NL2002749C2 - Liftsteekwagen. - Google Patents

Description

Liftsteekwagen Gebied van de uitvinding 5 De uitvinding heeft betrekking op een steekwagen met een frame voorzien van een hoofdzakelijk verticale geleider, een tweetal nabij een onderzijde van de geleider gelegen wielen die rond een dwarsas roteerbaar zijn, een nabij een bovenzijde van de geleider gelegen handgreep, een hefmrichting met een langs de geleider beweegbaar heforgaan en een met het heforgaan verbonden hefaandrijving voor verplaatsing van 10 het heforgaan, een motor voor aandrijving van de wielen en een met de wielen samenwerkende rem voor het blokkeren van de wielrotatie, waarbij is voorzien in een via de handgreep te bedienen besturinginrichting voor het aan- en uitschakelen van de hefaandrijving en van de motor.

15 Achtergrond van de uitvinding

Een dergelijke steekwagen is bekend uit ES 2 188 308. In deze publicatie wordt een steekwagen beschreven met een aangedreven hefplateau en een elektromotor voor de voortstuwing. De elektromotor werkt als een rem wanneer de bekende steekwagen een 20 helling afdaalt. Bij het heffen is de steekwagen stationair met een rechthoekig frame op de ondergrond afgesteund, zodanig dat de verticale geleider loodrecht op deze ondergrond is uitgericht.

De bekende steekwagen heeft als nadeel dat bij het heffen het frame van de steekwagen 25 in de verticale stand dient te worden gebracht. Manoeuvreren van een opgeven last is met de bekende wagen niet mogelijk.

US 2007/007051 beschrijft een steekwagen die elektrisch wordt aangedreven bij een constante snelheid die onafhankelijk is van de helling en de getilde last. Een 30 aangedreven hefplateau wordt niet beschreven.

2

Uit JP 2002 087269 is een aandrijving voor een steekwagen bekend waarbij de motor vrij roteert wanneer de steekwagen wordt voortgeduwd en waarbij de motor wordt geblokkeerd wanneer door de bedieningspersoon aan de steekwagen wordt getrokken 5 om deze af te remmen. Een aangedreven hefwerking wordt niet beschreven.

GB 2 362 372 beschrijft een steekwagen met een via een vijzel hydraulisch aangedreven hefplateau en een aandrijving die ter voortstuwing van de steekwagen de wielen in rotatie aandrijft.

10

Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding beoogt te voorzien in een steekwagen voor het op aangedreven wijze heffen van lasten, waarbij op gemakkelijke wijze een last kan worden opgetild terwijl 15 het frame door de bedieningspersoon onder een hoek met de verticaal wordt gehouden, zonder dat op de bedieningspersoon grote krachten of momenten worden uitgeoefend.

Het is tevens een doel van de uitvinding te voorzien in een steekwagen waarmee door een bedieningspersoon de geheven last zonder krachtsinspanning kan worden 20 gemanoeuvreerd naar een last-afgifte positie.

Hiertoe is de steekwagen volgens de uitvinding gekenmerkt doordat in een onderste rijdstand van het heforgaan de rem is vrijgegeven en bij verplaatsing van het heforgaan van de onderste rijdstand naar een hefpositie, de rem wordt ingeschakeld, waarbij de 25 wielen via de motor met een positioneringsnelheid aandrijfbaar zijn.

Doordat bij het aangedreven heffen van een last, die bijvoorbeeld tot 100 kg zwaar kan zijn, langs het frame van de steekwagen, de rem wordt ingeschakeld bij bereik van een relatief geringe hefhoogte, heeft de steekwagen niet langer de neiging om op 30 ongecontroleerde wijze voomit of achteruit te gaan rijden zodra de last een hogere positie bereikt. Dit laatste leidt er bij bekende steekwagens met hefftmetie toe dat de bedieningspersoon de wagen met grote kracht in bedwang moet houden.

3

In de onderste stand van het heforgaan zijn de wielen ofwel vrijgegeven voor een handmatige voorstuwing of kunnen zij, bijvoorbeeld elektrisch, worden aangedreven met een in te stellen verplaatsingssnelheid. Hierbij loopt de bedieningspersoon achter de steekwagen en houdt hij deze vast aan een beugel of T-vormige handgreep nabij de 5 bovenzijde van het frame, dat zich onder een hoek met de verticaal bevindt. Als de bedieningspersoon de positie bereikt heeft waar de last dient te worden neergezet, kan hij via een aan de handgreep bevestigd deel van de besturingsinrichting, zoals een knop, de hefaandrijving activeren, zodat de last omhoog wordt getild. Hierbij wordt de rem geactiveerd, zodat de wielrotatie is geblokkeerd, en wordt voorkomen dat de door 10 de bedieningspersoon onder een hoek gehouden steekwagen naar voren of naar achteren schiet. Bij een opgeheven stand van de last kan de bedieningspersoon via de handgreep de motor activeren om de wielen, die nog steeds worden afgeremd, aan te drijven met een relatief geringe positioneringssnelheid. Hierdoor kan met de steekwagen, die op gecontroleerde wijze geremd wordt aangedreven, een 15 fijnpositionering van de geheven last plaats vinden en kan de last nauwkeurig in de gewenste stand worden neergelaten.

Het is mogelijk dat de wielen vrijlopen in de laag gelegen rijdstand van het heforgaan zodat de steekwagen door handkracht wordt voortgestuwd. In de hefstand kan de motor 20 worden geactiveerd om de wielen te remmen en op commando, met een geringe positioneringssnelheid vooruit of achteruit te roteren.

Het is tevens mogclijk dat dc motor dc wielen aandrijft in de rijdstand met een relatief hoge verplaatsingsnelheid en dat de motor in de hefstand de wielen blokkeert en/of 25 geremd aandrijft met een geringe positioneringsnelheid.

Het is mogelijk dat de motor en de rem afzonderlijke onderdelen zijn of dat de motor en de rem zijn geïntegreerd waarbij de motor tevens een remfunctie vervult.

30 In een uitvoeringsvorm van een steekwagen volgens de uitvinding omvat de reminrichting de motor alsmede ten minste een met de motor verbonden roteerbare rol die aangrijpt op een buitenomtrek van ten minste een wiel, welke rol is bevestigd aan een zwenkbare arm om de rol te verplaatsen tussen een aangrijpstand waarin de rol 4 tegen de buitenomtrek van het ten minste ene wiel aanligt en een vrijgavestand waarin de rol zich op een afstand van de buitenomtrek van het wiel bevindt.

Een dergelijke rolaandrijving kan gemakkelijk worden gemonteerd en is als 5 geïntegreerde unit op de markt verkrijgbaar voor de aandrijving van bijvoorbeeld caravans van Truma. Door de rolaandrijving kan een relatief eenvoudige en een bedrijfszekere afremming worden verkregen op de buitenomtrek van het wiel en kan het wiel met een geringe positioneringssnelheid worden aangedreven.

10 De rol kan zijn verbonden met de onderzijde van een in hoofdzaak verticaal gerichte zwenk arm die kantelbaar rondom een parallel aan de dwarsas gelegen kantelas is verbonden met het frame, waarbij een trek- of duworgaan enerzijds is verbonden met de zwenkarm en anderzijds op een hoger gelegen positie op het frame, waarbij in een evenwichtstand een langsrichting van het trek- of duworgaan zich door de zwenkas 15 uitstrekt. In een enerzijds van de evenwichtsstand gelegen remstand van het trek- of duworgaan, levert het trek- of duworgaan een moment op de zwenkarm dat de rol tegen het wiel duwt en in een anderzijds van de evenwichtstand gelegen rijdstand van het trek- of duworgaan levert dit trek- of duworgaan een moment op de zwenkarm dat de rol van het wiel af duwt.

20

Door een trek- of drukveer, zoals een gasveer, nabij de evenwichtsstand te bevestigen aan de zwenkarm, kunnen gemakkelijk twee standen van de aan de zwenkarm verbonden rol worden bereikt door de veer naar een van de zijden van de evenwichtsstand te duwen. De hefarm kan zijn voorzien van een boven de kantelas 25 gelegen eerste stoter en een onder de kantelas gelegen tweede stoter, waarbij een met het heforgaan verbonden geleider bij een opgaande hefbeweging aangrijpt op de eerste stoter om de zwenkarm voorbij zijn evenwichtstand naar de remstand te duwen, en bij een neergaande beweging aangrijpt op de tweede stoter om de zwenkarm voorbij zijn evenwichtsstand naar de rijdstand te duwen.

In een uitvoeringsvorm van een steekwagen volgens de uitvinding wordt de rol via een wormoverbrenging door de motor aangedreven. Hierdoor wordt een geremde aandrijving verkregen.

30 5

Nabij de onderzijde van het frame kan aan een achterzijde een voetbeugel zijn voorzien om door plaatsing van een voet van de bedieningspersoon het frame van de steekwagen van een verticale naar een hellende stand te brengen.

5

In een uitvoeringsvorm is de hefmrichting in verticale richting tot een onderste optilstand, voorbij de wielen verplaatsbaar. Hierdoor kan bij afsteuning van de hefmrichting op een ondergrond, het frame met de wielen, de motor en de handgreep omhoog worden geduwd, bijvoorbeeld om op een verhoging of achter in een voertuig 10 te kunnen worden geplaatst.

De hefinrichting kan via een cilinder en een katrol- en kabelstelsel worden aangedreven in zowel een opwaartse hefrichting als in een neerwaartse duwrichting. Het kabelsysteem kan op voordelige wijze samenwerken met een dubbelwerkende cilinder 15 die is verbonden met een drietal hefkatrollen, waarbij een bovenste katrol vast aan een bovenzijde van het frame is bevestigd, een onderste katrol vast aan een onderzijde van het frame is bevestigd en een middelste katrol vast met het frame tussen het bovenste en onderste katrol is bevestigd, waarbij een enkele kabel verloopt van een bevestigingspunt op het heforgaan, via een eerste buitenste hefkatrol naar het middelste 20 vaste katrol, naar een tweede buitenste hefkatrol, via het heforgaan naar het onderste vaste katrol, en van daar uit via het bovenste vaste katrol, naar het middelste hefkatrol naar een bovenste bevestigingspunt. Op deze wijze kan met een enkele kabel zowel een hefwerking van het heforgaan als een opduwwerking worden verkregen.

25 Korte beschrijving van de tekeningen

Een uitvoeringsvorm van een steekwagen volgens de uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont: 30 Fig. 1 een perspectivisch achteraanzicht van een steekwagen volgens de uitvinding,

Fig. 2 een zijaanzicht van de steekwagen volgens fig. 1 met het heforgaan in de rijdstand, 6

Fig. 3 een zijaanzicht van de steekwagen volgens fig. 1 met het heforgaan in de hefstand,

Fig. 4 een perspectivisch achteraanzicht van een onderzijde van de steekwagen volgens fig· 1, en 5 Fig. 5 een overzicht van het hefsysteem volgens de uitvinding met een dubbelwerkende cilinder en een enkele kabel.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding 10 Fig. 1 toont een steekwagen 1 met een verticaal frame 2. Nabij een bovenzijde 3 is het frame 2 voorzien van een handgreep 4. Nabij een onderzijde 5 is het frame 2 voorzien van twee wielen 7,9 die ieder roteerbaar zijn rond een dwarsas 10. Het frame 2 heeft twee verticale geleiderails 12,13 waarlangs zich een loopwagen 14 op een neer kan bewegen via (in de figuren niet getoonde) geleidewielen met daaraan bevestigd een 15 laadplateau 15. De steekwagen 2 is verrijdbaar via de wielen 7,9 en wordt in evenwicht gehouden door een bedieningspersoon door middel van de handgreep 4.

In de rijdstand bevindt het laadplateau 15 zich in de laagste positie, zoals getoond in fig. 2, en kunnen de wielen 7,9 vrij om hun as 10 roteren. Hierdoor kan in deze positie een last met de loopsnelheid van de bedieningspersoon worden voortbewogen op een 20 wijze zoals dat met een gebruikelijke steekwagen ook plaatsvindt. Een aan de achterzijde gelegen voetbeugel 16 kan dan gebruikt worden om de steekwagen achterwaarts te kantelen, waardoor de last in evenwicht op de steekwagen 2 kan rusten en de steekwagen door de bedieningspersoon kan worden verreden, 25 Het heforgaan van de steekwagen, dat de loopwagen 14 en het laadplateau 15 omvat, wordt door middel van elektrisch uitschuifbare cilinder 17 via een staalkabel en driedelige hefkatrol 51,52,53 (zie fig.5) omhoog bewogen om lasten te kunnen heffen. De elektrische energie voor het aandrijven van de cilinder 17 wordt verkregen uit accu’s 18,19. Via schakelaars 21, 22 op de handgreep 4 worden commando’s voor 30 heffen en neerlaten van het laadplateau toegevoerd aan een besturingseenheid 24 via welke de op en neerbeweging van de cilinder 17 wordt aangestuurd.

7

Verder omvat de steekwagen 1 volgens de uitvinding een remsysteem 25 met twee rollen 26,27 die zijn bevestigd aan een zwenkarm 28. De rollen 26,27 worden via een wormoverbrenging 29 aangedreven door een elektromotor 30 die met de wormoverbrenging is opgehangen aan de zwenkarm 28. De motor wordt aangestuurd 5 in toerental en draairichting via de besturingseenheid 24, die van de bedieningspersoon via de handgreep 4 commando’s ontvangt. De zwenkarm 28 is zwenkbaar om een kantelas 32 (zie fig. 2) die parallel is aan de dwarsas 10 tussen een rijdstand die wordt getoond in fig. 2 en een remstand die wordt getoond in fig. 3. De zwenkarm 28 wordt aangedreven door een drukveer 34.

10

De kanteling van de zwenkarm 28 wordt bij een opwaartse beweging van de loopwagen 14 en van het laadplateau 15 geactiveerd door een pal 36 die is bevestigd aan de loopwagen 14 en die een aan de zwenkarm 28 bevestigde bovenste stoter 35 naar achteren duwt. Hierdoor wordt de zwenkarm in de richting van de klok gezwenkt en 15 wordt de drukveer 34 zich door zijn evenwichtssituatie, waarbij de lengterichting van de drukveer 34 door de kantelas 32 verloopt, geduwd zodat deze zich kan strekken en de rollen 27, 28 tegen de buitenomtrek 38 van de wielen 7,9 duwt, zoals getoond in fig.

3. Bij een neergaande beweging van het laadplateau 15 passeert de aan de loopwagen 14 bevestigde pal 36 een onderste stoter 39 van de zwenkarm 28, zodat de zwenkarm 20 28 tegen de richting van de klok in wordt gekanteld en de drukveer 34 door zijn evenwichtsstand naar een rijdstand wordt gebracht, waarin de rollen 26,27 vrij lopen van de buitenomtrek 38 van de wielen 7,9 zoals getoond in fig. 2.

Zoals getoond in fig. 2 en fig. 4 is een bovenzijde 40 van de drukveer 34 zwenkbaar 25 bevestigd aan de geleiderails 12 van het frame, en is deze met een onderzijde 41 zwenkbaar bevestigd aan een bovenste uiteinde 43 van de zwenkarm 28. In de getoonde rijdstand in fig. 2 en fig. 4, duwt de drukveer 34 de zwenkarm 28 tegen de klok in rondom de kantelas 32, zodat de rollen 26,27, die aan een onderste uiteinde 44 van de zwenkarm 28 zijn bevestigd, van de buitenomtrek 38 de wielen 8, 9 wordt af 30 bewogen. De stand van de zwenkarm 28 is begrensd in de rijdstand doordat een pal 42 aanslaat tegen geleiderails 13 van het frame 2.

8

Zodra het laadplateau 15 iets geheven wordt, bijvoorbeeld 5-10 cm, kantelt de zwenkarm 28 in de richting van de klok, rondom de kantelas 32, vanuit de rijdpositie in fig. 2 naar de rempositie in fig. 3. De rollen 26, 27 worden dan door de drukveer 34 op de buitenomtrek 38 van de wielen 7,9 geduwd. Dit wordt geïnitieerd door de schuine 5 nok 36 (zie fig. 1) die aan loopwagen 14 is bevestigd en die de bovenste stoter 35 verdringt. De rempositie die wordt getoond in fig. 3 blijft ingeschakeld zolang het hefplateau 15 zich in een hefpositic bevindt.

De remwerking wordt geleverd door de rollen 26, 27 die via een as 23 gekoppeld zijn 10 aan wormwielaandrijving 29. Deze wormwielaandrijving kan niet via de zijde van de rollen 26,27 en de as 28 worden aangedreven en verhindert dat iedere van deze kant komende kracht de wormoverbrenging in beweging te zet, terwijl rotatie van de as van de elektromotor 30 wel door de wormwieloverbrenging op de rollen 26, 27 wordt overgebracht (eigenschap van een wormwielkast.) Met de elektromotor 30 kan de 15 wormoverbrenging 29 van de andere kant wel worden aangedreven om zodoende een gecontroleerde voor- of achterwaartse beweging van de steekwagen in de hefstand te verkrijgen. De elektrische aandrijving vindt plaats door de energie uit de accu’s 18, 19 via de omschakelaar 2Γ en via de besturingseenheid of systeemkast 24 naar de elektromotor 30 te sturen. Door de schakelaar 21’ om te polen kan door de 20 bedieningspersoon de aandrijfrichting tussen voorwaarts en achterwaarts worden gewisseld.

Zodra het hefplateau 15 weer in de onderste positie wordt geplaatst, zorgt pal 36 (zie fig. 1) er voor dat onderste stoter 39 neerwaarts wordt geduwd en de zwenkarm 28 25 tegen de klokrichting in wordt gekanteld zodat het remsamenstel weer in de rustpositie terugkomt tegen de kracht van de gasveer 34 in. Zodra gasveer 34 door het dode punt heen is zorgt deze gasveer 34 er voor dat de zwenkarm 28 stevig in de rustpositie wordt vastgehouden. De pal 42 begrenst de slag door af te steunen tegen de geleiderails 13 van het hoofdframe 2 en is zo afgesteld dat de rollen 26,27 net volledig vrij zijn van de 30 wielen 7,9.

9

De steekwagen volgens de uitvinding heeft de mogelijkheid van het heffen van lasten, maar kan zich ook zelf via het hefplateau 15 opdrukken vanaf een ondergrond zodat het frame 2 wordt opgetild om zo de bedieningspersoon te helpen de steekwagen op een hoger niveau te plaatsen, bijvoorbeeld in de laadruimte van een voertuig. Hiertoe is de 5 steekwagen uitgerust met een dubbelwerkende elektrische uitschuifbare cilinder 17, maar ook een dubbelwerkend kabelsysteem. De werking hiervan is getoond in figuur 5.

Het hefsysteem 50 omvat een drietal hefkatrollen 51, 52,53 die in een katrolhouder 65 zijn bevestigd op de zuigerstang 54 van de hefcilinder 17. Bij het heffen strekt de 10 zuigerstang 54 zich in opwaartse richting en trekken de buitenste hefkatrollen 51,53 aan de twee kabeldelen 55, 56. Een middelste katrol 57 is vast verankerd aan het frame 2 van de steekwagen en verdeelt de heflast gelijkelijk over de twee kabeldelen 55,56. Deze kabeldelen 55,56 zijn beide bevestigd aan het samenstel van loopwagen/laadplateau 14,15 door middel met kabelklemmen 58. Via een onderste 15 katrol 59, dat vast aan de steekwagen is verbonden, strekt het kabeldeel 60 zich in verticale richting uit naar een bovenste katrol 61. Dit bovenste katrol 61 is eveneens vast verbonden met het frame 2. De kabel wordt rondom het bovenste katrol 61 geleid, waarbij kabeldeel 63 zich rondom het middelste hefkatrol 52 uitstrekt en terug loopt naar katrol 61. Kabeldeel 63 is aan de bovenzijde verbonden met een bevestigingsoog 20 64 van de katrol 61, welke vast is verbonden met het frame 2.

De kabeldelen 55,56 die in fïg. 5 zijn aangeduid met de letter h zijn de delen die gespannen zijn bij het heffen. De kabeldelen vormen een enkele kabel uit ccn stuk.

25 Bij het zakken trekt zuigerstang 54 (bij voorbeeld d.m.v. een elektromotor) aan de middelste hefkatrol 52 van katrolhouder 65. Het kabeldeel 63 dat is vastgeklemd aan het oog 64 van bovenste katrol 61, welke katrol vast is verankerd aan de bovenzijde van het frame 2, trekt via hefkatrol 52 en onderste katrol 59, welke is bevestigd aan de onderzijde van het frame 2, aan het samenstel van loopwagen 14 en laadplateau 15 30 zodat dit plateau in zich met kracht neerwaarts tegen een ondergrond kan afzetten. De kabeldelen 60, 62 en 63 die bij het zakken zijn aangespannen zijn in fïg. 5 aangeduid met de letter z. Wanneer het plateau 15 zich afzet tegen een ondergrond wordt hierdoor het frame 2 opwaarts verplaatst ten opzichte van het plateau 15, zodat dit frame 10 (widen, elektromotor, geleiderails en handgreep) wordt opgetild naar een hoger niveau, en daar kan worden neergezet zonder dat de bedieningspersoon de last van de steekwagen hoeft te tillen en deze slechts in evenwicht hoeft te houden.

5 10 15 20 25 30

Claims (11)

1. Steekwagen (1) met een frame (2) voorzien van een hoofdzakelijk verticale geleider (12,13), een tweetal nabij een onderzijde van de geleider gelegen wielen (7,9) 5 die rond een dwarsas (10) roteerbaar zijn, een nabij een bovenzijde (3) van de geleider gelegen handgreep (4), een hefinrichting met een langs de geleider beweegbaar heforgaan (14,15) en een met het heforgaan verbonden hefaandrijving (17,54,65) voor verplaatsing van het heforgaan, een motor (30) voor aandrijving van de wielen (7,9) en een met de wielen samenwerkende (26,27,34) rem voor het blokkeren van de 10 wielrotatie, waarbij is voorzien in een via de handgreep te bedienen besturinginrichting (24) voor het aan- en uitschakelen van de hefaandrijving (17,54,65) en van de motor (30), met het kenmerk, dat in een onderste rijdstand van het heforgaan (14,15) de rem (26,27,34) is vrijgegeven en bij verplaatsing van het heforgaan van de onderste rijdstand naar een hefpositie, de rem wordt ingeschakeld, waarbij de wielen (7,9) via de 15 motor (30) met een positioneringsnelheid aandrijfbaar zijn.

2. Steekwagen (1) volgens conclusie 1, waarbij de motor (30) in de rijdstand van het heforgaan de wielen (7,9) kan aandrijven met een verplaatsingsnelheid die hoger is dan de positioneringssnelheid. 20

3. Steekwagen (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de rem (26,27,34) de motor (30) omvat alsmede ten minste een met de motor verbonden roteerbare rol (26,27) die aangrijpt op een buitenomtrek (38) van ten minste een wiel (7,9), welke rol is bevestigd aan een zwenkbare arm (28) om de rol te verplaatsen tussen een aangrijpstand waarin 25 de rol tegen de buitenomtrek (38) van het ten minste ene wiel aanligt en een vrijgavestand waarin de rol zich op een afstand van de buitenomtrek (38) van het ten minste ene wiel (7,9) bevindt.

4. Steekwagen volgens conclusie 3, waarbij de rol (26,27) is verbonden met de 30 onderzijde (44) van een in hoofdzaak verticaal gerichte zwenkarm (28) die kantelbaar rondom een parallel aan de dwarsas gelegen kantelas (32) is verbonden met het frame (2), waarbij een trek- of duworgaan (34) enerzijds is verbonden met de zwenkarm (28) en anderzijds op een hoger gelegen positie (40) op het frame, waarbij in een evenwichtstand een langsrichting van het trek- of duworgaan zich door de kantelas (32) uitstrekt, in een enerzijds van de evenwichtsstand gelegen remstand van het trek- of duworgaan (34), dit duworgaan een moment levert op de zwenkarm (28) dat de rol (26,27) tegen het wiel (7,9) en in een anderzijds van de evenwichtstand gelegen 5 rijdstand van het trek- of duworgaan (34), dit trek- of duworgaan een moment levert op de zwenkarm (28) dat de rol (26,27) van het wiel (7,9) af duwt.

5. Steekwagen (1) volgens conclusie 3, waarbij het heforgaan (14,15) is voorzien van een boven de kantelas (32) gelegen eerste stoter (35) en een onder de kantelas 10 gelegen tweede stoter (39), waarbij een met het heforgaan verbonden geleider (36) die bij een opgaande hefbeweging aangrijpt op de eerste stoter (35) om de zwenkarm (28) voorbij zijn evenwichtstand naar de remstand te duwen, en die bij een neergaande beweging aangrijpt op de tweede stoter (39) om de zwenkarm voorbij zijn evenwichtsstand naar de rijdstand te duwen. 15

6. Steekwagen (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de rol (26,27) via een wormoverbrenging (29) wordt aangedreven door de motor (30).

7. Steekwagen (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de handgreep 20 (4) een hefschakelaar (21,22) en een rij dschaklaar (21 ’) omvat.

8. Steekwagen volgens (1) een der voorgaande conclusies, waarbij nabij de onderzijde van het frame aan een achterzijde een voctbcugcl (16) is voorzien.

9. Steekwagen (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de hefinrichting (14,15) in verticale richting tot een onderste optilstand, voorbij de wielen (7,9) verplaatsbaar is.

10. Steekwagen (1) volgens conclusie 9, waarbij de hefinrichting via een cilinder 30 ('17,54) en een katrol- en kabelstelsel (51,52,53,55,56,57,59,60,61,62,63) wordt aangedreven in zowel een opwaartse hefrichting als een neerwaartse duwrichting.

11. Steekwagen volgens conclusie 10, waarbij de cilinder (17,54) is verbonden een drietal hefkatrollen (51,52,53), waarbij een bovenste katrol (61) vast aan een bovenzijde van het frame is bevestigd, een onderste katrol (59) vast aan een onderzijde van het frame is bevestigd en een middelste katrol (57) vast met het frame tussen het 5 bovenste en onderste katrol is bevestigd, waarbij een enkele kabel verloopt van een bevestigingspunt op het heforgaan (14,15), via een eerste buitenste hefkatrol (51) naar het middelste vaste katrol (57), naar een tweede buitenste hefkatrol (53), via het heforgaan (15) naar het onderste vaste katrol (59), en van daar uit via het bovenste vaste katrol (61), naar het middelste hefkatrol (52) naar een bovenste bevestigingspunt 10 (64). 15 20 25 30