NL193809C - Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal. - Google Patents

Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal. Download PDF

Info

Publication number
NL193809C
NL193809C NL8200283A NL8200283A NL193809C NL 193809 C NL193809 C NL 193809C NL 8200283 A NL8200283 A NL 8200283A NL 8200283 A NL8200283 A NL 8200283A NL 193809 C NL193809 C NL 193809C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
information
recording
read
digital
Prior art date
Application number
NL8200283A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193809B (nl
NL8200283A (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8200283A publication Critical patent/NL8200283A/nl
Publication of NL193809B publication Critical patent/NL193809B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193809C publication Critical patent/NL193809C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/87Regeneration of colour television signals
    • H04N9/89Time-base error compensation
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/91Television signal processing therefor
    • H04N5/92Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N5/926Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback by pulse code modulation
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/80Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N9/804Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback involving pulse code modulation of the colour picture signal components
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/87Regeneration of colour television signals
    • H04N9/88Signal drop-out compensation
    • H04N9/888Signal drop-out compensation for signals recorded by pulse code modulation

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)
  • Digital Magnetic Recording (AREA)

Description

1 193809
Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal
De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal op, respectievelijk uit, een registratiemedium, door middel van een opneemsectie met een omzetter voor 5 omzetting van het informatiesignaal in een digitaal signaal en met een meervoudige transducent voor gelijktijdige opname van het digitale informatiesignaal volgens ten minste drie onderling evenwijdige registratiesporen zonder tussengelegen beschermingsbanden op het registratiemedium onder toepassing van onderling verschillende azimuth-hoeken voor aangrenzende registratiesporen, respectievelijk door middel van een weergeefsectie met een meervoudige transducent voor uitlezing van het digitale informatie-10 signaal uit de ten minste drie onderling evenwijdige registratiesporen, waarbij de weergeefsectie is voorzien van verwerkingsmiddelen voor het verwerken van het uitgelezen signaal.
Een dergelijk stelsel wordt beschreven in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 8006424 van dezelfde aanvraagster, waarin een gedigitaliseerd signaal over een aantal informatiekanalen verdeeld wordt, waarbij elk informatiekanaal is aangesloten op een eigen magneetkop voor het optekenen 15 van de informatie op een magneetband. De opslag vindt plaats in parallelle, direct op elkaar aansluitende, schuin op de looprichting van de magneetband staande sporen, waarbij de informatie in opeenvolgende sporen met verschillende azimuth-hoeken opgetekend wordt en per spoor wordt voorzien van een identificatiecode.
Een bezwaar van een dergelijk stelsel is dat de informatie van ieder kanaal een afzonderlijke bewerking 20 dient te ondergaan, waardoor de totale apparatuur betrekkelijk gecompliceerd en kostbaar wordt. Zo wordt bijvoorbeeld de eenheid, welke dient voor de herverdeling van de tijdens speciale signaalweergave, waarbij iedere magneetkop een aantal registratiesporen bestrijkt, uitgelezen signalen over de juiste kanalen zeer gecompliceerd. Bij een dergelijke gecompliceerde apparatuur blijkt bovendien het onderhoud of controle van de goede werking moeilijk en met problemen te verlopen.
25 Voorts is een bezwaar dat bij verschillende videobandapparaten met een in meer of mindere mate verschillende gecompliceerdheid, waarbij gebruik wordt gemaakt van een voor dergelijke verschillende videoapparaten gemeenschappelijk weergeefbewerkingsapparatuur, de desbetreffende weergeefbewerkings-apparatuur zodanig uitgevoerd dient te zijn, dat ook met de videobandapparaten van zeer gecompliceerde uitvoering opgenomen signalen door de apparatuur kunnen worden verwerkt. Een videobandapparaat van 30 betrekkelijk eenvoudige uitvoering, zoals veelal gebruikt voor elektronische nieuwsgaring, kan bijvoorbeeld met een geringer aantal kanalen werken dan een normaal videobandapparaat, dat op zijn beurt met een geringer aantal kanalen kan werken dan een videobandapparaat van gecompliceerde uitvoering. Indien bij . dergelijke verschillend uitgevoerde videobandapparaten een gemeenschappelijke apparatuur voor verwerking van de uitgelezen signalen dient te worden toegepast, dient deze apparatuur te zijn uitgerust met 35 schakelingen, welke in staat zijn om bij een videobandapparaat van de meest gecompliceerde uitvoering te worden gebruikt. Indien een dergelijk videobandapparaat bijvoorbeeld met zestien kanalen werkt, dient voor juiste scheiding en herverdeling van de verschillende kanalen bij speciale signaalweergave een betrekkelijk gecompliceerde eenheid te worden toegepast, waaraan bij uitleesverwerking van door middel van een videobandapparaat van eenvoudige uitvoeringsvorm opgenomen signalen in wezen geen behoefte bestaat, 40 doch in het veronderstelde geval niet kan worden ontkomen.
De uitvinding beoogt hierin verbetering te brengen en een stelsel, voor opname en weergave van een in digitale vorm gebracht videosignaal te verschaffen, waarbij de hiervoor genoemde problemen zich niet voordoen.
De uitvinding vertoont hiertoe het kenmerk, dat de weergeefsectie is voorzien van rangschikmiddelen 45 voor rangschikking van het uitgelezen digitale informatiesignaal volgens ten minste twee groepen welke ieder slechts dié delen van het uitgelezen digitale informatiesignaal, welke met eenzelfde azimuth-hoek zijn opgenomen, en delen, welke met een andere azimuth-hoek dan signaaldelen van ten minste één andere groep zijn opgenomen, bevatten, en voorts de verwerkingsmiddelen (52-72) het uitgelezen gerangschikte digitale informatiesignaal afzonderlijk groepsgewijs verwerken.
50
De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de tekening van enige uitvoeringsvormen. In de tekening toont, respectievelijk tonen: figuur 1 een schematische weergave ter verduidelijking van de opname van een digitaal videosignaal volgens onderling evenwijdige registratiesporen met beschermingsbanden tussen aangrenzende sporen; 55 figuur 2 een grafiek van de overspraakverschijnselen; figuren 3A en 3B enige schematische weergaven van de aftasting van registratiesporen door een magneetkop; 193809 2 figuren 4A-4D enige golfvormen ter verduidelijking van digitale code-omzetformaten; figuur 5 een grafiek van het frequentieverdelingsspectrum voor de verschillende formaten volgens de figuren 4A-4D; figuur 6 een grafiek van het frequentieverdelingsspectrum, waaruit de afname van de laagfrequente 5 componenten ingeval van een 8/10-bits code-omzetting naar voren komt; figuur 7 een blokschema van de opneemsectie van een digitaal videobandapparaat volgens de onderhavige inzichten; figuur 8 een blokschema van een met de opneemsectie volgens figuur 7 complementaire weergeefsectie van een digitaal videobandapparaat; 10 figuren 9, 10 en 11 enige schematische weergaven ter verduidelijking van de digitalisering en de codering van een videosignaal; figuren 12, 13 en 14 enige schematische weergaven van de verdeling van signalen over respectieve kanalen bij de opneemsectie volgens figuur 7; figuur 15 een schematische weergave van de positie- en azimuth-hoekrelatie tussen de acht magneet-15 koppen van de respectieve opneem- en weergeefsecties volgens de figuren 7 en 8; figuur 16 een schematische weergave van een roteerbare magneetkopeenheid voor een digitaal videobandapparaat volgens de figuren 7 en 8, en figuur 17 een schematische weergave van een magneetband met registratiesporen, als genoemd door middel van de opneemsectie volgens figuur 7.
20
Figuur 1 toont een schematische weergave van drie onder toepassing van tussengelegen beschermings-banden op een magneetband gevormde registratiesporen 22, welke worden afgetast door een weergeef-magneetkop 20 met een effectieve breedte W, waarbij zich ter weerszijden van ieder registratiespoor 22 een franjefluxbreedte of randfluxbreedte AW/2 uitstrekt, welke op hier niet nader te beschrijven wijze een 25 bijdrage tot overspraakverschijnselen kan leveren.
In figuur 2 toont de kromme C-, de theoretische overspraakcomponent als functie van de frequentie bij een relatieve uitleesmagneetkopsnelheid van 25,59 m/sec voor een registratiesporenverdelingspatroon volgens figuur 1 met een spoorbreedte W = 40 pm en een beschermingsbandbreedte x = 20 pm. De kromme C, laat duidelijk zien, dat de overspraakverschijnselen voor laagfrequente componenten van een 30 uitgelezen videosignaal een aanzienlijke omvang hebben.
Het onderhavige stelsel is zodanig ingericht, dat het gedigitaliseerde kleurenvideosignaal wordt verdeeld over een aantal kanalen, waarbij de signalen van de verschillende kanalen door middel van respectievelijk aan die kanalen toegevoegde opneemmagneetkoppen worden opgenomen volgens aangrenzende, onderling evenwijdige en zich in schuine richting over een magneetband uitstrekkende registratiesporen, 35 zodanig, dat de langsranden van aangrenzende registratiesporen met elkaar in aanraking verkeren, dat wil zeggen zonder aanwezigheid van tussengelegen beschermingsbanden. De opname vindt voorts zodanig plaats, dat de bij signaalopname in aangrenzende registratiesporen toegepaste azimuth-hoeken van elkaar verschillen; de azimuth-hoek wordt daarbij voor ieder registratiespoor gedefinieerd als de hoek van de hoofdrichting van de luchtspleet van de voor vorming van het desbetreffende registratiespoor dienende 40 opneemmagneetkop enerzijds en een referentierichting anderzijds. Deze referentierichting wordt bijvoorbeeld gevormd door de registratiespoordwarsrichting. Bij voorkeur zijn de azimuth-hoeken Θ voor aangrenzende registratiesporen van gelijke grootte doch van tegengesteld teken, zoals bijvoorbeeld figuur 3A laat zien. Tijdens signaalweergave tasten weergeefmagneetkoppen met luchtspleten, welke dezelfde hoofdrichting als dié van de respectieve bijbehorende opneemmagneetkoppen hebben, de registratiesporen af 45 voor uitlezing van de videosignalen. Door toepassing van een dergelijke maatregel wordt als gevolg van het optredende azimuth-verlies een aanzienlijke vermindering van overspraakverschijnselen tussen aangrenzende registratiesporen verkregen. Het desbetreffende azimuth-verlies La, dat tijdens signaalweergave uit met onderling verschillende azimuth-hoeken gevormde, aangrenzende registratiesporen optreedt, kan worden weergegeven door: 50 yy sin tan Θ
La = 20 log —^- dB
ΊΓΐ3ηΘ 1 waarin Θ de azimuth-hoek als de hoek tussen de luchtspleet van een magneetkop 20 en de spoordwars-richting van een registratiespoor 22 vertegenwoordigt. Uit de zojuist vermelde relatie komt naar voren, dat het azimuth-verlies La bij een constante snelheid van een magneetkop 20 ten opzichte van de magneetband 3 193809 toeneemt met een daling van de golflengte λ, dat wil zeggen toeneemt met de frequentie van het opgenomen/uitgelezen signaal. In verband daarmede wordt het gedigitaliseerde videosignaal aan een zodanige code-omzetting onderworpen, dat de in het onderste gedeelte van het frequentiespectrum van het signaal gelegen componenten worden verminderd.
5 De krommen C2 en C3 tonen de voor de respectieve situaties volgens de figuren 3A en 3B in de praktijk verkregen overspraak als functie van de frequentie van het opgenomen/uitgelezen signaal.
Voor de bij het onderhavige stelsel toegepaste code-omzetting, welke is gericht op het verminderen van de in het gedigitaliseerde videosignaal voorkomende componenten van lage frequentie, wordt eerst verwezen naar figuren 4A-4D. Opgemerkt wordt, dat reeds verschillende vormen van code-omzetting 10 bekend zijn. Indien het aan de code-omzetting te onderwerpen digitale signaal bijvoorbeeld de gedaante volgens figuur 4A heeft, hetgeen ook wel wordt aangeduid als een NRZ-signaal (non-return-to-zero) kan het bijvoorbeeld worden omgezet in een tweefasig gecodeerd signaal volgens figuur 4B, een Miller-gecodeerd signaal volgens figuur 4C of een gemodificeerd-Miller-gecodeerd signaal (M2) volgens figuur 4D. Figuur 5 toont de frequentiespectra van de respectieve op die wijze verkregen signalen. In de grafiek volgens figuur 15 5 vormt τ de bitperiodeduur, fs de transmissiefrequentie, dat wil zeggen de opneembitsnelheid, en fn de Nyquist-frequentie. Het zal duidelijk zijn, dat het aan de code-omzetting te onderwerpen digitale signaal oorspronkelijk, dat wil zeggen na door omzetting uit het analoge signaal te zijn gevormd, als signaal in parallelvorm ter beschikking komt. Voor opname dient het signaal echter uit de parallelvorm in de serievorm gebracht te worden; de genoemde transmissiefrequentie fs vormt de frequentie van het op te nemen signaal 20 in serievorm. Voorts komt uit figuur 5 naar voren, dat door toepassing van de hiervoor genoemde code-omzettingen van bekend type (tweefasig, Miller, en M2) in vergelijking met het oorspronkelijke NFlZ-signaal (figuur 4A) tot een vermindering van de in het digitale uitgangssignaal voorkomende componenten van lage frequentie leiden.
Volgens een andere, eerder beschreven code-omzetting wordt het digitale uitgangssignaal aan een 25 8-10-omzetting onderworpen, zodanig, dat een oorspronkelijk uit 8-bits woorden bestaand signaal in een uit 10-bits woorden bestaand signaal wordt omgezet. De gebroken lijn in figuur 6 toont de theoretische frequentieverdeling bij een dergelijke 8-10-omzetting, terwijl de volle lijn in figuur 6 de werkelijke frequentieverdeling laat zien. Bij een dergelijke code-omzetting, ook wel aangeduid als ’’blokcodering”, worden bij voorkeur uit de beschikbare 210 codes van 10-bits woorden dié 28 codes toegepast, dat wil zeggen 30 respectievelijk aan de oorspronkelijke 2® codes toegevoegd, welke een zo dicht mogelijk bij nul gelegen (gemiddeld) gelijkspanningsniveau vertonen. Dit is op zich bekend. Een dergelijke blokcodering is erop gericht het gemiddelde gelijkspanningsniveau van het op te nemen signaal zo dicht mogelijk bij nul te brengen; dit kan ook worden uitgedrukt door te stellen, dat de informatiebits met respectieve waarden ”0” en ”1” elkaar zoveel mogelijk dienen af te wisselen. Indien bijvoorbeeld fs = 38,4 MHz, zoals in figuur 6, dan 35 blijkt de onderste afsnijdfrequentie, waarbij het frequentiespectrum gelijkelijk in tweeën wordt verdeeld, bij ongeveer 1,3 MHz te liggen; in het onder deze afsnijfrequentiewaarde gelegen frequentiegebied valt het spectrum stijl af. Op deze wijze wordt een aanzienlijke vermindering verkregen van de in het digitale uitgangssignaal aanwezige componenten van lage frequentie, dat wil zeggen componenten met een lagere frequentie dan 1,3 MHz, hetgeen volgens figuur 2 tot een overspraakvermindering met 30 dB leidt. Het 40 optredende azimuth-verlies La neemt in dat geval aanzienlijk toe, waardoor een effectieve vermindering van overspraak uit aangrenzende registratiesporen wordt verkregen. Op deze wijze wordt signaalopname bij hoge registratiedichtheid verkregen, terwijl de uit de registratiesporen uitgelezen digitale signalen een hoge signaal/ruisverhouding vertonen.
Het stelsel zal nu worden beschreven aan de hand van een inrichting voor opname van een gedigitali-45 seerd videosignaal volgens een aantal onderling evenwijdige en zich schuin over een magneetband uitstrekkende registratiesporen zonder toepassing van beschermingsbanden tussen ten minste sommige aangrenzende registratiesporen, waarbij het digitale videosignaal in sommige registratiesporen wordt opgenomen met een azimuth-hoek, welke afwijkt van dié in andere registratiesporen. Voorafgaande aan een dergelijke beschrijving, en ter vergemakkelijking van een goed begrip, zullen eerst de normale factoren van 50 belang en de praktische bedrijfsparameters bij digitale opname van een kleurenvideosignaal, bijvoorbeeld een kleurenvideosignaal van het NTSC-type, worden beschreven.
Bij de digitalisering van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type verdient het aanbeveling, met de volgende ovenwegingen rekening te houden: 1. Aangezien ieder volledig videobeeld uit 525 beeldregels bestaat, worden voor het eerste (derde, enz.) en 55 het tweede (vierde, enz.) beeldraster aantallen van resp. 262 en 263 beeldregels gekozen. Voor het eerste (derde, enz.) beeldraster geldt, dat de verticale synchronisatie-impuls en een horizontale synchronisatie-impuls met elkaar in fase zijn, terwijl een beeldraster, waarvoor deze beide impulsen niet met elkaar in fase 193809 4 zijn, als een tweede of even(genummerd) beeldraster wordt beschouwd.
2. Het aantal bemonsterde beeldelementen per beeldregelaftastperiode H varieert met de toegepaste bemonsterfrequentie fs. Aangezien de kleurhulpdraaggolfsignaalfrequentie fsc 455/2 maal de beeldregel-aftastfrequentie fH bedraagt, worden voor de aantallen bemonsterde beeldelementen per beeldregelaftast-5 periode de hierna in tabel I voor fs = 3fsc en voor fs = 4fs0 vermelde waarden gevonden.
TABEL I
fs even beeldregel oneven beeldregel 10 —------—- 3fsc oneven beeld 682 683 even beeld 683 682 4^ oneven beeld 910 910 even beeld 910 910 15 ----------—-
Zoals reeds is opgemerkt, tonen de figuren 7 en 8 respectievelijk de opneemsectie en de weergeefsectie van een inrichting voor opname/weergave van gedigitaliseerde videosignalen op een magneetband.
Daarbij wordt het gedigitaliseerde videosignaal door middel van een roteerbare magneetkopeenheid 20 volgens figuur 16 opgenomen volgens zich onderling evenwijdig en schuin over een magneetband 24 (zie figuur 17) uitstrekkende registratiesporen. Aangezien, zoals reeds is opgemerkt, de transmissiesnelheid of opneembitsnelheid hoog is, zijn acht roteerbare magneetkoppen 20A-20H dicht bijeen aangebracht (zie figuur 15); het gedigitaliseerde videosignaal wordt voor ieder beeldraster over vier kanalen aan de magneetkoppen toegevoerd en volgens acht onderling evenwijdige registratiesporen op de magneetband 25 opgenomen.
Zoals figuur 7 laat zien, worden de luminantiecomponent Y, het rode verschilsignaal U en het blauwe verschilsignaal V van een op te nemen kleurenvideosignaal van het NTSC-type via respectieve ingangs-aansluitingen 26Y, 26U en 26V toegevoerd aan respectieve ingangsbewerkingseenheden 28Y, 28U en 28V. Deze ingangsbewerkingseenheden 28 bevatten ieder een niveaufixatieschakeling en een schakeling voor 30 afscheiding van synchronisatie- en kleursalvosignalen en leveren het effectieve of video-informatiedeel van het signaal aan een respectievelijk bijbehorende, nog nader te beschrijven schakeling 30Y, 30U en 30V.
Een door één of meer van de ingangsbewerkingseenheden 28 afgescheiden synchronisatiesignaal Ps en kleursalvosignaal worden via een aansluiting 32 toegevoerd aan meesterklokimpulsgenerator 34, welke bij voorkeur van het type met een fasevergrendelde lus is. Deze meesterklokimpulsgenerator 34 geeft 35 klokimpulsen van de bemonsterfrequentie af, welke bijvoorbeeld 4fsc bedraagt, dat wil zeggen viermaal de frequentie van het kleursalvosignaal. De door de generator 34 afgegeven klokimpulsen en het synchronisatiesignaal worden toegevoerd aan een stuursignaalopwekschakeling 36, welke verschillende soorten tijdsritme-impulsen, identificatiesignalen (ID) voor identificatie van beeldregels, beeldrasters, volledige videobeelden en registratiesporen, benevens een stuursignaal, dat bijvoorbeeld de gedaante van 40 een impulstrein met bemonsterimpulsen kan hebben, vormt en afgeeft.
De reeds genoemde schakelingen 30Y, 30L) en 30V bevatten ieder in het algemeen een bemonster- en houdschakeling en een analoog/digitaal-omzetter voor omzetting van ieder uitgangsmonster in een 8-bits code volgens de respectieve figuren 12A, 12B en 12C; het aldus gecodeerde uitgangssignaal wordt in parallelvorm toegevoerd aan een koppeleenheid 38. Bij de schakeling 30Y wordt een bemonsterfrequentie 45 4fsc toegepast, terwijl bij de schakelingen 30U en 30V een bemonsterfrequentie 2fsc wordt toegepast. De duur van één beeldregelaftastperiode H van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type bedraagt 63,5 usec., daarin inbegrepen een onderdrukkingsperiode van 11,1 usec. De duur van het effectieve videodeel van het signaal bedraagt derhalve 52,4 usec. Bij toepassing van een bemonsterfrequentie 4fsc = (4 x 455)/2 fH, waarbij fH de beeldregelaftastfrequentie is, bedraagt het totale aantal of mogelijke aantal monsters per 50 beeldregelaftastperiode 910, waarvan 768 effectieve videomonsters, zoals figuur 9 laat zien. Het feit, dat de op te nemen video-informatie vierkanalig wordt opgenomen, heeft tot gevolg, dat aan ieder desbetreffend kanaal 192 effectieve videomonsters per beeldregelaftastperiode worden toebedeeld. In figuur 9 vormt HD het horizontale synchronisatiesignaal en vormt BS het kleursalvosignaal.
Het aantal beeldregels per beeldraster bedraagt 262,5 met een totale duur 262,5 H met een verticale 55 synchronisatiesignaalperiodeduur en een vereffeningsimpulsduur van tezamen 10,5 H. Aangezien test-signalen VIT en VIR gedurende de verticale onderdrukkingsperiode worden ingevoegd, worden deze laatstgenoemde signalen eveneens als effectieve video-informatie behandeld. Het aantal effectieve 5 193809 videobeeldregels per beeldrasterperiode wordt derhalve op 252 gesteld. Dit geschiedt zodanig, dat een effectief videobeeld wordt gekozen met bijvoorbeeld een zodanige beeldregelrangschikking, dat het eerste of oneven beeldraster van het effectieve videobeeld in de beeldregels 12-263 video-informatie bevat, terwijl het tweede of even beeldraster van het effectieve videobeeld in de beeldregels 274-525 video-informatie 5 bevat. Op die wijze zal ieder oneven en even beeldraster van ieder effectief videobeeld 252 rasterbeeld-regels met informatie bevatten.
De koppeleenheid 38 dient voor combinatie van de via de kanalen Y, U en V verschijnende signalen tot een in figuur 13 weergegeven signaal in serievorm, bestaande uit 192 stellen Sn voor iedere beeldregel. Het gedigitaliseerde effectieve videogebied van het kleurenvideosignaal wordt vervolgens door de koppeleenheid 10 38 over twee kanalen verdeeld. Daarbij wordt meer in het bijzonder ieder stel Sn afwisselend over twee kanalen verdeeld, zoals de figuren 14A en 14B laten zien. Deze tweekanalige video-informatie wordt vervolgens door respectieve koppeleenheden 40M en 40N over vier kanalen AB, CD, EF en GH verdeeld, zoals respectievelijk de figuren 14C, 14D, 14E en 14F laten zien. Indien bijvoorbeeld 768 monsters per beeldregel worden aangeboden, wordt de informatie van de stellen (4n+1) toegewezen aan het kanaal AB, 15 de informatie van de stellen (4n+3) aan het kanaal CD, de informatie van de stellen (4n+2) aan het kanaal EF en de informatie van de stellen (4n+4) aan het kanaal GH. De informatie van ieder kanaal wordt op dezelfde wijze bewerkt, zodat met de beschrijving van de informatiebewerking voor één kanaal wordt volstaan. De desbetreffende kanaalinformatie, bijvoorbeeld dié van het kanaal AB, wordt als op te nemen signaal of opneemsignaal aan de magneetkoppen 20A en 20B toegevoerd na het opeenvolgend doorlopen 20 van een tijdbasiscompressieschakeling 42AB, een foutcorrectiecodeereenheid 44AB, een opneem- bewerkingseenheid 46AB en twee opneemversterkers 48A en 48B. De verschillende opneemversterkers 48A-48H zijn via een niet in de tekening weergegeven transformator van roteerbaar type gekoppeld met de respectieve, dicht bij elkaar aangebrachte, roteerbare magneetkoppen 20A-20H.
Aan de hand van figuur 11 zal nu de coderangschikking van de respectievelijk voor opname aan de 25 magneetkoppen 20A-20H toegevoerde signalen worden beschreven.
Zoals figuur 11 laat zien, bestaat een blok B van het gecodeerde digitale signaal uit 105 monsters (840 bits), te weten een bloksynchronisatiesignaal SYNC van drie monsters (24 bits), een identificatie-(ID)- en adres-(AD)-signaal van twee monsters (16 bits), video-informatie van 96 monsters (268 bits) en een CRC-code van 4 monsters (32 bits), welke in de beschreven volgorde gerangschikt na elkaar verschijnen.
30 De op één beeldregelaftastperiode van het kleurenvideosignaal betrekking hebbende informatie omvat 192 monsters per kanaal (96 monsters per magneetkop), zoals reeds is opgemerkt; deze monsters worden verdeeld over twee blokken, zodanig, dat voor iedere beeldregel van ieder kanaal twee blokken met ieder 96 monsters worden toegepast. Dit wil zeggen, dat ieder dergelijk blok B de informatie omtrent één achtste van een beeldregel van een kanaal bevat. Het bloksynchronisatiesignaal dient voor identificatie van het 35 begin van een blok, waarna de identificatie- en adressignalen, de wezenlijke video-informatie en/of de CRC-code kunnen worden afgescheiden. De identificatiesignalen ID identificeren het desbetreffende kanaal (registratiespoor), het videobeeld, het beeldraster en de beeldregel, waarop de informatie van het desbetreffende blok betrekking heeft; het adressignaal AD vertegenwoordigt het adres van het desbetreffende blok.
De CRC-code (Cyclic Redundancy Check) dient voor detectie van de aanwezigheid van een eventuele fout 40 in de informatle-inhoud van het desbetreffende blok.
Figuur 10 toont de codering voor één beeldraster in één kanaal. In figuur 10 heeft het verwijzingssymbool Bj (i = 1 ~ 570) betrekking op één blok, waarbij twee dergelijke blokken één beeldregel vormen. Aangezien het effectieve videogebied van één beeldraster 252 beeldregels omvat, bestaat ieder beeldraster in ieder kanaal uit 252 blokken, dat wil zeggen in het totaal 504 blokken. De video-informatie van een bepaald 45 beeldraster is sequentieel gerangschikt volgens een matrix (21 x 24). Voor de horizontale en de verticale richting van de informatiematrix wordt bovendien pariteitsinformatie gevormd. Meer in het bijzonder laat figuur 10 zien, dat de pariteitsinformatie voor de horizontale richting in de 25ste en de 26ste kolom van de blokken is opgenomen, terwijl de pariteitsinformatie voor de verticale richting in de 22ste rij aan de onderzijde is opgenomen. De pariteitsinformatie voor de horizontale richting wordt op twee wijzen gevormd 50 uit 12 respectievelijk uit de 24 blokken van een rij van de matrix gekozen blokken. In de eerste rij wordt de pariteitsinformatie B25 bijvoorbeeld gevormd door de volgende modulo-2-optelling: [BJ © [BJ © [BJ ® ... ® [B23] = [B25]
Hierin heeft [BJ slechts betrekking op de informatie van het desbetreffende blok Bj. Daarbij worden de tot de respectieve 12 blokken behorende monsters in 8-bits parallelvorm berekend. Op soortgelijke wijze wordt 55 de pariteitsinformatie B26 gevormd door de modulo-2-optelling: [BJ © [BJ ® [BJ © ... [B24] = [B26]
De pariteitsinformatie wordt voor iedere van de tweede tot en met de 22ste rij op soortgelijke wijze gevormd.
193809 6
Een vergroting van het foutcorrectievermogen van de toegepaste codering volgt uit het feit, dat de pariteitsinformatie niet slechts uit de informatie van de 24 blokken van een rij wordt afgeleid, doch uit de informatie van 12 van elkaar gescheiden blokken.
De pariteitsinformatie voor de verticale richting wordt gevormd uit de informatie van 21 blokken uit de 5 eerste tot en met de 24ste kolom. In de eerste kolom wordt de pariteitsinformatie B547 gevormd door de volgende modulo-2-optelling: [Bi] Φ [B27] 0 [B] Φ ... [B521] = [B547]
Daarbij worden de tot de verschillende 21 blokken behorende monsters in 8-bits parallelvorm berekend.
Als gevolg van het voorgaande omvat de pariteitsinformatie 105 monsters, juist zoals ook voor de 10 video-informatieblokken het geval is. Bij de transmissie van een digitaal signaal van één beeldraster, gerangschikt volgens een dergelijke matrix 22 x 26, als een opeenvolging van de eerste, tweede, derde, ... en 22ste rij in volgorde is voor de transmissie van het op één beeldraster betrekking hebbende digitale signaal een periodeduur van 12 x 22 = 264 H nodig, aangezien 26 blokken een duur van 12 H bestrijken. Het voorgaande wil zeggen, dat aangezien het aantal monsters van ieder blok B gelijk 105 is en het aantal 15 blokken er beeldraster in ieder kanaal 570 bedraagt (in werkelijkheid 572 indien het blok met de verticale pariteitsinformatie van de horizontale pariteitsinformatie wordt meegerekend), het aantal monsters per kanaal voor ieder beeldraster 105 x 572 = 60.060 bedraagt. Aangezien vier kanalen en 910 monsters per beeldregel worden toegepast, bedraagt het aantal beeldregelaftastperioden, dat voor transmissie van het op één beeldraster betrekking hebbend videosignaal nodig is, 60.060 x 4/910 = 264 H.
20 Indien het toegepaste videobandapparaat van het type met het zogenaamde ”C-formaat” is, waarbij voor opname en weergave van een deel van de verticale onderdrukkingsperiode van een beeldraster een hulpmagneetkop wordt toegepast, is per videomagneetkop slechts een opnameduur van 250H mogelijk. Bij het onderhavige stelsel wordt een opnameduur van 264 H per registratiespoor toegepast, hetgeen het noodzakelijk maakt, dat een informatieperiode van 264 H voorafgaande aan transmissie (opname) aan 25 tijdbasiscompressie met een compressieverhouding Rt 41/44 onderworpen, waaruit een informatieduur van 246 H resulteert. Voorts worden aan het begin en het einde van het op te nemen signaal van één beeldraster met een periodeduur van 264 H respectievelijk een voorstoepsignaal en een nastoepsignaal ingevoegd, welke ieder de transmissiefrequentie hebben.
De tijdbasiscompressieschakelingen 42AB, 42CD, 42EF en 42GH dienen voor compressie van de 30 video-informatie volgens de reeds genoemde compressieverhouding 41/44 en voor vorming van een informatie-onderdrukkingsperiode of informatievrije periode, waarin het bloksynchronisatiesignaal, de identificatie- en adressignalen en de CRC-code voor ieder blok met 96 monsters video-informatie worden ingevoegd; bovendien worden informatievrije perioden gevormd, waarin de blokken met pariteitsinformatie worden ingevoegd. De pariteitsinformatie voor de horizontale en de verticale richting en de CRC-code van 35 ieder blok worden gevormd door respectieve foutcorrectiecodeereenheden 44AB, 44CD, 44EF en 44GH.
Het bloksynchronisatiesignaal SYNC en de identificatie- en adressignalen ID en AD worden door respectieve opneembewerkingseenheden 46AB, 46CD, 46EF en 46GH bij de respectieve video-informatie opgeteld, respectievelijk daaraan toegevoegd. Het adressignaal AD vertegenwoordigt het reeds genoemde nummer i van een blok. Voorts bevat iedere opneembewerkingseenheid 46 een codeereenheid van het voor 40 blokcodering geschikte type voor omzetting van het aantal bits per monster van 8 in 10, benevens een parallel/serie-omzetter voor het in serievorm brengen van de aldus in parallelvorm verkregen 10-bits code. Zoals op zich bekend, geschiedt deze blokcodering zodanig, dat uit de 210 mogelijk 10-bits codewoorden dié 28 codewoorden worden gekozen, waarvan het gemiddelde bitniveau dicht bij nul ligt, waarna de gekozen 10-bits codewoorden één op één aan de oorspronkelijke 8-bits codewoorden worden toegevoegd. Als 45 gevolg van deze maatregel komt het resterende gemiddelde gelijkspanningsniveau van het opgenomen signaal zo dicht mogelijk bij nul te liggen, hetgeen ook kan worden uitgedrukt door te stellen, dat de bitwaarden ”0” en ”1” zoveel mogelijk elkaar afwisselen. Een dergelijke blokcodering dient ter verhindering van een kwaliteitsdaling van de signaalgolfvorm tijdens transmissie, zodanig, dat aan de ontvangst- of weergeefzijde een althans ten minste nagenoeg van gelijkspanningscomponenten vrij signaal wordt 50 verkregen. Eenzelfde resultaat kan worden verkregen door toepassing van een ”scramble”-stelsel met een zogenaamde ”M-sequentie", welke een althans ten minste nagenoeg stochastische verdeling laat zien. Het zal duidelijk zijn, dat door een dergelijke code-omzetting een aanzienlijke vermindering van componenten van lage frequentie wordt verkregen, zodat bijvoorbeeld slechts signaalcomponenten van hogere frequentie dan bij benadering 1,3 MHz resulteren, zoals reeds in samenhang met figuur 6 is beschreven. De opneem-55 bewerkingseenheden 46 zetten het aan code-omzetting onderworpen digitale signaal uit de parallelvorm in de serievorm over voor sequentiële toevoer van de blokken aan de respectieve opneemmagneetkoppen. Indien ieder monster uit 8 bits bestaat, zal de transmissiesnelheid per kanaal na omzetting van de 8-bits 7 193809 codes in de 10-bits codes de volgende gedaante hebben: 4f χδχΐχ^χ — ^ 38,4Mb/sec. so 4 41 8
Dit is uiteraard de reeds aan de hand van figuur 6 beschreven frequentie fs.
5 De in serievorm gebrachte, digitale signalen van ieder kanaal worden via respectieve opneemversterkers 48A-48E toegevoerd aan respectieve magneetkoppen 20A-20H van roterend type, welke op de wijze volgens de figuren 15 en 16 zijn gerangschikt. Meer in het bijzonder is voor iedere magneetkop 20A-20H een hoogte gekozen, welke gelijk is aan de registratiespoorbreedte W. De magneetkoppen 20A-20D zijn aangebracht op een roteerbare trommel 50 en in verticale richting (met een onderlinge afstand W) uitgelijnd, 10 terwijl de overige magneetkoppen 20E-20H eveneens op de roteerbare trommel 50 zijn aangebracht en (met een onderlinge afstand W) in verticale richting zijn uitgelijnd. De magneetkoppen 20A-20H zijn dicht nabij elkaar aangebracht, zodanig, dat bijvoorbeeld de magneetkop 20B (20E) zich in verticale richting tussen de magneetkoppen 20E (20A) en 20F (20B) bevindt. Voor de magneetkoppen 20A-20D is eenzelfde azimuth-hoek Θ/2 van bijvoorbeeld 7° in de ene richting gekozen, terwijl voor de magneetkoppen 20E-20H 15 eenzelfde azimuth-hoek Θ/2 van bijvoorbeeld 7° in aan dié van de magneetkoppen 20A-20D tegengestelde richting is gekozen. Als gevolg daarvan bedraagt het azimuth-hoekverschil 0d tussen aangrenzende registratiesporen op de band 14°.
De magneetkoppen 20A-20H worden tezamen met de roteerbare magneettrommel 50 synchroon met het kleurenvideosignaal met de beeldrasterfrequentie in rotatie aangedreven, waarbij een magneetband 24 de 20 omtreksoppervlakken van de magneetkoppen 20A-20H en van de roteerbare trommel 50 over een hoekgebied van ongeveer 360° aanraakt volgens een schuin verlopende ; het bandlangstransport vindt met constante snelheid plaats. Zoals figuur 17 laat zien worden de digitale signalen van de kanalen AB, CD, EF en GH als gevolg daarvan door de magneetkoppen 20A-20H volgens respectieve registratiesporen 22A-22H, ieder behorende bij één beeldraster, op de magneetband 24 opgenomen. Langs de onderste 25 langsrand van de magneetband 24 wordt bovendien een stuursignaalspoor 23 gevormd. De afstand W tussen de verschillende magneetkoppen 20A-20H is gelijk aan de registratiespoorbreedte W, zodat aangrenzende registratiesporen 22A-22H elkaar langs hun langsrand aanraken en niet door eventuele beschermingsbanden van elkaar zijn gescheiden. Door geschikte keuze van de kromtestraal of rotatiestraal van iedere magneetkop 20A-20H en van de bandtransportsnelheid kan worden zekergesteld; dat een 30 registratiespoor 22a van een beeldraster het registratiespoor 22H van het volgende beeldraster langs de langsrand daarvan aanraakt, zoals figuur 17 laat zien. Aangezien de azimuth-hoeken van de magneetkoppen afwisselend tegengesteld zijn, geldt dit eveneens voor de registratiesporen 22A-22H, waardoor eventuele overspraakverschijnselen uit aangrenzende registratiesporen tot een minimum worden teruggebracht.
35 Het zal duidelijk zijn, dat wanneer de digitale videosignalen na uitlezing uit de verschillende registratiesporen aan afzonderlijke signaalbewerkingen zouden worden onderworpen, de apparatuur aan de weergeefzijde zeer gecompliceerd en kostbaar zijn. Tijdens speciale weergave, waarbij iedere magneetkop bijvoorbeeld een aantal registratiesporen bestrijkt, zou de verdeeleenheid, welke de uitgelezen signalen over de juiste kanalen verdeelt, een zeer gecompliceerde constructie en werking vertonen. Bovendien zou in een 40 dergelijk geval zowel het onderhoud als de controle van de apparatuur moeizaam verlopen. Daarbij komt nog, dat verschillende videobandapparaten van uiteenlopende gecompliceerdheid zijn. Een videoband-apparaat van eenvoudige uitvoering, zoals bijvoorbeeld gebruikt bij elektronische nieuwsgaring, kan bijvoorbeeld volstaan met minder kanalen dan een normaal videobandapparaat, dat op zijn beurt met minder kanalen kan volstaan dan een videobandapparaat van zeer speciale uitvoering. Indien voor gebruik 45 bij een aantal dergelijke verschillende videobandapparaten een gemeenschappelijke weergeefbewerkingsap-paratuur zou moeten worden gebruikt, dient de desbetreffende apparatuur zodanig te zijn uitgevoerd, dat ook met een videobandapparaat van zeer gecompliceerde uitvoering opgenomen signalen door de apparatuur kunnen worden verwerkt. Indien het laatstgenoemde videobandapparaat bijvoorbeeld met 16 kanalen werkt, moet de aan de weergeefzijde toegepaste verdeeleenheid in staat zijn tot kanaalscheiding 50 tijdens speciale signaalweergave. Indien de apparatuur tevens bij de weergave van door middel van een voor elektronische nieuwsgaring dienend videobandapparaat opgenomen signalen moet worden gebruikt, dient dezelfde betrekkelijk gecompliceerde verdeeleenheid te worden gebruikt, hetgeen uiteraard op zichzelf niet noodzakelijk is. Aangezien de signalen in aangrenzende registratiesporen met onderling verschillende azimuth-hoeken zijn opgenomen, kunnen de uit aangrenzende registratiesporen uitgelezen signalen niet 55 eenvoudigweg worden gecombineerd. Bij het onderhavige stelsel worden digitale signalen, welke in registratiesporen met eenzelfde azimuth-hoek zijn opgenomen, tijdens signaalweergave tot groepen verenigd, en groepsgewijze verwerkt. Op die wijze wordt een veel eenvoudiger verwerking van de uitgele- 193809 8 zen signalen verkregen, terwijl ook onderhoud en controle van de weergeefapparatuur eenvoudiger worden. Zo is bijvoorbeeld de voor kanaalherverdeling dienende verdeeleenheid van iedere groep van veel eenvoudiger uitvoering dan de betrekkelijk gecompliceerde verdeeleenheid, welke gewoonlijk wordt toegepast; dit is het gevolg van het feit, dat de onderhavige verdeeleenheid niet voor alle kanalen, doch 5 slechts voor de kanalen van één groep werkt. Voorts kan de apparatuur gemakkelijk worden gebruikt bij betrekkelijk gecompliceerde videobandapparaten; in dat geval behoeft slechts het aantal toegepaste groepen aan de mate van gecompliceerdheid van het opneemvideobandapparaat te worden aangepast.
Bij de in figuur 8 weergegeven uitlees- of weergeefsectie van het digitale videobandapparaat worden de op de magneetband volgens de registratiesporen 22A-22H geregistreerde signalen uitgelezen door 10 respectieve weergeefmagneetkoppen 20A-20H en via respectieve weergeefversterkers 52A-52H toegevoerd aan respectieve golfvormcorrectieschakelingen, welke niet in de tekening zijn weergegeven. Deze golfvormcorrectieschakelingen bevatten ieder een weergeefaccentueringsschakeling voor accentuering van de hoogfrequente componenten van het uitgelezen signaal en voor golfvormcorrectie tot een duidelijk impulsvormig signaal. Voorts extraheert iedere golfvormcorrectieschakeling een met het voorstoepsignaal 15 gesynchroniseerde uitleesbitblokimpuls, welke tezamen met de overige informatie aan de respectieve weergeefbewerkingseenheden 54A-54H wordt toegevoerd. In ieder van deze weergeefbewerkingseenheden wordt het in serievorm ontvangen informatiesignaal in parallelvorm gebracht, het bloksynchronisatiesignaal afgescheiden, de informatie uit het bloksynchronisatiesignaal en uit de signalen of codes ID, AD en CRC afgescheiden, terwijl tevens decodering van 10-bits codewoorden tot 8-bits codewoorden worden uitgevoerd. 20 De resulterende informatie wordt toegevoerd aan respectieve tijdbasiscorrectie-eenheden 56A-56H voor eliminatie van eventuele tijdbasisfouten. Daartoe bevat iedere dergelijke tijdbasiscorrectie-eenheid 56A-56H bijvoorbeeld vier geheugens, waarin de uitgelezen informatie sequentieel door met deze informatie synchrone klokimpulsen wordt ingelezen en waaruit de informatie sequentieel door referentieklokimpulsen wordt uitgelezen. Zodra de informatie-inlezing de informatie-uitlezing dreigt in te halen, vindt heruitlezing van 25 een eerder uitgelezen geheugen plaats.
De aldus herkregen informatie voor de kanalen A en B wordt door de respectieve tijdbasiscorrectie-eenheden 56A en 56B toegevoerd aan een multiplexeereenheid 58AB. Op soortgelijke wijze wordt de informatie van de kanalen C en D, E en F, en G en H door de respectieve tijdbasiscorrectie-eenheden toegevoerd aan respectieve multiplexeereenheden 58CD, 58EF en 58GH. In deze multiplexeereenheden 58 30 worden de uit de beide respectievelijk bijbehorende kanalen afkomstige, digitale signalen op tijdsgarende wijze bewerkt, zodanig, dat informatiestellen van het ene kanaal met dié van het andere kanaal afwisselen, zoals de figuren 14C-14F laten zien.
Daarbij zal het duidelijk zijn, dat de weergeefmagneetkoppen 20A-20H tijdens normale signaalweergave aftastbanen volgen, welke nauwkeurig samenvallen met de eerder op de magneetband 24 opgenomen 35 registratiesporen 22A-22H. De spoorvoigservobesturing van gebruikelijk type (niet in de tekening afgebeeld) stelt daarbij de nauwkeurige aftasting van ieder registratiespoor door de respectievelijk bijbehorende uitleesmagneetkop zeker. De in de registratiesporen 22A-22H wordt in dat geval door de respectieve magneetkoppen 20A-20H uitgelezen, waarbij iedere magneetkop slechts informatie uit zijn bijbehorend registratiespoor uitleest. Tijdens speciale weergave, zoals signaalweergave bij stilstaand beeld of signaal-40 weergave bij terug bewegend beeld, kunnen de magneetkoppen 20A-20H daarentegen verschillende registratiesporen 22A-22H bestrijken, zodat de magneetkoppen dan niet slechts informatie uit het respectievelijk bijbehorende registratiespoor, doch tevens informatie uit andere registratiesporen uitleest. Zo kan de magneetkop 20A de registratiesporen 22A-22H aftasten en daarbij informatie uit deze registratiesporen uitlezen. Als gevolg daarvan zal de tijdbasiscorrectie-eenheid 56A blokken van het kanaal A, gevolgd door 45 blokken van het kanaal B, gevolgd door blokken van het kanaal C enz. krijgen toegevoerd, welke alle door de magneetkop 20A zijn uitgelezen. In een dergelijk geval zouden de op de respectieve kanalen A-H betrekking hebbende blokken aan het beeldrastergeheugen van de foutcorrectiedecodeereenheid 62AB worden toegevoerd, waardoor een aanzienlijke kwaliteitsdaling van de video-informatie van het kanaal AB zou optreden. Soortgelijke kwaliteitsdalingen zouden in de video-informatie voor de kanalen CD, EF en GH 50 optreden, met als gevolg, dat de opgenomen video-informatie niet op behoorlijke wijze wordt herwonnen.
Het uiteindelijk uit een dergelijke video-informatie zichtbaar gemaakte beeld zal zeer slecht zijn. Bij de onderhavige weergeefsectie dienen de informatiewisseleenheden 60M en 60N om deze ongewenste verschijnselen tegen te gaan. Het zal duidelijk zijn, dat de informatiewisseleenheden 60M en 60N tijdens normale signaalweergave niet behoeven te worden toegepast. Tijdens speciale signaalweergave dienen de 55 informatiewisseleenheden echter om informatie van het kanaal AB toe te voeren aan de foutcorrectiedecodeereenheid 62AB, informatie van het kanaal CD toe te voeren aan de foutcorrectiedecodeereenheid 62CD, informatie van het kanaal EF toe te voeren aan de foutcorrectiedecodeereenheid 62EF en informatie

Claims (5)

9 193809 van het kanaal GH toe te voeren aan de foutcorrectiedecodeereenheid 62GH, en zulks onafhankelijk van de weergeefmagneetkop, welke de desbetreffende informatie uitleest. Als gevolg daarvan zal, zelfs indien de magneetkop 20C informatie van het kanaal A uitleest, de informatiewisseleenheid 60M toch de desbetreffende informatie, welke via de tijdbasiscorrectie-eenheid 60C en de multiplexeereenheid 58CD door de 5 informatiewisseleenheid 60M is ontvangen, aan de foutcorrectiedecodeereenheid 62AB toevoeren. Daarbij voeren de informatiewisseleenheden 60M en 60N discriminatie van de kanaalinformatie op basis van de registratiespooridentificatiesignalen uit. Het zal duidelijk zijn, dat de wisseleenheid 60M slechts dié signalen zal bewerken, welke met de eerste azimuth-hoek zijn opgenomen, terwijl de wisseleenheid 60N slechts dié signalen zal verwerken, welke met de tweede azimuth-hoek zijn opgenomen. 10 De informatie van de verschillende kanalen AB, CD, EF en GH wordt door de respectieve multiplex-eenheden 58 toegevoerd aan respectieve foutcorrectiedecodee reen heden 62AB, 62CD, 62EF en 62GH. Deze bevatten ieder foutdetectie- en correctieschakelingen, welke gebruikmaken van de CRC-code, de horizontale en de verticale pariteitsinformaties, beeldrasterinformatie, enz. Meer in het bijzonder bevat iedere foutcorrectiedecodeereenheid 62 een beeldrastergeheugen, waarin voor ieder blok B in reactie op 15 bijvoorbeeld het adressignaal AD daarvan informatie wordt ingelezen. Daarbij wordt een in de desbetreffende informatie eventueel aanwezige fout voor ieder blok B gecorrigeerd met behulp van de CRC-code en de horizontale en verticale pariteitsinformatie. Indien de fout te groot is voor correctie op deze wijze, dan vindt geen inlezing van de informatie van het desbetreffende B in het beeldrastergeheugen plaats, doch in plaats daarvan wordt informatie van het voorafgaande beeldraster opnieuw gebruikt. 20 De door de foutcorrectiedecodeereenheden 62 afgegeven informatie wordt aan respectieve tijdbasis-expansieschakelingen 64AB, 64CD, 64EF en 64GH toegevoerd voor omzetting van de informatie naar de oorspronkelijke transmissiesnelheid. De door de tijdbasisexpansieschakelingen 64AB en 64CD afgegeven informatie wordt vervolgens toegevoerd aan een koppeleenheid 66M voor recombinatie van de signalen, zoals figuur 14A laat zien. Op soortgelijke wijze wordt de door de tijdbasisexpansieschakelingen 64EF en 25 64GH afgegeven informatie toegevoerd aan een koppeleenheid 66 voor recombinatie, zoals figuur 14B laat zien. De uitgangssignalen van de koppeleenheden 66M en 66N worden toegevoerd aan een koppeleenheid 68, welke de uitgelezen informatie van 2-kanalige in 3-kanalige vorm brengt, dat wil zeggen een luminantie-kanaal Y, een rood-verschilsignaalkanaal U en een blauw-verschilsignaalkanaal V, welke kanalen ieder een digitaal/analoog-omzetter 70 voor heromzetting tot de informatie in een analoog signaal bevatten. 30 De uitgangssignalen van deze digitaal/analoog-omzetters 70Y, 70U en 70V worden toegevoerd aan respectieve uitgangsbewerkingseenheden 72Y, 72U en 72V, welke aan respectieve uitgangsaansluitingen 74Y, 74U en 74V een uitgelezen kleurenvideosignaal aanbieden. Aan een niet in de tekening weergegeven meesterklokimpulsopwekschakeling kan een uitwendig referentiesignaal worden toegevoerd voor vorming van klokimpulsen en van een referentiesynchronisatiesignaal, welke aan een niet in de tekening weergege-35 ven stuursignaalgenerator worden toegevoerd. Deze kan met het uitwendige referentiesignaal gesynchroniseerde stuursignalen afgeven, zoals verschillende tijdsritme-impulsen, identificatiesignalen voor identificatie van de beeldregel, het beeldraster en het videobeeld, benevens bemonsterklokimpulsen. Deze signalen kunnen worden gebruikt voor informatiebewerking in de weergeefsectie volgens figuur 8. Indien de weergeefsectie volgens figuur 8 moet worden toegepast in combinatie met een videoband-40 apparaat van gecompliceerde uitvoering met 16 magneetkoppen, is het gemakkelijk twee of meer groepen schakelingen aan de bestaande groepen schakelingen toe te voegen. In dat geval wordt de apparatuur niet meer gecompliceerd, aangezien de te verwerken signalen in groepen zijn verdeeld. Ook de wisseleenheden 60M en 60N en de nieuwe wisseleenheden van de twee toegevoegde groepen schakelingen zijn aanzienlijk minder gecompliceerd dan een enkelvoudige wisseleenheid, welke voor signaaldistributie over 16 kanalen 45 zou moeten worden toegepast. In het hiervoor beschreven geval kan bij toepassing van de weergeefsectie bij een normaal videobandapparaat met 8 magneetkoppen worden volstaan door niet-toepassing (uitschakeling) van de twee toegevoegde groepen schakelingen, hetgeen wil zeggen, dat in een dergelijk geval een minder gecompliceerde wisseleenheid wordt toegepast. 50
1. Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal op, respectievelijk uit, een registratiemedium, door middel van een opneemsectie met een omzetter voor omzetting van het informatiesignaal in 55 een digitaal signaal en met een meervoudige transducent voor gelijktijdige opname van het digitale informatiesignaal volgens ten minste drie onderling evenwijdige registratiesporen zonder tussengelegen beschermingsbanden op het registratiemedium onder toepassing van onderling verschillende azimuth- 193809 10 hoeken voor aangrenzende registratiesporen, respectievelijk door middel van een weergeefsectie met een meervoudige transducent vooruitlezing van het digitale informatiesignaal uit de ten minste drie onderling evenwijdige registratiesporen, waarbij de weergeefsectie is voorzien van verwerkingsmiddelen voor het verwerken van het uitgelezen informatiesignaal, met het kenmerk, dat de weergeefsectie is voorzien van 5 rangschikmiddelen voor rangschikking van het uitgelezen digitale informatiesignaal volgens ten minste twee groepen (A, B, C, D: E, F, G, H) welke ieder slechts dié delen van het uitgelezen digitale informatiesignaal, welke met eenzelfde azimuth-hoek zijn opgenomen, en delen, welke met een andere azimuth-hoek dan signaaldelen van ten minste één andere groep zijn opgenomen, bevatten, en voorts de verwerkingsmiddelen (52-72) het uitgelezen gerangschikte digitale informatiesignaal afzonderlijk groepsgewijs verwerken.
2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat iedere groep uit ten minste twee registratiesporen (22) uitgelezen delen van het digitale informatiesignaal bevat, terwijl de bewerkingsschakeling (52-72) voor iedere groep een schakeling (58AB, 58CD, 58EF, 58GH, 66M, 66N) voor het tot een signaal in serievorm combineren van de uit ten minste twee registratiesporen (22) uitgelezen delen van het digitale informatiesignaal bevat.
3. Stelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schakeling (58AB, 58CD, 58EF, 58GH, 66M, 66N) voor het tot een signaal in serievorm combineren van iedere groep is voorzien van een eerste multiplexeer-eenheid (58AB, 58EF) voor combinatie vanuit twee (22A, 22B; 22E, 22F) van de aan de desbetreffende groep toegevoegde registratiesporen uitgelezen signaaldelen tot een eerste combinatiesignaal (Sab, Sef) en van een tweede multiplexeereenheid (58CD, 58GFI) voor combinatie van uit de overige twee (22C, 22D; 20 22G, 22H) van de aan de desbetreffende groep toegevoegde registratiesporen uitgelezen delen van het digitale informatiesignaal tot een tweede combinatiesignaal (Scd, Sgh).
4. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verwerkingsmiddelen (52-72) een koppeleenheid (68) voor combinatie van de voor iedere groep uitgelezen delen van het digitale informatiesignaal bevat.
5. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verwerkingsschakeling (52-72) zijn voorzien van 25 een aantal ieder aan slechts één groep toegevoegde koppeleenheid (60M, 60N) voor verdeling van de tot de desbetreffende groep behorende delen van het digitale informatiesignaal over de juiste kanalen van de desbetreffende groep. Hierbij 8 bladen tekening
NL8200283A 1981-01-29 1982-01-26 Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal. NL193809C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP1206581 1981-01-29
JP56012065A JPS57125588A (en) 1981-01-29 1981-01-29 Digital reproducing device for video signal

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8200283A NL8200283A (nl) 1982-08-16
NL193809B NL193809B (nl) 2000-07-03
NL193809C true NL193809C (nl) 2000-11-06

Family

ID=11795194

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8200283A NL193809C (nl) 1981-01-29 1982-01-26 Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4456930A (nl)
JP (1) JPS57125588A (nl)
AT (1) AT391578B (nl)
AU (1) AU546864B2 (nl)
CA (1) CA1181170A (nl)
DE (1) DE3202664A1 (nl)
FR (1) FR2498862B1 (nl)
GB (1) GB2102182B (nl)
NL (1) NL193809C (nl)

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4575749A (en) * 1983-07-28 1986-03-11 Rca Corporation Component companding in a multiplexed component system
JPS6068793A (ja) * 1983-09-26 1985-04-19 Sony Corp カラ−ビデオ信号のデイジタル化回路
JPS6098785A (ja) * 1983-11-04 1985-06-01 Sony Corp 誤り修正装置
JPS60163586A (ja) * 1984-02-06 1985-08-26 Hitachi Ltd 半導体画像メモリ装置
GB2170641B (en) * 1984-12-17 1989-10-04 Canon Kk Rotary head type recording and/or reproducing apparatus
JPH0722411B2 (ja) * 1985-05-13 1995-03-08 株式会社日立製作所 デイジタル記録再生装置
JPH0746876B2 (ja) * 1985-11-14 1995-05-17 ソニー株式会社 テレビジョン信号伝送装置及びテレビジョン信号記録装置
JPH01107373A (ja) * 1987-10-21 1989-04-25 Sony Corp データ再生装置
JPH01160289A (ja) * 1987-12-17 1989-06-23 Sony Corp ディジタル映像信号の伝送方式
JP2738008B2 (ja) * 1989-04-28 1998-04-08 ソニー株式会社 ディジタル映像信号の伝送方式
JPH0435394A (ja) * 1990-05-28 1992-02-06 Fujitsu Ltd 高品位テレビ信号符号化装置
US5394275A (en) * 1990-06-27 1995-02-28 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Apparatus for selectively recording and reproducing two video signals having different amounts of data in each frame
JPH04216326A (ja) * 1990-12-18 1992-08-06 Pioneer Electron Corp クロストーク量検出装置
US5615222A (en) * 1994-02-04 1997-03-25 Pacific Communication Sciences, Inc. ADPCM coding and decoding techniques for personal communication systems
EP0701253B1 (en) * 1994-08-10 2002-01-30 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Encoded data stream recording and reproducing apparatus
JP2000515291A (ja) * 1996-07-24 2000-11-14 ストレイジ テクノロジー コーポレイション 方位角の向きに方向づけられたトラックを用いた長手方向磁気記録構造

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3511929A (en) * 1966-02-11 1970-05-12 Francis F Lee Method of and apparatus for picture storage and display employing time multiplexing and recording in multiple channels
JPS5651406B2 (nl) * 1972-12-23 1981-12-05
GB1579138A (en) * 1976-07-06 1980-11-12 Sony Corp Noise and cross-talk elimination in recording and reproducing video signals
JPS6022402B2 (ja) * 1976-07-06 1985-06-01 ソニー株式会社 磁気記録装置
GB1599156A (en) * 1976-12-24 1981-09-30 Indep Broadcasting Authority Recording digital signals
DE2841728C2 (de) * 1978-09-26 1984-08-09 Robert Bosch Gmbh, 7000 Stuttgart Verfahren und Schaltungsanordnung zur Wiedergabe eines auf Magnetband gespeicherten Videosignals mit veränderlicher Geschwindigkeit
DE2908321C2 (de) * 1979-03-03 1984-06-28 Robert Bosch Gmbh, 7000 Stuttgart Verfahren und Schaltungsanordnung zum Übertragen oder Speichern eines breitbandigen kontinuierlichen Signals in mehreren schmalbandigen Kanälen
JPS5677912A (en) * 1979-11-28 1981-06-26 Sony Corp Digital recorder for video signal
JPS5746586A (en) * 1980-09-03 1982-03-17 Hitachi Denshi Ltd Digital signal recording and reproducing method

Also Published As

Publication number Publication date
NL193809B (nl) 2000-07-03
NL8200283A (nl) 1982-08-16
AT391578B (de) 1990-10-25
AU546864B2 (en) 1985-09-26
GB2102182B (en) 1985-02-20
US4456930A (en) 1984-06-26
FR2498862B1 (fr) 1988-06-24
FR2498862A1 (fr) 1982-07-30
JPH0352274B2 (nl) 1991-08-09
DE3202664A1 (de) 1982-08-19
ATA33582A (de) 1990-04-15
CA1181170A (en) 1985-01-15
JPS57125588A (en) 1982-08-04
GB2102182A (en) 1983-01-26
AU7974582A (en) 1982-08-05
DE3202664C2 (nl) 1991-12-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL193809C (nl) Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal.
NL192486C (nl) Kleurenvideobandinrichting.
NL192069C (nl) Inrichting voor het registreren van een digitaal videosignaal in schuin verlopende sporen op een magnetische band.
NL8101760A (nl) Digitale video- en audio-informatie-opneem- en/of -weergeefinrichting.
NL192487C (nl) Inrichting voor opname en/of weergave van gedigitaliseerde video-informatie.
US4233627A (en) Signal multiplexing system
US5047865A (en) System for transmitting a digital video signal
JPS6231872B2 (nl)
NL8200762A (nl) Videosignaalregistreer- en/of reproduceerstelsel.
EP0404383A2 (en) Apparatus for recording and reproducing video signals of high resolution image
EP0395337B1 (en) Digital video signal transmission system
JPS6333748B2 (nl)
JP2748483B2 (ja) ビデオディスク記録装置及び再生装置
JPH0356039B2 (nl)
KR0139290B1 (ko) 비디오디스크기록방식 및 재생장치
JP2715468B2 (ja) ディジタル信号の再生装置
JPS6214996B2 (nl)
JPH0644376B2 (ja) 記録再生方法及び装置
KR940005179B1 (ko) 영상신호 기록재생장치 및 그 방법
JPS61133079A (ja) 情報信号記録円盤
JPS61131995A (ja) 情報信号記録円盤再生装置
JPH02217094A (ja) ディジタル映像信号記録再生方法及びその装置
JPH0817475B2 (ja) 映像信号の再生装置
JPH07108028B2 (ja) 映像信号の記録再生装置
JPS60214179A (ja) 映像信号記録再生装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20020126

Free format text: 20020126