electric Ind Co Ltd
Publication of NL8202480A publication Critical patent/NL8202480A/nl
Publication of NL184493B publication Critical patent/NL184493B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL184493C publication Critical patent/NL184493C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/04Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit
    • G11B17/041Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit specially adapted for discs contained within cartridges
    • G11B17/043Direct insertion, i.e. without external loading means
    • G11B17/0436Direct insertion, i.e. without external loading means with opening mechanism of the cartridge shutter
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/0014Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture record carriers not specifically of filamentary or web form
    • G11B23/0021Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture record carriers not specifically of filamentary or web form discs
    • G11B23/0028Details
    • G11B23/0035Details means incorporated in the disc, e.g. hub, to enable its guiding, loading or driving
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/03Containers for flat record carriers
    • G11B23/033Containers for flat record carriers for flexible discs
    • G11B23/0332Containers for flat record carriers for flexible discs for single discs, e.g. envelopes

Landscapes

  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)
  • Holding Or Fastening Of Disk On Rotational Shaft (AREA)
  • Packaging For Recording Disks (AREA)

Description

c ft ' ΧΓ.Ο. 31*184 -- - 1 -
Patroon met registratieschijf.
3)e uitvinding heeft betrekking op een patroon die een schijf uit een registratiemedium bevat, zoals een flexibele plaat-vormige magnetische schijf voor het registreren van informatie en die vensters heeft voor het inbrengen van inrichtingen, zoals mag-5 neetkoppen voor het registreren en reproduceren van de informatie.
In het bijzonder biedt de uitvinding een patroon met een sluitme-chanisme voor het openen of sluiten van het genoemde venster. Voor deze soort schijf met in het algemeen een hoge informatiedichtheid leveren stof, vingerafdrukken of mechanische beschadiging ernstige 10 problemen. baarom wordt de sohijf op bekende wijze bewaard en ge-transporteerd in een fleribele of stijve patroon. Een "floppy disc" is een representatief voorbeeld van zulk een patroon. Echter heeft een bekend patroon, zoals een "floppy disc"-patroon of -mantel vensters (kopvensters) voor het inbrengen van een magneetkop waar- 15 doorheen stof en andere materie de patroon kunnen binnendringen. be mogelijkheid dat stof en andere materie op de plaat worden verzameld, moet zo klein mogeli^k worden gehouden. Hiervoor is het gewenst zulk een afsluitmechanisme te monteren teneinde de genoemde vensters te openen wanneer de patroon wordt geladen in een registra-20 tie- en weergeefinriehting, opdat de registratie- en weergeefin-richting toegang krijgt tot de schijf en teneinde de vensters te sluiten wanneer de patroon niet in de registratie- en weergeefinriehting wordt geladen. bit sluitmechanisme moet eenvoudig en be-trouwbaar zijn, waardoor de patroon uitgebreid kan worden toegepast, 25 niet slechts door specialisten, maar ook door het algemene publiek. Voorts wordt de patroon dikwijls in grote aantallen voor een registratie- en weergeefinriehting gebruikt. baarom moet de patroon kunnen klein en licht zijn en gemakkelijk worden gestapeld en gehanteerd, teneinde de opslag en het transport te vergemakkelijken.
30 berhalve heeft de uitvinding ten doel te voorzien in een patroon waarin een schijf uit een registratiemedium is onderge-bracht, die voor het algemene publiek gemakkelijk te hanteren is.
Een andere doelstelling van de uitvinding is het voorzien in een patroon waarin een schijf uit registratiemedium is ondergebracht, 35 waarbij de mogelijkheid dat stof en andere materie zich op de schijf uit registratiemedium kan verzamelen,zo minimaal mogelijk is.
be uitvinding heeft voorts ten doel te voorzien in een patroon waarin een schijf uit een registratiemedium is ondergebracht 8202480 t i - 2 - en die voorzien is van een sluitmechanisme voor het sluiten_van de vensters van de patroon, wanneer de patroon niet in een registratie-en weergeefinrichting wordt geladen.
Deze doelstellingen worden volgens de uitvinding bereikt 5 doordat voorzien is in een patroon dat een huis omvat, waarin een roteerbare schijf nit registratiemedium aanwezig is, die in het midden daarvan een schijfnaaf heeft, die bestaat nit een eerste naafdeel dat zich aan een zijde van de schijf bevindt, en een tweede naafdeel dat coaxiaal ten opzichte van het eerste naafdeel is opge-10 steld en zich aan de andere zijde van de schijf bevindt, welk hnis een eerste hniselement omvat en een tweede hniselement waartnssen de schijf wordt vastgehonden, waarbij het eerste hniselement is voorzien van een eerste middenvenster waarin het eerste naafdeel is ingestoken,.een eerste kopvenster waarin een kop voor het registre-15 ren en/of weergeven van informaties op de schijf kan worden inge-bracht vanaf de buitenzijde van het eerste hniselement, en een eerste slnitorgaan dat door het eerste hniselement beweegbaar wordt ondersteund voor het openen en/of slniten van het eerste venster door de beweging daarvan, welk tweede hniselement is voorzien van 20 een tweede middenvenster dat coaxiaal ten opzichte van het eerste middenvenster is geplaatst, waarbij in het tweede middenvenster het tweede naafdeel is ingestoken, een tweede kopvenster waarin een kop voor het registreren en/of weergeven van informaties op de genoemde schijf kan worden ingebracht vanaf de buitenzijde van het tweede 25 huiselement, en een tweede sluitorgaan dat door het tweede huis-element beweegbaar wordt ondersteund voor het openen en/of sluiten van de tweede opening door zijn beweging, waarbij de patroon voorts een bedieningsorgaah voor een sluitorgaan omvat, dat door het huis beweegbaar wordt ondersteund en met het eerste sluitorgaan en het 30 tweede sluitorgaan gekoppeld voor het bewegen van de sluitorganen door de beweging daarvan, welk bedieningsorgaan een onbedekt deel heeft dat vanaf de buitenzijde van het huis toegankelijk is en wordt bewogen door een uitwendige kracht die op het onbedekte deel van het bedieningsorgaan wordt uitgeoefend in een richting evenwijdig 35 aan een zijrand van het huis.
De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen toont:
Fig. 1 een aanzicht in perspectief van een uitvoeringsvorm van een patroon volgens de uitvinding; 40 Fig. 2 een aanzicht in perspectief van uiteengenomen onder- 8202480 ft * - 3 - i delen van de patroon;
Pig. 3 en 4 een doorsnede volgens de lijn A-A van fig. 1 respectievelijk een aanzicht op vergrote sehaal van de essentiSle onderdelen daarvan; 5 Pig. 5 een aanzicht van de registratieschijf met los ge- nomen onderdelen voor de toelichting van elke component;
Pig. 6 een doorsnede van deze schijf in de samengestelde toestand;
Pig. 7 een aanzicht dat de werking van deze uitvoerings-10 vorm illustreert; en
Pig. 8 een schematisch aanzicht van een patroonaandrij f-inrichting, waarin een patroon volgens de uitvinding is geinstal-leerd.
Volgens de fig. 1 en 2 bestaat een patroon 30 in heginsel 15 uit een bovenplaat 32 (een eerste huiselement) en een onderplaat 34 (tweede huiselement) die door geschikte middelen, zoals hechtmid-delen, worden verenigd. Beide platen zijn voorzien van middenven-sters 36» 38, kopvensters 40, 42,instelvensters 44» 46, positione-ringsgaten 48, 50, 52, 54j beschermingsstukken 56, 58, indruk-20 kingen of uitsparingen 60, 62, 64, 66 op de respectievelijke zijden daarvan en cirkelvormige uitsparingen 68 (in fig. 2 niet getoond, maar voor de bovenplaat 32 in fig. 3 wel getoond), 70. Zoals in fig. 1 is getoond zijn de kopvensters, middenvensters en instelvensters gericht langs een in lengterichting verlopende middenlijn X-X 25 van de patroon 30. De indrukkingen 60, 62, 64, 66 vormen TT-vormige kanalen 72 en 74 aan beide zijden van de patroon 30. Deze kanalen 72 en 74 zijn aan een einde daarvan open en zijn aan het andere einde daarvan gesloten. De U-vormige kanalen 72 en 74, cLe positio-neringsgaten 48, 50, 52, 54 en de beveiligingsschuiven 56, 58 zijn 30 symmetrisch ten opzichte van de in lengterichting verlopende midden-lijn X-X van de patroon 30 geplaatst.
Anders beschreven hebben het eerste huiselement 32 en het tweede huiselement 34 aan een zijrand van het huis een paar tegenover elkaar liggende uitsparingen 60, 62 en 64, 66, die een I-vormige 35 doorsnede volgens een vlak loodrecht op de genoemde zijrand van het huis hebben, teneinde kanalen 72 en 74 te vormen, die een U-vormige doorsnede hebben. Bij voorkeur strekken de kanalen 72 en 74 zioh uit naar de zijrand en zijn dus aan een einde van de zijrand open, terwijl de kanalen 72 en 74 eindigen voor het andere einde van de 40 zijrand.
8202480 4 * * - 4 -
Op de cirkelvormige uitsparingen 68 en 70 zijn andere uitsparingen 78 (voor de bovenplaat 32 niet zichtbaar) , waarin sluitorganen 82, 80 (in fig. 2 niet getoond, maar in fig. 4 wel voor de bovenplaat 32) zijn aangebracht. Het sluitorgaan 82 van de 5 onderplaat 34 is draaibaar gemonteerd op een ringvormig deel 83 dat rondom het middenvenster 38 is gevormd (het sluitorgaan 82 heeft een gat waarin het ringvormige deel 83 passend is ingestoken) en heeft een oordeel 84 waarop een instelopening 86 is aangebracht. Set sluitorgaan 80 van de bovenplaat 32 is gelijk aan het sluitor-10 gaan 82 van de onderplaat 34» maar is in fig. 1 niet getoond. In fig. 1 neemt het sluitorgaan 82 de open stand in, d.w.z. dat het kopvenster 42 niet gesloten maar open is. In dit geval komt de instelopening 86 overeen met het instelvenster 46 van de onderplaat 34» Wanneer het sluitorgaan 80 de gesloten stand inneemt om het 15 kopvenster 42 te sluiten, sluit daarentegen het oordeel 84 het instelvenster 46 van de patroon 30 af. Hetzelfde geldt voor het sluitorgaan 80 van de bovenplaat 32.
Zoals in fig. 2 is getoond heeft de schijf 88 een schijf-naaf 90 in het midden daarvan en een instelgat 92 dat kan samen-20 vallen met de instelvensters 44» 46 van de patroon 30. Zoals in bijzonderheden in de fig. 5 en 6 is getoond, bestaat de schijfnaaf 90 uit een primaire schijfnaafcomponent 94 en een secundaire schijf-naafcomponent 96. De naafcomponent 94 heeft een cirkelvormig en trapvormig deel 98 (cilindrisch naafsegment) en een cilindrisch deel 25 100 (insteekdeel) date®, geheel daarmee vormt.aan het middengedeelte daarvan. De naafcomponent 96 heeft een cirkelvormig en trapvormig deel (cilindrisch naafsegment) 99 dat gelijk is aan het deel 98.
Dit cilindrische deel 100 past in het centrale gat 102 van de schijf 88 en dient voor de geleiding bij de samenstelling met de naafcompo·?· 30 nent 96 door een perspassing. De naar elkaar toe gekeerde vlakken 104 en 106 van de naafcomponenten 94 en 96 voorzien in een middel voor het van boven en beneden af klemmen van beide vlakken van de schijf 88 aan de omtrek van het centrale gat 102 daarvan, wanneer deze bij elkaar worden gebracht. Set penvormige uitsteeksel 108 35 dat een geheel vormt met het bovenvlak 104 van de naafcomponent 94 wordt ingestoken in een rondgat of sleufgat (positiebevestigings-gat) 110 dat in de schijf 88 nabij het centrale gat 102 daarvan is aangebracht en de punt van het uitsteeksel 108 past in een opneem-uitsparing 112 .die in het vlak 106 van de naafcomponent 96 is ge-40 vormd. Set uitsteeksel 108 kan een geheel met de naafcomponent 94 8202480 • « - 5 - vormen, zoals in de tekening is getoond of kan worden geleverd als een onderdeel dat gescheiden is van de naafcomponent 94» welk on-derdeel daartussen wordt bevestigd door indrukken en inslaan. Het hierboven genoemde uitsteeksel en de uitsparing 112 kunnen op de 5 naaf component $6 respectievelijk de naafcomponent 94 worden gevormd, dus het omgekeerde van de in de tekeningen getoonde inrichting.
Met andere woorden omvat de schijfnaaf 90 een primaire schijfnaafcomponent 94 bestaande uit een hoi cilindrisch deel en een primair ringvormig deel dat een dikte heeft die kleiner is dan 10 de lengte van het cilindrische deel en een geheel met het holle ci-lindrische deel vormt, zodanig dat een bovenvlak 104 van het primaire ringdeel in een vlak ligt dat lager is dan een bovenvlak van het holle cilindrische deel, zodat het gedeelte van het holle cilindrische deel tussen het bovenvlak daarvan en het vlak waarin het 15 bovenvlak 104 van het primaire ringdeel zich bevindt, een insteek-deel 100 van de primaire schijfnaafcomponent 94 vormt. Een secun-daire schijfnaafcomponent 96 bestaat nit een secundair ringdeel met een gat. Hierbij heeft de schijf 88 uit registratiemedium een cen-traal gat 102. Eet insteekdeel 100 wordt in het centrale gat 102 20 van de schijf88 gestoken. Dus de schijf 88 wordt geplaatst op het bovenvlak 104 van het primaire ringdeel. Voorts wordt het insteekdeel 100 dat boven de schijf 88 uitsteekt, passend in het gat van het secundaire ringdeel ingestoken, zodat de schijf 88 wordt geklemd tussen het benedenvlak 106 van het secundaire ringdeel en 25 het bovenvlak 104 van het primaire ringdeel. Een helft van de aldus gevormde schijfnaaf 90 die zich aan een zijde van de schijf 88 bevindt, doet dienst als een eerste cilindrische naafbasis, terwijl de andere helft van de schijfnaaf 90 die zich aan de andere zijde van de schijf 88 bevindt, functioneert als een tweede cilindrische 50 naafbasis. De schijfnaaf 90 heeft voorts een eerste cilindrisch naafsegment 98 dat coaxiaal is ten opzic hte van de eerste cilindrische naafbasis, een kleinere diameter heeft dan deze basis en daarop is aangebracht, terwijl de schijfnaaf 00k een tweede cilindrisch naafsegment 99 heeft dat coaxiaal ten opzichte van de tweede 35 cilindrische naafbasis is opgesteld, een kleinere diameter heeft dan deze basis en daarop is aangebracht.
Indien gewenst is het primaire ringdeel voorzien van een positiebevestigingsuitsteeksel 108 aan het bovenvlak 104 daarvan met een lengte die korter is dan de lengte van het insteekdeel 100.
40 Het tweede ringdeel heeft een uitsparing 1.12 in het bodemyiak 106 8202480 * - 6 - daarvan, die het uitsteeksel kan opnemen.
De schijf 88 uit registratiemedium heeft een positiebe-• vestigingsgat 110 nabij het centrale gat 102 daarvan, Het uitsteeksel 108 wordt in het gat 110 van de schijf 88 gestoken. Toorts 5 wordt het gedeelte van het uitsteeksel 108 dat boven de schijf 88 uitsteekt, in de uitsparing 112 van het secundaire ringdeel gestoken,
De uiteindelijke schijfnaaf heeft dus een eerste naafdeel aan een zijde van de schijf 88 en een tweede naafdeel aan de tegen-10 overliggende zijde van de schijf 88, Het eerste naafdeel omvat een eerste cilindrische naafbasis die op de schijf 88 is bevestigd en die een diameter heeft die groter is dan het middenvenster 3en een cilindrisch naafsegment 99 dat coaxiaal op de eerste.cilindrische naafbasis is aangebracht en in het middenvenster 36 is ge-15 stoken. Het tweede naafdeel omvat een tweede cilindrische naafbasis die op de schijf 88 is bevestigd en die een grotere diameter heeft dan het middenvenster 88; en een cilindrisch naafsegment 98 dat coaxiaal op de tweede cilindrische naafbasis is aangebracht en in het tweede middenvenster 38 is gestoken, zodat de schijf 88 20 draaibaar is en op afstand ligt van de bovenplaat 32 en de onder-plaat 34 door middel van de eerste en de tweede cilindrische naafbasis.
Deze constructie verdient de voorkeur om een rotatiebewe-ging van de schijf 88 en de schijfnaaf 90 in een eenheidslichaam 25 te waarborgen. In het midden van de schijfnaaf 90 is een asgat of holte 114 aangebracht, die in ingrijping kan zijn met een hierna te beschrijven aandrijfas om de schijf 88 te verdraaien.
Uit de fig. 2 en 3 blijkt, dat de schijf 88 in een inwen-dige ruimte 116 van de patroon 2 is geplaatst, die door de cirkel-30 vormige uitsparingen 68 en 70 van de bovenplaat 32 en onderplaat 34 wordt gevormd, zodanig dat de cirkelvormige en trapvormige de-len 98 en 99 van de schijfnaaf 90 zich bevinden bij de middenven-sters 3^ en 38 van de patroon 30, De afmeting van de middenvensters 36 en 38 is groter dan de afmeting van de cirkelvormige en trapvor-35 mige delen 98 en 99 en is kleiner dan de buitenafmeting van de schijfnaaf 90, zodat de schijfnaaf 90 tussen de bovenplaat 32 en de onderplaat 34 wordt vastgehuuden. De bewegingen van de schijfnaaf 90 in radiale riehting en insteekrichting met betrekking tot de middenvensters 36, 38 worden binnen een voorgeschreven gebied be-40 grensd. Als gevolg daarvan behoudt de schijf 88 zijn positie in de 8202480 4 - 7 - inwendige ruimte 116 van de patroon JO, vrij van beschadiging ont-staan door het contact van de schijf 88 met het binnenvlak van de patroon 30* BovencLien zijn de sluitorganen 80 en 82 in de andere uitsparingen 78 (een is niet getoond) van de patroon 30 geplaatst, 5 zodat de schijf 88 niet in aanraking komt met de sluitorganen en vrij is van een eventuele beschadiging.
Zoals in fig. 2 is getoond is een bedieningsorgaan voor het sluitorgaan in de patroon 30 aangebracht. Bij deze uitvoerings-vorm bestaat het bedieningsorgaan uit een bandvormig flexibel or-10 gaan 120 vervaardigd uit een flexibele hars, zoals vinylchloride.
Het flexibele orgaan 120 heeft uitsparingen 122 en 124 aan de res-pectieve zijranden daarvan en een uitsteeksel 126. Het uitsteeksel 126 kan qua functie worden vervangen door een uitgesneden deel.
Yoor het geleiden van het flexibele orgaan zijn een paar geleidings-15 sleuven, te weten een geleidingssleuf in de bovenplaat (in fig. 2 niet te zien) en een geleidingssleuf 132 in de onderplaat (zie ook fig. j), die op de binnenvlakken van de bovenplaat 32 respectieve-lijk de onderplaat 34 zijn gevormd. Het paar sleuven kan worden ge-construeerd als een element voor het begrenzen van de bewegings-20 baan van het flexibele orgaan 120. Het paar geleidingssleuven is op een gedeelte van de omtrek van de inwendige ruimte 116 van de patroon 30 gevormd en verder gevormd van de binnenzijde van de patroon 30 naar de buitenzijde van de patroon, waarbij het paar geleidingssleuven in de TJ-vormige kanalen 72 onbedekt is en de oribe-' 25 dekte delen rechte lijnen vormen die hoofdzakelijk evenwijdig aan de zijrand van de patroon 30 /[open. Set flexibele orgaan 120 wordt zodanig geleid, dat dit in lengterichting heen en veer kan glijden, waarbij de zijranden daarvan zich bevinden in het paar geleidingssleuven. Zoals in fig. 4 is getoond werkt het flexiMe orgaan 120 30 samen met de sluitorganen 80 en 82, zodanig dat de sluitorganen 80 en 82 worden vastgehouden tussen de binnen oppervlakken van de bovenplaat 32 en de onderplaat 34 en de uitsparingen 122 en 124.
Meer in het bijzonder heeft het flexibele orgaan 120 een uitsparing 122 aan een zijrand daarvan en een uitsparing 124 aan de andere zij-35 rand daarvan, welke uitsparingen 122 en 124 een diepte hebben die voldoende is om spleten 123 en 125 te vormen, verticaal op een hoofd-vlak van het flexibele orgaan 120 gezien, tussen het flexibele orgaan 120 en de respectievelijke binnenvlakken 78 (een niet getoond) van de bovenplaat 32 en de onderplaat 34· Ee sluitorganen 80 en 82 40 worden bij delen daarvan ingestoken in de spleten 123 resp. 125 8202480 - 8 - 4 voor de koppeling tussen het flexibele orgaan 120 en de sluitor-ganen 80 en 82. De delen van de sluitorganen 80 en 82 die in de sleuven 123 en 125 moeten worden ingestoken, hebben in dwarsdoor-snede hoofdzakelijk dezelfde, maar enigszins kleinere afmetingen 5 dan de sleuven 123 resp. 125· De sluitorganen 80 en 82 worden dus tussen het flexibele orgaan 120 en de binnenvlakken van de respec-tieve bovenplaat 32 en de onderplaat 34 gehouden. Aldus worden de zijranden van het flexibele orgaan 120 verschuifbaar geleid door het paar tegenover elkaar liggende respectieve geleidingssleuven.
10 De hierboven genoemde constructie dient voor het in de voorgeschreven stahden vasthouden van de sluitorganen 80 en 82, d.w.z. in de andere uitsparingen 78 (een is niet getoond), zelfs indien de sluitorganen om een of andere reden naar de binnenzijde van de patroon worden gedwongen door de kopvensters 40 en 42.
.15 Het uitsteeksel 26 van het flexibele orgaan 120 heeft een kleinere breedte in vergelijking tot de breedte van het flexibele orgaan 120, zodat het uitsteeksel 126 in het TJ-vormige kanaal 72 kan bewegen bij een verschuivingsbeweging van het flexibele orgaan 120, wanneer een uitwendige kracht op het uitsteeksel 126 wordt uitgeoefend.
20 Een paar trappen 134 (voor de bovenplaat 32 niet getoond) is aangebracht in de rechtlijnige geleidingsgroeven. Wanneer de sluitorganen 80, 82 zich in de standen bevinden, waarin de kopvensters 40, 42 volledig zijn gesloten wordt het uitwendige uiteinde van het flexibele orgaan 120 in ingrijping gebracht met de genoemde 25 trap 134 dankzij de elasticiteit van een voorspanmiddel 136, zoals een veer die in de patroon 30 is aangebracht. Dit verhindert de schuifbeweging van het flexibele orgaan 120 en de sluitorganen 80, 82 worden in een stand gehouden, waarin de kopvensters 40, 42 zijn gesloten totdat de genoemde ingrijping wordt vrijgegeven door een 30 uitwendige kraoht die op het uitsteeksel 126 van het flexibele orgaan 120 wordt uitgeoefend.
Hit een andere hoek bekeken hebben de geleidingssleuven verticaal op een benedenvlak op elk van de geleidingssleuven gezien, een paar trappen 134 bij het onbedekte deel van het flexibele orgaan 35 120. De trappen 134 doen dienst als een verngrendelingsmiddel voor het vergrendelen van het flexibele orgaan 120 door de ingrijping tussen het flexibele orgaan 120 en de trappen 134.
Zoals in de tekeningen is getoond liggen de middenvensters 36 en 38 uit het midden van de patroon in de richting van een van de 40 langseinden (het onderste lihkereinde in de tekening) van de patroon 8202480 . - 9 - if λ 30 en bevinden de kopvensters 40 en 42 zich tussen de middenvensters en de langseinden van de patroon 30· Het gevolg daarvan is dat een betrekkelijk groot oppervlak dat niet met de positie van de sohijf 88 overeenkomt, op de patroon 30 aan het andere langseinde over-5 blijft (rechsboven in de tekening). Een etikent 138 is op het ge-noemde oppervlak gelijmd waarop notities met behulp van een pen of dergelijke kunnen worden gemaakt. Indien nodig kunnen etiketten aan beide zi j den van de patroon 30 worden aangebracht.
Zoals in de fig. 1 en 2 is getoond heeft de bovenplaat 32 10 een eerste registratiebeveiligingsstnk 56 in een eerste positie aan een einde daarvan en heeft de onderplaat 34 een tweede registra-tiebeveiligingsstuk 58 aan een eindrand daarvan in een tweede posi— tie die symmetrisch is ten opzichte van de eerste positie. De re-gistratiebesohermingsstnkken 56 en 58 kunnen van het verschuifbare 15 type zijn. De stukken 58 en 58 bestaan uit blokken die verschuif-baar zijn ingestoken in uitsparingen 57 en 59 van de bovenplaat 32 reap, de onderplaat 34· Wanneer de schuif 58 bijvoorbeeld uit de uitsparing 57 van de bovenplaat 32 is verwijderd, wordt het/Soge-lijk om informaties bp de zijde van de sohijf 88 die naar de 20 bovenplaat 32 is toegekeerd. Eveneens geldt dat wanneer de schuif 58 uit de uitsparing 59 van de onderplaat 34 wordt verwijderd, het on— mogelijk wordt om op de andere zijde van de sohijf 88 te registre-ren. Het is uiteraard noodzakelijk dat de registratie- en weergeef-inrichting is uitgerust met een inriohting voor het deteoteren van 25 de aanwezigheid van de registratiebeschermingsschuiven. De positio-neringsgaten 48, 50, 52 en 54 in de patroon zijn gaten waardoor po-sitioneringspennen 140 en 142 van een patroonaandrijfinriohting 144 worden ingestoken, wanneer de patroon in de inriohting wordt geladen zoals in fig. 8 is getoond. De inriohting 144 die schematisoh in 30 fig· 8 is afgebeeld, heeft een basisplaat 146, de positionerings-pennen 140 en 142 die op de basisplaat 148 zijn gemonteerd, de aandrijfas 148 die door een op de basisplaat 148 geinstalleerde motor 150 in rotatie kan worden gebraoht, en de inriohting 152, bijvoorbeeld een magneetkop voor het registreren en/of weergeven van 35 informaties van de sohijf 88« De inriohting 152 kan zodanig worden bediend, dat deze door middel van een bekend geschikt middel, zoals een niet getoonde leischroef in het kopvenster 48 of 42 kan worden bewogen. Yoorts heeft de inriohting 144 een vrijgeeforgaan 154? dat draaibaar op een pen 156. is gemonteerd, die op de basisplaat 146 40 is bevestigd. Het vrijgeeforgaan 154 heeft een grendeldeel 158 dat 8202480 m % - 10 - kan ingrijpen in en worden losgemaakt van het uitsteeksel 126 van het flexibele orgaan 120 door de rotatiebeweging van het vrijgeef-orgaan 154 in de richting van respeetievelijk van het uitsteeksel af, door middel van een bekend middel zoals een solenoide-mechanis-5 me.
Siema wordt de werking van de uitvinding beschreven.
fig. 7 (a) toont de patroon 30 wanneer deze niet in de inrichting 144 is geladen. Ben van de uiteinden van het flexibele orgaan 120 is in ingrijping met de trap 134 en de sluitorganen 80 10 eh 82 sluiten de kopvensters 40 en 42 en de instelvensters 44 en 46 af. Wanneer de patroon 30 in de inrichting 144 wordt ingestoken, komt het grendeldeel '158 van het vrijgeeforgaan 154 in ingrijping met en drukt het uitsteeksel 126 van het flexibele orgaan 120 in de tegengestelde richting van de kracht die door het voorspanmiddel 15 136 wordt uitgeoefend, tijdens het inbrengen van de patroon 30.
Daardoor wordt de ingrijping tussen het uiteinde van het flexibele orgaan 120 en de trap 134 vrijgegeven, terwijl het vrijgeeforgaan 154 met het grendeldeel 158 daarvan het uitsteeksel 126 vasthoudt.
De patroon wordt verder in de inrichting gestoken, zoals in fig. 7 20 (b) is getoond, waarbij het flexibele orgaan 120 een schuifbewe- ging ten opzichte van de patroon 30 uitvoert in de richting van de buitenzijde van de patroon 30. Door het flexibele orgaan 120 worden dus de sluitorganen 80 en 82 om de middenvensters 36 resp. 38 verdraaid om de kopvensters 40 en 42 te openen.
25 Fig· 7(c) en fig· 8 tonen de toestand waarin de patroon 30 volledig in de inrichting 144 is ingestoken. De patroon 30 wordt in de voorgeschreven positie gebracht door ingrijping van de positioneringspennen 140. en 142 in de positioneringsgaten 48, 50, 52 en 54, waarbij de schijfnaaf 90 is bevestigd aan de aandrijfas 30 148. Yoorts zijn de kopvensters 40 en 42 en instelvensters 44 en 46 volledig geopend, zodat de magneetkop 152 toegang krijgt tot de schijf die door de aandrijfas 148 in rotatie kan worden gebracht.
Wanneer daarentegen de patroon 30 uit de inrichting wordt getrokken, worden de kopvensters en instelvensters gesloten 35 door omkering van het hierboven beschreven proces. Wanneer de sluit-bewerking is voltooid, trekt het vrijgeeforgaan 154 zich terug van het uitsteeksel 126 van het flexibele orgaan 120. Daardoor komt het uiteinde van het flexibele orgaan 120 automatisch in ingrijping met de trap 134 door de werking van het voorspanmiddel 136. Daama 40 wordt de patroon 30 volledig uit de inrichting 144 getrokken.
8202480 - 11 - Ϊ i •
Zoals hierboven is beschreven is de patroon 30 volgens de uitvinding voordelig, doordat deze met een eenvoudige construetie de schijf 88, zoals een magnetische plaat volledig kan beschermen - tegen stof en vingerafdrukken, terwijl de patroon zeer gemakkelijk 5 is te hanteren.
Voorts is het uitsteekseli 126 van het flexibele orgaan 120 in het U-vormige kanaal 72 aangebracht, waardoor een beschadi-ging aan of een foutief functioneren van het genoemde mechanisme voor het openen of sluiten van de instelvensters 44 en 46 en de kop-10 vensters 40 en 42 wordt verhinderd, wanneer de patroon 30 niet in de inrichting 144 is geladen en dus een patroon 30 zonder uitwendige uitsteeksels is gerealiseerd. Bovendien kan een foutief laden (foutief insteken) van de patroon in de registratie- en weergeef-inrichting worden verhinderd door op eenvoudige wijze een einde 15 van de U-vormige kanalen 72 en 74 open te maken, terwijl het andere einde is gesloten.
Bovendien kan de richting van het laden in de inrichting met een oogopslag worden vastgesteld in verband met de reehthoekige vorm van de patroon 30.
20 Voorts zijn de kopvensters, de middenvensters en de instel vensters op beide vlakken van de patroon langs de in lengterichting verlopende middenlijn X-X gevormd, terwijl de positioneringsgaten 48, 50, 52 en 54 en ien minste ddn registratiebeschermingsschuif 56, 58 op beide vlakken van de patroon 30 zijn aangebracht,symme-25 trisch ten opzichte van de in lengterichting verlopende middenlijn daarvan. Zelfs indien de patroon om zijn in lengterichting verlopende hartlijn over 180° wordt verdraaid, wordt daarom de configuratie •van de patroon niet gewijzigd. Bit betekent dat hejikogelijk is om met een registratie- en weergeefkop informatie op beide zijden van 30 de registratieschijf te registreren of weer te geven.
- conclusies - 8202480

Claims (25)

1. Patroon omvattende een huis dat een draaibare schijf uit registratiemedium bevat, waaraan in het midden daarvan een schijfnaaf is bevestigd, die bestaat uit een eerste naafdeel dat zich aan een zijde van de schijf bevindt, en een tweede naafdeel 5 dat coaxiaal ten opzichte van het eerste naafdeel is opgesteld en zich aan de andere zijde van de schijf bevindt, welk huis bestaat uit een eerste huiselement en een tweede huiselement waartussen de schijf wordt gehouden, met het kenmerk, dat het eerste huiselement is voorzien van een eerste middenvenster waarin 10 het eerste naafdeel is ingestoken, een eerste kopvenster waarin een kop voor het registreren en/of weergeven van informaties op respectievelijk uit de schijf van de buitenzijde van het eerste huiselement af kan worden ingestoken, en een eerste sluitorgaan dat door het eerste huiselement beweegbaar wordt ondersteund voor het 15 openen en/of sluiten van het eerste venster door de beweging daarvan, welk tweede huiselement is voorzien van een tweede middenvenster dat coaxiaal ten opzichte van het eerste middenvenster is opgesteld en waarin het tweede naafdeel is ingestoken, een tweede kopvenster waarin een kop voor het registreren en/of weergeven van 20 informaties op respectievelijk uit de schijf van de buitenzijde van het tweede huiselement af kan worden ingestoken, en een tweede sluitorgaan dat door het tweede huiselement beweegbaar wordt ondersteund voor het openen en/of sluiten van de tweede opening door de beweging daarvan, waarbij de patroon voorts is voorzien van een 25 bedieningsorgaan voor de sluitorganen, dat door het huis wordt ondersteund en met het eerste sluitorgaan en het tweede sluitorgaan is gekoppeld voor het bewegen van de sluitorganen door zijn eigen beweging, welk bedieningsorgaan een onbedekt deel heeft dat toe-gankelijk is via de buitenzijde van dat huis en door een uitwendige 50 kracht kan worden bewogen, die op het onbedekte deel van het bedieningsorgaan wordt uitgeoefend in een richting evenwijdig aan een zijrand van het huis.
2. Patroon volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat in het huis een element aanwezig is voor het de-55 finieren van een bewegingsbaan van het bedieningsorgaan voor de sluitorganen.
5. Patroon volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het bedieningsorgaan voor de sluitorganen een 8202480 ^ - 13 - flexibel orgaan is dat langs de bewegingsbaan beweegbaar is, die door het genoemde element voor het definiSren van de bewegingsbaan wordt begrensd.
4· Patroon volgens oonclusie 3, le t het 5. e n m e r k, dat het flexibele orgaan een flexibele band is.
5. Patroon volgens oonclusie 4» m ® t het k e n m e r k, dat het definiSringsorgaan een geleiding is bestaande uit een paar tegenover elkaar liggende geleidingssleuven die in het eerste huiselement en het tweede huiselement zijn aangebracht, 10 waarbij de zijranden van de flexibele band verschuifbaar worden ge-leid door het genoemde paar tegenover elkaar liggende geleidingssleuven.
6. Patroon volgens oonclusie 5> m e t het k e n m e r k, dat de flexibele band een eerste uitsparing aan een 15 zijrand daarvan heeft en een tweede uitsparing aan de andere zij-rand daarvan, welke eerste en tweede uitsparingen een diepte hebben die voldoende is om spleten te vormen, verticaal op een hoofdvlak van de flexibele band gezien, tussen de flexibele band en de binnen-vlakken van de huiselementen, welke eerste en tweede sluitorganen 20 met delen daarvan zijn ingestoken in de respectieve spleten voor de koppeling tussen de flexibele band en de eerste en tweede sluitorganen.
7· Patroon volgens oonclusie 6, m e t het k e n m e r k, dat de genoemde delen van de eerste en tweede sluit-25 organen die in de spleten moeten worden ingestoken, qua dwarsdoor-snede hoofdzakelijk dezelfde maar enigszins kleinere afmetingen heeft dan de respectieve spleten, zodat de eerste en tweede sluitorganen tussen de flexibele band en de inwendige vlakken van de respectieve eerste en tweede huiselementen worden vastgehouden.
8. Patroon volgens oonclusie 5>met het ken- m e r k, dat de geleidingssleuven doorlopend zijn gevormd van de binnenzijde van het huis naar een zijrand van het huis, waar het onbedekte gedeelte van de fexibele band vanaf de buitenzijde van het huis toegankelijk is. 35 9· Patroon volgens oonclusie 5»met het ken- m e r k, dat de geleidingssleuven een paar respectieve trappen hebben verticaal op een bodemvlak van elk van de geleidingssleuven aan het onbedekte deel van de flexibele band, welke trappen dienst doen als een vergrendelmiddel voor het vergrendelen van de flexibele 40 band door de ingrijping tussen de flexibele band en de trappen, 8202480 ϊ· - 14 - welke ingrijping wordt vrijgemaakt door een uitwendige -kracht die op het onbedekte deel van de flezibele band wordt uitgeoefend.
10. Patroon volgens conclusie 9> gekenmerkt door een voorspanmiddel dat in het huis nabij de trappen is 5 aangebracht om de flezibele band in de richting van de trappen te dwingen voor de ver»grendelende ingrijping tussen de flezibele band en de trappen.
11. Patroon volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat het eerste huiselement en het tweede huiselement 10 aan een zijrand van het huis een paar tegenover elkaar liggende uitsparingen hebben, die een L-vormige dwarsdoorsnede hebben, die genomen is langs een.vlak loodrecht op de zijrand van het huis, teneinde een kanaal met een IT-vormige dwarsdoorsnede te vormen, waarbij het onbedekte deel van het bedieningsorgaajjfooor de sluitor-15 ganen door de uitwendige kracht in en langs het TJ-vormige kanaal wordt bewogen.
12. Patroon volgens conclusie 11,met het k e n m e r k, dat het kanaal zich uitstrekt naar een zijrand en dus aan een einde open is, terwijl het kanaal eindigt voor het 20 andere einde van de genoemde zijrand.
13· Patroon volgens conclusie 1, m e t het k e n -m e r k, dat het onbedekte deel van het bedieningsorgaan voor de sluitorganen een uitsparing of een uitsteeksel heeft waarop de uitwendige kra dit moet worden uitgeoefend voor de beweging van het 25 genoemde bedieningsorgaan.
14· Patroon volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat elk van de eerste en tweede sluitorganen een plaat is die door het eerste huiselement respectieveli^k tweede huiselement draaibaar wordt ondersteund om de hartlijn van de eerste 30 en tweede middenvenster.
15· Patroon volgens conclusie 14, m e t het k e n m e r k, dat de eerste en tweede huiselementen een eerste ring en een tweede ring hebben die coaziaal ten opzichte van het eerste middenvenster respeetievelijk het tweede middenvenster zijn aange-35 bracht, waarbij de eerste en tweede sluitorganen een eerste res-pectievelijk een tweede gat hebben waarin de eerste ring en de tweede ring passend zijn ingestoken, zodat de eerste en tweede sluitorganen om de eerste ring respectievelijk tweede ring kunnen roteren.
16. Patroon volgens conclusie 1, m e. t het 40. e n m e r k,. dat de eerste en tweede huiselementen een eerste cir- 8202480 ¢ - 15 - kelvormige uitsparing respectievelijk een tweede cirkelvormige uitsparing hebben als een ruimte voor de sehijf en eveneens een eerste andere uitsparing en een tweede andere uitsparing hebben, die bij de eerste respectievelijk-·. tweede cirkelvormige uitsparing zijn 5 aangebracht als een ruimte voor het genoemde eerste sluitorgaan res-peetievelijk als een ruimte voor het tweede sluitorgaan.
17· Patroon volgens conclusie 1,met het k e n m e r k, dat het eerste naafdeel bestaat uit een eerste cilin-drische naafbasis die aan de sehijf is bevestigd en een diameter 10 heeft die groter is dan die van het eerste middenvenster, en een eerste cilindrisch naafsegment dat eoaxiaal op de eerste eilin-drische naafbasis is aangebracht en in het genoemde eerste middenvenster is ingestoken, en dat het tweede naafdeel bestaat uit een tweede cilindrische naafbasis die aan de sehijf is bevestigd en 15 een diameter heeft die groter is dan die van het tweede middenvenster, en een tweede cilindrisch naafsegment dat coaxiaal op de tweede cilindrische naafbasis is aangebracht en in het tweede middenvenster is ingestoken, zodat de sehijf draaibaar is en op afstand ligt van het eerste huiselement en het tweede huiaLement door middel 20 van de eerste en tweede cilindrische naafbases. Λ 18. Patroon volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat de schijfnaaf bestaat uit een primaire schijf-naafcomponent omvattende een hoi cilindrisch deel en een primair ringdeel dat een dikte heeft die kleiner is dan de lengte van het 25 holle cilindrische deel en een geheel daarmee vormend op het holle cilindrische deel is gestoken, zodanig dat een bovenvlak van het primaire ringdeel zich bevindt in een vlak dat lager .ligt dan het het bovenvlak van het genoemde holle cilindrische deel, zodat het gedeelte van het holle cilindrische. deel tussen het bovenvlak daar-50 van en het vlak waarin het bovenvlak van het primaire ringdeel zich bevindt, een insteekdeel de genoemde primaire schijfnaafcomponent vormt, en een secundaire schijfnaafcomponent omvattende een secun-dair ringdeel met een gat, waarbij de sehijf uit registratiemedium een centraal gat heeft, het insteekdeel in het centrale gat van de 55 sehijf is ingestoken, zodat de sehijf op het bovenvlak van het genoemde primaire ringdeel is geplaatst, en het genoemde insteekdeel dat boven de sehijf uitsteekt, passend is ingestoken in het gat van het genoemde secundaire ringdeel, zodat de sehijf tussen het benedenvlak van het secundaire ringdeel en het bovenvlak van het 40 primaire ringdeel wordt geklemd, waarbij de aldus gevormde sehijf- 8202480 - 16 - naaf die zich aan een zijde van de schijf bevindt, functioneert als een eerste oilindrische naafbasis en de schijfnaaf die zich aan de andere zijde van de schijf bevindt, als een tweede oilindrische naafbasis functioneert, waarbij de schijfnaaf voorts een eerste ci-5 lindrisch naafsegment is dat coaxiaal ten opzichte van de genoemde eerste oilindrische naafbasis is opgesteld, een kleinere diameter heeft dan deze basis en op de genoemde basis is aangebracht, en ook een tweede cilindrisch naafsegment heeft dat coaxiaal ten opzichte van de tweede oilindrische naafbasis is aangebracht en een 10 kleinere diameter dan deze basis heeft en op de genoemde basis is aangebracht.
19· Patroon volgens conclusie 18,met het k e n m e r k, dat het primaire ringdeel is voorzien van een positie-bevestigings-uitsteeksel aan het bovenvlak daarvan en met een lengte 15 die korter is dan de lengte van het insteekdeel, dat het secundaire ringdeel een nitsparing aan het benedenvlak daarvan heeft voor het opnemen van het uitsteeksel, en dat de schijf nit registratieme-dium een positiebevestigingsgat nabij het centrale gat daarvan heeft, waarbij het positiebevestigingsnitsteeksel wordt ingestoken in het 20 positiebevestigingsgat van de schijf en het positiebevestigingsnitsteeksel dat boven de schijf nitsteekt, wordt ingestoken in de opneemnitsparing van het secundaire ringdeel.
20. Patroon volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat de eerste en tweede naafdelen een geheel met 25 elkaar vormen.
21. Patroon volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat het eerste huiselement en het tweede huiselement een paar respectieve coaxiale instelvensters hebben, dat het eerste sluitorgaan en het tweede sluitorgaan een paar respectieve instel-30 openingen heeft, die beide door het bedieningsorgaan voor de sluit-organen kunnen worden gebracht in posities coaxiaal ten opzichte van beide genoemde instelvensters, en dat de schijf een instelgat heeft dat door verdraaiing daarvan kan worden gebracht in een positie coaxiaal ten opzichte van alle genoemde instelvensters en ge-35 noemde instelopeningen.
22. Patroon volgens conclusie 21, m e t het k e n m e r k, dat de eerste en tweede middenvensters, de eerste en tweede kopvensters en het paar instelvensters zijn gerangschikt langs een in lengterichting verlopende middenlijn van elk van de 40 genoemde eerste en tweede huiselementen. 8202480 ' ~'ΙΓΊ Γ W - -- ·'- ‘* * .....~ * ......... V » - 17 -
23. Patroon volgens conclusie 22, m e t het k e n m e r k, dat elk van de tweede huiselementen patroonpositio-neringsgaten heeft op plaatsen die symmetrisch zijn ten opzichte van de genoemde middadLijn om de patroon te positioneren in een pa-5 troonaandrijfinrichting.
24· Patroon volgens conclusie 22, m e t h e t k e n m e r k, dat het eerste huiselement een eerste registratie-beveiligingsstuk op een eerste plaats t>ij een eindrand daarvan heeft en dat het tweede huiselement een tweede registratieheveili-10 gingsstuk aan een eindrand daarvan heeft op een tweede plaats die symmetrisch is ten opzichte van de eerste plaats.
25· Patroon volgens conclusie 22, m et het k e n m e r k, dat het eerste middenvenster en het tweede midden-venster zich bevinden tussen de middens en eindranden van de eerste 15 respectievelijk tweede huiselementen en dat het eerste kopvenster en het tweede kopvenster zich bevinden tussen de respectievelijke eerste en tweede middenvensters en de genoemde eindranden.
26. Patroon volgens conclusie 22, m e t het k e n m e r k, dat een etiket voor de patroon op een van de eerste 20 en "tweede huiselementen is aangebracht op een plaats tussen een overeenkomstige van de eerste en tweede middenvensters en een over-eenkomstige van de andere eindranden van. de eerste en tweede huiselementen.
27. Patroon volgens conclusie 1, m e t het 25. e n m e r k, dat elk van de eerste en tweede huiselementen verti-caal gezien op de eerste en tweede middenvensters, rechthoekvormig zijn en dat hun zijranden langer zijn dan hun eindranden als een indicatie voor de juiste richting waarin de patroon in een patroon-aandrij frichting moet worden gezet. 820 2 48(1
NLAANVRAGE8202480,A 1981-06-19 1982-06-18 Patroon met een schijf uit een registratiemedium. NL184493C (nl)

Applications Claiming Priority (10)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP9114681 1981-06-19
JP9587081 1981-06-19
JP9114681 1981-06-19
JP56095870A JPS5925301B2 (ja) 1981-06-19 1981-06-19 カ−トリツジ
JP9711481 1981-06-22
JP9711481A JPS57212625A (en) 1981-06-22 1981-06-22 Flexible disk
JP9711381A JPS608546B2 (ja) 1981-06-22 1981-06-22 カ−トリツジ
JP9711381 1981-06-22
JP20767781 1981-12-21
JP20767781A JPS608547B2 (ja) 1981-12-21 1981-12-21 カ−トリツジ

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8202480A true NL8202480A (nl) 1983-01-17
NL184493B NL184493B (nl) 1989-03-01
NL184493C NL184493C (nl) 1989-08-01

Family

ID=27525526

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8202480,A NL184493C (nl) 1981-06-19 1982-06-18 Patroon met een schijf uit een registratiemedium.
NL8802984A NL8802984A (nl) 1981-06-19 1988-12-02 Patroon met registratieschijf.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8802984A NL8802984A (nl) 1981-06-19 1988-12-02 Patroon met registratieschijf.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4525758A (nl)
AU (1) AU544979B2 (nl)
CA (1) CA1189616A (nl)
DE (1) DE3222844A1 (nl)
FR (1) FR2508220A1 (nl)
GB (1) GB2103862B (nl)
IT (1) IT1148967B (nl)
NL (2) NL184493C (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0077566A1 (en) * 1981-10-21 1983-04-27 Hitachi, Ltd. Disc cassette (disc cartridge)
USRE32876E (en) * 1981-10-21 1989-02-21 Hitachi, Ltd. Disc cassette (disc cartridge)

Families Citing this family (38)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH655594B (nl) * 1982-07-19 1986-04-30
JPS5939477U (ja) * 1982-09-06 1984-03-13 富士写真フイルム株式会社 磁気デイスクカ−トリツジ
JPS5999286U (ja) * 1982-12-21 1984-07-05 アルプス電気株式会社 記録再生装置
JPS5999250U (ja) * 1982-12-23 1984-07-05 アルプス電気株式会社 記録再生装置
JPS59203280A (ja) * 1983-05-02 1984-11-17 Fuji Photo Film Co Ltd 磁気デイスクカ−トリツジの製造方法
JPS59177073U (ja) * 1983-05-13 1984-11-27 ソニー株式会社 ディスクカセット
FR2547096A1 (fr) * 1983-05-30 1984-12-07 Saint Ignan Auguste Pochette de disque souple de memorisation de donnees pour ordinateur
JPS6047279A (ja) * 1983-08-24 1985-03-14 Hitachi Maxell Ltd デイスクカ−トリツジ
JPS6085479A (ja) * 1983-10-14 1985-05-14 Hitachi Maxell Ltd デイスクカ−トリツジ
US4470083A (en) * 1983-11-30 1984-09-04 Minnesota Mining And Manufacturing Company Magnetic recording disk cartridge
DE3585395D1 (de) * 1984-04-12 1992-03-26 Yamaha Corp Plattengehaeuse.
JPS60229284A (ja) * 1984-04-27 1985-11-14 Sankyo Seiki Mfg Co Ltd 記録再生用デイスクカセツト
US4694448A (en) * 1984-05-15 1987-09-15 Nippon Gakki Seizo Kabushiki Kaisha Disc case
US4680662A (en) * 1984-06-12 1987-07-14 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Disk cartridge having a shutter mechanism
US4658317A (en) * 1984-08-07 1987-04-14 Lievsay Jr Claude Flexible magnetic disk write protect device
JPS6140753U (ja) * 1984-08-20 1986-03-14 ソニー株式会社 カセットのシャッター開閉機構
JPH0325331Y2 (nl) * 1984-10-03 1991-05-31
US4794481A (en) * 1985-02-19 1988-12-27 Matsushita Electric Industrial Co. Ltd. Apparatus for loading and driving an information recording medium encased in a cartridge
US4695911A (en) * 1985-05-03 1987-09-22 Ron Loosen Floppy diskette protection device
US4644521A (en) * 1985-08-14 1987-02-17 Laser Magnetic Storage International Company Optical memory cartridge and drive apparatus
US4745500A (en) * 1985-09-19 1988-05-17 Laser Magnetic Storage International Company Disk drive for cartridge disks
NL8503236A (nl) * 1985-11-25 1987-06-16 Philips Nv Informatiemedium, omvattende een informatieschijf.
NL8503563A (nl) * 1985-12-24 1987-07-16 Nagron Precision Tooling Schijfvormige informatiedrager met van een centraal gat voorzien inzetstuk.
US4797764A (en) * 1986-01-27 1989-01-10 Minnesota Mining And Manufacturing Company Recording disk with low total indicated runout
US4911301A (en) * 1986-09-22 1990-03-27 Dcteq Laminated case for magnetic disk and method of manufacturing same
JPH0739100Y2 (ja) * 1988-04-04 1995-09-06 日立マクセル株式会社 デイスクカートリツジ
KR100252370B1 (ko) * 1990-02-14 2000-04-15 기타지마 요시토시 3.5인치용의디스크카트리지
JP2961982B2 (ja) * 1990-08-24 1999-10-12 ソニー株式会社 ディスクカートリッジ
EP0964400A1 (en) * 1992-03-10 1999-12-15 Iomega Corporation Removable cartridge disk drive for receiving a cartridge housing a 105MB 3.5 inch hard disk
US5440436A (en) 1992-11-13 1995-08-08 Syquest Technology, Inc. Removable cartridge disk drive with a 1.8 inch form factor
JPH10302426A (ja) * 1997-04-28 1998-11-13 Sony Corp ディスクカートリッジ
US6122141A (en) * 1997-08-29 2000-09-19 Iomega Corporation Cartridge retention mechanism for a removable cartridge drive
US6043954A (en) * 1997-08-29 2000-03-28 Iomega Corporation Cartridge load and eject mechanism for a removable cartridge drive
JP4103257B2 (ja) * 1998-07-13 2008-06-18 ソニー株式会社 ディスクカートリッジ
US6473392B2 (en) * 1998-07-13 2002-10-29 Sony Corporation Disc cartridge
KR100813951B1 (ko) * 2002-02-20 2008-03-14 삼성전자주식회사 디스크 카트리지
KR20050049473A (ko) * 2002-08-14 2005-05-25 코닌클리케 필립스 일렉트로닉스 엔.브이. 디스크 카트리지
US8033731B2 (en) 2007-10-17 2011-10-11 Seagate Technology Llc Fluid dynamic bearing motor having molded plastic

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3416150A (en) * 1965-08-02 1968-12-10 Data Disc Inc Magnetic recording disc cartridge
DE1774349B2 (de) * 1967-05-31 1973-09-27 Nippon Electric Co., Ltd., Tokio Behälter für magnetische Speicherscheiben und Datenspeichereinrichtung
US3593327A (en) * 1968-10-24 1971-07-13 Singer Co Memory-disc cartridge with loading mechanism
US3609722A (en) * 1969-03-19 1971-09-28 George E Zenzefilis Center sealing data disc cassette and processing machine
DE2330819A1 (de) * 1972-06-27 1974-01-17 Arvin Ind Inc Magnetplattengeraet und kassette
US3947893A (en) * 1972-11-10 1976-03-30 Arvin Industries, Inc. Recording cassette including compliant magnetic recording disc having flexible support means
US4000232A (en) 1975-09-23 1976-12-28 Mobil Oil Corporation Method of pelletizing plastic material
IT1073290B (it) * 1977-03-04 1985-04-13 Olivetti & Co Spa Apparecchiatura per registrare e o leggere informazioni binarie su un disco magnetico flessibile di piccole dimensioni
DE2709944C3 (de) * 1977-03-08 1979-08-30 Standard Elektrik Lorenz Ag, 7000 Stuttgart Drehbarer Folienspeicher
US4120012A (en) * 1977-04-18 1978-10-10 Information Terminals Corporation Diskette door
GB1525849A (en) * 1977-06-29 1978-09-20 Ibm Record disc cartridge
US4149207A (en) * 1977-10-25 1979-04-10 International Business Machines Corporation Cartridge and flexible magnetic disk assembly
JPS6241423Y2 (nl) * 1978-04-03 1987-10-23
NL8004378A (nl) * 1980-07-31 1982-03-01 Philips Nv Schijfeenheid met een roteerbare ronde informatieschijf.
JPS5736473A (en) * 1980-08-14 1982-02-27 Sony Corp Rotating driving device
JPS6138145Y2 (nl) * 1980-08-14 1986-11-04

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0077566A1 (en) * 1981-10-21 1983-04-27 Hitachi, Ltd. Disc cassette (disc cartridge)
US4550354A (en) * 1981-10-21 1985-10-29 Hitachi, Ltd. Disc cassette (disc cartridge)
USRE32876E (en) * 1981-10-21 1989-02-21 Hitachi, Ltd. Disc cassette (disc cartridge)

Also Published As

Publication number Publication date
FR2508220B1 (nl) 1984-02-24
IT1148967B (it) 1986-12-03
IT8248667A0 (it) 1982-06-18
US4525758A (en) 1985-06-25
CA1189616A (en) 1985-06-25
FR2508220A1 (fr) 1982-12-24
NL184493C (nl) 1989-08-01
GB2103862A (en) 1983-02-23
NL184493B (nl) 1989-03-01
AU8492582A (en) 1982-12-23
AU544979B2 (en) 1985-06-27
DE3222844A1 (de) 1983-01-27
NL8802984A (nl) 1989-04-03
GB2103862B (en) 1985-05-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8202480A (nl) Patroon met registratieschijf.
US4688206A (en) Device for opening and closing a shutter member of a disk cartridge
US4959744A (en) Shutter assembled disc cartridge
JP3178005B2 (ja) ディスクカートリッジ
EP0142411B1 (en) Disc cartridge
EP0442502B1 (en) Disk cartridge
NL8204576A (nl) Cassette voor buigzame magneetschijf.
EP0421775B1 (en) Disc cartridge
CA1319981C (en) Disk drive
EP0502702B1 (en) Disc cartridges
TWI228706B (en) CD drivng device
EP0533463B1 (en) Disc cartridge with mistaken recording inhibiting mechanism
JPH0887855A (ja) ディスクカートリッジ
JPH11232817A (ja) ディスクカートリッジの収納ケース
KR0170368B1 (ko) 디스크카트리지장착장치
KR20010089229A (ko) 디스크 카트리지
KR100625821B1 (ko) 디스크 카트리지
KR20020097488A (ko) 정보 기록 매체 카트리지
JPH0433586Y2 (nl)
JPH0734549Y2 (ja) ディスクカートリッジ
JPH0734552Y2 (ja) ディスクカートリッジ
JPH0621099Y2 (ja) デイスクカ−トリツジ
JP2553890Y2 (ja) ディスクカートリッジのシャッタ
JPH0739105Y2 (ja) 片面用ディスクカートリッジのシャッタ
JP2666748B2 (ja) 記録媒体収納装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19990101