NL192439C - Koppel- en ontkoppelinrichting voor een electrische kabelkoppeling in combinatie met een mechanische middenbufferkoppeling voor railvoertuigen. - Google Patents

Description

1 192439

Koppel- en ontkoppellnrichting voor een elektrische kabelkoppellng in combinatie met een mechanische mlddenbufferkoppeling voor railvoertuigen

De uitvinding heeft betrekking op een koppel- en ontkoppelinrichting voor een elektrische kabelkoppeling in 5 combinatie met een mechanische middenbufferkoppeling voor railvoertuigen, waarbij de koppel- en ontkoppelinrichting door middel van een rotatieaandrijving kan worden aangedreven, die via een drijfwerk zowel de elektrische kabelkoppeling afwisselend in de gekoppelde voorste of de ontkoppelde achterste eindpositie brengt als ook met behulp van een ontkoppelnok het ontkoppelorgaan van de middenbufferkoppeling bedient, en waarbij de kabelkoppeling op de middenbufferkoppeling in de richting van de koppelas 10 langsverschuifbaar is geplaatst en geleid en het drijfweik een loodrecht op de koppelas geplaatste as heeft waarop rotatievast een bedieningsarm is bevestigd, die aangrijpt op een loodrecht ten opzichte van de koppelas geplaatste geleidingsraii van de kabelkoppeling, en als direct aandrijfelement van de kabelkoppeling dient.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooipublicatie EP 0.339.343 A1.

15 Deze Europese octrooipublicatie EP 0.339.348 A1 gebruikt het algemeen bekende principe van de heen en weergaande kruisslede voor het bedieningsmechanisme van een elektrische kabelkoppeling voor —.................railvoertuigen.-De soort koppeling van de koppel- en ontkoppelinrichting voor de mechanische koppeling en.....................

de elektrische kabelkoppeling vereist voor elke schakelcyclus een afzonderlijke bediening van de elektrische kabelkoppeling en van het ontkoppelmechanisme voor de mechanische koppeling zodat, bij de bediening 20 van de rotatieaandrijving van de elektrische kabelkoppeling, bij elke schakelcyclus door het bedieningspersoneel het bijschakelen, dat wil zeggen een koppeling met het ontkoppelmechanisme, afzonderlijk moet worden besloten en teweeggebracht indien een bediening van het ontkoppelmechanisme noodzakelijk is.

Een gunstige schakelinrichting, respectievelijk procesbesturing voor de bediening van een koppelinrichting, in het bijzonder in samenwerking met een tegenkoppeling, is niet voorgesteld.

25 Deze bekende inrichting is vatbaar voor verbetering en de uitvinding heeft nu tot doel, een koppel- en ontkoppelinrichting van dezelfde soort voor een elektrische kabelkoppeling en een mechanische middenbufferkoppeling van compact ontwerp zodanig uit te voeren, dat het op gang brengen van en het tijdgebonden verloop van het koppel- en ontkoppelproces van de mechanische middenbufferkoppeling en de elektrische kabelkoppeling onder gebruikmaking van een gemeenschappelijke aandrijving voor de bediening, 30 bedrijfszeker met zo min mogelijke, in het bijzonder handmatige besturingsinspanning is gekoppeld.

De inrichting volgens de uitvinding wordt daartoe gekenmerkt doordat met de as een ontkoppelhefboom met de ontkoppelnok rotatievast is verbonden en de ontkoppelnok in het schakelgebied van het ontkoppelorgaan voor de ontkoppeling van een mechanische sluiting van de mechanische middenbufferkoppeling zwenkbaar is, dat de ontkoppelhefboom en de bedieningsarm via de as gedwongen zijn gekoppeld, waarbij _35 de ontkoppelnok het ontkoppelorgaan van de sluiting in tijd verschoven na het begin van het verschuiven van de kabelkoppeling in de achterste eindpositie bedient^i^arna vdtöoiing varTöf in nauwe tijd- : samenhang met het koppelproces, bij de mechanische middenbufferkoppeling de bedieningsarm de kabelkoppeling in de voorste eindpositie verschuift, dat de as uit de gekoppelde stand van de kabelkoppeling, dat wil zeggen uit de voorste eindpositie, zowel door links- alsook door rechtsom roteren via de 40 rotatie-aandrijving, die in beide rotatierichtingen kan worden geschakeld, in de ontkoppelde stand van de kabelkoppeling, dat wil zeggen in de achterste eindpositie, zwenkbaar is en dat een schakel-inrichting de bediening van de koppel- en ontkoppelinrichting stuurt.

Door de uitvoering van de koppel- en ontkoppelinrichting volgens de uitvinding zijn het op gang brengen van en het verloop van de beweging van de bediening van de elektrische kabelkoppeling en de mechani-45 sche middenbufferkoppeling gedwongen via een as, respectievelijk holle as onder gebruikmaking van een gemeenschappelijke rotatie-aandrijving bedrijfszeker en met geringe, in het bijzonder handmatige besturingsinspanning, gekoppeld. Dit geldt zowel voor het koppel- als ook voor het ontkoppelproces. De schakelinrichting, respectievelijk de procesbesturing is zodanig uitgevoerd, dat het bedieningspersoneel slechts bij het in weiking stellen van het ontkoppelproces op de, het ontkoppelproces veroorzakende zijde van twee 50 gekoppelde middenbufferkoppelingen een ontkoppelsignaal voor het inschakelen van de rotatie-aandrijving moet teweegbrengen. Zowel het ontkoppelproces aan de zijde van de tegenkoppeling als ook het koppel-proces bij een koppelpaar kunnen zonder verdere ingrepen van het bedieningspersoneel via de schakelin-richting met de koppel- en ontkoppelinrichting zelfstandig verlopen, respectievelijk op gang worden gebracht.

Opgemerkt wordt dat op zich bekend is uit het DE ’’Auslageschrift’’ 1.032.779 een naar keuze in te 55 schakelen koppeling aan te brengen tussen een aandrijfas van een sluiting van een automatische middenbufferkoppeling en een verschuivingsmechanisme van een kabelkoppeling.

Voorts is uit het Amerikaanse octrooischrift 4.892.204 op zich bekend een schakelinrichting van een 192439 2 automatische middenbufferkoppeling, die een schakelaar bevat die in het bereik van de middenbuffer-koppeling is aangebracht, waarbij bij het koppelen koppelingsorganen van de tegenkoppeling in de buurt komen en koppelingsfuncties inschakelen. De inrichting volgens de uitvinding kan evenwel hieraan niet worden ontleend.

5

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt.

Figuur 1 toont een schematische weergave van een schakelinrichting voor de bediening van een koppelen ontkoppelinrichting; figuur 2 toont, gedeeltelijk in doorsnede, een zijaanzicht van een koppel- en ontkoppelinrichting volgens 10 de uitvinding; en figuur 3 is een weergave van het verloop van de beweging en de standen van de bedieningsarm en ontkoppelhefboom bij en na het koppel- en ontkoppelproces.

Een schakelinrichting volgens figuur 1 voor een koppel- en ontkoppelinrichting volgens figuur 2 bevat in de 15 besturingsstand een bedieningsschakelaar 1, een signaalmelder 2 voor het signaal "Koppeling koppel-gereed” en een signaalmelder 3 voor het signaal "Koppeling mechanisch en elektrisch gekoppeld”, waarbij de bedieningsschakelaar 1 en de signaalmelder 2, 3 via elektrische leidingen met een besturingsapparaat 4 zijn verbonden. Het besturingsapparaat 4 wordt gevoed door een stroom- en spanningsbron 5. Van het besturingsapparaat 4 lopen elektrische leidingen naar schakelaars 6, 7, 8, in het bijzonder inductieve 20 nabijheidsschakelaars, die zijn aangebracht in de koppelkop 9 van een mechanische middenbufferkoppeling 10.

De nabijheidsschakelaars 6 en 7 zijn geplaatst in het zwenkbereik van een schakelnok 11, die rotatievast met een as 12 van een drijfwerk 13 is verbonden. Een ontkoppelhefboom 14 met een daarop geplaatste ontkoppelnok 15 voor het ontkoppelen van de sluiting 16 van de mechanische middenbufferkoppeling 10 is 25 eveneens rotatievast op de as 12 aangebracht. De schakelnok 11 kan op de ontkoppelhefboom 14 zijn aangebracht. De nabijheidsschakelaar 8 is geplaatst in het bereik van een vangholte 17 van de middenbufferkoppeling 10 voor een in de vangholte 17 in te voeren bedieningselement 18' van de tegenkoppeling 10'. Verder lopen van het besturingsapparaat 4 elektrische leidingen via een wisselschakelaar 19 naar een rotatie-aandrijving 20, in het bijzonder een elektromotor, die in beide rotatierichtingen kan worden gescha-30 keld.

De elektromotor is via het drijfwerk 13 met de as 12 gekoppeld en drijft deze aan. Op de as 12 is rotatievast een bedieningsarm 21 geplaatst, die aan het andere einde een geleide-element 22 draagt. Het geieide-element 22 grijpt in een dwars op de koppelas geplaatste geleidingsrail 23, waar op de naar het koppelvlak gerichte zijde een steunbok 24 is geplaatst die een elektrische kabelkoppeling 25 draagt. De 35 kabelkoppeling 25 is op de middenbufferkoppeling 10 in de richting van de koppelas in lengterichting _verschuifbaar geplaatst en geleid. In het uitvoeringsvoorbeeld is de kabelkoppeling 25 bovenop de_ middenbufferkoppeling 10 geplaatst en geleid. Tussen de steunbok 24 en de kabelkoppeling 25 is voor het bewerkstelligen en voor het bedrijfszeker handhaven van de noodzakelijke aandmkkracht van de kabelkoppeling 25 in de gekoppelde toestand een in de richting van de koppelas werkzame veer 26 aangebracht.

40 De bediening van de elektrische kabelkoppeling 25 door de bedieningsarm 21 is aldus door de as 12 gedwongen gekoppeld met de bediening van de sluiting 16 via de ontkoppelhefboom 14 van de mechanische middenbufferkoppeling 10. De bedieningsarm 21 is op de gemeenschappelijke rotatie-as in figuur 3 vanwege de weergave over een hoek 90° ten opzichte van de ontkoppelhefboom 14 verplaatst aangebracht.

De noodzakelijkheid en de grootte van een hoekverplaatsing is afhankelijk van de positie van een 45 ontkoppelorgaan van de mechanische sluiting 16 in het zwenkbereik van de ontkoppelnok 15 van de ontkoppelhefboom 14.

Van het besturingsapparaat 4 lopen contactleidingen 27, die bij het koppelproces kunnen worden meegekoppeld, naar de elektrische kabelkoppeling 25. De contactleidingen 27 eindigen in een contact-inzetstuk 28 met contacten 29 yan de kabelkoppeling 25. Voor de overdracht van een ontkoppelbevel op de 50 tegenkoppeling 10' is op de kabelkoppeling 25 een contactinrichting 30 aangebracht.

Een koppel- en ontkoppelproces van de elektrische kabelkoppeling 25 en de mechanische middenbufferkoppeling 10 wordt hierna in het bijzonder onder verwijzing naar figuur 3 beschreven. Daarbij wordt ervan uitgegaan, dat de middenbufferkoppeling 10 en de kabelkoppeling 25 met een identieke tegenkoppeling 10' en een identieke kabelkoppeling 25' samenwerken. De aanduiding van gelijke aspecten vindt plaats door 55 middel van dezelfde verwijzingscijfers met accenten.

Voor het op gang brengen van een ontkoppelproces wordt via de bedieningsschakelaar 1 en het besturingsapparaat 4 via de wisselschakelaar 19 de elektromotor ingeschakeld. De elektromotor zwenkt via 3 192439 het drijfwerk 13 de as 12 en de daarmee rotatievast verbonden bedieningsarm 21, waarbij een van te voren bepaalde zwenkhoek van 180° tussen de beide eindposities bijzonder gunstig is, aangezien het dan mogelijk is, de telkens te bereiken eindpositie van de bedieningsarm 21 zowel door eenmalig links* alsook eenmalig rechts zwenken bij gelijkblijvende zwenkhoek te bereiken. Via het geleide-element 22 en de 5 geleidingsrail 23 wordt daarbij de kabelkoppeling 25 uit de voorste eindpositie uit het koppelvlak in de richting van zijn aansturing, langsverschoven. Na het verschuiven van de kabelkoppeling 25 over ten minste een vastgestelde weglengte, die door de zekere scheiding van de elektrische contacten 29 van de kabelkoppeling 25 is bepaald, ontkoppelt de, in dezelfde richting met de as 12 gezwenkte en de bedienings-arm 21 nalopend aangebrachte, ontkoppelhefboom 14 met de daaraan bevestigde ontkoppelnok 15 het 10 ontkoppelorgaan van de sluiting 16 van de mechanische middenbufferkoppeling 10. De noodzaak en de grootte van een hoekverplaatsing tussen de bedieningsarm 21 en de ontkoppelhefboom 14 is afhankelijk van de positie van een ontkoppelorgaan van de sluiting 16 in het zwenkbereik van de ontkoppelnok 15. Essentieel voor het functioneren is, dat de ontkoppelnok 15 het ontkoppelorgaan van de sluiting 16 bedient na, wat betreft de tijd, het verschuiven van de kabelkoppeling 25 over ten minste een weglengte, die wordt 15 bepaald door de zekere scheiding van de elektrische contacten van de kabelkoppeling. Bij het bereiken van de vastgestelde zwenkhoek, in het uitvoeringsvoorbeeld na 180°, komt de met de as 12 rotatievast verbonden schakelnok 11 in het schakelbereik van de nabijheidsschakelaar 7 en veroorzaakt een schakel-impuls. De schakelimpuls wordt naar het besturingsapparaat 4 geleid en veroorzaakt een schakelimpuls. De schakelimpuls bewerkstelligt het uitschakelen van de elektromotor van de rotatie-aandrijving 20. De 20 kabelkoppeling 25 staat in de achterste eindpositie. Daarmee is het ontkoppelproces bij de, de ontkoppeling bewerkstelligende midden bufferkoppeling 10 beëindigd. Het besturingsapparaat 4 geeft een signaal aan de signaalmelder 2, die de ontkoppeling volgens voorschrift aangeeft. Aan de zijde van de tegenkoppeling 10' wordt door het ontkoppelproces van de kabelkoppeling 25 via de contactinrichting 30 het ontkoppelproces voor de tegenkoppeling 10' op gang gebracht.

25 De contactinrichting van de kabelkoppeling 25' van de tegenkoppeling 10' geeft via een besturingsapparaat en een wisselschakelaar een schakelimpuls aan de elektromotor van de tegenkoppeling 10'. De elektromotor wordt daarbij omgepoold en roteert tegengesteld aan de rotatierichting van de elektromotor van de, het ontkoppelproces veroorzakende middenbufferkoppeling 10. De elektromotor van de tegenkoppeling 10' zet via een drijfwerk de op een as geplaatste bedieningsarm 21' in beweging, die is gekoppeld met de 30 elektrische kabelkoppeling 25'. De rotatierichting van de met de as 12 overeenkomende as is tegengesteld aan de rotatierichting van de as 12 van de middenbufferkoppeling 10. De bedieningsarm 21' grijpt met het, met het geleide-element 22 overeenkomende geleide-element in de geleidingsrail en verschuift bij het zwenken rond de hartlijn van de overeenkomstige as de kabelkoppeling 25' in de achterste eindpositie. De gelijktijdig met de as meegezwenkte ontkoppelhefboom 14' zwenkt bij deze rotatierichting zonder dat de 35 ontkoppelnok voor de ontkoppeling in het ontkoppelorgaan van de sluiting 16' van de mechanische tegenkoppeling 10' grijpt. Bij het bereiken Van de bepaalde zwenkhoek komt de met de as rotatievast verbonden schakelnok in het schakelbereik van de nabijheidsschakelaar en veroorzaakt, zoals bij de veroorzakende middenbufferkoppeling 10, een schakelimpuls voor het uitschakelen van de elektromotor. De kabelkoppeling 25' is in de achterste eindpositie geleid en het ontkoppelproces van de tegenkoppeling 10' is 40 volgens voorschrift beëindigd, hetgeen op de signaalmelder wordt aangegeven.

Bij het koppelproces van een automatische middenbufferkoppeling 10 met een tegenkoppeling 10' raken de mechanische sluitingen 16,16' daarvan elkaar en komen automatisch in de gekoppelde toestand. Na het voltooien van het koppelproces dat wil zeggen in nauwe tijdsamenhang met het koppelproces, bedient het bedieningselement van de tegenkoppeling 10' de nabijheidsschakelaar 8 van de middenbufferkoppeling 10 45 en een bedieningselement 18 van de middenbufferkoppeling 10 bedient de nabijheidsschakelaar van de tegenkoppeling 10'.

Het verloop van de processen voor het koppelen van de elektrische kabelkoppelingen 25, 25' zijn aan beide koppeizijden hetzelfde, zodat voor de beschrijving van het koppelproces slechts één koppelzijde behoeft te worden toegelicht, bijvoorbeeld voor de zijde van de middenbufferkoppeling 10.

50 De nabijheidsschakelaar 8 veroorzaakt via het besturingsapparaat 4 en de wisselschakelaar 19 het inschakelen van de elektromotor. De rotatierichting van de elektromotor is gelijk aan de rotatierichting bij het ontkoppelproces aan de zijde van de op gang gebrachte middenbufferkoppeling 10. De elektromotor van de rotatie-aandrijving 20 bedient via het drijfwerk 13 de op de as 12 geplaatste bedieningsarm 21, die met de elektrische kabelkoppeling 25 is gekoppeld. De rotatierichting van de as 12 is vanwege de rotatierichting 55 van de elektromotor gelijk aan de rotatierichting van de as 12 bij het ontkoppelproces aan de veroorzakende zijde. De bedieningsarm 21 grijpt met zijn geleide-element 22 in de geleidingsrail 23 en verschuift, bij het zwenken rond de hartlijn van de as 12, de kabelkoppeling 25 uit de achterste eindpositie in de beoogde

Claims (7)

1. Koppel- en ontkoppelinrichting voor een elektrische kabelkoppeling in combinatie met een mechanische middenbufferkoppeling voor railvoertuigen, waarbij de koppel- en ontkoppelinrichting door middel van een rotatie-aandrijving kan wördënaangedreven, die via een drijfwerk zowel de elektrische kabelkoppeling afwisselend in de gekoppelde voorste of de ontkoppelde achterste eindpositie brengt als ook met behulp 20 van een ontkoppelnok het ontkoppelorgaan van de middenbufferkoppeling bedient, en waarbij de kabelkoppeling op de middenbufferkoppeling in de richting van de koppelas langsverschuifbaar is geplaatst en geleid en het drijfwerk een loodrecht op de koppelas geplaatste as heeft waarop rotatievast een bedienings-arm is bevestigd, die aangrijpt op een loodrecht ten opzichte van de koppelas geplaatste geleidingsrail van de kabelkoppeling, en als direct aandrijfelement van de kabelkoppeling dient, met het kenmerk, dat met de 25 as (12) een ontkoppelhefboom (14) met de ontkoppelnok (15) rotatievast is verbonden en de ontkoppelnok (15) in het schakelgebied van het ontkoppelorgaan voor de ontkoppeling van een mechanische sluiting (16) van de mechanische middenbufferkoppeling (10) zwenkbaar is; dat de ontkoppelhefboom (14) en de bedieningsarm (21) via de as (12) gedwongen zijn gekoppeld, waarbij de ontkoppelnok (15) het ontkoppelorgaan van de sluiting (16) in tijd verschoven na het begin van het verschuiven van de kabelkoppeling (25) 30 in de achterste eindpositie, bedient, en dat na voltooiing van of in nauwe tijdsamenhang met het koppelproces, bij de mechanische middenbufferkoppeling (10) de bedieningsarm (21) de kabelkoppeling (25) in de voorste eindpositie verschuift, dat de as (12) uit de gekoppelde stand van de kabelkoppeling (25), dat wil zeggen uit de voorste eindpositie, zowel door links- alsook door rechtsom roteren via de rotatie-aandrijving (20), die in beide rotatierichtingen kan worden geschakeld, in de ontkoppelde stand van de kabelkoppeling 35 (25), dat wil zeggen in de achterste eindpositie, zwenkbaar is en dat een schakelinrichting de bediening van de koppel- en ontkoppelinrichting stuurt.____________________ _ ___________________________________

2. Koppel- en ontkoppelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ontkoppelnok (15) uit de hoekstand, die deze in de voorste eindpositie van de kabelkoppeling (25) inneemt, bij het zwenken in de hoekstand, die deze in de achterste eindpositie van de kabelkoppeling (25) inneemt, het ontkoppelorgaan 40 voor de ontkoppeling van de mechanische sluiting (16) bij één rotatierichting van de as (12), die tegengesteld is aan de rotatierichting van de as (12) bij het koppelproces, niet bedient.

3. Koppel- en ontkoppelinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de as (12) met ten minste één schakelnok (11) rotatievast is verbonden, welke schakelnok (11) in het schakelbereik van ten minste één schakelaar (6), (7) voor het uitschakelen van de rotatie-aandrijving (20) zwenkbaar is.

4. Koppel- en ontkoppelinrichting volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat tussen de ontkoppelhefboom (14) en de bedieningsarm (21) een vertakkingsdrijfwerk is geplaatst voor het bedienen van meer dan één kabelkoppeling (25).

5. Koppel- en ontkoppelinrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de schakelinrichting een schakelaar (8) bevat, die in gekoppelde toestand met een tegenkoppeling (10') in het schakelbereik van 50 een bedieningselement van de tegenkoppeling (10') is aangebracht en die door het bedieningselement na het voltooien van het koppelproces wordt bediend en het inschakelen teweeg brengt van de rotatie-aandrijving (20) voor het verschuiven van de kabelkoppeling (25) in de voorste positie, dat de schakelinrichting een bedieningsschakelaar (1) heeft voor het direct op gang brengen van een ontkoppelproces en een contactinrichting (30) 'van de kabelkoppeling (25) voor het indirect bedienen van het ontkoppelproces bevat, 55 waarbij door de contactinrichting (30) een ontkoppelsignaal overdraagbaar is op de kabelkoppeling (25') van de tegenkoppeling (10') of te ontvangen is van de kabelkoppeling (250, dat de schakelinrichting ten minste één schakelnok (11) heeft, die rotatievast met de door de rotatieaandrijving (20) aangedreven as (12) is 5 192439 verbonden en dat de schakelinrichting twee schakelaars (6), (7) bevat, die in het zwenkbereik van de schakelnok (11) zijn aangebracht en hierdoor kunnen worden ingeschakeld, waarbij de schakelnok (11) de eerste schakelaar (7) bedient en het uitschakelen van de rotatie-aandrijving (20) veroorzaakt zodra de kabelkoppeling (25) in de achterste eindpositie is geleid en waarbij de schakelnok (11) de tweede schake-5 laar (6) bedient en het uitschakelen van de rotatie-aandrijving (20) veroorzaakt, zodra de kabelkoppeling (25) in de voorste eindpositie is geleid.

6. Koppel- en ontkoppelin richting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schakelaars (6), (7), (8) zijn uitgevoerd als elektrische nabijheidsschakelaars.

7. Koppel- en ontkoppelinrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de zwenkhoek van de 10 schakelnok (11) bij een schakelcyclus 180° is. Hierbij 3 bladen tekening