NL2008634C2

NL2008634C2 - Mobiele inrichting.

Info

Publication number: NL2008634C2
Application number: NL2008634A
Authority: NL
Inventors: Leendert Wilhelmus Cornelis Huissoon
Original assignee: Hudson Bay Holding B V
Priority date: 2012-04-13
Filing date: 2012-04-13
Publication date: 2013-10-16
Also published as: WO2013154434A2; WO2013154434A3; US20150101878A1; EP2836653A2; US9863121B2

Description

Mobiele inrichting

Vakgebied

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het vakgebied 5 van mobiele inrichtingen met werkarm, zoals bijvoorbeeld graafmachines, wielladers en tractoren.

Achtergrond

Bekende mobiele inrichtingen worden onder andere beschreven 10 in de octrooischriften NL2004954, NL2004784, NL2002125, NL1035694, NL1028661, NL1027370, en NL1019918 op naam van Aanvraagster.

Samenvatting van de uitvinding 15 Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding hebben als doel een verbeterde mobiele inrichting te verschaffen, en met name met een verbeterde "packaging" van een gestel waarin of waarop de onderdelen van de mobiele inrichting zijn gepositioneerd.

20

Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding wordt een mobiele inrichting verschaft, omvattende een gestel, dat een hoofdgestel of een subgestel dat op draaibare wijze verbonden is met een hoofdgestel, kan zijn. De technische 25 componenten zijn bij voorkeur op een dusdanige manier ten opzichte van elkaar gepositioneerd, dat de zwaarste componenten, gezien in een voorwaartse rijrichting, aan de achterzijde van het gestel zijn gemonteerd en de lichtste componenten aan de voorzijde. De koppeling van deze 30 componenten is bij voorkeur zodanig dat de verbindende elementen zoals leidingwerk en bekabeling kort en effectief is. Verder is de binnenruimte van de cabine en dus de 2 ergonomie in de cabine voor de machinist en mogelijke bijrijders bij voorkeur optimaal.

De mobiele inrichting is bij voorkeur een mobiele inrichting 5 voor grondverzet en landbouwwerktuigen. Het hoofdgestel is bij voorkeur op wielen of rupsbanden verplaatsbaar.

Volgens een uitvoeringsvorm van de mobiele inrichting volgens de uitvinding omvat de mobiele inrichting een 10 gestel, een met het gestel verbonden werkarm, een cabine met één of meer cabinezittingen, aandrijfmiddelen ingericht voor het aandrijven van de mobiele inrichting en/of van de werkarm, en ten minste één tank. De ten minste één tank is onder de één of meer cabinezittingen gepositioneerd. De ten 15 minste één tank omvat bij voorkeur een eerste tank en een tweede tank die, gezien in een breedterichting loodrecht op een voorwaartse rijrichting van de mobiele inrichting, naast elkaar en op een afstand van elkaar zijn aangebracht op het gestel, onder de één of meer cabinezittingen. De eerste tank 20 is bijvoorbeeld een tank voor hydraulische vloeistof en de tweede tank een brandstoftank. De één of meer cabinezittingen strekken zich bij voorkeur over in hoofdzaak de volledige breedte van de cabine uit.

25 Volgens een mogelijke uitvoering is het gestel een hoofdgestel. Volgens een andere de voorkeur genietende uitvoeringsvorm is het gestel een ten dele draaibaar of volledig draaibaar subgestel dat draaibaar is ten opzichte van een hoofdgestel. De beschreven positionering van 30 onderhavige uitvinding is daar bij uitstek geschikt voor.

Volgens een uitvoeringsvorm van de mobiele inrichting volgens de uitvinding omvat de mobiele inrichting een 3 gestel, een met het gestel verbonden werkarm, een cabine met één of meer cabinezittingen, aandrijfmiddelen ingericht voor het aandrijven van de mobiele inrichting en/of van de werkarm. De aandrijfmiddelen, typisch een motor, eventueel 5 met batterijpakket, voor de aandrijving van het gestel en/of de werkarm is, gezien in de rijrichting, achter de cabine gepositioneerd zodat de grote massa van de motor meehelpt als contragewicht tegen de massa in de werkarm die vooraan is voorzien.

10

In voorkeursuitvoeringsvormen zijn aan beide zijden van de motor voor de aandrijving of de werkarm hydraulische pompen of generatoren of elektrische motoren gemonteerd, welk voor een betere balans zorgt in vergelijking met een 15 positionering waarin de pompen en of generatoren aan één zijde zouden zijn gemonteerd.

In voorkeursuitvoeringsvormen is een motor voor het aandrijven van een draaikrans voorzien, voor het bewegen van 20 het subgestel ten opzichte van het hoofdgestel. Deze draaikransmotor is bij voorkeur, onder de cabine tussen de eerder besproken eerste en tweede tank gepositioneerd, bij voorkeur achter de draaikrans. Dit heeft opnieuw als gevolg dat de verschillende massa's zover mogelijk naar achteren 25 worden gebracht en dat voetenruimte wordt gecreëerd in de cabine.

In voorkeursuitvoeringsvormen is een ventielenblok voor de aansturing van de werkarm aan de rechterzijkant van het 30 gestel gepositioneerd, waarbij het leidingwerk rechts naast het gestel en schuin onder de rechterzijde van de cabine loopt.

4

In voorkeursuitvoeringsvormen is een uitlaatgasfiltersysteem van de motor verticaal achter en aan een zijde van de cabine gemonteerd. Ditzelfde geldt voor de condenser van het airconditionigssysteem.

5

In voorkeursuitvoeringsvormen is op het gestel een subframe gemonteerd op welk subframe de achterzijde van de cabine kan worden opgehangen. Dit geeft de cabine de nodige stabiliteit omdat de ophangpunten van de cabine op die manier relatief 10 hoog kunnen worden gemonteerd. Het subframe is bij voorkeur een opstaand subframe waartegen de rug van de cabine kan rusten en waarmee de rug van de cabine verbonden kan worden.

Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm kunnen op dit subframe 15 aan de achterzijde daarvan, het uitlaatgasfiltersysteem of de condenser voor de airconditioning zijn gemonteerd.

In een uitvoeringsvorm is het gestel voorzien van een motorsubframe, op welk motorsubframe de motor met pompen en 20 koelpakket is gemonteerd. Dit motorsubframe maakt het mogelijk sneller en eenvoudiger te assembleren.

Volgens een ander aspect is aan de voorzijde van het gestel een aanlegvlak met openingen voorzien, waarop de 25 luchtkanalen van de airconditioning van de cabine aansluiten bij het dichtvouwen van de cabine op het gestel. Op deze manier kan het leidingwerk van het airconditioningssysteem enkel op het gestel gemonteerd worden en zijn geen leidingen naar de cabine nodig.

30

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een mobiele inrichting verschaft omvattende een gestel, een werkarm, een cabine met een bestuurderszitplaats en met een achterzijde 5 die gezien in een voorwaartse rijrichting (R) van de mobiele inrichting achter de bestuurderszitplaats is gelegen, aandrijfmiddelen ingericht voor het bewegen van de mobiele inrichting en/of van de werkarm, en een motorkap die 5 beweegbaar is tussen een open en een gesloten stand, om toegang te verschaffen tot de aandrijfmiddelen. De motorkap is scharnierend gemonteerd via een scharnieras aan de achterzijde van de cabine, een en ander zodanig dat de motorkap van de cabine weg en van de aandrijfmiddelen weg 10 naar boven toe scharnierbaar is.

In brede zin voor alle mobiele inrichtingen, betreft een uitvoeringsvorm van de uitvinding een motorkap die scharniert van de cabine weg en van de motor weg naar boven 15 toe via een draaipunt aan een bovenzijde en achterzijde van de cabine. Op deze manier zijn alle componenten achter op het gestel heel goed bereikbaar voor servicepersoneel.

In een verdere uitvoeringsvorm scharniert de motorkap van de 20 cabine en van de motor naar boven toe via een draaipunt aan de bovenzijde en achterzijde van een opstaand subframe waarop de achterzijde van de cabine kan worden opgehangen. Volgens een alternatieve uitvoering wordt het draaipunt op een motorsubframe voorzien, welk motorsubframe de motor 25 draagt.

In een verdere uitvoeringsvorm is een beschermingskap schuin achter en onder de motor voorzien. Deze is simpel weg te nemen zodat servicepersoneel gemakkelijk onder de motor, de 30 pompen en generatoren kan werken.

Een verdere uitvoeringsvorm heeft een pompbediening aan de voorzijde op het gestel, waarmee de cabine naar voren kan 6 scharnieren. Op deze manier heeft de persoon die de pompbediening bedient een direct zicht op de hoek van scharnieren van de cabine.

5 In een uitvoeringsvorm zijn één of meerdere stopcontacten voorzien, welke zijn aangebracht aan de linkerkant van het gestel schuin onder de cabine. In deze stopcontacten kunnen stekkers van elektrisch gereedschap gestoken worden. De positie van deze stopcontacten is dusdanig dat de stekkers 10 niet gemakkelijk vergeten worden aangezien ze zich in het zichtveld bevinden bij het instappen van de cabine.

Een verdere uitvoeringsvorm heeft zij kappen op het gestel aan weerszijden van de cabine. Deze zijn wegneembaar voor 15 onderhoud van de achterliggende componenten zoals elektronica, hydrauliek en filters voor het airconditioningsysteem.

Een verdere uitvoeringsvorm heeft aan de voorkant van het 20 gestel, aan één zijde, of aan beide zijden, elektronica componenten welke kunnen worden bekeken en worden onderhouden vanuit de cabine. Zo kunnen bijvoorbeeld zekeringen vanuit de cabine gecontroleerd worden of kunnen controlelampjes vanuit de zitting bekeken worden. Omdat deze 25 elektronica componenten niet aan de cabine, maar aan het gestel bevestigd zitten, lopen er geen kabels door de cabine.

Een verdere uitvoeringsvorm heeft een cabine, welke is 30 voorzien van twee deuren, een linker en een rechter. De beschreven positionering van de componenten leent zich heel goed om ruimte te creëren in de cabine voor ten minste één persoon, waarbij ook twee tot drie personen nog comfortabel 7 kunnen zitten. De uitstap aan de rechterzijde geeft dan ook extra comfort, zeker bij een draaiende bovenwagen.

Korte figuurbeschrijving 5 Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin: 10

Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een gestel met onderdelen van een uitvoeringsvorm van een mobiele inrichting volgens de uitvinding toont, waarin de cabine en motorkap zijn weggelaten; 15

Figuur 2 een schematisch bovenaanzicht toont van het gestel met onderdelen van figuur 1;

Figuur 3 een schematisch zijaanzicht toont van het gestel 20 met onderdelen van figuur 1 met cabine en motorkap in een open stand;

Figuur 4 een schematisch perspectivisch aanzicht toont van het gestel met onderdelen van figuur 1 met cabine en 25 motorkap; en

Figuur 5 een schematisch zijaanzicht toont van het gestel met onderdelen van figuur 1 met cabine en motorkap in een gesloten stand.

30

Figuren 1-5 illustreren een mogelijke uitvoeringsvorm van een mobiele inrichting. De verschillende maatregelen en eigenschappen van de mobiele inrichting worden voor deze 8 uitvoeringsvorm in combinatie geïllustreerd, maar de vakman begrijpt dat deze ook afzonderlijk toegepast kunnen worden op bestaande mobiele inrichtingen. De mobiele inrichting omvat een gestel 1. Het gestel is voorzien van een aantal 5 draaipunten 2, 2' waarmee onderdelen van een niet geïllustreerde werkarm verbindbaar zijn. Zoals best te zien is in de figuren 3-5 omvat de mobiele inrichting een cabine 6 met één of meer niet geïllustreerde stoelzittingen voor één of meer bestuurders van de mobiele inrichting. Het 10 gestel 1 is voorzien van aandrijfmiddelen 3 die de vorm kunnen aannemen van een motor of een motor met batterijpak, en die bedoeld zijn voor het aandrijven van de mobiele inrichting en/of van de werkarm. Verder zijn twee tanks voorzien: een eerste tank 4 voor een hydraulische vloeistof 15 en een tweede tank 5 voor een brandstof. De uitvinding is niet beperkt tot twee tanks en de vakman begrijpt dat ook meer dan twee tanks voorzien kunnen zijn.

De twee tanks 4, 5 zijn onder de één of meer stoelzittingen 20 gepositioneerd, zodanig dat de één of meer cabinestoelzittingen zich over in hoofdzaak de volledige breedte van de cabine kunnen uitstrekken. De eerste en tweede tank 4, 5 zijn, gezien in een breedterichting B loodrecht op een voorwaartse rijrichting R van de mobiele 25 inrichting, naast elkaar en op een afstand van elkaar aangebracht op het gestel 1. De aandrijfmiddelen 3 omvatten een motor of een motor met batterijpakket, en zijn, gezien in de rijrichting R, achter de ten minste één tank gepositioneerd. Verder kunnen, gezien in de breedterichting 30 B, aan beide zijden van de motor 3 één of meer hydraulische pompen 7, generatoren of elektrische motoren 8 gemonteerd zijn.

9

Op die manier worden de relatief lichte onderdelen vooraan op het gestel voorzien, terwijl de relatief zware onderdelen achteraan worden voorzien. Zo wordt een goed tegengewicht voor de werkarm gecreëerd. Een dergelijke opbouw heeft met 5 name ook voordelen wanneer het gestel 1 een draaibaar subgestel is, zoals in de geïllustreerde uitvoeringsvorm.

Het subgestel 1 is bedoeld om draaibaar op een niet geïllustreerd hoofdgestel te worden gemonteerd via een draaikrans. Tussen de eerste en de tweede tank 4, 5 is een 10 draaikransmotor 9 aangebracht voor het aandrijven van de draaikrans. Verder is een draaidoorvoer 10 voorzien die, gezien in de rijrichting, vóór de draaikransmotor geplaatst is, zie figuur 2. Verder is een ventielenblok 11 voorzien dat ingericht is voor het aansturen van de werkarm. Het 15 ventielenblok 11 is, gezien in de rijrichting, aan de rechterzijkant van het gestel gepositioneerd en het leidingwerk 12 dat verbonden is met het ventielenblok loopt rechts naast het gestel en schuin onder de rechterzijde van de cabine 6.

20

Ook kan een filtersysteem 13 voor de uitlaatgassen van de motor 3 zijn voorzien. Het filtersysteem 13 is, gezien in de rijrichting, aan een achterzijde van de cabine 6 gemonteerd. Verder zijn typisch een airconditioningsysteem en een 25 condensor 14 voorzien voor het koelen van het airconditioningsysteem. De condensor 14 is bij voorkeur, gezien in de rijrichting R, aan een achterzijde van de cabine gemonteerd. In de geïllustreerde uitvoering is op het gestel een subframe 15 met een opstaand deel gemonteerd. De 30 achterzijde van de cabine 6 wordt in de gesloten stand van de cabine ondersteund tegen dit opstaand deel en is mechanisch verbonden met dit opstaand deel. Het 10 filtersysteem 13 en/of de condensor 14 zijn bij voorkeur aan de achterzijde van het subframe 15 gemonteerd.

Verder is op het gestel 1, gezien in de rijrichting, in 5 hoofdzaak achter de cabine, een achter-subframe 25 gemonteerd. Het achter-subframe 25 loopt schuin naar achter omhoog en op dit subframe 25 zijn onder andere de motor 3 met pompen 7 en een koelpakket 16 gemonteerd.

10 Aan een voorzijde van het gestel is een aanlegvlak met openingen 17 gevormd, zie figuur 2. De cabine 6 is voorzien is van niet geïllustreerde luchtkanalen van het airconditioningsysteem die aansluiten op de openingen 17 bij het dichtvouwen van de cabine op het gestel.

15

Figuren 3-5 illustreren dat een motorkap 18 is voorzien die beweegbaar is tussen een open en een gesloten stand, om toegang te verschaffen tot de aandrijfmiddelen 3. De motorkap is scharnierend gemonteerd via een draaipunt in een 20 gebied 19 aan de achterzijde van de cabine, zodanig dat de motorkap 18 van de cabine weg en van de aandrijfmiddelen 3 weg naar boven toe scharnierbaar is. De één of meer draaipunten zijn bij voorkeur voorzien bovenaan het opstaand subframe 15 waartegen de achterzijde van de cabine rust in 25 de werkstand van de cabine.

Verder kan een beschermkap 20 wegneembaar aangebracht zijn schuin achter en onder de aandrijfmiddelen 3. Ook zijn aan weerszijden van de cabine 6 en onder de cabine 6 wegneembare 30 zij kappen 23 aangebracht.

De cabine 6 is bij voorkeur scharnierend gemonteerd ten opzichte van het gestel 1, rond een draaipunt dat gelegen is 11 aan de voorzijde van de cabine 6, zodanig dat de cabine, gezien in de rijrichting, naar voren kan scharnieren, zie figuur 3.

5 Bijkomende optionele maatregelen zijn: een pompbediening 21 voor het scharnieren van de cabine, die, gezien in de rijrichting, aan een linkervoorzijde van de cabine, is voorzien op het gestel; één of meerdere stopcontacten 22 die, gezien in de rijrichting, aan een linkerkant van het 10 gestel schuin onder de cabine zijn aangebracht; elektrische componenten 24 die aan een voorkant van het gestel 1, aan ten minste één zijde daarvan zijn gemonteerd welke kunnen worden bekeken en worden onderhouden vanuit de cabine.

15 De cabine 6 is bij voorkeur voorzien van een linker en een rechter deur 26, 26' aan weerszijden van de cabine 6.

De vakman begrijpt dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en 20 dat veel modificaties en varianten denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding dat enkel bepaald wordt door het hierna volgende conclusies.

Claims

1. Mobiele inrichting omvattende een gestel (1), een met het gestel verbonden werkarm, een cabine (6) met één of meer 5 cabinezittingen, aandrijfmiddelen (3) ingericht voor het aandrijven van de mobiele inrichting en/of van de werkarm, en ten minste één tank, met het kenmerk, dat de ten minste één tank onder de één of meer cabinezittingen is gepositioneerd; 10 dat de aandrijfmiddelen (3) een motor omvatten, die gezien in de rijrichting, achter de ten minste één tank gepositioneerd is; en dat, gezien in de breedterichting (B), aan beide zijden van de motor één of meer hydraulische pompen (7), generatoren of 15 elektrische motoren zijn gemonteerd.

2. Mobiele inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ten minste één tank een eerste tank (4) en een tweede tank (5) omvat, welke eerste en tweede tank, gezien in een 20 breedterichting (B) loodrecht op een voorwaartse rijrichting (R) van de mobiele inrichting, naast elkaar en op een afstand van elkaar zijn aangebracht op het gestel, onder de één of meer cabinezittingen.

3. Mobiele inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste tank (4) een tank voor hydraulische vloeistof is en dat de tweede tank (5) een brandstoftank is. 1 Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de cabine (6) een breedte heeft, en dat de één of meer cabinezittingen zich over in hoofdzaak de volledige breedte van de cabine uitstrekken.

5. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen (3) een motor of een motor met batterijpakket omvatten.

6. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel een hoofdgestel is.

7. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het gestel een subgestel is dat 10 draaibaar is ten opzichte van een hoofdgestel.

8. Mobiele inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de mobiele inrichting verder een draaikrans voor de rotatie van het subgestel ten opzichte van het hoofdgestel 15 omvat, en dat tussen de eerste en de tweede tank een draaikransmotor voor het aandrijven van de draaikrans gepositioneerd is.

9. Mobiele inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, 20 dat de mobiele inrichting een draaidoorvoer (10) omvat en dat de draaikransmotor (9), gezien in de rijrichting, achter de draaidoorvoer geplaatst is.

10. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de mobiele inrichting een ventielenblok (11) dat ingericht is voor het aansturen van de werkarm, omvat, en dat het ventielenblok, aan een zijkant van het gestel is gepositioneerd waarbij leidingwerk (12) naast het gestel en schuin onder een zijkant van de cabine 30 loopt. 1 Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de mobiele inrichting een filtersysteem (13) voor de uitlaatgassen van de aandrijfmiddelen omvat, welk filtersysteem, gezien in de rijrichting, aan een achterzijde van de cabine gemonteerd is. 5

12. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de mobiele inrichting een airconditioningsysteem en een condensor (14) voor het koelen van het airconditioningsysteem omvat, en dat de condensor 10 (14) gezien in de rijrichting (R), aan een achterzijde van de cabine gemonteerd is.

13. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op het gestel een subframe 15 (15) met een opstaand deel is gemonteerd, aan welk opstaand deel de achterzijde van de cabine ophangbaar is.

14. Mobiele inrichting volgens conclusie 13 wanneer afhankelijk van conclusie 11 en/of 12, met het kenmerk, dat 20 het filtersysteem en/of de condensor is gemonteerd op het subframe (15).

15. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op het gestel (1), gezien 25 in de rijrichting, in hoofdzaak achter de cabine, een achter-subframe (25) is gemonteerd, op welk achter-subframe de motor (3) met pompen (7) en koelpakket (16) zijn gemonteerd.

16. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gezien in de rijrichting, aan een voorzijde van het gestel een aanlegvlak met openingen (17) is gevormd, en dat de cabine voorzien is van luchtkanalen van een airconditioningsysteem, welke luchtkanalen aansluiten op de openingen bij het dichtvouwen van de cabine op het gestel.

17. Mobiele inrichting omvattende een gestel (1), een met het gestel verbonden werkarm, een cabine (6) met een bestuurderszitplaats en met een achterzijde die gezien in een voorwaartse rijrichting (R) van de mobiele inrichting achter de bestuurderszitplaats is gelegen, aandrijfmiddelen 10 (3) ingericht voor het bewegen van de mobiele inrichting en/of de werkarm, en een motorkap die beweegbaar is tussen een open en een gesloten stand, om toegang te verschaffen tot de aandrijfmiddelen, met het kenmerk, dat de motorkap scharnierend gemonteerd is via een draaipunt aan de 15 achterzijde van de cabine, een en ander zodanig dat de motorkap van de cabine weg en van de aandrijfmiddelen weg naar boven toe scharnierbaar is.

18. Mobiele inrichting volgens conclusie 17, met het 20 kenmerk, dat het draaipunt voorzien is bovenaan de achterzijde.

19. Mobiele inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat het draaipunt voorzien is aan de bovenzijde en 25 achterzijde van een subframe (15) met opstaand deel waartegen een achterzijde van de cabine rust.

20. Mobiele inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat het draaipunt voorzien is op een motorsubframe 30 dat de motor draagt.

21. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een beschermkap (20) wegneembaar aangebracht is schuin achter en onder de aandrijfmiddelen, gezien in de rijrichting.

22. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat de cabine scharnierend gemonteerd is ten opzichte van het gestel, rond een draaipunt dat gelegen is aan de voorzijde van de cabine, zodanig dat de cabine, gezien in de rijrichting, naar voren kan scharnieren. 10

23. Mobiele inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat een pompbediening (21) is voorzien voor het scharnieren van de cabine, gezien in de rijrichting, aan een linker- of rechter voorzijde van de cabine, op het gestel. 15

24. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een of meerdere stopcontacten (22) zijn aangebracht, gezien in de rijrichting, aan een zijkant van het gestel schuin onder de 20 cabine.

25. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de cabine en onder de cabine wegneembaren zijkappen (23) 25 aangebracht zijn.

26. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan een voorkant van het gestel, aan ten minste één zijde elektronica componenten 30 (24) zijn gemonteerd welke kunnen worden bekeken en worden onderhouden vanuit de cabine.

27. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de cabine is voorzien van een linker en een rechter deur (26, 26') aan weerszijden van de cabine. 5