NL8004104A - Boortoestel met een sproeiwaterdichte, elektrische aandrijfmotor. - Google Patents

Description

j VO 662 . s

Boortoestel met eea sproeiwaterdichte, elektrische aandrijfmotor

De uitvinding hetreft een boortoestel met een sproeiwaterdichte, elektrische aandrijfmotor met gekoelde motorruimte.

Boortoestellen en andere elektrisch aangedreven handgereedschap zijn in een groot aantal toepassingsgevallen blootgesteld aan bevochti-5 ging door sproeiwater en dergelijke. Dit sproeiwater kan bij voorbeeld een ongewenst nevenverschijnsel zijn, veroorzaakt door het koelen van de plaats, die met het gereedschap moeten worden bewerkt. Met sproei-water heeft men ook te maken, wanneer het gereedschap bij regen wordt toegepast, 10 De meestal door een elektromotor aangedreven boortoestellen wor den gewoonlijk met lucht gekoeld. Bij de tot dusverre gebruikelijke boortoestellen doet zich daarbij het probleem voor, dat men de koellucht tegelijkertijd sproeiwater in de motorruimte kan binnendringen, zodat degeen, die het toestel hanteert aan het latente risiko blootge-15 steld is, in aanraking te komen met ontoelaatbaar hoge aanraakspanningen.

Cto dit probleem te ondervangen is bij boortoestellen met draaistroom— of condensatormotoren, welke op nadelige wij’ze een voor:- boortoestellen uiterst ongunstig vermogenskarakteristiek hebben, reeds de toepassing voorgesteld van een uit twee schalen bestaand huis, waarvan 20 de binnenste schaal van het huis de motorruimte waterdicht inkapselt.

Voor de koeling wordt dan tussen die binnenste schaal en de buitenste schaal lucht heen gevoerd.

Deze zogenaamde mantelbeluchting heeft bij de genoemde soort motoren dikwijls slechts onvoldoende koeling tot gevolg, zodat deze koe-25 ling beslist niet geschikt is voor de meestal met universele motoren uitgeruste boortoestellen. Universele motoren onderscheiden zich enerzijds door een gunstig vermogenskarakteristiek en anderzijds door ten opzichte van draaistroommotoren gering gewicht en volume.

Doel van de uitvinding is nu een boortoestel met elektrische aan-30 drijfmotor, waarbij doeltreffende sproeiwaterbeveiliging gepaard gaat met een, ook voor universele motoren, effektieve luchtkoeling.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat voor de inwendige koeling van de motor een de lucht in de motorruimte cmleidende 800 4 1 04 -2- aanzuigspruit aangebracht'is, -waarbij zich v6ör de aanzuig opening een keerschild, in de aanzuigspruit ten minste één filter en tussen dit filter en de motorruimte een labyrinthgeleiding bevindt, alsmede op de uittreeplaats ran de koellucht een, de koelstroom ran richting verande-5 rende uittreespruit met een, hét binnentreden van sproeiwater doör de uittreespruit verhinderend sluitorgaan.

Een aanzuigspruit voor de koellucht, waarvan de aanzuig opening door het daarvoör opstellen van een keerschild bevat, en die is in voorzien van een eerste filter, verhindert het*rechtstreeks binnendrin-10 gen van sproeiwater, dat mogelijkerwijs fonteinachtig optreedt, in het verdere koelstrocmverloop. Daarenboven is het door de aanzuigspruit gevormde kanaal, werkzaam als ruimte, waarin de aangezogen lucht tot rust komt en waarin eventueel nog door het eerste filter niet tegengehouden vocht neerslaat. Dit vocht kan bij voorbeeld door gebruikelijke middelen, 15 zoals slechts in êên richting doorlatende afsluiters uit de aanzuigspruit worden afgevoerd.

Om er in elke gebruiksstand van het boortoestel veilig en betrouwbaar voor te zorgen, dat de koelstroom door de aanzuigspruit van richting verandert, is deze bij voorkeur flexibel of zwenkbaar uitgevoerd, 20 zodat de aanzuigopening naar de van geval tot geval het minst aan sproeiwater blootgestelde richting ingesteld kan worden.

De door de aanzuigspruit resp. de daaraan toegevoegde, bijbehorende middelen vooraf gefilterde koelstroom komt vervolgens in een labyrinthgeleiding, waar die stroom door de daar in aanwezige, zoge-25 naarnde "chicanes” een aantal malen scherp van richting veranderd wordt, waardoor de laatste waterdruppel uit de luchtstroom worden afgescheiden.

De afzonderlijke kamers van de labyrinthgeleiding zijn daarbij zodanig aangebracht, dat zich eventueel hier nog ophopend vocht in geen enkele gebruiksstand van het handgereedschap in de motorruimte kan binnendrin-30 gen.

De aanzuigspruit is met het, de labyrinthgeleiding bevattende huisdeel van het boortoestel gekoppeld bij voorbeeld door tussenkomst van een flensverbinding. Om redenen van handzaamheid is het doelmatig, de genoemde koppeling door een gecodeerde insteekzerbinding, waaraan 35 tevens een bijbehorend insteekverbinding voor de stroomtoevoer toegevoegd is, losneembaar uit te voeren. Hierdoor kan er op eenvoudige wijze betrouwbaar voor gezorgd worden, dat bij niet-aangekoppelde aanzuigspruit 800 4 1 04 -3- ' i de stroomtoevoer voor de motor onderbroken is, zodat werking van het handgereedsohap in deze toestand uitgesloten is.

De uit de labyrinthgeleiding voor de inwendige beluchting van de aandrijfmotor in de motorruimte terechtkomende, 'droge luchtstroom wordt 5 bij voorbeeld door een zich aan de motorzijde bevindende radiaal-venti-lator uit de motorruimte weggezogen en via een uittreespruit naar de atmosfeer afgevoerd. Deze spruit bevat een sluitorgaan. Dit heeft tot doel, bij werkend boortoestel het binnendringen van sproeiwater of vocht via de uittreespruit naar de motorruimte te voorkomen» 10 Bij voorkeur bevat de aanzuigspruit voor het amleiden van de koel- stroom een l8Q°-bocht. Hierdoor wordt er betrouwbaar en veilig voor gezorgd, dat de koelstroam voldoende van richting verandert tussen de aanzuigopening en de labyrinthgeleiding, onafhankelijk van de gebruiks-stand van het boortoestel.

15 Om er voorts betrouwbaar voor te zorgen, dat de uittreespruit voor de koellucht, welke de motorruimte verlaat, eveneens in elke gebruiks-stand van het boortoestel en speciaal wanneer dit. niet werkt, het binnendringen van sproeiwater en dergelijke verhindert, heeft, overeenkomstig een vorder bijzonderheid volgens de uitvinding, de uittreespruit een 20 l80°-bocht. voor het omleiden van de koelstroam.

Het eventueel toch nog door het eerste filter heen in de aanzuigspruit binnendringende vocht kan, op voordeelbiedende wijze, in verregaande mate door een, op geometrische afstand ten opzichte van het eerste filter aangebracht, fijnfilter tegengehouden worden. De tussen 25 beide filters aanwezige verzamelruimte neemt de rechtstreeks hier tegengehouden waterresten op.

Bij voorkeur is het sluitorgaan in de uittreespruit als filter uitgevoerd. Om eventueel tot het filter dóórdringend water af te voeren, kan in het bereik van dit filter zijn voorzien in een bij voorbeeld als 30 éénrichting-ventiel uitgevoerde af voeropening.

Volgens een verder voorstel overeenkomstig de uitvinding is in de uittreespruit als sluitorgaan een afsluiter aangebracht. Hiertoe zijn o.a. klepventielen geschikt, welke bij stilstaand boortoestel de uittreespruit afsluiten. Deze voorkomen dus ook weer het binnendringen van 35 water of vocht via de uittreespruit bij stilstaand boortoestel.

De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is weergegeven, nog nader worden toeft Λ Λ L 4 Λ Λ -1- gelicht.

Fig. 1 toont, -vereenvoudigd weergegeven, een boortoestel volgens de uitvinding, fig.. 1a laat detail A uit fig. 1 zien met een ander sluit or gaan.

5 Het in fig. 1 weergegeven boortoestel bevat een, algemeen met bet verwi jzingscijfer 1 aangeduid buis, bestaande uit een aan de gereed-schapszijde voorste gedeelte 2 - waarin een motor 3 gelegerd is - en een achterste gedeelte U, waarvan de inwendige ruimte een, als geheel met bet ver wij zings cijfer 5 aangeduide labyrinthgeleiding voor de koel-. 10 luchtstroom bevat. De labyrinthgeleiding 5 wordt op haar beurt gevormd door ribben 6.

In het bereik van het achterste gedeelte U is met het huis 1 een, als geheel met het verwi j zingsci jfer 7 aangeduide aanzuig spruit verbonden, in de aanzuigopening waarvan een eerste filter 8 is aangebracht.

15 Een ringvormige schijf 9 verhindert, dat het filter 8 te laag in de aanzuig spruit 7 kan wegzakken.. Voorts is er·, op geometrische afstand, van het eerste filter 8 - dat bij voorkeur als een grof filter is uitgevoerd — een fijn·, filter 11 in de aanzuig spruit 7 aangebracht. Evenzo op geometrische afstand ten opzichte van het filter 8 bevindt zich vóór 20 de aanzuigopening van de aanzuigspruit 7 een., bij voorbeeld aan het huis bevestigd keerschild 12, dat het rechtstreeks binnentreden van sproei-waterfonteinen in de aanzuigopening verhindert.

Een op de motoras 3a bevestigde radiaalventilator 13 transporteert de met pijlen aangeduide koelstroan. uit de motorruimte 1^ via een, 25 de radiaalventilator 13 omgevend, zich aan de huiszijde bevindend, ringvormig kanaal 15, tot in een bij het voorste gedeelte 2 van het huis 1 behorende, als geheel met het verwi j zingsci jfer 16 aangeduide, uittree-spruit en zo naar de vrije atmosfeer. Daarbij passeert de koelstroom een verder filter 17» dat door een ring 22 gesteund wordt. Het primaire 30 doel van dit filter is, bij niet-werkend boortoestel het binnendringen van vocht via de uittreespruit 16 naar het inwendige van het toestel te verhinderen. Eventueel totaan het filter 17 dóórgedrongen en hier opgevangen water kan via een zijafvoeropening 18 ontwijken. Voorts is in de tekening een, in het boortoestel ingespannen gereedschap, bij voor-35 beeld een boor 19, met streeppuntlijnen aangeduid.

Bij de weergegeven uitvoeringsvorm wordt tijdens de werking van het boortoestel de koellucbtstroam tussen keerschild 12 en aanzuigopening 800 A 104 -¾ s -5- van de aanzuigspruit T via het filter 8 in het kanaal van de aanzuig-, spruit ingeleid. Eventueel het. filter 8 passerend vater zou in de volgende trap ten minste grotendeels door het opvolgende fijne filter 11 in de tussen heide filters gevormde opvangruimte 21 tegengehouden wor-5 den.

Vervolgens wordt de koelstroom via de lahyrinthgeleiding 5 een aantal malen abrupt van richting veranderd, zodat zich hier de laatste voehtdeèlijes af zetten. Eventueel in de aanzuigspruit 7 ia druppelvorm afgezet vocht wordt door de lahyrinthgeleiding 5 in elke gebruiksstand 10 van het boortoestel eraan gehinderd, tot in de motorruimte 1 b d66r te dringen.

Onder omstandigheden van extreme hoeveelheden sproeiwater kan het, ter verderen beveiliging voordelig zijn, extra filters en chicanes in de koelstroomgeleiding v66r de motorruimte 1.U aan te brengen. Evenzo kan, 15 ia dat geval, een dergelijke maatregel ook aanvullend van.voordeel zijn, voer het bereik van de uittreespruit 16.

Blijkens fig. 1a kan in de uittreespruit 16 in plaats van een filter ook., een, als geheel met het verwijzingseijfer 23 aangeduid ventiel zijn aangebracht, dat water enz, er aan hindert via de uittree-20 spruit binnen te dringen. Het ventiel 23 bestaat uit een sluitschijf 2k van elastisch materiaal, zoals rubber, en uit een, die schijf tegen de ring 22 spannende veer 25. Bij lopend boortoestel wordt de sluitschijf 2k door de koelstroom, tegen de kracht van de veer 25 in, uit de weergegeven stand opgelicht en hierdoor het ventiel 23 geopend, zodat de koel-25 luchtstroom passeren kan.

800 4104

Claims (3)

1. Boortoestel met een tegen sproeiwater beveiligde elektrische aandrijfïaotor en een gekoelde motorruimte, met het kenmerk, dat voor het inwendig koelen van de motor (3) is voorzien in een, de lucht in de motorruimte (1^) omleidende aanzuigspruit (7)s waarbij νδδτ de aanzuig- 5 opening een keerschild (12), in de aanzuigspruit ten minste één filter (8) en tussen dit filter en de motorruimte een labyrinthgelei-ding (’5) is aangebracht, alsmede op de uittreeplaats van de koeler een, de koelstroom van richting veranderende uittreespruit (16) met een, het binnentreden van sproeiwater dóór de uittreespruit verhinderend sluit-10 orgaan.

2. Boortoestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanzuigspruit (7) voor het van richting veranderen van de koelstroom is voorzien van. een l80°-bocht. 3. · Boortoestel volgens· conclusie 1 of 2, met. het kenmerk, dat de 15 uittreespruit (16) voor het van richting veranderen van de koellucht- stroom is voorzien van een 180°-bocht. l·. Boortoestel volgens tenminste een der voorgaande conclusies,, met het kenmerk, dat in de aanzuigspruit (7) op geometrische afstand achter het eerste filter (8) een fijn filter aangebracht is, 20 5- Boortoestel volgens ten minste êén der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het sluitorgaan van de uittreespruit (16) als filter (17) uitgevoerd is.

6. Boortoestel volgens ten minste een der conclusies 1-U, met het kenmerk, dat het sluitorgaan van de uittreespruit (16) als ventiel (23) 25 uitgevoerd is. 800 4104