NL192732C

NL192732C - Transportinrichting voor werkstukken, alsmede werkwijze voor het plaatsen van werkstukken in die transportinrichting.

Info

Publication number: NL192732C
Application number: NL9201707A
Authority: NL
Inventors: Yoshiki Nakamura
Original assignee: Mitsubishi Motors Corp
Priority date: 1991-10-03
Filing date: 1992-10-01
Publication date: 1998-01-06
Also published as: KR960016327B1; NL9201707A; JP2548013Y2; JPH0532308U; KR930007751A; NL192732B; DE4233056C2; DE4233056A1; US5340249A

Description

1 192732

Transportinrichting voor werkstukken, alsmede werkwijze voor het plaatsen van werkstukken in die transportinrichting

Deze uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voor werkstukken, bijvoorbeeld carrosserieën in 5 een assemblagelijn voor automobielen, welke transportinrichting een geleiderail met ten minste één draagframe omvat, dat verplaatsbaar langs de geleiderail is aangebracht en is uitgerust met in hoofdzaak verticaal lopende zijframes, die aan de onderzijde overgaan in nagenoeg dwars op de transportrichting lopende onderframes, welke zijn voorzien van ondersteuningsinrichtingen voor het ondersteunen van een werkstuk.

10 Een dergelijke transportinrichting is bekend uit EP-A-0.224.928.

Deze bekende transportinrichting is in principe slechts geschikt voor het ondersteunen van één type carrosserie. Bij langere of kortere carrosserieën moet ten minste een deel van de samengestelde carrosserie-ondersteuning worden vervangen door een aan de gewijzigde carrosserielengte aangepaste ondersteuning. Dit vergt lange omsteltijden en bovendien grote voorraden aan onderdelen.

15 De uitvinding beoogt een transportinrichting van het bovenomschreven type te verschaffen, waarbij deze bezwaren zijn ondervangen.

De transportinrichting volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt, doordat de ondersteuningsinrichtingen steunvoeten omvatten, waarop een werkstuk plaatsbaar is en die zijn voorzien van voetplaten waarop vaste aanslagen en beweegbare aanslagen zijn aangebracht, welke vaste aanslagen tot een voorafbepaalde 20 hoogte uitsteken boven de voetplaten en welke beweegbare aanslagen in opwaartse richting verplaatsbaar zijn in een aanslagstand, waarin deze tot een voorafbepaalde hoogte uitsteken boven de voetplaten en in benedenwaartse richting verplaatsbaar zijn in een teruggetrokken stand in de nabijheid van de voetplaten, terwijl spanmiddelen aanwezig zijn voor het uitoefenen van een kracht, die voldoende is om de beweegbare aanslagen naar boven in de opwaartse aanslagstand te brengen.

25 In een dergelijke transportinrichting kunnen carrosserieën van verschillende lengte worden geplaatst zonder dat omstelwerkzaamheden noodzakelijk zijn, terwijl elke carrosserie in de transportinrichting betrouwbaar is gefixeerd.

Verder uitgewerkte uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding omvatten bij voorkeur een of meer van de volgende maatregelen: 30 - de beweegbare aanslagen zijn in langsrichting in verschillende posities achter elkaar aangebracht - elke beweegbare aanslag vormt het ene uiteinde van een beweegbaar onderdeel, dat draaibaar om een horizontale as is ondersteund op de voetplaat, terwijl de drukkracht van het spanmiddel wordt uitgeoefend op het andere uiteinde van het beweegbare onderdeel, teneinde het ene uiteinde ofwel de aanslag naar boven in de opwaartse positie te brengen 35 - het toegepaste spanmiddel is een gewicht en - elke vaste aanslag en elke beweegbare aanslag voor wat hun positie betreft, instelbaar zijn.

Opgemerkt wordt dat uit US-A-4.579.062 een transportinrichting voor het transporteren van voertuig-carrosserieën bekend is, waarvan de ondersteuningsinrichting is uitgerust met hoekvormige, verzwenkbaar om een as ondersteunde grijphaken. De grijphaken zijn aangebracht op de vier hoekpunten van een 40 voertuigcarrosserie van een bepaalde afmeting en kunnen grijpen in uitsparingen van die carrosserie, om deze te vergrendelen op de ondersteuningsinrichting bij het voeren van de carrosserie door een behandelingsbad. De grijphaken zijn uitgerust met gewichten, die de grijphaken in de vergrendelingspositie brengen en houden wanneer de gewichten niet worden ondersteund. Door de gewichten buiten het behandelingsbad te ondersteunen door middel van vaste evenwijdig aan de transportinrichting aangebrachte 45 hulprails blijven de grijphaken in de niet vergrendelde positie staan.

Bij de inrichting volgens de uitvinding worden de gewichten gebruikt als spanmiddelen voor de beweegbare aanslagen teneinde deze In de opwaartse positie te brengen respectieve te houden op het moment dat een voertuigcarrosserie op de ondersteuningsinrichting van de transportinrichting wordt geplaatst en aldus een goede opsluiting van die carrosserie in de transportrichting te verkrijgen onafhankelijk van de lengte van 50 die carrosserie.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: figuur 1 - een schematisch zijaanzicht van een hangende transporteur, voorzien van een uitvoeringsvorm 55 van de transportinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 - een schematisch zijaanzicht van een voorste steunvoet in de hangende transporteur, zoals weergegeven in figuur 1; 192732 2 figuur 3 - een schematisch bovenaanzicht van een voorste steunvoet in de hangende transporteur, zoals weergegeven in figuur 1; figuur 4 - een schematisch zijaanzicht van een achterste steunvoet in de hangende transporteur, zoals weergegeven in figuur 1; 5 figuur 5 - een schematisch bovenaanzicht van een achterste, steunvoet in de hangende transporteur, zoals weergegeven in figuur 1; figuur 6 - een schematisch zijaanzicht dat de in figuur 2 weergegeven, voorste steunvoet weergeeft, waarbij deze een betrekkelijk lange carrosserie draagt; figuur 7 - een schematisch zijaanzicht, waarbij de in figuur 4 weergegeven, achterste steunvoet is 10 weergegeven, waarbij deze een betrekkeiijk lange carrosserie draagt; en figuur 8 - een schematisch zijaanzicht waarbij de in figuur 4 weergegeven, achterste steunvoet is weergegeven, waarbij deze een carrosserie van maximale lengte draagt.

Een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt beschreven onder verwijzing naar een in de 15 tekeningen weergegeven, hangende transporteur 10. De hangende transporteur 10, zoals weergegeven in figuur 1, wordt gebruikt voor het transporteren van een carrosserie A, als een voorbeeld van een werkstuk in een transportinstallatie voor automobielcarrosserieën.

De hangende transporteur 10 omvat een basisframe 12, dat langs een geleidingsrail 11 verplaatsbaar is, een paar voor- en achter-zijframes 13 en 14, die zich uitstrekken onder het basisframe 12, en onderste 20 frames 15 en 16 die zich uitstrekken in de breedterichting van de carrosserie A, vanuit de onderuiteinden van de zijframes 13 en 14.

Een voorste werkstukondersteuningsinrichting 20 voor het dragen van een voorste gedeelte van de carrosserie A is aanwezig in de nabijheid van het voorste, onderframe 15. Een achterste werkstukonder-steuningsinrichting 21 voor het dragen van een achterste gedeelte van de carrosserie A is aan het achterste 25 onderframe 16 aangebracht.

De voorste werkstukondersteuningsinrichting 20 is geconstrueerd zoals weergegeven in de figuren 2 en 3. Zoals weergegeven in deze figuren, heeft de ondersteuningsinrichting 20 een steunvoet 25, aangebracht op het onderframe 15, een voetplaat 26 en een hulpsteunelement 27, dat zich uitstrekt naar de voorzijde van het onderframe 15.

30 De steunvoet 25 draagt de carrosserie A op een voorafbepaalde hoogte door het ondersteunen van een zijdorpel A1 van de carrosserie A, vanaf de onderzijde daarvan. De voetplaat 26 is op het onderframe 15 gemonteerd door middel van consoles 28 en 29.

Een vaste aanslag 35 is aangebracht op een nabij het voorste uiteinde van de voetplaat 26 gelegen deel. De voet 36 van de vaste aanslag 35 is zodanig aangepast, dat de langspositie ten opzichte van de 35 voetplaat 26 in zekere mate kan worden ingesteld. Het boveneinde van de vaste aanslag 35 reikt naar een positie die hoger is dan die van de steunvoet 25. De vaste aanslag 35 ligt tegenover een opgaande wand A3 van een wielkast A2 voor de voorwielen van de carrosserie A.

Een schommelvormig voorste, beweegbaar onderdeel 40 is aangebracht in de nabijheid van de vaste aanslag 35. Het verplaatsbare onderdeel 40 bestaat in hoofdzaak uit een as 42, die draaibaar om een 40 horizontale as is opgenomen in een leger 41, een beweegbare aanslag 43, die is gericht naar een dichter bij de steunvoet 25 gelegen punt dan de vaste aanslag 35 en een armgedeelte 46 met een gewicht 45. Het leger 41 is binnen een bepaald bereik in langsrichting instelbaar ten opzichte van de voetplaat 26 door middel van een instelmechanisme 47.

De beweegbare aanslag 43 is verticaal verplaatsbaar over het bereik vanaf een verticale positie, die wijst 45 naar een positie die hoger is dan de steunvoet 25, zoals weergegeven in figuur 2, tot een teruggetrokken positie nabij de hoogte van de steunvoet 25, zoals weergegeven in figuur 6.

Het gewicht 45 dat een voorbeeld van een spanmiddel vormt heeft een gewicht dat voldoende is om de beweegbare aanslag 43 in de opwaartse positie (zoals weergegeven in figuur 2) te brengen. Daarom wordt, in vrije toestand, zonder dat uitwendige krachten worden uitgeoefend, de beweegbare aanslag 43 in de 50 opwaartse positie gehouden, dankzij de kracht van het gewicht 45.

De achterste werkstukondersteuningsinrichting 21 is geconstrueerd zoals weergegeven in de figuren 4 en 5.

Zoals weergegeven in de figuren, heeft de ondersteuningsinrichting 21 een steunvoet 50, die op het onderframe 16 is geplaatst en een voetplaat 51, die zich ten opzichte van het onderframe 16 naar achter 55 uitstrekt. De steunvoet 50 ondersteunt de carrosserie A op een voorafbepaalde hoogte, door het ondersteunen van de zijdorpel A1 van de carrosserie A, vanaf de onderzijde daarvan.

De voetplaat 51 is aan het onderframe 16 bevestigd door middel van consoles 52 en 53, De positie van 3 192732 de voetplaat 51 kan in zekere mate door een instelmechanisme 55 in breedterichting ten opzichte van de console 53 worden versteld. Een vaste aanslag 60 is aanwezig, dicht bij het achtereinde van de voetplaat 51. Een voetgedeelte 61 van de vaste aanslag 60 kan in zekere mate worden ingesteid voor wat betreft de positie ervan in de langsrichting, ten opzichte van de voetplaat 51. De vaste aanslag 60 is gelegen 5 tegenover een opstaande wand A6 van een wielkast A5 voor de achterwielen van de carrosserie A.

Een schommelvormig beweegbaar eerste, tweede en derde achteronderdeel 65, 66, 67 zijn aangebracht in de nabijheid van de vaste aanslag 60. Het eerste beweegbare achteronderdeel 65 bestaat in hoofdzaak uit een as 71, die draaibaar om een horizontale as is ondersteund door middel van een leger 70, een beweegbare aanslag 72, die wijst naar een punt dat dichter bij de steunvoet 50 is gelegen dan de vaste 10 aanslag 60, en een armgedeelte 74 met een gewicht 73. Het leger 71 is in zekere mate instelbaar voor wat betreft de langspositie ervan ten opzichte van de voetplaat 51, dankzij een instelmechanisme 77.

De beweegbare aanslag 72 is verticaal beweegbaar over het bereik vanaf een opwaartse positie, die uitsteekt boven de steunvoet 50 zoals weergegeven in figuur 4, tot een teruggetrokken positie nabij de hoogte van de steunvoet 50 zoals weergegeven in figuur 7.

15 Het gewicht 73 dat een voorbeeld van een spanmiddel vormt, heeft een gewicht dat voldoende is om de beweegbare aanslag 72 in de opwaartse positie (de toestand zoals weergegeven in figuur 4) te brengen. Daardoor wordt, in vrije toestand, waarbij geen uitwendige kracht wordt uitgeoefend, de beweegbare aanslag 72 in de opwaartse positie gehouden onder invloed van het gewicht 73 zelf.

Het tweede beweegbare onderdeel 66 en het derde beweegbare onderdeel 67 hebben ook assen 82 en 20 83, die draaibaar om horizontale hartlijnen door legers 80, 81 worden ondersteund, welke beweegbare aanslagen 84 en 85, die uitsteken naar posities dichter bij de steunvoet 50 zijn gelegen dan de vaste aanslag 60, en armgedeelten 88 en 89 met gewichten 86 en 87. De assen 82 en 83 zijn in zekere mate instelbaar voor wat betreft hun langsposities ten opzichte van de voetplaat 51, dankzij instelmechanismen 95 en 96.

25 Wanneer de carrosserie A wordt getransporteerd door middel van de hangende transporteur 10, uitgerust met de voorste ondersteuningsinrichting 20 en de achterste ondersteuningsinrichting 21, zoals hierboven beschreven, functioneren de verplaatsbare aanslag 43 van de voorste ondersteuningsinrichting 20 en de verplaatsbare aanslagen 72, 84 en 85 van de achterste ondersteuningsinrichting 21 op selectieve wijze, afhankelijk van de lengte van de zijdorpel A1, zoals hierna zal worden beschreven, om de carrosserie A in 30 een voorafbepaalde positie vast te houden.

In het bijzonder wordt in de voorste ondersteuningsinrichting 20, wanneer een betrekkelijk korte carrosserie A wordt ondersteund op de steunvoet 25, zoals weergegeven in figuur 2, de verplaatsbare aanslag 43 uitsluitend door het gewicht van het gewicht 45 in de verticale positie gehouden, omdat het voorste uiteinde van de zijdorpel A1 de verplaatsbare aanslag 43 niet bereikt.

35 Daarom wordt in dit geval een voorwaartse verplaatsing van de opstaande wand A3 van de carrosserie A bepaald door de verplaatsbare aanslag 43.

Wanneer een betrekkelijk lange carrosserie A wordt ondersteund ter plaatse van de voorste ondersteuningsinrichting 20, wordt, omdat het voorste uiteinde van de zijdorpel A1 over de verplaatsbare aanslag 43 reikt, zoals weergegeven in figuur 6, de verplaatsbare aanslag 43 neergedrukt, tengevolge van 40 het gewicht van de carrosserie A. In dat geval wordt de voorwaartse verplaatsing van de opgaande wand A3 van de carrosserie A bepaald door de vaste aanslag 35.

Bij de achterste ondersteuningsinrichting 21 worden anderzijds, wanneer de kortste carrosserie A ondersteund wordt op de steunvoet 50, zoals weergegeven in figuur 4, alle verplaatsbare aanslagen 72, 84 en 85 in de opwaartse positie gehouden, tengevolge van het gewicht van de gewichten 73, 86 en 87, omdat 45 het achterste uiteinde van de zijdorpel A1 de verplaatsbare aanslagen 72, 84 en 85 niet bereikt. Daarom wordt in dit geval, de achterste verplaatsing van de opstaande wand A6 van de carrosserie A bepaald door de eerste verplaatsbare aanslag 72.

Bij de achterste ondersteuningsinrichting 21 rust, wanneer een betrekkelijk lange carrosserie A wordt ondersteund, het achterste uiteinde van de zijdorpel A1 op de eerste verplaatsbare aanslag 72, zoals 50 weergegeven in figuur 7, waarbij de eerste verplaatsbare aanslag 72 beweegt naar de teruggetrokken positie. De tweede verplaatsbare aanslag 84 en de derde verplaatsbare aanslag 85 blijven elk in de opwaartse positie. Daarom wordt in dit geval de achterste verplaatsing van de opgaande wand A6 bepaald door de tweede verplaatsbare aanslag 84.

Voor een nog langere carrosserie A wordt, omdat de tweede verplaatsbare aanslag 84 wordt neergedrukt 55 en de derde verplaatsbare aanslag 85 in de opwaartse positie blijft staan, de achterste verplaatsing van de opgaande wand A bepaald door de derde verplaatsbare aanslag 85.

Wanneer de langst mogelijke carrosserie A wordt ondersteund, zoals weergegeven in figuur 8, rust de

Claims

15 Bij de onderhavige uitvinding worden de verplaatsbare aanslagen automatisch omgezet in de opwaartse posities of de teruggetrokken posities, al naar gelang de lengte van het werkstuk, waardoor een positionering van het werkstuk wordt verkregen, ongeacht de lengte daarvan. 20 Conclusies

1. Transportinrichting voor het transporteren van werkstukken, bijvoorbeeld carrosserieën in een assemblagelijn voor automobielen, welke transportinrichting een geleiderail (11) met ten minste één draagframe (12) omvat, dat verplaatsbaar langs de geleiderail (11) is aangebracht en is uitgerust met in 25 hoofdzaak verticaal lopende zijframes (13,14), die aan de onderzijde overgaan in nagenoeg dwars op de transportrichting lopende onderframes (15,16), welke zijn voorzien van ondersteuningsinrichtingen (20, 21) voor het ondersteunen van een werkstuk (A), met het kenmerk, dat de ondersteuningsinrichtingen (20, 21) steunvoeten (25, 50) omvatten, waarop een werkstuk (A) plaatsbaar is en die zijn voorzien van voetplaten (26, 51) waarop vaste aanslagen (35, 60) en beweegbare aanslagen (43, 72, 84, 85) zijn aangebracht, 30 welke vaste aanslagen (35, 60) tot een voorafbepaalde hoogte uitsteken boven de voetplaten (26, 51) en welke beweegbare aanslagen (43, 72, 84, 85) in opwaartse richting verplaatsbaar zijn in een aanslagstand, waarin deze tot een voorafbepaalde hoogte uitsteken boven de voetplaten (26, 51) en in benedenwaartse richting verplaatsbaar zijn in een teruggetrokken stand in de nabijheid van de voetplaten (26, 51), terwijl de spanmiddelen (45, 73, 86, 87) aanwezig zijn voor het uitoefenen van een kracht, die voldoende is om de 35 beweegbare aanslagen (43, 72, 84, 85) naar boven in de opwaartse aanslagstand te brengen.

2. Transportinrichting voor werkstukken volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een reeks beweegbare aanslagen (72, 84, 85) in langsrichting in verschillende posities achter elkaar zijn aangebracht.

3. Transportinrichting voor werkstukken volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke beweegbare aanslag (43, 72, 84, 85) het ene uiteinde van een beweegbaar onderdeel (40, 65, 66, 67) vormt, dat 40 draaibaar om een horizontale as is ondersteund op de voetplaat (26, 51), terwijl de drukkracht van het spanmiddel (45, 73, 86, 87) wordt uitgeoefend op het andere uiteinde van het beweegbare onderdeel (40, 65, 66, 67), teneinde het ene uiteinde ofwel de aanslag (43, 72, 84, 85) naar boven in de opwaartse positie te brengen.

4. Transportinrichting voor werkstukken volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het spanmiddel (45, 73, 45 86, 87) een gewicht is.

5. Transportinrichting voor werkstukken volgens de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat elke vaste aanslag (35, 60) en elke beweegbare aanslag (43, 72, 84, 85) voor wat hun positie betreft, instelbaar zijn.

6. Werkwijze voor het plaatsen van een werkstuk op de ondersteuningsinrichtingen (20, 21) volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat een vaste aanslag (35) of een beweegbare aanslag (43) de 50 positie van het ene uiteinde (A2) van het werkstuk bepaalt, wanneer het werkstuk (A) naar beneden wordt bewogen, waarbij in het eerste geval het werkstuk (A) de beweegbare aanslag (43) neerdrukt, en de positie van het andere uiteinde (A5) van het werkstuk (A) wordt bepaald door een vaste aanslag (60) of een beweegbare aanslag (85, 84, 72), waarbij in het eerste geval het werkstuk (A) de beweegbare aanslag (85, 84, 72) neerdrukt, terwijl de beweegbare aanslagen (43, 72, 84, 85) voordat het werkstuk (A) naar beneden 55 wordt bewogen, worden gefixeerd in de aanslagstand en in overeenstemming met de verschillende lengte van een reeks van werkstukken, één of meerdere beweegbare aanslagen (43, 72, 64, 85) door een werkstuk (A) naar beneden drukbaar zijn, een en ander zodanig dat een werkstuk (A) automatisch wordt 5 192732 gepositioneerd tussen twee aanslagen (35, 43, 60, 72, 84, 85) en daarbij zelf de juiste aanslagen selecteert. Hierbij 4 bladen tekening