NL192486C - Kleurenvideobandinrichting. - Google Patents

Kleurenvideobandinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL192486C
NL192486C NL8005640A NL8005640A NL192486C NL 192486 C NL192486 C NL 192486C NL 8005640 A NL8005640 A NL 8005640A NL 8005640 A NL8005640 A NL 8005640A NL 192486 C NL192486 C NL 192486C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
samples
information
recording
video
Prior art date
Application number
NL8005640A
Other languages
English (en)
Other versions
NL8005640A (nl
NL192486B (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP13217079A external-priority patent/JPS5656083A/ja
Priority claimed from JP13331379A external-priority patent/JPS5657373A/ja
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8005640A publication Critical patent/NL8005640A/nl
Publication of NL192486B publication Critical patent/NL192486B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192486C publication Critical patent/NL192486C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/80Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N9/808Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback involving pulse code modulation of the composite colour video-signal
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/87Regeneration of colour television signals
    • H04N9/873Regeneration of colour television signals for restoring the colour component sequence of the reproduced chrominance signal
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/87Regeneration of colour television signals
    • H04N9/877Regeneration of colour television signals by assembling picture element blocks in an intermediate memory

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)
  • Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
  • Color Television Systems (AREA)

Description

1 192486
Kieurenvideobandinrichting
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kieurenvideobandinrichting, omvattende een signaal-opneemstelsel en een signaalweergeefstelsel voor het onder gebruikmaking van een magneetband 5 opnemen en weergeven van een de kieurenvideobandinrichting toegevoerd kieurenvideosignaal, welk signaalopneemstelsel is voorzien van een bemonsterschakeling, een op deze bemonsterschakeling aangesloten verdeelschakeling en een aantal (N), met deze verdeelschakeling verbonden, parallel geschakelde eerste signaalverweikingskanaien met een met genoemd aantal overeenkomend aantal separaat op de signaalvetwerkingskanalen aangesloten, roteerbaar uitgevoerde magneetkoppen, waarbij de 10 bemonsterschakeling is ingericht voor het bij toevoer van genoemd kieurenvideosignaal volgens een bemonsterfrequentie fs, met fs = K.f^ met K is een natuurlijk getal en K > 3, produceren van digitale signaalmonsters van het kieurenvideosignaal, waarbij de verdeelschakeling is ingericht voor het volgens een cyclisch verlopende schakelmodus successievelijk met elk der signaalverwerkingskanalen vormen van een selectieve verbinding voor het gelijkelijk verdelen van de signaalmonsters over de signaalverweridngs-15 kanalen, en waarbij elk signaalverwerkingskanaal met daarop aangesloten magneetkop is ingericht voor het verwerken van de signaalmonsters en het telkenmale combineren van een vooraf bepaalde hoeveelheid (Z) opeenvolgend in het betreffende signaalverwerkingskanaal gerangschikte signaalmonsters en synchronisatie-, registratiespooridentificatie-, adres- en CRD-codeinformatie tot een informatiedeetblok, en het vastleggen van elk informatieblok volgens een schuin over de magneetband verlopend registratiespoor, 20 en welk signaalweergeefstelsel is voorzien van een met genoemd aantal (N) overeenkomend aantal, separaat op de magneetkoppen aangesloten tweede signaalverwerkingskanalen met een op deze kanalen aangesloten koppeleenheid voor het uitlezen, verwerken en combineren van de op de magneetband vastgelegde informatie tot een kieurenvideosignaal, en tevens is ingericht voor het uit een, bij een standaard-bandsnelheid uit te voeren, eerste weergeefmodus en uit een, bij een standaard-bandsnelheid uit 25 te voeren, tweede weergeefmodus selecteren van een bedrijfsmodus voor het uitlezen, verwerken en combineren van, op de magneetband opgenomen signaalmonsters.
Een dergelijke kieurenvideobandinrichting vormt het onderwerp van de colliderende, Nederlandse octrooiaanvrage 8005525.
Deze, tot de colliderende stand van de techniek behorende kleurenvideo-inrichting heeft betrekking op 30 het op digitale wijze opnemen van een kieurenvideosignaal, die leidt tot een verbeterde beeldweergave van het oorspronkelijke signaal, en die bovendien het meervoudig kopiëren van het videosignaal zonder kwaliteitsverlies mogelijk maakt.
Bij het bekijken van videobeelden ontstaat veelal de behoefte een bepaalde passage op de band snel op te kunnen zoeken, waartoe de meeste, tot de stand van de techniek behorende kleurenvideosignalen 35 voorzien zijn van een inrichting voor het met verhoogde snelheid weergeven van de opgenomen beelden.
Uiteraard bestaat de wens dergelijke, digitale videobandopname-apparatuur eveneens van een dergelijke inrichting te voorzien.
Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke digitale videobandinrichting, waarbij het mogelijk is ook bij een zogenaamde snelzoekfunctie een goede beeldkwaliteit te krijgen.
40 Overeenkomstig de uitvinding is een kieurenvideobandinrichting van de in de aanhef omschteven soort zodanig gekenmerkt dat de verdeelschakeling van het signaalopneemstelsel is ingericht voor het voor de vorming van informatiedeelblokken telkenmale per informatiedeel blok selecteren vein een serie sequentieel gevormde signaalmonsters en in aaneengesloten vorm doorgeven van de geselecteerde signaalmonsters aan het selectief met de verdeelschakeling verbonden signaalopneemkanaal, waarbij eik informatiedeelblok 45 een tijdsduur van L cycli van de kleurenhulpdraaggolf omvat met L als een natuurlijk getal, en dat het signaalweergeefstelsel is voorzien van een in de signaalverwerkingskanalen werkzame uitwisseleenheid voor het toewijzen van elk informatiedeelblok op grond van het bijbehorende registratiespooridentifica-tiesignaal (ID) aan het daarmee geïdentificeerde signaalverwerkingskanaal van het signaalweergeefstelsel, en tevens voorzien van een, op de koppeleenheid aangesloten filterschakeling met een gedefinieerde 50 filterkarakteristiek voor het bij toevoer van, door de koppeleenheid toegevoerde signaalmonsters separeren van luminantiecomponenten en chrominantiecomponenten.
Overigens wordt gewezen op de Britse octrooipublicatie 1.599.156. Deze literatuurplaats beschrijft een videobandweergave-inrichting die in grote lijnen overeenkomt met de videobandinrichting, die beschreven is in de Nederlandse octrooiaanvrage 8005525. Bij de in genoemde Britse octrooipublicatie beschreven 55 aanvrage, wordt, om de effecten van fouten en storingen bij het op band opnemen en weergeven van het digitale signaal, zo veel mogelijk te vermijden, gebruik gemaakt van zogenaamde ’’interleaving", waarbij op een beeld betreffende informatie in tijd verplaatst wordt opgenomen. Hierdoor is bij deze literatuurplaats de 192486 2 onderhavige uitvinding niet van toepassing.
De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: 5 figuur 1 een biokschema van het signaalopneemgedeelte van een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, figuur 2 een biokschema van het signaalweergeefgedeelte van een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, figuur 3 een schematische weergave van de roteerbare magneetkopeenheid van het digitale videoband-10 apparaat volgens de figuren 1 en 2, figuur 4 een schematische weergave van de tot de magneetkopeenheid volgens figuur 3 behorende, roteerbare magneetkop, figuur 5, een schematische weergave van een gedeelte van een magneetband met daarop registratie-sporen, volgens welke signalen door middel van het signaalopneemgedeelte volgens figuur 1 op de band 15 worden opgenomen, en voorts met de door een uitleesmagneetkop in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” gevolgde aftastbaan, figuren 6, 7 en 8 schematische weergaven ter verduidelijking van de digitalisering en de codering van een videosignaal voor verwerking door een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, figuur 9 een aantal golfvoimen ter verduidelijking van de faserelatie van het kleurhulpdraaggolfsignaal 20 tussen beeldregels van verschillende beeldrasters en volledige videobeelden, figuur 10 een schematische weergave van de opbouw van één informatieblok met digitale infoimatie, welke volgens een aan een kanaal toegevoegd registratiespoor dient te worden opgenomen volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 11 een biokschema van een signaalopneemschakeling van een digitaal videobandapparaat voor 25 opname van een in digitale vorm gebracht kleurenvideosignaal volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 12 een schematische weergave van de opbouw van één met digitale informatie, welke volgens een aan één kanaal toegevoegd registratiespoor dient te worden opgenomen door middel van de inrichting volgens figuur 11, 30 figuur 13, een schematische weergave ter verduidelijking van de digitalisering en codering van een kleurenvideosignaal voor toepassing bij de inrichting volgens figuur 11, figuur 14, enige golfvoimen ter verduidelijking van de positie van de bemonsterpunten ten opzichte van het kleurenhulpdraaggolfsignaal in geval van een bemonsterfrequentie van 4ίΜ, figuur 15 een biokschema van een chrominantie/luminantie-scheidingsfilter voor toepassing in het 35 signaalweergeefgedeelte van een digitaal videobandapparaat volgens de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuren 16A en 16B enige golfvoimen ter verduidelijking van de positie van de bemonsterpunten ten opzichte van het kleurhulpdraaggolfsignaal voor twee registratiesporen in geval van een bemonsterfrequentie van 3^, 40 figuur 17 een biokschema van een fasecorrectieschakeling, welke voor correctie van de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal kan worden gebruikt, figuren 18A-18F enige schematische weergaven ter verduidelijking van de geheugenadressen, waaraan de informatiedeelblokken van één videobeeld worden toegewezen, en van de positierelatie van de deelblokken van opeenvolgende videobeelden ten opzichte van die geheugenadressen, 45 figuur 19 een schematische weergave ter verduidelijking van de opname van een in digitale vorm gebracht kleurenvideosignaal volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 20 een biokschema van het signaalopneemgedeelte van een digitaal videobandapparaat volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuren 21-23 enige schematische weergaven ter verduidelijking van de opname van een in digitale vorm 50 gebracht kleurenvideosignaal volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding door middel van de inrichting volgens figuur 20 en figuur 24 een biokschema van een digitaal filter van de vierde orde, dat in het signaalweergeefgedeelte van een digitaal videobandapparaat volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding kan worden toegepast.
Ter vergemakkelijking van een goed begrip van de onderhavige uitvinding volgens eerstenige beschouwingen, welke van belang zijn voor de registratie of opname van een in digitale vorm gebracht kieurenvideo- 55 3 192486 signaal van het NTSC-type.
Bij de digitalisering van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type verdient het aanbeveling, met het volgende rekening te houden: 1. Aangezien één volledig videobeeld is samengesteld uit 525 beeldregels, bedraagt het aantal 5 respectievelijk voor een eerste (derde) en een tweede (vierde) beeldraster gekozen beeldregels 262, respectievelijk 263. Tijdens een eerste beeldraster zijn de verticale synchronisatie-impuls en de horizontale synchronisatie-impuls met elkaar in fase, terwijl deze impulsen tijdens een tweede beeldraster niet met elkaar in fase zijn.
2. Het aantal bemonsterde beeldelementen varieert gedurende iedere beeldregelperiode (H) met de 10 toegepaste bemonsterfrequentie (fs). Aangezien de kleurhulpdraaggolffrequentie (f^) 455/2 maal de beeld regelaftastfrequentie (fh) bedraagt, zal het aantal bemonsterde beeldelementen gedurende één beeldregelaftastperiode de in de hierna volgende tabel 1 respectievelijk voor het geval fs = 3^ en voor het geval fs = 4^ vermelde waarden hebben 15 TABEL 1 fs even beeldregel oneven beeldregel oneven videobeeld 682 683 20 3fse even videobeeld 683 682 oneven videobeeld 910 910 4fso 25 even videobeeld 910 910
In het geval fs = 3^ bedraagt het aantal bemonsterde beeldelementen voor een beeldregel, waarvoor de horizontale synchronisatie-impuls en de kleurhulpdraaggolf met elkaar in fase zijn, 682 terwijl het aantal 30 bemonsterde beeldelementen voor een beeldregel, waarvoor de horizontale synchronisatie-impuls en het kleurhulpdraaggolfsignaal niet met elkaar in fase zijn, 683 bedraagt. Het oneven videobeeld begint met de beeldregel, waarin de horizontale synchronisatie-impuls en het kleurhulpdraaggolfsignaal niet met elkaar in fase zijn, terwijl het even videobeeld begint met de beeldregel, waarvoor de beide zojuist genoemde signalen met elkaar in fase verkeren. Zoals uit tabel 1 naar voren komt, verschillen voor het geval fs = 3L*. 35 de aantallen bemonsterde beeldelementen in aangrenzende doch in de tijd over de duur van één beeld-regelaftastperiode (H) ten opzichte van elkaar verschoven beeldregels, doch indien de informatie omtrent die beeldregel van het voorafgaande beeldraster, welke zich over de afstand van één beeldregel onder de beschouwde beeldregel bevindt, als interpolatie-informatie wordt gebruikt, worden de aantallen bemonsterde beeldelementen van de foute beeldregel en van de interpolatiebeeldregel aan elkaar gelijk. De kleurhulp-40 draaggolfsignalen van de verschillende bemonsterde beeldelementen van de beide hier beschouwde beeldregels vertonen eveneens de zelfde fase.
De onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven in geval van toepassing bij een digitaal videoband-apparaat van eerder voorgesteld type, dat is voorzien van een signaalopneemgedeelte (zie figuur 1) en een signaalweergeefgedeelte (zie figuur 2); dit digitale videobandapparaat zal eerst nader worden beschreven. 45 Het digitale videobandapparaat dient voor opname van een in digitale vorm gebracht videosignaal door middel van een roteetbare magneetkopeenheid (zie figuur 3) volgens onderling evenwijdige registratie-sporen, welke zich in schuine richting over een magneetband T (zie figuur 5) uitstrekken. Aangezien de bitverwerkingssnelheid van het digitale videosignaal betrekkelijk hoog is, vindt toepassing plaats van twee roteerbare magneetkoppen HA en HB (zie figuur 4), welke dicht bij elkaar zijn aangebracht. De tot één 50 beeldraster behorende, digitale videosignalen worden over twee respectievelijk aan de beide magneetkoppen toegevoegde kanalen verdeeld en respectievelijk volgens twee onderling evenwijdige registratie-sporen TA en TB op de magneetband opgenomen. Voorts is het mogelijk, dat ook een audiosignaal in een impulscodegemoduleerd signaal of PCM-signaal wordt overgezet en in die vorm door middel van een roteerbare magneetkop wordt opgenomen volgens een niet in de tekening weergegeven derde negistratie-55 spoor dat zich evenwijdig aan de beide videoregistratiesporen TA en TB over de magneetband uitstrekt. Figuur 1 toont meer in details, dat een te registreren kleurenvideosignaal van het NTSC-type na ontvangst via een ingangsaansluiting 11 wordt toegevoerd aan een ingangsbewerkingseenheid 12. Deze 192486 4 eenheid 12 omvat een niveaufixatieschakeling en een synchronisatiesignaai- en kleursalvosignaalschei-dingsschakeling, welke het effectieve videoinformatiegedeelte van het kleurenvideosignaal afgeeft voor toevoer aan een analoog/digitaal-omzetschakeling 13. Een door de ingangsbeweridngseenheid 12 uit het ontvangen kleurenvideosignaal afgescheiden synchronisatiesignaai en een eveneens afgescheiden 5 kleursalvosignaal worden toegevoerd aan een klokimpulsgenerator 21, welke bij vooikeur van het als fasevergrendelde lus uitgevoerde type is en klokimpulsen van de bemonsterfrequentie, bijvoorbeeld: van de waarde 3^ of 4^, afgeeft. Deze klokimpulsen van de generator 21 en het synchronisatiesignaai worden toegevoerd aan een stuursignaalgenerator 22, welke verschillende soorten tijdritmebepalende impulsen, identificatiesignalen ter identificatie van beeldregels, beeldrasters, volledige videobeelden en registratie-10 sporen afgeeft, evenals een stuursignaal, dat bijvoorbeeld de vorm van een impulstrein met bemonsterim-pulsen kan hebben.
De analoog/digitaal-omzetschakeling 13 bevat in hoofdzaak een bemonster- en houdschakeling en een analoog/digitaal-omzetter voor omzetting van ieder bemonsterd uitgangssignaal of uitgangssignaalmonster in een 8-bits code, welke in bitparallelvorm aan een koppeleenheid 14 wordt toegevoerd. De beeldregelaftast-15 periodeduur 1H van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type bedraagt 63,5 ps, waarvan 11,1 ps door het beeldregeionderdrukkingsinterval in beslag wordt genomen. De periodeduur van het effectieve videogebied of -gedeelte bedraagt derhalve 52,4 ps. Wanneer de bemonsterfrequentie een waarde g y 45c 3fsc - —jr22 .fn heeft, bedraagt het aantal monsters per beeldregelaftastperiode 682,5. Voorts bedraagt het aantal monsters van het effectieve videogebied of -gedeelte 52,4 ps/T3 = 562,7 monsters, waarbij T8 de 20 bemonsterperiodeduur van 0,0931217 ps is. In verband met de verdeling van de op te nemen video-informatie over twee kanalen, wordt voor het aantal effectieve videomonsters een waarde van 576 per beeldregei of per horizontale periode gekozen, waarbij aan ieder kanaal 288 monsters worden toegewezen. Zoals figuur 6 laat zien, worden twee beeldregelaftastperioden (1365 monsters) beschouwd als één eenheid, waarbij voor het totale aantal monsters van die beeldregei, waarvoor de horizontale synchronisations impuls HD en het kleurhulpdraaggolfsignaai met elkaar in fase zijn, een waarde van 682 wordt gekozen, terwijl voor het totale aantal monsters voor die beeldregei, waarop het horizontale synchronisatiesignaai en het kleurhulpdraaggolfsignaai niet met elkaar in fase zijn, een waarde 683 wordt gekozen.
Het aantal beeldregels, dat één beeldraster vormt, bedraagt 262,5H, waarbij voor de verticale synchronisatiesignaalperiode en de vereffeningsimpulsperiode een tijdsbedrag van 10,5H wordt gereser-30 veerd. Aangezien in de verticale ’’blanking”-periode of terugslagperiode testsignalen VIT en VIR worden toegevoegd, worden deze testsignalen eveneens als effectieve videosignalen beschouwd. Voor het totale aantal effectieve videobeeldregels van één beeldrasterperiode wordt tenslotte een waarde van 252 gekozen.
Het in digitale vorm gebrachte, effectieve videogedeelte van het kleurenvideosignaal wordt door de koppeleenheid 14 van het digitale videobandapparaat over twee kanalen verdeeld. Van de 576 monsters 35 van iedere beeldregei wordt de informatie omtrent de oneven genummerde monsters naar het ene kanaal verwezen en wordt de informatie omtrent de even genummerde monsters naar het andere kanaal verwezen. De via de beide kanalen overgedragen informatie wordt steeds op de zelfde wijze bewerkt. De infoimatie, welke via het ene kanaal gaat, wordt als op te nemen signaal aan de magneetkop HA toegevoerd via in volgorde een tijdbasiscompressieschakeling 15A, een foutcontrolecodeereenheid 16A, een opneem-40 bewerkingseenheid 17A en een opneemversterker 18A. De naar het andere kanaal verwezen informatie wordt op soortgelijke wijze bewerkt, dat wil zeggen in volgorde door een tijdbasiscompressieschakeling 15B, een foutcontrolecodeereenheid 16B, een signaaiopneembewerkingseenheid 17B en een opneemversterker 18B, waarna de informatie aan de magneetkop HA voor signaalopname wordt toegevoerd. De aan het andere kanaal toegewezen informatie wordt op soortgelijke wijze beweikt, dat wil zeggen in volgorde door 45 de tijdbasiscompressieschakeling 15B, de foutcontrolecodeereenheid 16B, de opneembewerkingseenheid 17B en een signaalopneemversterker 18B, waarna het signaal voor opname aan de magneetkop Ha wordt toegevoerd. De signaalopneemversterker 18A en 18B zijn op niet in de tekening weergegeven wijze via een roteerbare omzetter of transformator gekoppeld met de dicht bij elkaar aangebrachte, roteerbare magneet-koppen HA en HB.
50 De codering van de opgenomen signalen, welke respectievelijk aan de magneetkoppen HA en HB worden toegevoerd, zal nu worden toegelicht aan de hand van figuur 8. Zoals uit deze figuur blijkt, is een informatie-deelblok met gecodeerde digitale informatie samengesteld uit 105 monsters (840 bits), waaronder een bloksynchronisatiesignaai (SYNC) van drie monsters (24 bits), een blok identificatie- en -adressignaal van twee monsters (16 bits), informatie van 96 monsters (768 bits) en een CRC (Cycli Redundancy Check)-code 55 van vier monsters (32 bits), welke informatie-eenheden elkaar in genoemde volgorde opvolgen. De op één beeldregei of beeldregelaftastperiode van het kleurenvideosignaal betrekking hebbende informatie omvat 5 192486 288 monsters per kanaal, zoals reeds is opgemerkt; de desbetreffende monsters worden verdeeld over drie deelblokken zodat de informatie omtrent iedere beeldregel over drie deelblokken van ieder 96 monsters wordt verdeeld. Het bloksynchronisatiesignaal wordt gebruikt voor identificatie van het begin van een deelblok; bij zodanige identificatie kunnen de blokidentificatie- en -adressignalen, de informatie en/of 5 CRC-code worden geëxtraheerd. De identificatiesignafen ID identificeren het kanaal of registratiespoor, het volledige videobeeld, het beeldraster en de beeldregel waarop de informatie van het desbetreffende deelblok betrekking heeft, terwijl het blokadressignaal AD het adres van het desbetreffende deelblok vertegenwoordigt. De CRC-code wordt gebmikt voor detectie van een eventuele fout in de informatie van een deelblok.
10 Figuur 7 toont de codering voor één beeldraster in één kanaal. In figuur 7 heeft ieder referentiesymbooi SBj (i = 1 858) betrekking op één deelblok, waarbij steeds drie dergelijke deelblokken één blok of beeldregel vormen of betreffen. Aangezien het effectieve videogebied van één raster uit 252 lijnen bestaat, zoals reeds is opgemerkt, komen per beeldraster 252 blokken (756 deelblokken) voor. De video-informatie van een bepaald beeldraster worden sequentieel gegroepeerd volgens een matrixverdeling van 21 x 12. Voorts 15 wordt zowel in de horizontale als in de verticale richting van de matrixverdeling pariteitsinformatie gevormd. Meer in het bijzonder bevindt zich in figuur 7 de pariteitsinformatie voor de horizontale matrixrichting in de dertiende blokkenkolom, terwijl de pariteitsinformatie voor de verticale richting zich in de tweeëntwintigste rij aan de onderzijde bevindt. In de dertiende blokkenkolom bevindt zich in de tweeëntwintigste rij de horizontale pariteitsinformatie vóór de verticale pariteitsinformatie. De pariteitsinformatie voor de horizontale 20 richting wordt op drie manieren gevormd door 12 deelblokken, welke respectievelijk uit 12 blokken van één rij van de matrixverdeling zijn gekozen. In de eerste rij wordt de pariteitsinformatie SB37 bijvoorbeeld gevormd door de modulo-2 optelling: [SB,] Φ [SBJ Θ [SBJ φ .... Θ [SBgJ = [SB37]
Daarin heeft [SBJ slechts betrekking op de informatie van het desbetreffende deelblok SBj. De tot de 25 verschillende 12 deelblokken behorende monsters worden ieder weergegeven in 8 bits parallelvorm. Op soortgelijke wijze worden door de modulo-2 optellingen:
[SB2] ® [SBJ Φ [SBJ Θ .... Φ [SBgJ = [SBgJ [SBJ Θ [SBJ Φ [SBJ Θ .... @ [SBgJ = [SBgJ
de pariteitsinformatie [SBgJ en de pariteitsinformatie [SBgJ gevormd. Deze pariteitsinformatie wordt op 30 soortgelijke wijze voor iedere van de overige rijen in horizontale richting gevormd. Uit het feit, dat de pariteitsinformatie niet slechts uit de informatie van de tot een rij behorende 36 deelblokken wordt gevormd, doch uit de informatie van 12 deelblokken, welke zich met onderbrekingen van steeds twee deelblokken in de rij bevinden, volgt een vergroting van het foutcorrectievermogen van de toegepaste code.
De pariteitsinformatie voor de verticale richting van de matrixverdeling wordt gevormd uit de informatie 35 van 21 deelblokken uit de eerste tot en met de 12de kolom. Voor de eerste kolom wordt de pariteitsinformatie [SB82J gevormd de modulo-2-optelling: [SBJ Φ [SB40] Φ [SB^j φ .... Θ [SB™] = [SB82J.
Daarbij worden de tot iedere van de 21 deelblokken behorende monsters in 8-bits parallelvorm gebracht.
De pariteitsinformatie omvat derhalve 96 monsters, evenals dit het geval is voor de video-informatie van 40 ieder deelblok. Bij de overdracht van de op één beeldraster van de genoemde matrixverdeling (22 x 13) betrekking hebbende, digitale informatie in de vorm van een sequentie van de eerste, de tweede, de derde, .....de tweeëntwintigste rij geldt, aangezien 13 blokken met een duur van 12H overeenkomen, dat een periodeduur van 12 x 22 = 264H voor overdracht van de digitale informatie omtrent één beeldraster nodig is.
Indien het toegepaste videobandapparaat van het type C is, waarbij voor opname en weergave van een 45 gedeelte van het verticale terugslagintervai in één raster een hulpmagneetkop aanwezig is, kan per videomagneetkop een opnameduur van slechts ongeveer 250H worden verkregen. Volgens de onderhavige uitvinding vindt signaalopname over een duur van 246H per registratiespoor plaats, zodat een marge van enige malen H overblijft; dit wil zeggen, dat de periodeduur van 264H voor over te dragen informatie wordt onderworpen aan tijdbasiscompressie (met een compressieveihouding R, van 41/44) tot een periodeduur 50 van 246H. Voorts worden respectievelijk aan het begin en het einde van het op te nemen signaal van één beeldraster met een periodeduur van 264H een inleidsignaal (pre-amble signaal) en een uitleidsignaal (post-amble signaal) ingevoegd.
De tijdbasiscompressieschakeling 15 volgens figuur 1 voert tijdbasiscompressie van de video-informatie met de genoemde compressieveihouding van 41/44 uit en bepaalt een informatie-onderdrukkingsperiode, 55 waarin het blok synchronisatiesignaal, de identificatie- en adressignalen en de CRC-code in ieder deelblok met video-informatie van 96 monsters wordt ingevoegd; bovendien bepaalt de schakeling 15 onderdrukkingsperioden voor invoeging van de pariteitsinformatieblokken. De pariteitsinformatie voor de 192486 6 horizontale en verticale richting en de CRC-code van ieder deelblok worden afgegeven door de foutcontrole-codeereenheid 16. Het blok synchronisatiesignaal en de blok identificatie- en -adressignalen worden aan de video-informatie toegevoegd door de opneembewerkingseenheid 17. Het blok adressignaal AD vertegenwoordigt het eerder genoemde nummer (i) van een infomriatiedeelblok. Voorts omvat de opneembewerkings-5 eenheid 17 een codeereenheid van het blokcoderingstype, welke het aantal bits per monster van 8 omzet in 10, benevens een parallel/serie-omzetter, welke de 10-bits parallelle code in serievorm brengt. Zoals meer in het bijzonder in de Amerikaanse octrooiaanvrage 171.481 van 23 juni 1980 van aanvraagster is beschreven, worden bij een dergelijke blokcodering uit de 210 beschikbare 10-bits codes die 28 codes uitgekozen, waarvan de gemiddelde gelijkspanningsniveaus dicht bij nul liggen; deze worden één voor één 10 aan de oorspronkelijke 8-bits codes toegevoegd. Als gevolg van deze maatregel zal het gemiddelde gefijkspanningsniveau van het opgenomen signaal zo dicht mogelijk bij nul liggen, hetgeen wil zeggen, dat een zo groot mogelijke afwisseling van de bitwaarden ”0” en ”1” voor uit desbetreffende signaal wordt verkregen. Een dergelijke blokcodering wordt toegepast teneinde tot overdracht van zoveel mogelijk van gelijkspanningscomponenten vrije signalen te komen, waardoor een kwaliteitsdaling van de overgedragen 15 golfvormen wordt verhinderd. Voorts kan een dergelijk resultaat worden verkregen door toepassing van een ”scramble”-systeem, waarbij zogenaamde ”M-sequentie” wordt toegepast, hetgeen neerkomt op een statistisch verdeelde in plaats van een blokcodering.
Wanneer ieder monster door 8 bits wordt weergegeven, bedraagt de bittransmissiecapaciteit per kanaal: 2o (3^) x 8 X ^ x ü = 46,097 Mb/sec.
Na omzetting van de 8-bits code in een geselecteerde 10-bits code bedraagt de bittransmissiecapaciteit per kanaal ^x 46,097 = 57,62 Mb/sec.
25 Bij de signaalopname en signaalweergave door middel van een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding worden over twee kanalen verdeelde informatiesignalen uitgelezen door de respectievelijke magneetkoppen HA en HB welke respectievelijk de respectievelijk bijbehorende registratiesporen TA en TB aftasten; de uitgelezen informatiesignalen worden respectievelijk via de weergeefversterkers 31A en 31B aan respectievelijk bijbehorende golfvormcorrectieschakelingen toegevoerd, welke niet in de tekening zijn 30 weergegeven. Deze golfvormcorrectieschakelingen omvatten ieder een weergeefvereffeningsschakeiing ter verhoging van het niveau van de hoogfrequent component van het uitgelezen signaal en maken het uitgelezen signaal tot een duidelijk impulsvormig signaal. Voorts extraheert iedere golfvormcorrectie-schakeling een met het inleidsignaal gesynchroniseerd uitleesbitkloksignaal, dat tezamen met de informatie aan een respectievelijk bijbehorende weergeefbewerkingseenheid 32A of 32B wordt toegevoerd. In ieder 35 van de weergeefbewerkingseenheden 32A en 32B wordt de in serievorm ontvangen informatie in parallelvorm gebracht, het blok synchronisatiesignaal geëxtraheerd, de informatie gescheiden van het bijbehorende blok synchronisatiesignaal en van de bijbehorende identificatie- en adressignalen en CRC-code, terwijl voorts blokdecodering, dat wil zeggen omzetting van 10-bits informatie in 8-bits informatie plaats vindt. De hieruit resulterende informatie wordt toegevoerd aan een respectievelijk bijbehorende tijdbasiscorrectie-40 schakeling 33A of 33B, waardoor eventueel de tijdbasisfouten uit de ontvangen informatie worden verwijderd. De tijdbasiscorrectieschakeling 33A en 33B kunnen bijvoorbeeld ieder vier geheugens omvatten, waarin de uitgelezen en voorbewerkte informatie sequentieel door middel van met de uitgelezen informatie gesynchroniseerde klokimpulsen wordt ingelezen, waarna de zelfde informatie sequentieel op basis van referentieklokimpulsen uit de geheugens wordt uitgelezen. Wanneer het gevaar bestaat, dat de infoimatie-45 uitlezing de informatie-inlezing gaat inhalen, vindt heruitlezing van een eerder uitgelezen geheugen plaats.
De op een kanaal betrekking hebbende informatie wordt door de respectievelijk bijbehorende tijdbasiscorrectieschakeling 33A of 33B via een gemeenschappelijke uitwisseleenheid 41 toegevoerd aan een respectievelijk bijbehorende foutcorrectiedecodeereenheid 34A of 34B. Tijdens normale signaalweergave, waarbij de roteerbare uitleesmagneetkoppen een betrouwbare aftasting van de tijdens signaalopname op de 50 magneetband gevormde registratiesporen uitvoeren, of tijdens signaalweergave bij langzaam bewegend of stilstaand beeld, waarbij de relatieve positie van de roteerbare magneetkoppen zodanig wordt geregeld, dat eveneens nauwkeurige aftasting van de eerder gevormde registratiesporen wordt verkregen, worden door de beide magneetkoppen HA en HB slechts signalen uit respectievelijk de registratiesporen TA en TB uitgelezen. Tijdens de signaalweergave bij hoge snelheid, waarbij de magneetbandtransportsnelheid vele 55 malen die bij signaalopname bedraagt, voert ieder van de roteerbare magneetkoppen echter aftasting van een aantal registratiesporen uit, zoals de voor de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” in figuur 5 getekende lijn HSM laat zien. In dat geval worden uit de beide registratiesporen TA en TB afkomstige signalen met elkaar 7 192486 vermengd. In dat geval voert de uitwisseleenheid 41 identificatie van het steeds juiste kanaal van een uitgelezen signaal uit op grond van registratiespooridentificatiesignalen; de uitgelezen signalen worden steeds aan de voor het desbetreffende kanaal juiste foutcorrectiedecodeereenheid 34A of 34B toegevoerd.
De foutcorrectiedecodeereenheid 34A en 34B bevatten ieder foutdetectie- en -correctieschakelingen, 5 waarvan de werking is gebaseerd op de CRC-code, de horizontale en de verticale pariteitsinformatie, een rastergeheugen en/of dergelijke. Tijdens signaalweergave bij hoge snelheid, vindt echter geen foutdetectie en -correctie plaats en wordt het rastergeheugen gebruikt voor omzetting van de intermitterend ontvangen, uitgelezen infoimatie van ieder kanaal in een continue informatievorm. De van iedere foutcorrectiedecodeereenheid 34A of 34B afkomstige informatie wordt toegevoerd aan een respectievelijk bijbehorende tijdbasis-10 expansieschakeling 35A of 35B, welke de informatie naar de oorspronkelijke transmissievertiouding terugomzet en in die vorm aan een gemeenschappelijke koppeleenheid 36 toevoert. Deze dient om de tweekanalige informatie om te zetten tot éénkanalige informatie, welke door een digitaal/analoog-omzetschakeling 37 in analoge informatie wordt omgezet. Voorts kan de koppeleenheid 36 dienen voor afgifte van een digitaal video-uitgangssignaa! (dit is niet in de tekening weergegeven). Aangezien een 15 digitaal video-ingangssignaal en een digitaal video-uitgangssignaal door respectievelijk het signaalopneem-gedeelte en het signaalweergeefgedeelte volgens respectievelijk de figuren 1 en 2 kan worden opgenomen, respectievelijk afgegeven, zijn ’’editing” en ’’dubbing” (signaalcopieéring) mogelijk voor gedigitaliseerde signalen, dat wil zeggen zonder tussentijdse omzetting van in digitale voim verkerende signalen uit/in analoge signalen.
20 De door de digitaal/analoog-omzetschakeling 37 afgegeven uitgangsinformatie wordt toegevoerd aan een uitgangsbewerkingseenheid 38, welke een aan een uitgangsaansluiting 37 ter beschikking komend kleurenvideosignaal afgeeft. Daarbij is het mogelijk, dat een van een uitwendige bron afkomstig referentie-signaal wordt toegevoerd aan een niet in de tekening weergegeven klokimpulsgenerator, welke klok-impulsen en een referentiesynchronisatiesignaal voor een evenmin in de tekening weergegeven stuur-25 signaalgenerator levert. Deze laatstgenoemde geeft met het van de uitwendige bron afkomstige referentiesignaai gesynchroniseerde stuursignalen af, zoals verschillende een tijdritmebepalende impulsen, identificatiesignalen voor identificatie van een beeldregel, een beeldraster en een volledig beeld, en bemonsterklokimpulsen. In het signaalweergeefgedeelte wordt het rijdritme van de signaalbewerking van de door de magneetkoppen HA en HB uitgelezen informatie tot en met de uitgang van de tijdbasiscorrectie-30 schakelingen 33A en 33B bepaald door de uit de uitgelezen informatie geëxtraheerde klokimpulsen; daarentegen vindt de signaalbewerking van informatie vanaf de uitgang van de tijdbasiscorrectie-schakelingen 33A en 33B tot aan de uitgangsaansluiting 39 plaats door de van de klokimpulsgenerator afkomstige klokimpulsen.
Zoals in het voorgaande reeds is opgemerkt, levert de tot het signaalweergeefgedeelte behorende 35 uitwisseleenheid 41 volgens figuur 2 tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” juiste signalen aan de foutconectiedecodeereenheden 34A en 34B. Dit wil zeggen, dat de uitwisseleenheid 41 uit ieder deelblok SB van het uitgelezen digitale signaal het identificatiesignaal ID verwijdert en het aldus van identificatiesignalen ID ontdane signaal deelblok voor deelblok aan het respectievelijk bijbehorende kanaal toevoert. De uitwisseleenheid 41 reageert echter niet op eventuele fasefouten van het kleurhulpdraaggolf-40 signaal, zoals in het hierna volgende meer in details zal worden beschreven.
Zoals reeds is opgemerkt omvat bij een kleurenvideosignaal van het NTSC-type ieder volledig videobeeld 525 beeldregels, welke zijn verdeeld over twee beeldrasters, zodanig dat het eerste beeldraster 262 beeldregels en het tweede beeldraster 263 beeldregels omvat. Het zal duidelijk zijn, dat aangezien het tweede beeldraster van ieder volledig videobeeld één beeldregel meer bevat, de eerste beeldregel van het 45 tweede raster één beeldregel boven de eerste beeldregel van het eerste beeldraster zal liggen. Bij een digitaal videobandapparaat wordt een effectief videobeeld gekozen, dat bijvoorbeeld zodanig is gestructureerd, dat het eerste beeldraster daarvan de video-informatie van de beeldregels 12-263 bevat en het tweede beeldraster de video-informatie omtrent de beeldregels 274-525 bevat. Op die wijze zullen het eerste en het tweede beeldraster van ieder volledig videobeeld de informatie omtrent 252 beeldregels 50 omvatten.
Figuur 9 toont de faserelatie, respectievelijk de golfvorm, van het kleurhulpdraaggolfrelatie van het kleurenvideosignaal voor de afgetaste beeldregels in een eerste of oneven en een tweede of even videobeeld, waarbij de tot het eerste beeldraster van ieder volledig videobeeld behorende beeldregels met volle lijnen zijn weergegeven, terwijl de tot het tweede beeldraster behorende beeldregels met gebroken 55 lijnen zijn aangegeven, waarbij de fase van het hulpdraaggolfsignaal op basis superpositie is ingetekend. Bij de golfvotmen volgens figuur 9 bestaat het eerste of oneven videobeeld uit een eerste beeldraster met de beeldregels L.,.., \.Λ_2.....welke met volle lijnen zijn weergegeven, en voorts uit een tweede beeid- 192486 8 raster met de beeldregels \.2.Λ, Ι_2_2......L*.^, welke laatstgenoemde beeldregel de beeldtegel 525 van het oneven volledige videobeeld voimt. Op soortgelijke wijze bestaat het tweede of even volledige videobeeld uit een eerste beeldraster met de beeldregels L,..,, L^,.....Lu2ez en uit een tweede beeldiaster met de beeldregels L*.,, l_2_2......L^.^. leder van deze beeldregels bestaat bij voorkeur uit drie deelblokken SBj - 5 SBi+2, waarbij tot beide videobeelden behorende beeldregels met een zelfde numeriek achtervoegsel uit identiek genummerde deelblokken bestaat. Zo bestaat bijvoorbeeld iedere beeldregel L,., en L1.1 van het oneven videobeeld en iedere beeldregel en L,., van het even videobeeld uit deelblokken, welke zijn genummerd als 88,-863. Dit wil zeggen, dat tot het oneven en tot even volledige videobeeld behorende beeldregels met een zelfde numeriek achtervoegsel aan de zelfde adressen van een respectievelijk 10 bijbehorend rastergeheugen worden opgeslagen. Op andere wijze kan dit worden geformuleerd door te stellen, dat de aan de beeldregels ί2., en L,., van het oneven en het even, volledige videobeeld toegevoegde drie deelblokken SE^-SBg een zelfde blokadressignaal AD hebben.
Tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken”, voeren de uitleesmagneetkoppen HA en Hb ieder een schroeflijnvormige aftasting van de beide registratiesporen TA en TB uit. Als gevolg daarvan zal 15 het door de magneetkop HA uitgelezen signaal, evenals het door de magneetkop HB uitgelezen signaal digitale componenten uit de beide kanalen A en B bevatten. Dit heeft tot gevolg, dat de foutcontrole-decodeereenheden 34A en 34B in de desbetreffende bedrijfstoestand geen foutcorrectie uitvoeren. In plaats daarvan worden de door de magneetkoppen HA en HB uitgelezen signalen slechts, en zulks in overeenstemming met het adres van de uitgelezen deelblokken, aan de respectievelijk bijbehorende adressen van een 20 rastergeheugen opgeslagen. Daarbij dient voorts te worden opgemerkt, dat tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” iedere magneetkop HA en HB bij aftasting van ieder registratiespoor ten minste één deelblok bestrijkt, zodat ten minste één blokadressignaal AD ter beschikking komt voor opslag van de informatie van het desbetreffende deelblok aan het respectievelijk bijbehorende adres van het rastergeheugen.
25 Tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken”, worden de tot de oneven en even beeld rasters en tot de oneven en even volledige videobeelden behorende signalen echter met elkaar vermengd, waarbij sommige voor een bepaald adres bestemde signalen misschien zelfs niet uitgelezen worden. Indien bijvoorbeeld het op de beeldregel L,., van het oneven videobeeld betrekking hebbende signaal in het rastergeheugen wordt ingelezen op het voor de eerste beeldregel bestemde rastergeheugen-30 adres en indien het op de beeldregel van het zelfde oneven videobeeld vervolgens in het rastergeheugen wordt ingelezen op het voor de tweede beeldregel bestemde rastergeheugenadres, blijft de bestaande faserelatie tussen beide beeldregelinformaties de zelfde. Onder verwijzing naar figuur 9 wordt opgemerkt, dat de fase van het hulpdraaggolfsignaal aan het einde van de beeldregel L,., van het oneven videobeeld in de juiste relatie verkeert met de fase van het hulpdraaggolfsignaal aan het begin van de 35 beeldregel L2.2 van het oneven videobeeld, zodat een uniforme faserelatie behouden blijft. Indien daarentegen het op de beeldregel van het oneven videobeeld betrekking hebbende signaal in het rastergeheugen wordt ingelezen op het voor de eerste beeldregel bestemde rastergeheugenadres en indien het op de beeldregel L,_2 van het even videobeeld betrekking hebbende signaal op het voor het tweede beeldregel bestemde rastergeheugenadres, zal de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal omkeren wanneer 40 het uit het geheugen uitgelezen signaal van de beeldregel van het oneven videobeeld overgaat naar de beeldregel L,.2 van het even videobeeld. In dat geval is de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal aan het einde van de beeldregel ί2., van het oneven videobeeld niet de zelfde als die aan het begin van de beeldregel L,.2 van het even videobeeld, zodat geen continuïteit in de faserelatie aanwezig is. De fase van het hulpdraaggolfsignaal ondergaat derhalve bij continue uitlezing van de op deze beide beeldregels 45 betrekking hebbende informatie uit het rastergeheugen een omkering. Het zal echter duidelijk zijn, dat hoewel in het voorgaande voorbeeld sprake van een dergelijke fase-omkering tussen gehele beeldregels van het opgenomen signaal was, het in de praktijk meer waarschijnlijk is, dat een dergelijke fase-omkering van het kleurhulpdraaggolfsignaal tussen opeenvolgende informatiedeelblokken van een zelfde beeldregel optreedt. In ieder geval kan worden gesteld, dat de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal tijdens signaal-50 weergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” omkeringen kan vertonen.
In verband daarmede dient bij signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” een eventuele fase-omkering van het kleurhulpdraaggolfsignaal tussen opeenvolgend uitgelezen informatiedeelblokken te worden gedetecteerd en onmiddellijk te worden gecorrigeerd. Het zal echter eveneens duidelijk zijn, dat slechts de chrominantiecomponent van het uitgelezen videosignaal aan het kleurhulpdraaggolfsignaal is 55 gekoppeld, zodat slechts de chrominantiecomponent van het digitale videosignaal in plaats van het gehele videosignaal dient te worden gecorrigeerd. Daartoe dient dan de chrominantiecomponent van het videosignaal van de luminantiecomponent te worden afgescheiden, aan fase-omkeercorrectie te worden 9 192486 onderworpen en vervolgens met de luminantiecomponent te worden gerecombineerd. Ongelukkigerwijze kan een dergelijke maatregel niet worden toegepast bij het eerder bekende stelsel, volgens hetwelk opeenvolgende monsters van het digitale videosignaal afwisselend over twee kanalen worden verdeeld en vervolgens in respectievelijk aan die kanalen toegevoegde, gescheiden registratiesporen TA en TB worden 5 opgenomen. Dat wil zeggen, dat de bekende digitale filters niet in staat zijn om in het geval van een op de genoemde wijze opgenomen, digitaal kleurenvideosignaal bij de weergave daarvan de chrominantiecompo-nent op bevredigende wijze uit het uitgelezen signaal af te scheiden.
De uitvinding brengt hierin veibetering en verschaft een werkwijze en een inrichting voor zodanige opname van een digitaal kleurenvideosignaal, dat de genoemde maatregel na signaalweergave wel op 10 bevredigende wijze kan worden uitgevoerd. Een eerste uitvoeringsvorm van een dergelijke werkwijze en inrichting volgens de uitvinding zal nu worden beschreven.
Bij de voorgestelde werkwijze wordt het effectieve videogebied of -gedeelte van het kleurenvideosignaal voor elke af te tasten beeldregel verdeeld in N blokken, zoals figuur 10 laat zien, waarbij N gelijk is aan het aantal kanalen, waarover het signaal is verdeeld, en tevens groter dan of gelijk aan twee is. De signalen 15 van de blokken A-N worden daarbij respectievelijk in respectievelijk aan de kanalen A-N toegevoegde registratiesporen TA-TN opgenomen, leder dergelijk blok bestaat voorts uit M deelblokken, welke ieder een met L-cycli van het kleurhulpdraaggolfsignaal overeenkomend videosignaal bevatten, waarbij L en M positieve, gehele getallen zijn. leder deelblok bevat voorts een bloksynchronisatiesignaal (SYNC), een blokidentificatiesignaal ID, een blok adressignaal (AD) en een CRC-code, zoals reeds is beschreven. Bij de 20 werkwijze volgens de uitvinding wordt voorts voor de bemonsterfrequentie fs een waarde Kf^ gekozen, waarbij K een geheel getal, groter dan of gelijk aan drie is. Het zal derhalve duidelijk zijn, dat in ieder registratiespoor de op ten minste één cyclus van het kleurhulpdraaggolfsignaal betrekking hebbende signalen worden opgenomen. Indien bijvoorbeeld fs = 4^, L = 1 en M = 1, worden achtereenvolgens in ieder registratiespoor vier aangrenzende monsters opgenomen. De figuren 11-13 tonen enige details van 25 een specifiek voorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding; voor dit specifieke voorbeeld geldt N = 3, M = 2, L = 32 en K = 4. De codering van de respectievelijk aan de magneetkoppen HA, HB en Hc voor opname toegevoerde signalen is weergegeven in de figuren 12 en 13. Zoals daaruit blijkt, bevat de informatie omtrent één beeldregel van het kleurenvideosignaal 256 monsters per kanaal, dat verdeeld is in twee deelblokken met ieder 128 monsters, leder deelblok van het gecodeerde digitale signaal kan bestaan 30 uit 137 monsters (1096 bits), waartoe behoren een bloksynchronisatiesignaal (SYNC) van drie monsters <24 bits), een blok identificatiesignaal (ID) en een blok adressignaal van twee monsters (16 bits), de video-informatie van 128 monsters (1.024 bits) en de CRC-code van 4 monsters (32 bits); deze informatie-elementen volgen na elkaar, zoals reeds aan de hand van figuur 8 is besproken. Figuur 13 toont de codering voor één beeldraster in één kanaal; daarbij heeft ieder referentiesymbool SB: (i = ~ 572) betrekking 35 op één deelblok, terwijl twee dergelijke deelblokken één blok of regel per kanaal bepalen. Aangezien het effectieve videogebied of -deel van één beeldraster 252 lijnen bevat, zoals reeds eerder is opgemerkt, komt in één beeldraster een informatie van 252 blokken of 504 deelblokken voor. De video-informatie van een bepaald beeldraster is sequentieel gegroepeerd volgens een matrix van 21 x 12, waarbij aan de horizontale en de verticale richting van de matrixverdeling pariteitsinfoimatie is toegevoegd, zoals eveneens reeds in 40 het kader van figuur 8 is besproken. Het eerste blok van de eerste beeldregel wordt daarbij opgenomen in het registratiespoor TA; het tweede blok wordt opgenomen in het registratiespoor TB; het derde blok wordt opgenomen in het registratiespoor Tc. Het eerste blok van de daarop volgende beeldregel wordt vervolgens in het registratiespoor TA opgenomen, dat wil zeggen volgt op het eerste blok van de eerste beeldregel; het tweede blok wordt opgenomen in het registratiespoor TB, dat wil zeggen volgend op het tweede van de 45 eerste beeldregel; het derde blok van de volgende beeldregel wordt opgenomen in het registratiespoor Tc, dat wil zeggen volgend op het derde blok van de eerste beeldregel, enz.. Het zal derhalve duidelijk zijn, dat 256 in digitale vorm gebrachte monsters aangrenzend opeenvolgend in ieder blok van ieder registratiespoor worden opgenomen. Zb zijn de in digitale vorm gebrachte monsters, welke in de registratiesporen TA, T8 en Tc worden opgenomen, op de volgende wijze gegroepeerd.
50 TA:S., ...S2se >'§769 —S1.024iS1.537...
"^"β’®257—S512 iSi.025 ··'Si .280^1.793— T"c;Ssi3—S768 ;Si,281—Sl.536iS 2.049—
Aan de hand van een vereenvoudigd voorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding zal nu worden verduidelijkt, dat de chrominantiecomponent van het kleurenvideosignaal volgens de uitvinding daarvan 55 gemakkelijk kan worden gescheiden. Voor het geval, waarin het digitale videosignaal slechts over twee kanalen A en B is verdeeld, wordt een eerste groep aaneengrenzende monsters in digitale vorm in een eerste registratiespoor TA opgenomen, een aan de eerste groep grenzende, tweede groep aaneen- 192486 10 grenzende monsters in digitale vorm in een registraliespoor TB opgenomen, een aan de tweede groep grenzende, derde groep aaneeng lenzende monsters in digitale vorm in het eerste registratiespoor TA opgenomen en een aan de derde groep grenzende, vierde groep aaneengrenzende monsters in digitale vorm weer in het tweede registratiespoor TB opgenomen, enz.; daarbij bevat iedere groep aaneengrenzende 5 monsters in digitale vorm signalen, welke op ten minste één cyclus van het kleurhulpdraaggolfsignaal betrekking hebben. Wanneer de bemonsterfrequentie bijvoorbeeld gelijk is 4^, zullen vier monsters met één cyclus van het kleurhulpdraaggolfsignaal overeenkomen. Wanneer het digitale signaal in twee kanalen wordt gescheiden, respectievelijk daarover wordt verdeeld, en L=M=1, zal de eerste groep aangrenzende monsters in digitale vorm de in het registratiespoor TA op te nemen monsters S1t S2, S3 en S4 bevatten. De 10 daarop volgende groep aangrenzende monsters omvat de monsters S5, S6, 87 en S8, welke in het registratiespoor TB worden opgenomen. De derde groep omvat de monsters S9, S10, en S12, welke volgende op de eerste groep monsters S1t S2, S3 en S4 in het registratiespoor TA worden opgenomen. De opname van de in digitale vorm gebrachte monsters in de registratiesporen TA en TB heeft derhalve het volgende groeperingskarakter: 15 TA: Si S2 S3 S4 S9 S10 Sin S12 S17 S18 S19 S20 ....
Tb: Ss S6 Sy S8 S13S14 S15 S16 S21 S22 S24 S^ ....
Bij een dergelijke signaalopneemwijze kan de chrominantiecomponent van het videosignaal in het signaalweergeefgedeelte gemakkelijk uit het videosignaal worden afgescheiden door middel van een geschikt chrominantiefilter, zoals vervolgens zal worden verduidelijkt voor het geval, waarin de bemonster· 20 frequentie f8 = 4^. Bij een dergelijke keuze voor de bemonsterfrequentie bedragen, zoals figuur 14 laat zien de signaalniveaus in de respectievelijk bij de fasehoeken 0°, 90°, 180° en 270° gelegen bemonsterpunten respectievelijk S1t S2, S3 en S4. Aangezien het signaalniveau SN van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type de volgende gedaante heeft: 25 SN = YN + (R - Y) cos Wsct + 2^03(8-Y)sinoüsot = Yu + DRn cos (i)Kt + DBn sin (i^t (1) waarbij 30 ω8(- = 2-irfgc. (2) DRn = ï^(r-Y) (3)
DBn = 5^(&-Y) W
Voor de signaalniveaus S1t S2, S3 en S4 kunnen dan de volgende waarden worden verkregen 35 Si = Yi + DRi (5)
Sa = Ya + DB2 (6) 53 = Y3-DR3 (7) 54 = Y4-DB4 (8) welke monsterwaarden respectievelijk bij fasehoeken van 0°, 90°, 180° en 270° worden gevonden, zoals 40 reeds is opgemerkt. Het zal nu duidelijk zijn, dat de oneven monsters slechts de rode kleurcomponent van het kleurenvideosignaal bevatten, terwijl de even monsters slechts de blauwe kleurcomponent van het kleurenvideosignaal bevatten.
Bekend is, dat de bandbreedte van de kleurverschilsignalen (R-Y) en (B-Y) ongeveer 500Hz bedraagt, hetgeen een veel geringere waarde is dan die van de bemonsterfrequentie 4^, welke bij benadering gelijk 45 is aan 14,3 MHz. De periodeduur van de kleurverschilsignalen (R-Y) en (B-Y) is deihalve veel groter dan de bemonsterperiodeduur, zodat een eventuele niveauverandering van het kleurverschilsignaal tussen opeenvolgende of zelfs tussen afwisselende monsters verwaarloosbaar klein is. Aangezien, zoals zojuist opgemerkt, het signaalniveau tussen opeenvolgende monsters geen snelle veranderingen laat zien, kunnen de volgende benaderingen worden toegepast: 50 DR1 s DR3 DB2 s DB4 dit geldt voor de monsters van de eerste groep aangrenzende monsters S„ Sa, S3 en S4. Op soortgelijke wijze zal ook het signaalniveau van de luminantiecomponent van het videosignaal tussen opeenvolgende of zelfs tussen afwisselende bemonsteringen niet snel veranderen, zodat ook de luminantiecomponentwaarden 55 Y1f Y2, Y3 en Y4 bij benadering gelijk aan elkaar zijn. Bij combinatie van de vergelijking (5) en (7) wordt nu de volgende vergelijking verkregen: 11 192486
Si + S-a Y1 + Yo 1 -L2-5 = ^T-^ + |(DR1-DR3)*Y1sY3 (9)
Op soortgelijke wijze kunnen de vergelijkingen (6) en (8) worden gecombineerd tot 5 ^-^ = ^^ + |(DB2-D4)SY2^Y4 (10)
Uitgaande van deze vergelijkingen (9) en (10) zal nu worden verduidelijkt, op welke wijze de chrominantie-component en de luminantiecomponent van het in digitale vorm gebrachte kleurenvideosignaal van elkaar kunnen worden gescheiden. Meer in het bijzonder volgt uit de vergelijkingen (5) en (9) dat: S< + So Si - S, w 0^ = 8,-^=8,--^ = -^ (11)
Op soortgelijke wijze kunnen uit de vergelijkingen (6)-(10) de volgende vergelijkingen worden afgeleid: DB, = S,-Y, = = (12) ΥΓ Si + Sa Si " Sa 15 DR3 = -S3 + Y3 = -S3 + —- = —^2 ~ (13) DB4 = -S4 + Y4--S4 + ^i-5lzS« ,14)
Het zal derhalve duidelijk zijn, dat de rode en blauwe kleurverschilsignalen uit de in digitale vorm gebrachte 20 monsters of monsterwaarden S, tot en met S4 kunnen worden afgeleid. Indien ten minste één cyclus van het bemonsterde, gedigitaliseerde signaal per registratiespoor wordt opgenomen, kunnen de luminantiecomponent en de chrominantiecomponent van het videosignaal op basis van deze vergelijkingen worden afgescheiden. Ter vergelijking wordt opgemerkt, dat volgens een eerder voorgestelde werkwijze, waarbij opeenvolgende monsters in digitale vorm afwisselend over twee kanalen worden verdeeld, ieder deel 25 informatieblok slechts uit oneven- of evengenummeide monsters in digitale vorm bestaat, te weten: TA: S, S3 S5 S7 S8 ....
TB: S2 S4 S6 S« S10 ...
Tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” kunnen de monsters S, S3 S5 S7 .... uit het registratiespoor TA worden uitgelezen, doch niet de monsters S2 S4 S6 S8 .... welke in het registratiespoor 30 TB zijn opgenomen. Indien desondanks de hiervoor beschreven componentenscheiding op uitsluitend de uit het registratiespoor TA uitgelezen, oneven genummerde monsters S, S3 Ss S7 ... wordt toegepast, zal slechts de rode kleurcomponent van het videosignaal worden gereproduceerd. Op soortgelijke wijze geldt, dat indien de componentenscheidingswijze volgens de uitvinding op slechts de uit het registratiespoor TB uitgelezen, even genummerde monsters S2 S4 S6 S8 ... wordt toegepast, slechts de blauwe kleurcomponent 35 van het videosignaal wordt gereproduceerd. Een samengesteld kleurentelevisiesignaal kan derhalve tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” niet uit het videosignaal worden afgescheiden indien de gedigitaliseerde monsters volgens eerder voorgestelde werkwijze worden opgenomen.
Het zal echter duidelijk zijn, dat ieder informatiedeelblok bij voorkeur een aantal continue cycli van het bemonsterde signaal in digitale vorm bevat, zodat in werkelijkheid het aantal aangrenzende monsters in 40 digitale vorm per groep meer dan vier bedraagt. Zoals bijvoorbeeld in het voorgaande reeds is opgemerkt, omtrent het voorbeeld volgens de figuren 11-13, kan ieder informatiedeelblok 32 ononderbroken cycli van het bemonsterde signaal in digitale vorm bevatten, zodat in het geval van een bemonsterfrequentie ^=4^ in ieder registratiespoor 256 aangrenzende monsters per groep worden opgenomen. In een dergelijk geval kan een filterschakeling 100, zoals weergegeven in figuur 15, welke tussen de uitgang van de koppeleenheid 36 45 en ingang van de digitaal/analoog-omzetter 37 van het signaalweergeefgedeelte volgens figuur 2 wordt opgenomen, worden gebruikt voor afscheiding van de chrominantiecomponent en de luminantiecomponent uit het in digitale vorm gebrachte kleurenvideosignaal, waarbij de filterschakeling 100 een luminantiefilterka- 1 + Z-2 1 — 7_ 2 rakteristiek y = -—en een chrominantiefilterkarakteristiek C = — £ dient te hebben, waarbij Z de vertragingskarakterisuek van de filterschakeling voor één monster is. Meer in het bijzonder worden de in ^ digitale vorm gebrachte monsters van het kleurenvideosignaal via twee één-monster-vertragingsschakeling 102 en 104 toegevoerd aan de positieve ingangen van respectievelijk een eerste optelschakeling 106 en een tweede optelschakeling 108. De in digitale vorm gebrachte monsters worden bovendien rechtstreeks aan de positieve ingang van de optelschakeling 106 en aan de negatieve ingang van de optelschakeling 108 toegevoerd. Het uitgangssignaal van de optelschakeling 106 wordt via een tweedelende schakeling 110 55 als afgescheiden luminantiecomponent van het kleurenvideosignaal afgegeven, terwijl het uitgangssignaal van de optelschakeling 108 via een tweedelende schakeling 112 als afgescheiden chrominantiecomponent 192486 12 van het videosignaal wordt atgegeven. Wanneer de magneetkoppen HA en HB een slechts op één enkel deelinformatieblok betrekking hebbend signaal uit slechts één van de sporen uitlezen, kan de chrominantie-component van het desbetreffende signaal, welke zowel de rode als de blauwe kleurcomponenten van het signaal bevat, gemakkelijk worden afgescheiden.
5 Ter vergelijking met de reeds eerder voorgestelde signaalopneemwijze, volgens welke in digitale vorm gebrachte monsters afwisselend in de beide registratiesporen TA en TB worden opgenomen, wordt opgemerkt dat het filter 100 voor een bevredigende afscheiding van de chrominantiecomponent en de luminantiecomponent uit het signaal niet kan worden gebruikt. In een dergelijk geval zou ter veikrijging van de zelfde relatie als weergegeven door de vergelijkingen (9) en (10), slechts één van de beide één-monster-10 vertragingsschakelingen 102 of 104 worden gebruikt, aangezien bijvoorbeeld het registratiespoor TA de afwisselende monsters in digitale vorm S.,, S3, Ss, ....SN bevat. In geval van toepassing van een dergelijke gewijzigde filterschakeling zou, wanneer de uit het registratiespoor TA uitgelezen monsters, dat wil zeggen de oneven genummerde monsters, aan de gewijzigde filterschakeling worden toegevoerd, slechts de rode kleurcomponent worden gereproduceerd; op soortgelijke wijze geldt, dat wanneer slechts de even genum-15 morde, uit het registratiespoor TB uitgelezen monsters aan de gemodificeerde filterschakeling worden toegevoerd, slechts de blauwe kleurcomponent zou worden verkregen. Op die wijze is het derhalve onmogelijk, het samengestelde kleursignaal door middel van de filterschakeling af te scheiden; als gevolg daarvan wordt geen fasecorrectie van het kleursignaal verkregen.
Indien voor de bemonstertrequentie fs een waarde 3^ wordt gekozen, waarbij de monsterpunten 20 respectievelijk bij fasehoeken van 0°, 120° en 240° komen te liggen, zoals in figuur 16 is weergegeven, kunnen uit de vergelijking (1) de volgende vergelijkingen voor S.,, S2 en Sg worden afgeleid: S, = Y, + DR1 K = 0°) (15) S2 = Y2-1dR2 + ^ DB2 («c = 120°) (16) 25 S3 = Y3 - i DR3 - ^ DB3 (<oc = 240°) (17)
Op basis van de zelfde analyse welke reeds voor een bemonsterfrequentie ter waarde 4fs0 werd toegepast, kunnen nu de volgende vergelijkingen worden verkregen: 30 YsS,+%- S? <18> DR s S, - Y (19) DB ss (¾ - S3) /V3 (20)
Het zal derhalve duidelijk zijn, dat de chrominantiecomponent en de luminantiecomponent gemakkelijk 35 kunnen worden afgescheiden, weer als gevolg van signaalopname van de in digitale vorm gebrachte monsters, als voorgesteld door de uitvinding. Een soortgelijke analyse kan worden toegepast voor een bemonsterfrequentie met een hogere waarde dan 4^.
De zojuist beschreven, door de uitvinding verschafte mogelijkheid tot afscheiding van de chrominantiecomponent uit het uitgelezen videosignaal heeft tot gevolg, dat de chrominantiecomponent voor ieder 40 informatiedeelblok aan fasecorrectie kan worden onderwoipen, bijvoorbeeld door vergelijking met een gewenste referentiefase. Een tussen de uitgang van de koppeleenheid 36 en de ingang van de digitaal/ analoog-omzetter 37 opgenomen fasecorrectieschakeling 200 volgens figuur 2 kan daartoe bijvoorbeeld worden toegepast. Zoals meer in details in figuur 17 is weergegeven, omdat de fasecorrectieschakeling 200 een chrominantie/iuminantiescheidingsfilter 100 voor afscheiding van de chrominantiecomponent en de 45 luminantiecomponent uit het aan de koppeleenheid 36 verschijnende kleurvideosignaal. De chrominantiecomponent wordt dan aan de fasecompensator 202 toegevoerd voor faseregeling op basis van het uitgangssignaal van een fasevergelijkingsschakeling 204, welke als ingangssignaal niet alleen de door het filter 100 afgescheiden chrominantiecomponent krijgt toegevoerd, doch bovendien een referentiefasesignaal dat van een referentiefaseschakeling 206 afkomstig is; het uitgangssignaal van de fasevergeiijkings-50 schakeling 204 wordt als regelsignaal aan de fasecompensator 202 toegevoerd, zoals reeds is opgemerkt. Op die wijze is fasebijregeling van het kleurhulpdraaggolfsignaal door middel van de fasecompensator 202 mogelijk voor die informatiedeelblokken, welke een fout bevatten; de fasebijregeling geschiedt zodanig, dat een kleursignaal wordt verkregen, waarvan het kleurhulpdraaggolfsignaal een uniforme faserelatie vertoont. De door de fasecompensator 202 in fase bijgeregelde chrominantiecomponent wordt toegevoerd aan een 55 optelschakeling 208, evenals de door het filter 100 afgescheiden luminantiecomponent; de optelschakeling 208 combineert de beide componenten tot een samengesteld kleurenvideosignaal, dat aan de digitaal/ analoog-omzetter 37 wordt toegevoerd. Tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken”, 13 192486 waarbij da magneetkoppan HA an HB van ieder registratiespoor slechts een gedeelte aftasten, dat in geringe mate groter is dan één deelblok, kan de chrominantiecomponent van het aldus uitgelezen videosignaal toch voor ieder deelblok worden afgescheiden, zodat de draaggolfsignaalfase in geval van een fasefout kan worden gecorrigeerd.
5 Daarbij wordt opgemerkt, dat hoewel de uitvinding in het voorgaande is beschreven in geval van toepassing tijdens signaalweergave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” de door de uitvinding voorgestelde signaalopneemwijze ook kan worden toegepast tijdens noimale signaalweergave, dat wil zeggen bij normale bandtransportsnelheid, waarbij een foutverbergingsmethode wordt gebruikt. In de bedrijfstoestand "normale signaalweergave”, zullen de decodee reen heden 34A en 34B in het algemeen eventuele in het uitgelezen 10 signaal optredende fouten corrigeren op basis van de CRC-code en van de horizontale en verticale pariteitsinformatie. Indien in het uitgelezen signaal echter een te groot aantal fouten optreedt, zal het door deze fouten getroffen deelblok ter verberging van deze fouten door een ander deelblok worden vervangen. Bij een dergelijke foutverbergingsmethode is het in het algemeen noodzakelijk, dat het vervangende deelblok een sterke verticale correlatie met het vervangen deelblok vertoont, dat wil zeggen in de verticale 15 richting van de toegepaste matrixverdeling betrekkelijk dicht bij het te vervangen deelblok ligt, terwijl voorts de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal van het vervangende deelblok overeen dient te komen met die van het door fouten getroffen, te vervangen deelblok. Teneinde aan deze voorwaarden te voldoen kan het overeenkomstige deelblok van een over een afstand één beeldregel onder de door een fout getroffen beek) regel liggende beeldregel van het onmiddellijk aan het beeldraster van de door een fout getroffen 20 beeldregel voorafgaande beeldraster als vervangend, respectievelijk verbergend, deelblok gebruiken. Een dergelijke foutverbergingsmethode zal nu meer in details aan de hand van de figuren 18A-18F worden beschreven.
Meer in het bijzonder toont figuur 18A een beeldrastergeheugen van een foutcorrectiedecodeereenheid 34 van één kanaal met 572 informatiedeelblokken, waaraan respectievelijk de adressen AD1-ADS72 zijn 25 toegevoegd. De figuren 18B-18D tonen de wijze, waarop uitgelezen informatie tijdens de bedrijfstoestand ’’normale signaalweergave” in het beeldrastergeheugen wordt ingelezen. Het blijkt, dat de positie of het adres, waarop de eerste beeldregel van ieder beeldraster wordt ingelezen, met ieder volgend videobeeld met één beeldregel verschuift. Indien in één van de deelblokken een fout optreedt, welke niet door de CRC-code en de horizontale en verticale pariteitsinformatie wordt gecorrigeerd, wordt het desbetreffende, 30 door een fout getroffen deelblok niet aan het respectievelijk bijbehorende adres van het raster ingeschreven, doch wordt het desbetreffende deelblok vervangen door dat deelblok, dat tot het voorafgaande beeldraster behoort en zich over een afstand van één beeldregel onder de beeldregel onder de beeldregel bevindt, waarop het door een fout getroffen deelblok betrekking heeft. Zoals figuur 18E laat zien, wordt bijvoorbeeld het door een fout getroffen deelblok SB1 van het oneven beeldraster van het volledige videobeeld (1+1) 35 vervangen door het deelblok SB3 van het even beeldraster van het volledige videobeeld I. Als verder voorbeeld moge worden genoemd, dat het door een fout getroffen deelblok SB1 van het even taster van het volledige videobeeld (1+1) wordt vervangen door het deelblok SB1 van het oneven beeldraster van het zelfde videobeeld. Op die wijze kan iedere fout in een deelblok worden verborgen door een signaal, dat betrekking heeft op een ander beeldblok, dat een bepaalde relatie tot het door een fout getroffen beeldblok 40 heeft. Voorts kan worden opgemerkt, dat bij een dergelijke wijze van verbergen, de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal tijdens normale signaalweergave een uniform gedrag heeft.
Figuur 19 toont een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de fase van het kieurhulpdraag-golfsignaal van het met een bemonsterfrequentie ter waarde 4ίΜ bemonsterd kleuranvideosignaal gemakkelijk kan worden geïnformeerd. Bij deze andere uitvoeringsvorm worden opeenvolgende, in digitale vorm 45 gebrachte monsters van het kleurenvideosignaal afwisselend gescheiden in een eerste en een tweede blok, zodat in digitale vorm gebrachte monsters oneven genummerd van D., tot D^.^, in het eerste blok terecht komen en even genummerde monsters ^2-^2η in het tweede blok terecht komen. Voorts wordt ieder blok verdeeld in N/2 groepen opeenvolgende monsters in digitale vorm, waarbij N een even, geheel getal vormt dat groter is dan of gelijk is aan twee (N > 2). Het getal N komt overeen met het aantal kanalen, waarin het 50 digitale videosignaal wordt verdeeld. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk, dat een eerste groep van het eerste blok de monsters bevat en de eerste groep in het tweede blok de monsters D2-D2i bevat.
Bij wijze van voorbeeld tonen de figuren 20-23 het geval, waarin het in digitale vorm gebrachte videosignaal wordt verdeeld over vier kanalen, waarbij ieder eerste en tweede blok wordt verdeeld in twee groepen (N = 4) van opeenvolgende monsters in digitale vorm. Indien in dat geval het totale aantal 55 monsters van de beide blokken gelijk is aan het aantal monsters (van het effectieve videosignaaigedeelte) voor één beeldregel, geldt 2n = 768. De eerste groep met oneven genummerde opeenvolgende monsters Di~D383 van het eerste blok wordt door de koppeleenheid 14 aan het eerste kanaal A toegewezen, zodat

Claims (2)

192486 14 192 in digitale vorm gebrachte monsters door de eerste beeldregel aan het kanaal A worden toegevoerd. Op soortgelijke wijze vormen de oneven genummerde monsters D^-D^y een tweede groep opeenvolgende monsters van het eerste blok, welke aan het tweede kanaal B wonden toegewezen. In het tweede blok worden de even genummerde monsters D2-D^ei aan het derde kanaal C toegewezen, terwijl de even 5 genummerde monsters D^-Dy^ aan het laatste kanaal D worden toegewezen. Iedere groep bestaat derhalve uit twee deelblokken (zie figuur 23), welke ieder in volgorde een blok synchronisatiesignaal (SYNC), een blok identificatiesignaal (ID) en een blok adressignaal (AD), benevens effectieve video-informatie en een CRC-code bevatten, zoals reeds eerder is beschreven. Wanneer de digitale monsters worden opgenomen in respectievelijk aan de kanalen A-D toegevoegde 10 registratiesporen TA-TD, kunnen de chrominantiecomponent en de luminantiecomponent van het samengestelde videosignaal, dat in digitale voim verkeert, worden gescheiden door een digitale filterschakeling van de vierde orde, zodat een tijdens signaalweeigave in de bedrijfstoestand ’’snel zoeken” eventueel optredende fasefout van het kleurhulpdraaggolfsignaal op de in het voorgaande beschreven wijze kan worden gecorrigeerd. Figuur 24 toont een uitvoeringsvorm van een digitale filterschakeling 300 van de vierde orde; 15 deze heeft een luminantiekarakteristiek Y = i (1 + 2Z~2 + Zr4) en een chrominantiefilteikarakteristiek C = ^ (-1 + 2Z~2 - Zr4), waarbij Z de één-monstervertragingsoverdrachtskarakteristiek van de éón-monstervertragingsschakelingen van de filterschakeling is. Meer in het bijzonder bevat het digitale filter 300 een serieschakeling van vier één-monster-vertragingsschakeling 302, 304,306 en 308, waaraan de gedigitaliseerde monsters worden toegevoerd. Een optelschakeling 310 ontvangt het over vier monsters 20 vertraagde uitgangssignaal van de vertragingsschakeling 308 aan zijn negatieve ingang, terwijl het over twee monsters vertraagde uitgangssignaal van de vertragingsschakeling 304 via een tweeveimenigvuldi-gingsschakeling 312 aan de positieve ingang van de optelschakeling wordt toegevoerd; aan een andere negatieve ingang van de optelschakeling 310 worden de aan de ingang verschijnende monsters toegevoerd. De optelschakeling 316 telt de verschillende ontvangen signalen op tot een uitgangssignaal, dat aan een 25 vierdelende schakeling 318 wordt toegevoerd ter verkrijging van de afgescheiden luminantiecomponent. Zoals reeds in samenhang met figuur 17 voor de eerder beschreven uitvoeringsvorm is opgemeikt, kunnen eventuele fasefouten van het kleurhulpdraaggolfsignaal van de chrominantiecomponent vervolgens gecorrigeerd worden. Opgemerkt wordt, dat in het eerder vooigestelde digitale videobandapparaat slechts een bemonsterfre-30 quentie ter waarde 3^ wordt toegepast. Voor zover bekend, is bij digitale videobandapparaten van tot nog toe bekend type nog geen bemonsterfrequentie ter waarde 4^ toegepast. De bij de in het voorgaande beschreven, tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding toegepaste, digitale filterschakeling 300 kan echter slechts bij een bemonsterfrequentie ter waarde 41^ worden toegepast en vertoont voor een bemonsterfrequentie ter waarde 3^ geen bevredigende wericing. 35 Tijdens normale signaaiweergave kan, zowel bij de eerste als de tweede hiervoor beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding, ook de reeds aan de hand van de figuren 18A-18F uiteengezette verbergingsmethode worden toegepast wanneer de in digitale vorm gebrachte videosignaalmonsters volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding worden opgenomen. 40
1. Kleuren videoband inrichting, omvattende een signaalopneemstelsel en een signaalweergeefstelsel voor het onder gebruikmaking van een magneetband opnemen en weergeven van een de kfeurenvideoband-45 inrichting toegevoerd kleurenvideosignaal, welk signaalopneemstelsel is voorzien van een bemonsterschake-ling, een op deze bemonsterschakeling aangesloten verdeelschakefing en een aantal (N), met deze verdeelschakeling verbonden, parallel geschakelde eerste signaalverwerkingskanalen met een met genoemd aantal overeenkomend aantal separaat op de signaalverwerkingskanalen aangesloten, roteerbaar uitgevoerde magneetkoppen, waarbij de bemonsterschakeling is ingericht voor het bij toevoer van genoemd 50 kleurenvideosignaal volgens een bemonsterfrequentie fa, met fs = Κ.ίΜ met K is een natuurlijk getal en K3*3, produceren van digitale signaatmonsters van het kleurenvideosignaal, waarbij de verdeelschakeling is ingericht voor het volgens een cyclisch verlopende schakelmodus successievelijk met elk der signaalverwerkingskanalen vormen van een selectieve verbinding voor het gelijkelijk verdelen van de signaal-monsters over de signaalverwerkingskanalen, en waarbij elk signaalverwerkingskanaal met daarop 55 aangesloten magneetkop is ingericht voor het verwelken van de signaalmonsters en het telkenmale combineren van een vooraf bepaalde hoeveelheid (Z) opeenvolgend in het betreffende signaalverwerkings-kanaal gerangschikte signaalmonsters en synchronisatie-, registratiespooridentificatie-, adres- en CRD-code- 15 192486 informatie tot een informatiedeeiblok, en het vastleggen van elk informatieblok volgens een schuin over de magneetband verlopend registratiespoor, en welk signaalweergeefstelsel is voorzien van een met genoemd aantal (N) overeenkomend aantal, separaat op de magneetkoppen aangesloten tweede signaalveiwerkings-kanalen met een op deze kanalen aangesloten koppeleenheid voor het uitlezen, verwerken en combineren 5 van de op de magneetband vastgelegde informatie tot een kleurenvideosignaal, en tevens is ingericht voor het uit een, bij een standaard-bandsnelheid uit te voeren, eerste weergeefmodus en uit een, bij een standaard-bandsnelheid uit te voeren, tweede weergeefmodus selecteren van een bedrijfsmodus voor het uitlezen, verwerken en combineren van, op de magneetband opgenomen signaalmonsters, met het kenmerk, dat de verdeelschakeling van het signaalopneemstelsel is ingericht voor het voor de vorming van 10 informatiedeelblokken telkenmale per informatiedeeiblok selecteren van een serie sequentieel gevormde signaalmonsters en in aaneengesloten vorm doorgeven van de geselecteerde signaalmonsters aan het selectief met de verdeelschakeling verbonden signaalopneemkanaal, waarbij elk informatiedeeiblok een tijdsduur van L cycli van de kleurenhulpdraaggolf omvat met L als een natuurlijk getal, en dat het signaal· weergeefstelsel is voorzien van een in de signaalverwerkingskanalen werkzame uitwisseleenheid voor het 15 toewijzen van elk informatiedeeiblok op grond van het bijbehorende registratiespooridentificatiesignaal (ID) aan het daarmee geïdentificeerde signaalverwerkingskanaal van het signaalweergeefstelsel, en tevens voorzien van een, op de koppeleenheid aangesloten filterschakeling met een gedefinieerde filter· karakteristiek voor het bij toevoer van, door de koppeleenheid toegevoerde signaalmonsters separeren van luminantiecomponenten en chrominantiecomponenten.
2. Kleurenvideobandinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verdeelschakeling van het signaalopneemstelsel is ingericht voor het volgens de cyclisch verlopende schakelmodus verdelen van de bij iedere beeldregel behorende kleurenvideoinformatie in N gelijke, aaneengesloten legistratiesignaalblokken over de signaalverwerkingskanalen, waarbij elk registratiesignaal een aantal (M) informatiedeelblokken van genoemd type omvat met M als natuurlijk getal. Hierbij 12 bladen tekening
NL8005640A 1979-10-12 1980-10-13 Kleurenvideobandinrichting. NL192486C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP13217079A JPS5656083A (en) 1979-10-12 1979-10-12 Recording method for color video signal
JP13217079 1979-10-12
JP13331379 1979-10-16
JP13331379A JPS5657373A (en) 1979-10-16 1979-10-16 Recording method of color video signal

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8005640A NL8005640A (nl) 1981-04-14
NL192486B NL192486B (nl) 1997-04-01
NL192486C true NL192486C (nl) 1997-08-04

Family

ID=26466801

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8005640A NL192486C (nl) 1979-10-12 1980-10-13 Kleurenvideobandinrichting.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4429334A (nl)
AT (1) AT388477B (nl)
AU (1) AU539373B2 (nl)
CA (1) CA1160739A (nl)
DE (1) DE3038594C2 (nl)
FR (1) FR2467522B1 (nl)
GB (1) GB2061059B (nl)
NL (1) NL192486C (nl)

Families Citing this family (26)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2070887B (en) * 1980-03-03 1984-08-08 Rca Corp Sampled or digitized colour moviola in a record and replay system
JPS56160178A (en) * 1980-04-18 1981-12-09 Sony Corp Recorder of digital video signal
CA1159949A (en) * 1980-04-18 1984-01-03 Yoshitaka Hashimoto Digital video data recording apparatus
JPS57202187A (en) * 1981-06-08 1982-12-10 Victor Co Of Japan Ltd Magnetic recording and reproducing system for video signal
US4513327A (en) * 1982-03-30 1985-04-23 Victor Company Of Japan, Ltd. Digital signal recording system and reproducing apparatus
US4520401A (en) * 1982-04-16 1985-05-28 Victor Company Of Japan, Ltd. Digital video signal recording system and reproducing apparatus
JPS594279A (ja) * 1982-06-29 1984-01-11 Sony Corp 磁気記録再生装置
US4755889A (en) * 1983-04-19 1988-07-05 Compusonics Video Corporation Audio and video digital recording and playback system
US4682248A (en) * 1983-04-19 1987-07-21 Compusonics Video Corporation Audio and video digital recording and playback system
US4746992A (en) * 1984-07-03 1988-05-24 Canon Kabushiki Kaisha Apparatus for reproducing video signals
NL8402411A (nl) * 1984-08-02 1986-03-03 Philips Nv Inrichting voor het korrigeren en maskeren van fouten in een informatiestroom, en weergeeftoestel voor het weergeven van beeld en/of geluid voorzien van zo een inrichting.
US4636840A (en) * 1984-08-09 1987-01-13 Rca Corporation Adaptive luminance-chrominance separation apparatus
US4691245A (en) * 1984-12-03 1987-09-01 Eastman Kodak Company Method and apparatus for combining two color video signals
US4695874A (en) * 1985-11-01 1987-09-22 Eastman Kodak Company Apparatus for processing a time-division multiplex video signal having signal durations divisible by the same number
KR900007470B1 (ko) * 1986-02-18 1990-10-10 마쯔시다덴기산교 가부시기가이샤 영상신호의 기록방법 및 기록재생장치
DE3636077C2 (de) * 1986-10-23 1993-10-07 Broadcast Television Syst Verfahren zum Verdecken von Fehlern in einem Videosignal und Schaltung zur Durchführung des Verfahrens
JPH06103945B2 (ja) * 1987-03-19 1994-12-14 松下電器産業株式会社 記録再生装置
JPH01160289A (ja) * 1987-12-17 1989-06-23 Sony Corp ディジタル映像信号の伝送方式
GB2217947A (en) * 1988-04-23 1989-11-01 Sony Corp Composite type digital video signal recording
DE3925663A1 (de) * 1989-08-03 1991-02-07 Thomson Brandt Gmbh Digitales signalverarbeitungssystem
JPH03132183A (ja) * 1989-10-18 1991-06-05 Hitachi Ltd ディジタル画像再生方式
US5615222A (en) * 1994-02-04 1997-03-25 Pacific Communication Sciences, Inc. ADPCM coding and decoding techniques for personal communication systems
GB2298078B (en) * 1995-02-20 1998-09-16 Sony Uk Ltd Digital tape recorder
JP3437411B2 (ja) * 1997-05-20 2003-08-18 松下電器産業株式会社 受信装置及び送信装置並びにこれらを用いた基地局装置及び移動局装置
JP4652641B2 (ja) * 2001-10-11 2011-03-16 ソニー株式会社 ディスク記録媒体、ディスクドライブ装置、再生方法
US8238442B2 (en) * 2006-08-25 2012-08-07 Sony Computer Entertainment Inc. Methods and apparatus for concealing corrupted blocks of video data

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3761611A (en) 1970-06-23 1973-09-25 Hitachi Ltd And Hitachi Electr Video file system
GB1344312A (en) 1971-08-27 1974-01-23 Post Office Digital encoding system
DE2263678B2 (de) 1971-12-27 1976-04-29 Hitachi, Ltd., Tokio Schaltung zur auftrennung des ntsc-farbfernsehsignals
DE2342359A1 (de) 1972-08-24 1974-02-28 Indep Broadcasting Authority Geraet zum umsetzen eines digitalen eingangssignals
GB1445337A (en) * 1972-08-24 1976-08-11 Independent Broadcastin Author Television systems
JPS5529482B2 (nl) * 1974-04-01 1980-08-04
JPS5914948B2 (ja) 1976-01-21 1984-04-06 株式会社日立製作所 カラ−テレビジヨン信号処理方式
GB1599156A (en) * 1976-12-24 1981-09-30 Indep Broadcasting Authority Recording digital signals
US4280147A (en) * 1978-02-02 1981-07-21 Independent Broadcasting Authority Digital television system and method
JPS5514541A (en) * 1978-07-19 1980-02-01 Nippon Hoso Kyokai <Nhk> Magnetic recording and reproducing system
JPS5661873A (en) 1979-10-25 1981-05-27 Sony Corp Digital video signal processor

Also Published As

Publication number Publication date
GB2061059A (en) 1981-05-07
DE3038594A1 (de) 1981-04-23
AU6302880A (en) 1981-04-16
GB2061059B (en) 1984-08-30
FR2467522A1 (fr) 1981-04-17
AU539373B2 (en) 1984-09-27
FR2467522B1 (fr) 1986-06-06
AT388477B (de) 1989-06-26
DE3038594C2 (de) 1996-11-14
ATA508180A (de) 1988-11-15
US4429334A (en) 1984-01-31
NL8005640A (nl) 1981-04-14
NL192486B (nl) 1997-04-01
CA1160739A (en) 1984-01-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL192486C (nl) Kleurenvideobandinrichting.
NL8220328A (nl) Televisie weergeef stelsel met gereduceerde lijnaftastartifacten.
NL8101760A (nl) Digitale video- en audio-informatie-opneem- en/of -weergeefinrichting.
JPH02162980A (ja) フレーム化回路及び方法
NL7908656A (nl) Signaalbewerkingsstelsel voor een kleurentelevisie- signaal van het pal-type.
US4233627A (en) Signal multiplexing system
NL193809C (nl) Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal.
NL8101952A (nl) Inrichting voor opname en/of weergave van gedigitaliseerde video-informatie.
JPH0214832B2 (nl)
KR100261198B1 (ko) 기록장치 및 기록방법
NL8005525A (nl) Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal.
NL8200762A (nl) Videosignaalregistreer- en/of reproduceerstelsel.
EP0321217A2 (en) System for transmitting a digital video signal
EP0395337B1 (en) Digital video signal transmission system
JP2748483B2 (ja) ビデオディスク記録装置及び再生装置
EP0648051B1 (en) Signal processor
KR940002614B1 (ko) 영상신호 처리장치
EP0515180B1 (en) Digital component video signal processor for two data rates
JP2715468B2 (ja) ディジタル信号の再生装置
KR0139290B1 (ko) 비디오디스크기록방식 및 재생장치
JP2531616B2 (ja) 画像信号記録装置
AU667496B2 (en) Method of and system for transmitting and receiving digitally encoded video images
JP2653940B2 (ja) 磁気テープ記録再生装置
JP2616719B2 (ja) 情報信号の記録装置および記録再生装置
JP2687483B2 (ja) ディジタル・タイム・コード伝送方式

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20001013