NL8006690A - Werkwijze voor het sturen van de lijndrukverdeling van een wals, alsmede een dergelijke wals. - Google Patents

Description

λ' -* -1- VO 1293

Werkwijze voor het sturen van de lijndrukverdeling van een wals, alsmede een dergelijke wals.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze van de aan de aanhef van conclusie 1 ten grondslag liggende soort en een dienovereenkomstige wals» zoals bekend uit het DAS 2.332.861.

Er zijn een groot aantal walsconstructies met roterende, 5 . holle wals en vaststaande dwarskop bekend, waarbij de lijndruk wat zijn verloop betreft tot op zekere hoogte stuurbaar is. Deze walsen werken met in het inwendige van de holle wals langs deze verdeelde, tussen dwarskop en holle wals werkende steunelementen, die krachten vanaf de dwarskop op de binnenomtrek van de holle wals overdragen en 10 steun nemen tegen de dwarskop, waarbij deze binnen de holle wals doorbuigt. De steunelementen leveren daarbij tegelijkertijd de voor het opwekken van de lijndruk vereiste krachten. Voor het teweeg brengen van verschillen in lijndruk worden de steunelementen verschillend gestuurd.

15 Bij het Amerikaanse octrooischrift 3-119-32¼ zijn aan de dwarskop en wel langs deze züiger-cylindereehheden opgesteld, die aangrijpen op steunschoenen, die via een oliefilm steun nemen tegen de binnenomtrek van de holle wals. De aan de afzonderlijke zuiger-cylindereenheden toegevoerde druk kan verschillend worden gestuurd.

20 Bij het DOS 2.203.139 zijn de steunschoenen aan de naar de binnenomtrek van de holle wals toegekeerde zijde voorzien van kamers, die via smoorboringen voorzien worden van drukvloeistof uit de cylinder-ruimte van de zuiger-cylindereenheden, zodat de steunschoenen tenminste gedeeltelijk hydrostatisch ondersteund zijn en de krachten via 25 de in de kamers aanwezige drukvloeistof op de binnenomtrek van de holle wals worden overgedragen.

Bij het Duitse octrooischrift 1.U61.066 tenslotte is in de dwarskop een langsgleuf aanwezig, waarin achtereenvolgens een aantal lijstvormige zuigers zijn ondergebracht, die via glijschoenen tegen 30 de binnenomtrek van de holle wals drukken en waarvan de drukvloeistof-druk afzonderlijk kan worden gestuurd.

Bij de bovengenoemde uitvoeringsvormen vindt het sturen van de lijndruk bij steunelementen plaats, die tegelijkertijd ook de totale lijndruk verzorgen.

8006690 «Λ * -2-

Uit DAS 2.332.868 is nu een verdere wals bekend, die kor-respondeert met de in de aanhef van conclusie 1 genoemde wals, en waarbij een deel van de lijndruk door de in de langskamer aanwezige drukvloeistof wordt verzorgd, en waarbij deze druk wordt toegevoegd 5 aan de druk van de steunelementen overeenkomstig het DOS 2.230.139j welke zich in het inwendige van de naar de walsspleet toegekeerde langskamer bevinden en afzonderlijk stuurbaar zijn, zodat een in wezen gelijkmatig drukdeel van de langskamer wordt toegevoegd aan een gestuurd extra deel.

10 Ook hierbij is echter de grondgedachte, dat de beïnvloe ding van de lijndruk door korresponderende bèinvloeding van een rij van afzonderlijk stuurbare steunelementen wordt uitgevoerd, die tegelijkertijd deel nemen aan het vormen van de lijndruk.

Bij een op deze wijze plaatsvindende lijndruksturing is 15 het vereist een hele'rij van relatief hoge drukken afzonderlijk te sturen, De afzonderlijke steunelementen vereisen deze hoge drukken, omdat deze immers aan het zorgen voor de lijndruk moeten bijdragen.

Bij een verandering van de lijndrukverdeling en zeer zeker bij een verandering van het totale lijndrukniveau moet een groot aantal hoge 20 drukken opnieuw worden ingesteld. Een preciese sturing van een groot aantal van dergelijke hoge drukken vereist een aanzienlijke inspanning.

Doel van de uitvinding is bij een wals van de in de aanhef van conclusie 1 genoemde soort het sturen van de lijndruk te vereenvoudigen. Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, door 25 de in het kenmerk van conclusie 1 neergelegde maatregel.

Deze schijnbaar eenvoudige maatregel staat lijnrecht tegenover de tot dusverre bij het sturen van de lijndruk heersende opvatting. Terwijl tot dusverre steeds getracht werd de lijndruk door het aanbrengen van korresponderend verschillende krachten de midden-30 omtrek van de holle wals op te wekken, wordt bij de uitvinding uit gegaan van een gelijkmatige begindruk en wordt deze druk plaatselijk of zonegewijs verminderd, zodat op deze plaatsen resp. in deze zones uitgeoefende krachten ten opzichte van de overigens gelijkmatige krachten eveneens verminderd zijn en op deze wijze een variatie in de kracht-35 oefening en zodoende lijndrukverdeling tot stand kan worden gebracht.

Het voordeel is daarin gelegen, dat de verminderde druk aanzienlijk makkelijker te sturen is als de hoge druk in de afzonder- 8006690 -3- lijke steunelementen volgens de stand van de techniek.Reeds de druk in de langskamer is vanwege het grotere werkvlak niet al te hoog, als een bepaalde lijndruk moet worden opgewekt. Door de verlaging wordt deze natuurlijk nog kleiner en gemakkelijker stuurbaar.

5 Binnen het kader van de uitvinding ligt in de bedoelde zones boven de atmosferische druk gelegen drukken in stand te houden of daarentegen een vacuum op te wekken. De voorkeursuitvoeringsvorm is evenwel die, waarbij de druk in de zones gelijk wordt gemaakt aan de atmosferische druk, zodat in het geheel geen sturing van afzonder-10 lijke drukken meer noodzakelijk is. De in de langskamer uit gespaarde zones worden met de atmosfeer of de bak in verbinding gebracht, waardoor zich vanzelf een overdruk nul instelt-. De vereenvoudiging is hierbij bijzonder zinvol.

De zones, waarin de druk wordt verlaagd, zijn geometrisch 15 bepaald. Dit resulteert bij gelijkblijvende druk in de langskamer in een bepaalde krachtenverdeling op de binnenomtrek van de holle wals en zodoende ook in slechts een bepaalde lijndrukverdeling, die op zich slechts een grove aanpassing aan een verlangd lijndrukverloop.

·» mogelijk zou maken.

20 Verrassenderwijze werd evenwel gevonden, dat de uitvin ding door een eenvoudig te verwezenlijken uitvoering zelfs een continue aanpassing van de lijndrukverdeling mogelijk maakt.

Bij walsen van de onderhavige soort, waarbij het drukuit-oefenen uitsluitend door tussen de dwarskop en de binnenomtrek van 25 de holle wals in langskamers aanwezige drukvloeistof plaatsvindt, is het bekend, zowel de naar de walsspleet toegekeerde kamer alsook de van de walsspleet afgekeerde kamer te vullen met drukvloeistof.

Dit is zelfs zonder bijzondere voorzieningen in het geheel niet te vermijden, daar natuurlijk steeds een zeker gering deel van de druk-30 vloeistof onder de afdichtingen van de naar de walsspleet toe'gekeerde langskamer in de van de walsspleet afgekeerde langskamer terecht komt en deze geleidelijk aan vult. Er moet derhalve toch al een afvoer-leiding voor deze drukvloeistof aanwezig zijn, die, als de van de walsspleet afgekeerde langskamer met drukvloeistof is gevuld, reeds door 35 zijn stromingsweerstand een zekere tegendruk opwekt. Deze tegendruk wordt echter bij . . bekende uitvoeringsvormen ook reeds bawist op een zekere hoogte ingesteld, teneinde een gedefinieerd en makkelijk in- 8006690 * -Instelbaar drukverschiliop te wekken.

De verder voerende gedachte bestaat nu uit het combineren van deze maatregel met het onderwerp van conclusie 1 op de wijze volgens conclusie 2. Als dan blijkt, dat bij hoog drukniveau en een 5 bepaald drukverschil de invloed van de zones bij een bepaalde aangenomen lijndruk hoger is dan bij een lager drukniveau. Wanneer dus slechts een geringe correctieTan de lijndruk noodzakelijk is, hoeft enkel het gewenste drukverschil bij een lager drukniveau te worden verkregen.

10 De reden hiervoor is gelegen in het feit, dat de druk in de zonegewijs drukverlaging of drukontlasting vertonende langskamer niet over de gehele lengte daarvan, maar slechts in bepaalde deelgebieden daarvan wordt verlaagd.Ter verklaring van het effekt dient een in langsrichting begrensd gedeelte van een wals te worden bekeken. 15 waarin zich in de naar de walsspleet toegekeerde zijde een der "zones” bevindt. De tegenover gelegen langskamer bevat natuurlijk geen "zone". In het met de "zone" in de naar de walsspleet toegekeerde langskamer korresponderende gebied werkt zodoende in de van de walsspleet afgekeerde langskamer de hydraulische druk daarvan. Tegenover dit gebied 20 staat op de andere zijde slechts de eventueel tot nul verlaagde druk van de "zone". Er resteert derhalve een verschil, dat op de van de walsspleet afgekeerde zijde tegen de binnenomtrek van de holle wals inwerkt env.de holle wals daarbij voldoend hoge druk in de van de walsspleet af gekeerde langskamer van de walsspleet af tracht te trekken.

25 In de aangrenzende langsgebieden van de wals, waarin zich geen "zones" bevinden, zijn de krachtverhoudingen onafhankelijk van het drukniveau, daar komt het slechts op het drukverschil aan, dat bij verschillend hoge drukken in de beide langskamers steeds gelijk kan worden ingesteld. Des te hoger evenwel de druk in de van de walsspleet 30 afgekeerde langskamer is, des te sterker merkbaar is de aanwezigheid van de "zones" in de deze bevattende langsgebieden van de wals en des te meer wordt de wals in deze langsgebieden ontlast. Wezenlijk is hierbij, dat voor het sturen van de correctieinvloed slechts twee relatief lage drukken moeten worden gestuurd, namelijk de drukken in de 35 beide langskamers, terwijl bij de walsen volgens de stand van de techniek een groot aantal hoge drukken onafhankelijk van elkaar moet worden gestuurd.

8 00 6 69 0 -5~

De uitvinding is overeenkomstig conclusie 3 ook belichaamd >* in de vals, vaar op ‘de stuurverkvi j ze kan vorden toegepast.

Overeenkomstig conclusie H is het gebied van lage druk, vaarmee de "zones" verbindbaar zijn, bij voorkeur het drukmiddelvoor-5 raadreservoir, zodat derhalve de zich in de "zones" instellende druk de atmosferische druk is.

Emmogelijkheid tot het praktisch realiseren van de onderverdeling van de zones is neergelegd in conclusie 5·

Het dicht aanliggen van buisdelen moet natuurlijk niet 10' zodanig vorden geïnterpreteerd, alsof een hermetische afsluiting aan-vezig zou zijn. Veeleer zal bij het roteren van de holle vals evenzo als bij de langsafdichtingen ook bij de buisdelen continu een geringe hoeveelheid drukmiddel in het invendige van de buisdelen terecht komen. Aan de binnenomtrek van de holle vals vordt een drukmiddelfilm ge-15 vormd, althans gedeeltelijk of meegenomen onder de kopzijde van de buisdelen. Als dan de toevoer is afgesloten, vordt het invendige van het buisdeel relatief snel gevuld met drukmiddel en zal er aldaar vanvege het afsluiten een druk opbouwen, die korrespondeert met de druk in de omgevende langskamer. In deze toestand nemen ook de door 20 de buisdelen gevormde "zones" deel aan de drukuitoefening op de binnenomtrek van de holle vals resp. doen zich praktisch niet voor. Wordt evenwel de toevoerleiding geopend, dan kan al het in het invendige van het buisdeel terecht komende drukmiddel direkt vegstromen, zonder dat het vanwege de smoorvrijheid kan komen tot een drukopbouv. De 25 uitdrukking "smoorvrij" is natuurlijk in praktische zin te verstaan: van-.zelfsprekend heeft elke leiding reeds een zekere smoorwerking.

Dit vordt hier evenwel niet bedoeld. Veeleer dient in de toevoerleiding geen uitsproken vernauwing aanwezig te zijn, die bij het dóórstromen van de in aanmerking komende vloeistofhoeveelheden tot een merkbare 30 drukopbouv leidt. In de toestand van de open toevoerleiding vindt in de door de buisdelen gevormde "zonen" geen drukuitoefening plaats, maar doet zich het gewenste, nagestreefde ongelijkmatig maken van de drukuitoefening in de langskamer voor.

Het aanbrengen van de "zones" geschiedt naargelang de 35 gewenste beïnvloeding van de lijndrukverdeling. Het aanbrengen van de "zones" is derhalve niet slechts tot de naar de valsspleet toegekeerde langskamer beperkt, maar mag dan ook plaatsvinden in de van valsspleet 8 0 0 6 S 90 -6- afgekeerde langskamer. De verdeling van de "zones" langs de wals is afhankelijk van de gewenste lijndrukbeinvloeding.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is evenwel in de naar de walsspleet toegekeerde langszijde in het midden en aan de einden 5 van de wals telkens een zone met verlaagde druk aanwezig.

Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder geschikt voor .die gevallen, waarbij de lijndrukverdeling de zogenaamde W-lijn oplevert en kan dan ertoe dienen, deze ongewenste afwijking van de gelijkmatige lijndrukverdeling te onderdrukken.

10 Onder verwijzing naar een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding thans nader worden besproken en toegêlicht.

Figuur 1 toont een schematische weergave van een walsen-paar, waarbij in de onderwals de uitvinding is verwezenlijkt; 15 figuur 2 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede door een enkele door een ring gevormde zone; figuur 3 toont een dwarsdoorsnede door de onderwals in figuur 1 volgens de lijn III-IIÏ; figuur h toont een korresponderende doorsnede volgens de 20 lijn IV-IV; figuur 5 toont nogmaals schematisch een dwarsdoorsnede korresponderend aan figuur 3 met aangeduide sturing van de zones; figuur 6 geeft in diagramvorm de werking van de zones weer; 25 figuur T toont een schematisch aanzicht van een met fi guur 1 overeenkomend walsenpaar, waarbij de wals volgens de uitvinding de onderwals is; en figuur 8 toont een diagram van de lijndrukverdeling, de zogenaamde W-lijn.

'30 De in figuur 1 weergegeven walsopstelling omvat een onder wals 10 en een bovenwals 20, waartussen een materiaalbaan 30 wordt geleid voor het ondergaan van een drukbehandeling in de walsspleet 31.

De bovenwals 20 is een conventionelemassieve wals·. De onderwals JCL daarentegen omvat een roterende holle wals 1, waarvan de buitenomtrek.

35 2 de werkzame walsomtrek vormt en waardoorheen in een langsrichting een stilstaande dwarskop 3 grijpt, die alzijdig afstand bewaart tot de binnenomtrek h van de holle wals 1, zodat de dwarskop k binnen de 8006690 -7- holle vals 1 kan doorbuigen zonder met de binnenomtrek b iir.contact te komen.

Zovel de tappen 21 van de bovenvals 20 als de uit de holle vals 1 aan de einden daarvan uitstekende einden 5 van de dvarskop 3 5 vorden in valsstaanders geleid en door geschikte, niet veergegeven belastingsinrichtingen naar elkaar toe gedrukt.

In de tussenruimte tussen de binnenombrek 4 van de holle vals 1 en de dvarskop 3 zijn door langs de dvarskop 3 aan beide zijden daarvan verlopende, aan de. dvarskop 3 aangebrachte langsafdichtingen 6 10 evenals geschikte, bij de einden van de holle vals 1 aangebrachte, niet veergegeven dvarsafdichtingen langskamers aangebracht, vaarvan de aan de zijde van de valsspleet gelegen langskamer is aangeduid met verwijzingscijfer 7 en de aan de tegenover gelegen zijde gelegen langs-kamer met vervijzingscijfer 8. De langskamer 7 vordt door middel van 15 een pomp 9 via de leiding 11 gevuld met drukvloeistof. De zich in-• stellende hydraulische druk verkt gelijkmatig ten opzichte van de binnenomtrek 1»· van de holle vals 1 aan de zijden van de valsspleet en levert de vereiste lijndruk. Aan de andere zijde neemt de drukvloeistof steun tegen de dvarskop 3, die onder deze belasting doorbuigt, 20 d.v.z. de voor het opvekken van de met de lijndruk korresponderende tegenkrachten vereiste doorbuiging opneemt en niet overdraagt op de holle vals 1. Deze laatste kan natuurlijk ook gebogen zijn, als deze als gevolg van de gelijkmatig van binnenaf verkzame druk van de drukvloeistof steun neemt tegen een gebogen tegenvals resp. de buiging 25 daarvan volgt.

De tegen de binnenomtrek H van de holle vals 1 in de langskamer 7 uitgeoefende druk is nu dvangmatig over de langsrichting van de langskamer 7 gelijkmatig. Bij bepaalde omstandigheden kan het gevenst zijn deze gelijkmatige drukuitoefening op bepaalde plaatsen 30 te modificeren. Hiertoe zijn overeenkomstig figuur 1 in de langskamers 7 door ringen 12 zones 13 uitgespaard, die vat de druk betreft van de langskamer 7 zijn gescheiden.

De uitvoering van de ringen blijkt uit figuur 2. De ringen 12 zijn aan hun naar de binnenomtrek b van de holle vals 1 toegekeerde 35 kopse einden 25 korresponderend aan de vorm van de binnenamtrek U uitgevoerd en liggen dicht tegen deze aan. De ringen 12. zijn met hun ach-tervaartse deel ondergebracht in korresponderende cylindrische uitsparingen 1U van de dvarskop 3 en door zich over hun omtrek uitstrekkende 8006390 -8- afdichtingen 15 ten opzichte van de binnenwand Tan de uitsparing 1U afgedicht. De ringen 12 verkeren verder onder de invloed van een veer 16, die steun neemt tegen zowel de bodem 17 van de uitsparing als een flensvand van de ring 12 en de ring 12 in contact houdt met de binnen-5 omtrek b van de holle wals 1.

, In de uitsparing 1U en zodoende in de door het inwendige van de ring 12 gevormde zone 13 mondt een toevoerleiding 18 uit, die via een klep 19 in verbinding staat met een leiding 22, die in verbinding staat met het onder atmosferische druk staande voorraadreser-10 voir 23. Elke zone 13 resp. elke ring 12 is voorzien van een dergelijke leiding 18 met een klep 19. De klep 19 kan naar keuze de leiding afsluiten of vrijgeven. De leidingsdoorlaten zijn groot gekozen, zodat drukvloeistof uit de zone 13 praktisch zonder smoorwerking in de leidingen, d.w.z. zonder drukopbouw, naar het voorraadreservoir 23 kan 15 wegstromen.

De ringen en de uitsparingen 1^· zijn in het uitvoerings-voorbeeld voorzien van een cirkeivormige dwarsdoorsnede met in het werkvlak loodrecht op de walshartlijn staande as. Evenwel zijn' ook andere vormen denkbaar, bijv. langwerpige, zich in omtreksrichting 20 uitstrekkende uitvoeringen. De afmeting van de zones 13 in wals- langsrichting- derfcslechts een klein deel van de totale walslengte te bedragen, omdat de zones slechts een plaatselijk korrigeren van de drukverdeling dienen te bewerkstelligen.

De funktie van de ring 12 is als volgt. Als bijv. de hol-25 le wals 1 overeenkomstig figuur 2 in de richting van de pijl 2b roteert, dan glijdt deze langs de kopzijde 25 van de ring 12. De langs-karner 7 is gevuld met een drukvloeistof, die aan de binnenomtrek ^ van de holle wals 1 een film vormt, die tenminste gedeeltelijk bij de relatief hoge snelheid van de binnenomtrek b ten opzichte van de kop-30 zijde 25 onder langs deze mee in het inwendige van de zone 13. wordt genomen. Aan de volgens de pijlrichting 2b tegenover gelegen rand van de ring 12 wordt een deel van de drukvloeistof afgestroopt, zodat in de zone 13 bij het roteren van de holle wals 1 drukvloeistof wordt verzameld. Is nu de klep 19 gesloten, dan wordt in de zone 13 een 35 druk opgebouwd, die in principe overeenkomt met de druk in de langs-karner j. Dit opbouwen van de druk gebeurt relatief gezien vrij snel aangezien in het algemeen de zone 13 en de toevoerleiding 18 toch al 8 0 0 6 59 0 -9- met drukvloeistof gevuld zijn. Als de druk in de zone 13 gelijk is aan die in de langskamer 7» is de aanwezigheid van de zone 13 praktisch niet waarneembaar. Er vindt geen of nauwelijks een beïnvloeding plaats van de door de drukvloeistof in de langskamer 7 gegeven lijn-5 drukverdeling. Wordt evenwel de klep 19 geopend, dan kan de in de zone 13 binnentredende drukvloeistof smoringsvrij wegstromen naar het voorraadreservoir 23, zodat in de zone 13 geen druk wordt opgebouwd.

De zone 13 doet dan niet mee aan de door de drukvloeistof in de langskamer 7 normaliter opgewekte gelijkmatige drukuitoefening. Er wordt 10 op deze plaats druk weggenomen en zodoende de lijndrukverdeling wals-spleet 31 dienovereenkomstig -beïnvloed.

De zones 13 zijn in figuur I in de langskamer 7 aangebracht. Dit is weliswaar de meest in aanmerking komende uitvoerings- · vorm; evenwel is het in principe ook mogelijk zones met verlaagde druk 15 in. de tegenover gelegen langskamer 8 aan te brengen, die door de met een streeplijn aangegeven zones 13' is aangeduid, die in plaats van of tezamen met de zones 13 in de langskamer 7 aanwezig kunnen zijn.

In figuur 1 is slechts telkens een door een ring 12 gegeven zone in het werkvlak van de wals 10, d.w.z. in de de hart-20 lijnen van de wals 10 en 20 verbindende vlakken, weergegeven. Teneinde de beïnvloeding van de lijndruk te verfijnen, zijn overeenkomstig figuur 3 op. gelijke hoogte, d.w.z. in hetzelfde Jangs gebied van de wals 10 telkens drie ringen 12 aanwezig, die gescheiden kunnen worden gestuurd en een variatie van de drukontlasting op de betreffende plaats moge-25 lijk maken. De beide buitenste ringen 12 zijn in het uitvoeringsvoor-beeld door een gemeenschappelijke toevoerleiding 18 verbonden met een klep 19, die in een uitsparing 26 van de dwarskop 3 en de langskamer is aangebracht. De middelste ring 12 is via een onder het vlak van de tekening gelegen toevoerleiding 18' met een achter de klep 19 ge-30 legen, niet weergegeven klep verbonden. De klep 19 verbindt de toevoerleiding 18 met de terugvoerleiding 22. De daarachter gelegen klep verbindt de toevoerleiding 18 * met de terugroerleiding 20. Er kunnen dus naar keuze oftewel de beide buitengelegen of alle drie de ringen 12 ontlast worden van het drukmiddel. De kleppen 19 zijn uitgevoerd als 35 magneetkleppen, die in de uitsparing 26 makkelijk toegankelijk zijn en slechts een geringe dwarsdoorsnede voor de elektri-sche toevoerlei-dingen nodig hebben. De weergave van de kleppen 19 in figuur 1 is na- 8006690 -10- tuurlijk slechts schematisch.

Bij de tot dusverre beschreven uitvoeringsvorm kan slechts een stapsgewijze beïnvloeding van de lijndruk plaatsvinden. De zones 13 zijn oftewel afgesloten oftewel met het voorraadreservoir 23 verbon-5 den, zodat een vaststaande druk oftewel aanwezig is oftewel niet aanwezig is. Het is echter ook mogelijk de opstelling zodanig uit te voeren, dat een continue variatie van de door de aizonderlijke zones 13 op te wekken lijndrukbeinvloeding kan worden verkregen.

Normaliter wordt de drukvloeistof via de pomp 9 en de 10 leiding 11 slechts in de naar de walsspleet 31 toegekeerde langskamer 7 gebracht. Via de langsafdichtingen 6 sijpelt natuurlijk drukvloeistof door tot in de langskamer 8, welke vloeistof normaliter naar het voorraadreservoir wordt teruggevoerd.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 is èvenwel tus-15 sen de langskamers 7 en 8 een overloopleiding 2T aanwezig, die voorzien is van een vers childrukklep 28. Een zeker deel van de drukvloeistof in de langskamer 7 stroomt zodoende continu tot in de langskamer 8 en uit deze via de leiding 29 en de drukinstelklep' 32 in het voorraadreservoir 23. De langskamer 8 wordt dus niet praktisch drukloos 20 gehouden, maar er wordt daarin een gedefinieerde druk opgewekt, die lager is dan de druk in de langskamer 7 en waarvan de waarde wordt bepaald door instelling van de klep 28. De lijndruk wordt derhalve niet meer door de absolute druk in de langskamer 7, maar door ver-schildruk tussen de langskamers 7 en 8 bepaald. Dezelfde lijndruk kan 25 derhalve bij een lager drukniveau, d.w.z. bij lagere drukken in de beide langskamers 7 en 8, en ook bij een hoger drukniveau, dat wil zeggen bij hoge drukken in de langskamers 7 en 8, worden opgewekt.

Bij over de lengte van de langskamers J3 8 gelijkmatige verhoudingen is het drukniveau naar buiten toe niet merkbaar.

30 Evenwel speelt het drukniveau wel een rol bij het bepalen van de mate, waarin het lijndrukverloop moet worden beïnvloed door het aanwezig zijn van de drukloze zones 19·

In figuur 5 is de bediening van drie in de langskamers 7 over de omtrek verdeelde zones 13 nogmaals schematisch weergegeven.

35 In de stand a zijn alle drie de zones afgesloten en is de invloed daarvan praktisch niet merkbaar. In de stand b van de klep 19 zijn de beide buitenste zones 13 drukloos, terwijl de middelste zone 13 8 0 0 6 S 9 0 -Ills afgesloten. In de stand c tenslotte zijn alle drie de zones 13 drukloos en verminderen over het daarmee overeenkomende trede gebied de op de binnenomtrek van de holle wals uit geoefende krachten.

In figuur 6 is schematisch de in de zone 13 op de binnen-5 omtrek van de holle wals uitgeoefende resulterende kracht K in afhankelijkheid van de druk P in de langskamer 8 weergegeven. 'De curve 33 komt overeen met een lijndruk van 50 kg/cm, welke zich in de wals zoii instellen, als geen beïnvloeding door de zones 13 zou plaatsvinden. Thans worden alle drie de zones 13 overeenkomstig figuur 5 geactiveerd, 10 d.v.z. drukloos gemaakt. Bij P=0, derhalve geen druk in de langskamer 8 resulteert dit bij de in figuur 5 weergegeven configuratie in een positieve, d.w.z. tegen de walsspleet 31 gerichte kracht 33', omdat de zones 13 in een langstraject zich niet over de totale omtreksuit-strekking van de langskamer 7 uitstrekken en zodoende ook in het langs-15 gebied van de zones 13 door de daartussen aanwezig c-bli jvende, de druk van de langskamer 7 bevattende gebieden 3^ druk wordt uitgeoefend, die de holle wals 1 op deze plaats tegen de wals 20 drukt.

De kracht K wordt evenwel minder, als de druk P in de langskamer 8 wordt verhoogd. Natuurlijk moet daarbij ook de druk in 20 de. langskamer 7 worden verhoogd, teneinde de lijndruk op de gewenste waarde te houden. Aangezien echter de zones 13 in de langskamer 7, waarin geen druk heerst, in de langskamer 8 spiegelsymmetrische tegenhangers hebben, waarin de thans verhoogde druk P merkbaar is, treden bij een stijging van de druk P componenten op, die de aanvankelijke 25 waarde 33' van de kracht K tegenwerken en de naar de walsspleet 31 gerichte kracht K van het met de zones 13 overeenkomende langsgebied verminderen en tenslotte zelfs negatief laten worden, zodat bij korres-ponderende stijging van de druk P de holle wals 1 in het met de zones 13 korresponderende langsgebied van de walsspleet 31 wordt weggetrokken. 30 Slechts door de keuze van het drukniveau onder bijbehou- ding van de lijndruk, kan dus de invloed van de zones 13 vanaf nul, d.w.z. vanaf het heersen van de druk van de langskamer 7, ook in de zones continu verminderd en zelfs in van de walsspleet wegwijzende kracht component en worden omgezet.

35 De curve 35 toont dezelfde verhoudingen, als wordt uit gegaan van een aan te houden lijndruk van 100 kg/cm.

De zich bij drukloze langskamer 8 instellende aanvangs- 8006690 -12- kracht 35.'* is dan natuurlijk dubbel zo groot als de aanvangskracht 33’ De curve 36 geldt voor een lijndruk van 50 kg/cm, als slechts de beide buitenste zones 13 overeenkomstig figuur 5 via de leiding 18 met het voorraadreservoir 23 verbonden zijn. De helling van deze curve is 5 minder, omdat het drukoze deel in de langskamer 7 en daarmee bok de invloed van de spiegelsymmetrisch daartegenover liggende druk P voerende gebieden in de langskamer 8 geringer is. De lijn 37 vertoont het verloop bij dezelfde stand van zaken en 100 kg/cm lijndruk.

In de figuren 7 en 8 is teneinde de betekenis van de 10 uitvinding toe te lichten, een vaak voorkomend toepassingsgeval weergegeven, dat met figuur 1 korrespondeert en waarbij de bovenwals 20 een conventionele massieve wals en de onderwals 10 een wals met drie aan de zijden van de wals spleet aangebrachte, door ringen 12 gevormde drukontlaste zones 13 is. Allereerst wordt het geval bekeken, waarbij 15 de zones 13 niet actief zijn. In een dergelijk geval leert de praktijk en kan ook theoretisch worden nagegaan, dat ondanks de gelijkmatige drukuitoefening in de als "zwemmende" wals uitgevoerde onderwals 10 zich over de breedte, d.w.z. langs de walsspleet, geen gelijkmatige lijndrukverdeling instelt. Dit is terug te voeren op de ver-20 schillende buiglijnen van de holle wals 1 en de massieve wals 20.

Figuur 8 toont de verdeling van de lijndruk L over de lengte van de walsspleet van de beide daarboven getoonde walsen 10, 20. De lijndruk-curve werd verkregen via een met behulp van de methode van de finite elementen uitgevoerde berekening van de afwijking van de buiglijnen 25 van de walsen 10, 20 ten opzichte van elkaar. Het verloop van deze afwijking langs de walsspleet leidt bij benadering tot het verloop van de lijndruk. Het resultaat is een zogenaamde W-lijn, d.w.z. een lijndrukverdeling, die in het midden en aan beide einden een hogere waarde heeft dan in de daartussen gelegen gebieden.

30 Om het ontstaan van deze curve plausibel te maken, is het doelmatig uit te gaan van het instelproces van de beide walsen. De onderwals 10 kan vanwege zijn eigenschappen recht worden ingesteld.

De bovenwals 20 hangt tengevolge van zijn gewicht in het midden iets naar onder toe door. Bij het tegen elkaar plaatsen van de walsen vindt 35 het eerste contact derhalve in het midden plaats. De lijndruk is dus in het midden eerst hoger dan bij de rand. Worden de walsstappen vervolgens verder naar elkaar toe gebracht, dan gaan de beide-walsen over 8006690 -13- hun gehele lengte tegen elkaar aan liggen, waarbij echter de verhoging van de lijndruk in het midden behouden blijft. Bij stijgen van de aan-drukkracht vindt het aan gaan liggen bij voorkeur plaats aan de uiteinden, omdat deze bij de conventionele wals 20 het minst kunnen 5 uitwijken. Naar het midden toe neemt de lijndruk af, terwijl de wals 20 naar boven toe wegbuigt. Tezamen met de door het gewicht verkregen lijndrukverhoging in het midden wordt dan de in figuur 8 getoonde verdeling verkregen.

Worden nu op de betreffende plaatsen drukverlagende 10 zones 13 aangebracht, dan wordt de door de drukvloeistof in de kamer 7 uitgeoefende kracht iets verlaagd. Daardoor vermindert natuurlijk ook de lijndruk op deze plaatsen en in de omgeving daarvan. De opstelling van de zones 13 in figuur 7 komt overeen met de plaatsen met hoogste lijndruk in figuur 8. Deze plaatsen worden daardoor ontlast, 15 zodat de in figuur 8 weergegeven aanzienlijke afwijkingen van een gelijkmatige lijndrukverdeling worden verminderd, resp. in het gunstigste geval praktisch geheel worden gecompenseerd.

20 8 00 6 69 0

Claims (3)

1. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij bok in de van de walsspleet afgekeerde langskamer een gestuurde drukflufdumdruk in stand wordt gehouden en de lijndruk door het drukverschil in de 'beide langskamers wordt bepaald, met het kenmerk, dat de wals voor het verminderen van de werking van de zonegewijze drukvermindering met 20 '.lagere absolute druk in de langskamer, voor het verhogen van de werking van de zonegewijze drukvermindering bij gelijk drukverschil met hogere absolute drukken wordt gevoed.
2. 3. Wals voor het uit voeren van de werkwijze volgens conclusies 1 of 2, met in een langskamer door ringvormige, aan de dwars-25 kop aangebrachte en tegen de binnenomtrek van de holle wals aanliggende afdichtingsorganen afgescheiden zones ten opzichte van de langskamer met verschillende druk, waarin in de dwarskop aangebrachte toevoerlei-dingen uitmonden, met het kenmerk, dat de toevoerleidingen (18, 18’) naar keuze door een klep (19) afsluitbaar of smoDrvrij verbindbaar 30 zijn met een gebied, waarin ten opzichte van de langskamers (7* 8) een lagere druk heerst. k. Wals volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het gebied met lagere druk het drukfluidumvoorraadreservoir (23I is.
3. 5. Wals volgens conclusie 3 of U, met het kenmerk, dat de 35 afdichtingsorganen bestaan uit in cylindrische, radiale uitsparingen (1¼) van de dwarskop (3), waarin de toevoerleidingen (18) uitmonden, afdichtend geleide:, kopzijdig tegen de binnenomtrek (!+) van de holle 8006690 -15- wals (1) onder de "werking van een meegevende kracht nauwsluitend aanliggende ringen (12)* 6* Wals volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat in de naar de wals spleet (31) toegekeerde langskamer (7) ^-n ket ^ mïAften en a.a.n de einden van de wals (10) telkens een zone (13) met te verlagen druk aanwezig is. 8 0 0 6 69 0