NL192440C - Koppel- en ontkoppelinrichting voor een electrische kabelkoppeling in combinatie met een mechanische middenbufferkoppeling voor railvoertuigen. - Google Patents

Description

1 192440

Koppel- en ontkoppelrichting voor een elektrische kabelkoppeling in combinatie met een mechanische middenbufferkoppellng voor railvoertuigen

De uitvinding heeft betrekking op een koppel- en ontkoppelinrichting voor een elektrische kabelkoppeling in 5 combinatie met een mechanische middenbufferkoppellng voor railvoertuigen, waarbij de koppel- en ontkoppelinrichting kan worden aangedreven door middel van een rotatie-aandrijving, die via een drijfwerk zowel de elektrische kabelkoppeling afwisselend in de gekoppelde voorste of de ontkoppelde achterste eindpositie brengt alsook het met een ontkoppelnok uitgeruste ontkoppelorgaan van de middenbuffer-koppeling bedient, en waarbij de kabelkoppeling op de middenbufferkoppellng langsverschuifbaar in de 10 richting van de koppelas is geplaatst en geleid en het drijfwerk een loodrecht op de koppelas geplaatste as heeft waarop rotatievast een bedieningsarm is bevestigd, die aangrijpt op een loodrecht ten opzichte van de koppelas geplaatste geleidingsrail van de kabelkoppeling, en als direct aandrijfelement van de kabelkoppeling is aangebracht.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooipublicatie EP-0.339.348 A1.

15 Deze Europese octrooipublicatie EP-0.339.348 A1 gebruikt het algemeen bekende principe van de heen en weergaande kruisslede bij het bedieningsmechanisme van een elektrische kabelkoppeling voor ---------------railvoertuigen. Deze~bekende koppeling omvat tevens een mecharïischekoppeling^norereist voor elke________________________ schakelcyclus een afzonderlijke bediening van de elektrische kabelkoppeling en van het ontgrendel-mechanisme voor de mechanische koppeling zodat, bij de bediening van de rotatie-aandrijving van de 20 elektrische kabelkoppeling, bij elke schakelcyclus door het bedieningspersoneel een koppeling met het ontgrendelmechanisme, afzonderlijk moet worden besloten en teweeggebracht indien een bediening van het ontgrendelmechanisme noodzakelijk is. Het krachtgesloten contact tussen de rotatie-aandrijving en de kabelkoppeling moet kunnen worden verbroken doordat de in de krachtoverbrenging gelegen laatste tandwieloverbrenging van een tussen de rotatie-aandrijving en de kabelkoppeling geplaatst tandwieldrijfwerk 25 buiten aangrijping kan worden gebracht.

Deze bekende inrichting is vatbaar voor verbeteringen en de uitvinding heeft nu tot doel een dergelijke koppel- en ontkoppelinrichting voor een elektrische kabelkoppeling en een mechanische middenbuffer-koppeling van compact ontwerp zodanig uit te voeren, dat het ontkoppelen en het tijdgebonden verloop van het koppel- en ontkoppel proces van de mechanische middenbufferkoppellng en de elektrische kabel-30 koppeling onder gebruikmaking van een gemeenschappelijke aandrijving voor de bediening, bedrijfszeker met geringe, in het bijzonder handmatige besturingsmoeite zijn gekoppeld, waarbij de uitvoering van de koppel- en ontkoppelinrichting, indien nodig door een eenvoudig omschakelen, voor bijzonder gebruik een handmatige bediening van de kabelkoppeling toestaat, ook met behoud van de afstandsbediening van de sluiting van de mechanische middenbufferkoppellng via de rotatie-aandrijving.

35 De inrichting volgens de uitvinding wordt daartoe gekenmerkt doordat de as roteerbaar en in lengterich- --------------ting verschuifbaar is geleid in een onderste hol asdeel van een holle as, die bestaat uit het onderste hol----------------- asdeel, een middelste hol asdeel en een bovenste hol asdeel, waarbij de as enerzijds met een aanzetstuk naar beneden uit een huisdeel steekt en anderzijds boven het middelste holle asdeel uitsteekt in het bereik van het bovenste holle asdeel, waarin deze in lengterichting verschuifbaar maar rotatievast is geleid, waarbij 40 het bovenste holle asdeel met de bedieningsarm rotatievast is verbonden, en waarbij het onderste holle asdeel voor de draaimomentoverdracht permanent is gekoppeld met de rotatie-aandrijving, waarbij op het onderste holle asdeel rotatievast een ontkoppelhefboom met de ontkoppelnok is geplaatst, die in het schakelbereik van het ontkoppelorgaan van een mechanische sluiting van de middenbufferkoppellng kan worden gebracht, en waarbij boven het onderste holle asdeel het middelste holle asdeel is geplaatst dat 45 rotatievast met de as is verbonden, waarbij de holle asdelen op hun telkens tegenover elkaar gelegen einden zijn voorzien van snaporganen, die een draaimomentoverdracht van het onderste holle asdeel op het bovenste holle asdeel bewerkstelligen, en waarbij de snaporganen tussen het onderste holle asdeel en het middelste holle asdeel door axiale verschuiving van het middelste holle asdeel over de as in de richting van het bovenste holle asdeel tegen de kracht van een veer, buiten aangrijping met het onderste holle asdeel 50 kunnen worden gebracht.

Door de uitvoering van de koppel- en ontkoppelinrichting volgens de uitvinding zijn het op gang brengen van en het verloop van de beweging van de bediening van de elektrische kabelkoppeling en de mechanische middenbufferkoppellng in het normale automatische gebruik gedwongen via een as, respectievelijk holle as, onder gebruikmaking van een gemeenschappelijke rotatie-aandrijving bedrijfszeker en met geringe, 55 in het bijzonder handmatige besturingsmoeite, gekoppeld. Dit geldt zowel voor het koppel alsook voor het ontkoppelproces. De gedwongen koppeling is zo uitgevoerd, dat onder bijzondere bedrijfsomstandigheden door een eenvoudige omschakeling, namelijk door het in axiale richting opheffen van de as, de gedwongen 192440 2 koppeling ongedaan kan worden gemaakt. Dit is gunstig om bij uitval van de rotatie-aandrijving het koppelen of ontkoppelen van de kabelkoppeling en de middenbufferkoppeling handmatig te kunnen uitvoeren, of om bij toepassingen waarbij de aanwezige elektrische kabelkoppelingen niet worden gebruikt, nog steeds het op afstand ontkoppelen van de mechanische sluiting van de middenbufferkoppeling via de rotatie-aandrijving 5 mogelijk te maken.

Opgemerkt wordt dat het op zich bekend is uit het De "Auslegeschrift" 1.032.779 om een naar keuze in te schakelen koppeling aan te brengen tussen een aandrijfas van een sluiting van een automatische middenbufferkoppeling en een verschuivingsmechanisme van een kabelkoppeling.

De inrichting volgens de uitvinding kan evenwel hieraan niet worden ontleend.

10

Een uitvoeringsvoorbeeld wordt hierna aan de hand van een tekening beschreven.

Figuur 1 toont, gedeeltelijk in doorsnede, een zijaanzicht van een koppel- en ontkoppelinrichting volgens de uitvinding; en 15 figuur 2 is een weergave van het verloop van de beweging en de standen van de bedieningsarm en ontkoppelhefboom bij en na het koppel- en ontkoppelproces.

Op een mechanische middenbufferkoppeling 1 is een in de richting van de koppelas in lengterichting verschuifbaar geleide kabelkoppeling 2 geplaatst. In het uitvoeringsvoorbeeld is de kabelkoppeling 2 boven 20 op de middenbufferkoppeling 1 geplaatst en geleid. De kabelkoppeling 2 en een mechanische sluiting 3 van de middenbufferkoppeling 1 zijn via een koppel- en ontkoppelinrichting met elkaar gekoppeld. De koppel- en ontkoppelinrichting is voorzien van een in beide rotatierichtingen schakelbare rotatie-aandrijving 4, in het bijzonder een elektromotor, die via een drijfweik 5 zowel de kabelkoppeling 2 alsook de mechanische sluiting 3 bedient. De rotatie-aandrijving 4 drijft een tandwiel 6 aan, dat via een snaporgaan 17 op een 25 zijvlak voor de draaimomentoverdracht met een onderste holle asdeel 7a van een loodrecht ten opzichte van de koppelas geplaatste holle as 7 is verbonden.

De rotatie-assen van het tandwiel 6 en van het holle asdeel 7a vallen samen. Het holle asdeel 7a is met de buitenmantel in een huisdeel 8 gelegerd. In het bovenste gebied is het holle asdeel 7a van de holle as 7 voorzien van een ringvormig geleidingsdeel 9 dat steunt op een omtrekrand van het huisdeel 8 waardoor-30 heen het holle asdeel 7a in het huisdeel 8 steekt. Boven het huisdeel 8 strekt zich vanuit het holle asdeel 7a in radiale richting een ontkoppelhefboom 10 uit met een daarop geplaatste ontkoppelnok 10a, die zo is geplaatst dat deze in het schakelbereik van een ontkoppelorgaan 11 van de mechanische sluiting 3 kan worden gebracht. Verder is een schakelnok 25 boven het huisdeel 8 op het holle asdeel 7a geplaatst.

Als mechanische sluiting is in het uitvoeringsvoorbeeld een sluiting met een roteerbare schijfhaak 12 35 aangebracht, die door middel van een hoofdbout 13 is gelegerd in de koppelkop 14. Koppelingen met schijfhaken zijn algemeen bekend uit bijvoorbeeld het Duitse octrooischrift 188.845 of 660.833. "

Boven het onderste holle asdeel 7a is een middelste holle asdeel 7b geplaatst, dat rotatievast met een as 15 is verbonden. De as 15 is roteerbaar en in lengterichting verschuifbaar in het holle asdeel 7a geleid en steekt enerzijds met een aanzetstuk 15a naar beneden uit het huis 8 en anderzijds naar boven uit het 40 holle asdeel tot in het bereik van een bovenste hol asdeel 7c. In het holle asdeel 7c is de as 15 in lengterichting verschuifbaar en rotatievast geleid. Het bovenste holle asdeel 7c is met de buitenmantel daarvan in een huisdeel 16 gelegerd. De holle asdelen 7a, 7b en 7c zijn aan de telkens tegenover elkaar liggende einden voorzien van snaporganen 17, hetgeen een draaimomentoverdracht van het onderste holle asdeel 7a op het bovenste holle asdeel 7c mogelijk maakt, waarbij de snaporganen 17 tussen het onderste 45 holle asdeel 7a en he middelste holle asdeel 7b door een langsverschuiving tegen elkaar en tegen de kracht van een veer 18 buiten aangrijping kunnen worden gebracht

Op het boveneinde van het holle asdeel 7c is rotatievast een bedieningsarm 19 geplaatst, die zich in radiale richting uitstrekt en op de rotatie-as vanwege de weergave in figuur 2 ten opzicht van de ontkoppelhefboom 10 over een hoek, van bijvoorbeeld 90°, verplaatst is aangebracht. De noodzakelijkheid en de 50 grootte van een hoekverplaatsing is afhankelijk van de positie van het ontkoppelorgaan 11 van de mechanische sluiting 3 in het zwenkbereik van de ontkoppelnok 10a van de ontkoppelhefboom 10. Aan het einde van de bedieningsarm 19 is een geleidingselement 20 geplaatst, dat op een dwars ten opzichte van de koppelas geplaatste geleidingsrail 21 aangrijpt. Op de geleidingsrail 21 is op de naar het koppelvlak gerichte zijde een steunbok 22 aangebracht, die de elektrische kabelkoppeling 2 draagt. De kabelkoppeling 55 2 is boven op de middenbufferkoppeling 1 in de richting van de koppelas in lengterichting verschuifbaar geplaatst en geleid. Tussen de steunbok 22 en de kabelkoppeling 2 is voor het opwekken en voor het op zekere wijze in stand houden van de noodzakelijke aandrukkracht van de kabelkoppeling 2 in de gekop- 3 192440 pelde toestand een in de richting van de koppelas werkzame aandrukveer 23 geplaatst.

De bediening van de elektrische kabelkoppeling 2 via de bedieningsarm 19 is door de holle as 7 gedwongen gekoppeld met de bediening van het ontkoppelorgaan 11 van de sluiting 3 via de ontkoppel· hefboom 10 van de middenbuffeikoppeling 1.

5 Het blijkt gunstig de bedieningsarm 19 onder een zwenkhoek van 180° te plaatsen, aangezien het dan mogelijk is de telkens te bereiken eindpositie van de bedieningsarm 19, en daarmee de met de bedienings-arm 19 gekoppelde kabelkoppeling 2, zowel door een enkelvoudige links· alsook rechtszwenking van de bedieningsarm 19 bij gelijkblijvende zwenkhoek te bereiken.

Een koppel· en ontkoppelproces van de elektrische kabelkoppeling 2 en de mechanische middenbuffer-10 koppeling 1 wordt hierna, onder veiwijzing naar in het bijzonder figuur 2, beschreven. Daaibij wordt «van uitgegaan, dat de middenbufferkoppeling 1 en de kabelkoppeling 2 samenwerken met een identieke middenbufferkoppeling 1' en een identieke kabelkoppeling 2'. De aanduiding van overeenkomstige onderdelen vindt plaats door middel van gelijke verwijzingsdjfers met accenten.

Bij het koppelproces van de middenbuffeikoppeling 1 met een middenbuffeikoppeling 1' raken delen van 15 de mechanische sluitingen 3 elkaar. De sluitingen 3 komen vervolgens uit de stand waarin ze gereed zijn voor het koppelen in de gekoppelde stand, waarin zij additioneel door veerkrachten kunnen zijn geborgd.

Na het voltrokken koppelproces, of in tijd verschoven ten opzichte van het koppelproces, schakelt een bedieningselement van de middenbuffeikoppeling 1' een schakelaar 26 van de middenbuffeikoppeling 1 en een bedieningselement 24 van de middenbufferkoppeling 1 schakelt een overeenkomstige schakelaar van 20 de middenbufferkoppeling Γ. Het procesverloop voor het koppelen van de elektrische kabelkoppeling 2, 2' is aan beide koppelzijden gelijk, zodat voor de beschrijving van het koppelproces slechts verduidelijkingen voor één koppelzijde noodzakelijk zijn.

De schakelaar 26 schakelt de rotatie-aandrijving 4 in. De rotatie-aandrijving 4 zwenkt via het drijfwerk 5 de op de as 15 geplaatste bedieningsarm 19 overeenkomstig figuur 2 uit de stand - a) ontkoppeld - via de 25 rotatiebeweging - b) koppelen - in de stand - c) gekoppeld - tegen de richting van de wijzers van de klok over 180°. De bedieningsarm 19 grijpt met zijn geleidingselement 20 in de geleidingsrail 21 en verschuift b| het zwenken rond de hartlijn van de as 15 de kabelkoppeling 2 uit de achterste eindpositie in de beoogde voorste eindpositie. De door de rotatie-aandrijving 4 over 180° geroteerde holle as 7 zwenkt de ontkoppet-hefboom 10, waarbij de hierop geplaatste ontkoppelnok 10a bij deze rotatierichting aangrijpt in de sluiting 3 30 van de middenbufferkoppeling 1 en deze koppelt. Na het doorlopen van de bepaalde zwenkhoek komt de met het holle asdeel 7a verbonden schakelnok 25 in het schakelgebied van een in de middenbufferkoppeling 1 aangebrachte eindschakelaar 27, die het uitschakelen van de rotatie-aandrijving 4 veroorzaakt. De kabelkoppeling 2' is door de bedieningsarm 19 in de voorste eindpositie (figuur 2, c) geleid. Het verloop op de zijde van de middenbufferkoppeling 1' is identiek.

__35 Voor het bewerkstelligen van een ontkoppelproces aan de zijde van de middenbufferkoppeling 1 via een besturingsapparaat uit de stand volgens figuur 2, c) via de rotatiebeweging naar figuur 2, d) in de stand overeenkomstig figuur 2, a) wordt, na het inschakelen van de rotatie-aandrijving 4, de bedieningsarm 19 in dezelfde rotatierichting als bij het koppelproces via de holle asdelen 7a, 7b en 7c gezwenkt. Via het geleidingselement 20 en de geleidingsrails 21 wordt daarbij de kabelkoppeling 2 uit de voorste eindpositie 40 uit het koppelvlak in de lichting van de aansturing naar achteren langsverschoven. Na het verschuiven van de kabelkoppeling 2 over ten minste een weglengte die door de zekere scheiding van de elektrische contacten van de kabelkoppeling 2 is bepaald, ontkoppelt de in dezelfde richting als het holle asdeel 7a gezwenkte ontkoppelhefboom 10 met de daarop geplaatste ontkoppelnok 10a de sluiting 3 van de middenbuffeikoppeling 1. Met het eenzijdig ontkoppelen van de sluiting 3 van het middenbuffeikoppel-45 systeem 1,1' is het koppelsysteem ontkoppeld en in principe mechanisch te scheiden. De ontkoppelhefboom 10 is bij deze rotatierichting overeenkomstig figuur 2 ten opzichte van de bedieningsaim 19 voorlopend geplaatst, waarbij de noodzakelijkheid en de grootte van de hoekverplaatsing afhankelijk is van de positie van het ontkoppelorgaan 11 in het zwenkbereik van de ontgrendelingsnok 10a. Essentieel voor de weiking is slechts, dat de ontgrendelingsnok 10a het ontgrendelingsorgaan 11 voor de ontgrendeSng van 50 de sluiting 3 bedient op een tijdstip na het verschuiven van de kabelkoppeling 2 over ten minste een weglengte, die wordt bepaald door de zekere scheiding van de elektrische contacten van de kabelkoppeling. Na het bereiken van de beoogde zwenkhoek van 180° komt de met het onderste holle asdeel 7a verbonden schakelnok 25 in het schakelgebied van een eindschakelaar 29 van de besturing en doet een schaketimpuls uitgaan, die het uitschakelen van de rotatie-aandrijving 4 via het besturingsapparaat verooizaakt. De 55 kabelkoppeling 2 is in de achterste eindpositie geleid. Daardoor is het ontkoppelprooes bij de, de onticoppe-ling veroorzakende middenbuffeikoppeling 1 afgesloten.

Aan de zijde van de middenbufferkoppeling 1' wordt het ontkoppelproces van de kabelkoppeling 2* en de

Claims (2)

192440 4 middenbufferkoppeling 1' door het ontkoppelproces van de kabelkoppeling 2 via een contactinrichting 28 veroorzaakt. De contactinrichting van de middenbufferkoppeling 1' zet de rotatie-aandrijving van deze koppeling in werking, waarvan de rotatierichting nu tegengesteld is aan de rotatierichting van de rotatie-aandrijving 4 van 5 de middenbufferkoppeling 1. De rotatie-aandrijving van de middenbufferkoppeling 1' zet via het drijfwerk de op het holle asdeel geplaatste bedieningsarm 19' in beweging. De rotatierichting van het holle asdeel van de middenbufferkoppeling is tegengesteld aan de rotatierichting van holle asdeel 7c van de middenbufferkoppeling 1. De bedieningsarm 19' grijpt met zijn geleide-element aan op de bijbehorende geleidingsrail en verschuift bij het 10 zwenken rond de as van het holle asdeel de kabelkoppeling 2' in de achterste eindpositie. De met het holle asdeel verbonden ontkoppelhefboom 10' zwenkt bij deze rotatierichting zonder dat de ontkoppelnok het ontkoppelorgaan van de sluiting bedient. De gedwongen koppeling van de zwenkbeweging van de bedieningsarm 19 en de ontkoppelhefboom 10 is zodanig uitgevoerd dat deze ongedaan kan worden gemaakt. Door het opheffen van de in het holle 15 asdeel 7a in lengterichting verschuifbaar geleide as 15 aan het aanzetstuk 15a wordt het hiermee rotatie-vast verbonden holle asdeel 7b tegen de kracht van de veer 18 opgeheven, waarbij de snaporganen 17 .....................tussen het onderste holle asdeel 7a en het middelste holle asdeel 7b buiten aangrijping komen. Het ......... zwenken van de bedieningsarm 19 en daarmee het verschuiven van de kabelkoppeling 2 is aldus ontkoppeld van de rotatie-aandrijving 4, en met behulp van de ontkoppelhefboom 10 mogelijk en ook handmatig uit 20 te voeren. Eveneens is in de opgeheven stand van de as 15 ook het van de bedieningsarm 19 ontkoppeld zwenken van de ontkoppelhefboom 10 mogelijk via de rotatie-aandrijving 4. Een handmatige, onafhankelijk van een op afstand bedienbare koppel- en ontkoppelinrichting, bediening van de sluiting 3 voor het ontkoppelen van de mechanische middenbufferkoppeling 1 via een niet weergegeven handhefboom is eveneens mogelijk op de gebruikelijke wijze.

25 Het is in principe eveneens mogelijk de koppel- en ontkoppelinrichting volgens het onderhavige voorstel in te richten voor de bediening van meer dan één kabelkoppeling 2, bijvoorbeeld van twee aan de zijkanten of boven en onder op de middenbufferkoppeling 1 geplaatste kabelkoppelingen 2, door middel van een tussen de ontkoppelhefboom 10 en de bedieningsarmen 19 geplaatst niet weergegeven vertakkings-drijfwerk. 30 Koppel- en ontkoppelinrichting voor een elektrische kabelkoppeling in combinatie met een mechanische 35 middenbufferkoppeling voor railvoertuigen, waarbij de koppel- en ontkoppelinrichting kan worden aangedre- --------------ven door middel van een rotatie-aandrijving, die via aen drijfwerk zowel de elektrische kabelkoppeling- afwisselend in de gekoppelde voorste of de ontkoppelde achterste eindpositie brengt alsook het met een ontkoppelnok uitgeruste ontkoppelorgaan van de middenbufferkoppeling bedient, en waarbij de kabelkoppeling op de middenbufferkoppeling langsverschuifbaar in de richting van de koppelas is geplaatst en 40 geleid en het drijfwerk een loodrecht op de koppelas geplaatste as heeft waarop rotatievast een bedieningsarm is bevestigd, die aangrijpt op een loodrecht ten opzichte van de koppelas geplaatste geleidingsrail van de kabelkoppeling, en als direct aandrijfelement van de kabelkoppeling is aangebracht met het kenmerk, dat de as (15) roteerbaar en in lengterichting verschuifbaar is geleid in een onderste hol asdeel (7a) van een holle as (7), die bestaat uit het onderste hol asdeel (7a), een middelste hol asdeel (7b) en een bovenste hol 45 asdeel (7c), waarbij de as (15) enerzijds met een aanzetstuk (15a) naar beneden uit een huisdeel (8) steekt en anderzijds boven het middelste holle asdeel (7b) uitsteekt in het bereik van het bovenste holle asdeel (7c), waarin deze in lengterichting verschuifbaar maar rotatievast is geleid, waarbij het bovenste holle asdeel (7c) met de bedieningsarm (19) rotatievast is verbonden, en waarbij het onderste holle asdeel (7a) voor de draaimomentoverdracht permanent is gekoppeld met de rotatie-aandrijving (4), waarbij op het onderste holle 50 asdeel (7a) rotatievast een ontkoppelhefboom (10) met de ontkoppelnok (10a) is geplaatst, die in het schakelbereik van het ontkoppelorgaan (11) van een mechanische sluiting (3) van de middenbufferkoppeling (1) kan worden gebracht, en waarbij boven het onderste holle asdeel (7a) het middelste holle asdeel (7b) is geplaatst dat rotatievast met de as (15) is verbonden, waarbij de holle asdelen (7a, 7b en 7c) op hun telkens tegenover elkaar gelegen einden zijn voorzien van snaporganen (17), die een draaimoment-55 overdracht van het onderste holle asdeel (7a) op het bovenste holle asdeel (7c) bewerkstelligen, en waarbij de snaporganen (17) tussen het onderste holle asdeel (7a) en het middelste holle asdeel (7b) door axiale 5 192440 verschuiving van het middelste holle asdeel (7b) over de as (15) in de richting van het bovenste holle asdeel (7c) tegen de Kracht van een veer (18), buiten aangrijping met het onderste holle asdeel (7a) kurinen worden gebracht. Hierbij 2 bladen tekening