NL1001948C2 - Omstelinrichting voor een spoorwegwissel. - Google Patents

Description

Omstelinrichting voor een spoorwegwissel

De uitvinding heeft betrekking op een omstelinrichting voor een spoorwegwissel, omvattende een verbindingsstang die enerzijds 5 verbindbaar is met een tweetal wisseltongen en die anderzijds samenwerkt met een bedieningshefboom welke verplaatsbaar is tussen twee uiterste posities die overeenkomen met de twee standen van de wisseltongen.

Dergelijke met de hand bedienbare omstelinrichtingen zijn alom 10 bekend, en worden in groten getale toegepast op bijvoorbeeld rangeerterreinen. De bedieningshefboom neemt, bij het verplaatsen daarvan tussen zijn uiterste posities, de wisseltongen mee tussen hun bijbehorende standen. Als gevolg van deze direkte overbrenging gaat dit noodzakelijkerwijze met een behoorlijke krachtsinspanning gepaard. 15 Afgezien van de bedieningshefboom zelf, moet ook het blok worden omgelegd. Dit blok, dat een aanzienlijke massa vertegenwoordigd, heeft ten doel de bedieningshefboom aangedrukt te houden in de gekozen stand. Ook voor het omleggen van dit blok is een grote krachtsinspanning nodig.

20 Gezien recente wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden, zijn dergelijke regelmatig terugkerende, zware inspanningen niet langer aanvaardbaar. Doel van de uitvinding is daarom een omstelinrichting voor spoorwegwissels te verschaffen die deze nadelen niet heeft. Dat doel wordt bereikt doordat tussen de verbindingsstang 25 en de bedieningshefboom een vertragingsmechanisme is voorzien zodanig dat bij het tenminste driemaal uitvoeren van een slag van de bedieningshefboom, de wisseltongen in een slag overgebracht worden tussen hun twee standen.

Als gevolg van de vertraging tussen de bewegingen van 30 bedieningshefboom en wisseltongen is de benodigde kracht aanzienlijk geringer. Dankzij het oneven aantal slagen met bedieningshefboom, geeft deze bovendien de stand van de wisseltongen steeds op de juiste wijze aan. Anderzijds is de eindpositie van de bedieningshefboom steeds duidelijk gedefinieerd: de omstelhandeling is namelijk voltooid 35 zodra het benodigde aantal slagen is doorlopen, en de bedieningshefboom in de tegenover liggende positie stokt.

De bedieningshefboom is draaibaar opgehangen rond een hoofdas die bij voorkeur door middel van een tandwieloverbrenging samenwerkt met 1001948 2 een krukmechanisme dat is gekoppeld met de verbindingsstang. Een dergelijke tandwieloverbrenging is ook omgekeerd aandrijfbaar van de zijde van de wisseltongen af, zoals zich voordoet bij het openrijden van de wissel.

5 Bij voorkeur is op de hoofdas een zonnewiel bevestigd, welk zonnewiel samenwerkt met een eerste planeetwiel dat verplaatsbaar is om de as van het zonnewiel tussen een arbeidsstand waarin hij samenwerkt met een aan het krukmechanisme bevestigd kruktandwiel, en een vrije stand buiten samenwerking met dat kruktandwiel. Verder kan 10 een tweede planeetwiel zijn voorzien dat enerzijds met het zonnewiel samenwerkt en anderzijds met een hulptandwiel, welk tweede planeetwiel en hulptandwiel verplaatsbaar zijn om de hoofdas tussen een arbeidsstand waarin het hulptandwiel samenwerkt met het aan het krukmechanisme bevestigde kruktandwiel, en een vrije stand buiten 15 samenwerking met dat kruktandwiel.

Door het ene planeetwiel en het hulpwiel op geschikte wijze afwisselend te laten samenwerken met het kruktandwiel, kan de heen en weer gaande beweging van de bedieningshefboom worden omgezet in een continue, rondgaande beweging in steeds dezelfde draairichting worden 20 omgezet.

In dat verband kunnen beide planeetwielen en het hulptandwiel zijn opgenomen in een gemeenschappelijk gestel dat draaibaar is rond de hoofdas, zodanig dat telkens het eerste planeetwiel of het hulptandwiel in samenwerking is met het kruktandwiel. De draaibeweging 25 van het gestel kan tot stand komen door concentrisch met betrekking tot het kruktandwiel een daarmee draaibaar nokkenwiel te voorzien, waarvan de omtrek samenwerkt met het gestel voor het verplaatsen van het eerste planeetwiel en het hulptandwiel tussen hun arbeidsstand en vrije stand.

30 Ook kunnen twee nokkenwielen zijn voorzien welke zich bevinden ter weerszijden van zonnewiel, planeetwiel en hulptandwiel. Bij deze uitvoering werken de nokkenwielen samen met de respectievelijke assen van het eerste planeetwiel en het hulptandwiel.

Teneinde te vermijden dat blokkeren optreedt tengevolge van het 35 op één lijn liggen van de verschillende delen, kan het krukmechanisme een kruk met krukstang bezitten die met de verbindingsstang gekoppeld is door middel van een langsveerelement, zodanig dat, vanuit de posities waarin kruk, krukstang en verbindingsstang in uitgelijnde 1001948 3 positie liggen, kruk en krukstang in een niet uitgelijnde positie worden gedwongen door dat langsveerelement.

Verder kan een breekmiddel zijn voorzien voor het verbreken van de verbinding tussen wisseltong en bedieningshefboom bij het van 5 buitenaf aandrijven van de wisseltong. Het is echter niet noodzakelijk om een dergelijk breekmiddel te voorzien.

Volgens de uitvinding is een voorspanmechanisme voorzien voor het onder voorspanning aandrukken van de verbindingsstang in zijn beide uiterste posities die samenhangen met de twee standen van de 10 wisseltong. Bij voorkeur omvat het voorspanmechanisme een op en neer beweegbare massa met een van een symmetrische, in wezen V- of U-vormige contour voorziene onderzijde die samenwerkt met een op de verbindingsstang voorzien oppervlak, zoals het buitenoppervlak van een rol.

15 Teneinde de bedieningskrachten die op de bedieningshefboom moeten worden uitgeoefend zo laag mogelijk te houden, ook bij een dergelijk voorspanmechanisme, kan een pedaalhefboom zijn voorzien voor het optillen van de massa buiten samenwerking met de verbindingsstang.

Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van een in figuren 20 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont de omstelinrichting volgens de uitvinding aan de buitenzijde, opgesteld bij een schematisch weergegeven wissel.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht van de omstelinrichting, met de kast gedeeltelijk weggenomen.

25 Figuur 3 toont het vertragingsmechanisme van de omstelinrichting in zijaanzicht.

Figuur 4 toont een zijaanzicht van het vertragingsmechanisme in een eerste positie.

Figuur 5 toont een zijaanzicht overeenkomstig dat van figuur 3.

30 in een tweede positie.

Figuur 6 toont een zijaanzicht van het voorspanmechanisme.

Figuur 7 toont een dwarsdoorsnede van het voorspanmechanisme.

De in figuur 1 weergegeven omstelinrichting 1 volgens de uitvinding is opgesteld nabij een wissel 2. Door middel van 35 verbindingsstang 3 is de omstelinrichting 1 verbonden met de wisseltongen 4 van wissel 2. Omstelinrichting 1 is afgedekt met een kast 5. waaruit de bedieningshefboom 6 en twee pedaalhefbomen 7 steken.

1001948 4

In figuur 2 is te zien dat twee van dergelijke pedaalhefbomen aanwezig zijn, die beide naar wens door het bedienend personeel kunnen worden gebruikt.

In figuur 2 is verder de hoofdas 8 te zien, op de beide buiten 5 het huis 5 uitstekende stompen waarvan de bedieningshefboom 6 is bevestigd. Zoals ook duidelijk te zien is in de figuren 3~5 is op de hoofdas 8 het zonnewiel 9 gemonteerd, dat enerzijds permanent in aangrijping is met het eerste planeetwiel 10 en anderzijds met het tweede planeetwiel 11. Zoals in het bovenaanzicht van figuur 2 te zien 10 is, zijn de planeetwielen 10 en 11 uitgevoerd als relatief brede tandwielen, terwijl het zonnewiel 9 een relatief smal tandwiel is.

Het tweede planeetwiel werkt permanent samen met hulptandwiel 12, dat, zoals in figuur 2 te zien is, eveneens een smal tandwiel is. Zonnewiel 9 en hulptandwiel 12 liggen bovendien verschoven ten 15 opzichte van elkaar, zodat zij niet met elkaar in aangrijping zijn.

Op de hoofdas 8 is een in figuur 2 niet, maar in de figuren 3_5 wèl weergegeven, in zijn geheel met 13 aangeduid gestel draaibaar gemonteerd. Dit gestel bezit een in figuren 3~5 net voorliggende wang 14, een achterliggende wang 15, alsmede een deze wangen 14, 15 20 verbindend bodemdeel 16. In bovenaanzicht is het gestel 13 derhalve ongeveer U-vormig, zoals te zien is in figuur 2.

In de omstelinrichting 1 is verder de krukas 17 draaibaar opgehangen in de steunen 33· Deze krukas 17 is verbonden aan kruk 18, die via krukstang 19 in verbinding is met verbindingsstang 3· Tevens 25 zijn op de krukas 17 twee nokkenschijven 20 en 21 onverdraaibaar gemonteerd. Tussen beide nokkenschijven 20, 21 is kruktandwiel 22 bevestigd.

Zoals ook te zien is in de figuren 4 en 5. is het eerste planeetwiel 10 door middel van zijn as 23 opgehangen in wang 15· Het 30 hulptandwiel 12 is door middel van zijn as 24 opgehangen in wang 15, terwijl het tweede planeetwiel 11 door middel van zijn as 25 is opgehangen in beide wangen 14, 15·

Zoals in de figuren 4 en 5 duidelijk te zien is, werken de assen 23 en 24 van respectievelijk het eerste planeetwiel 10 en het 35 hulptandwiel 12 samen met het buitenoppervlak van beide nokkenwielen 20, 21. In de in figuur 4 weergegeven toestand rust as 23 van het eerste planeetwiel 10 op een nok 26 van nokkenwiel 20. As 24 van het hulptandwiel 12 rust op verdieping 27 van nokkenwiel 21. In deze 1001948 5 positie is het eerste planeetwiel 10 buiten samenwerking met het kruktandwiel 22 terwijl het hulptandwiel 12 wel samenwerkt met het kruktandwiel 22. Gevolg van deze situatie is dat bij het naar rechts bewegen van het zonnewiel 9. dus bij een overeenkomstige slag van de 5 bedieningshefboom 6, kruktandwiel 22 links omdraait: zie de pijlen in het tweede planeetwiel 11 en het hulptandwiel 12.

Ten gevolge van de rotatie van het kruktandwiel 22 roteren ook de nokkenwielen 20, 21, waarbij as 23 van het eerste planeetwiel 10 geleidelijk over de flank van nok 26 in de richting van het 10 kruktandwiel 22 beweegt. Overeenkomstig doch op tegengestelde wijze beweegt as 24 van het hulptandwiel 12 langzaam omhoog langs de flank van nok 28 vein nokwiel 21, totdat in figuur 5 weergegeven situatie is bereikt.

In figuur 5 rust as 24 van het hulptandwiel 12 op de nok 28 15 terwijl as 23 van het eerste plemeetwiel 10 rust in de verdieping 29 vein nokwiel 20. In deze situatie is het eerste planeetwiel 23 in seunenwerking met het kruktandwiel 22, terwijl het hulptandwiel 12 nu buiten samenwerking is met dat kruktandwiel.

Gevolg daarvein is dat bij de beweging linksom van het zonnewiel 20 9. dat wil zeggen bij de slag terug van de bedieningshefboom 6, het kruktandwiel 22 eveneens linksom draait: zie de aangegeven pijlen.

Met dit mechanisme kan derhalve, bij het heen- en weerbewegen van de bedieningshefboom tussen zijn uiterste posities, een continue ronddraaiende beweging van het kruktandwiel 22 worden verkregen, 25 steeds in dezelfde richting.

Als gevolg daarvan draait de kruk 18 ook voortdurend in dezelfde richting, waardoor via krukstang 19 uiteindelijk de verbindingsstang 3 met een gelijkmatige beweging de wisseltongen 4 kan verplaatsen.

Het zal duidelijk zijn dat, zodra de bedieningshefboom 6 in zijn 30 uiterste stand is aangekomen, een omgekeerd bewegingsverloop mogelijk is door de bedieningshefboom 6 in omgekeerde volgorde te bewegen.

De verbinding tussen kruk 18 en krukstang 19 vindt plaats via een schuifblok 30, dat verschuifbaar is in slobgat 31· Met het schuifblok 30 is een stelschroef 32 verbonden. Zodra kruk 18 en krukstang 19 tot 35 stilstand zouden trachten te komen in een volkomen uitgelijnde positie, worden zij naar een flauwe hoekstand gedrongen ten gevolge van de voortdurende aandrukking van drukveer 46.

1001948 6

Teneinde te verzekeren dat de wisseltongen met een zekere voorspanning aangedrukt kunnen worden gehouden in hun uiterste stand, is het voorspanmechanisme volgens de figuren 6 en 7 voorzien. Dit voorspanmechanisme omvat de op en neer beweegbare massa 3^. die aan 5 zijn onderzijde een V-vormige contour 35 heeft. Deze V-vormige contour 35 werkt samen met de rol 36 die draaibaar is op de verbindingsstang 3. Massa 3^ is opgehangen aan het dubbele schaarmechanisme 37 via scharnierpunt 38· Aan de andere kant is het schaarmechanisme 37. via scharnier 39. opgehangen aan een vast punt in de omstelinrichting.

10 De beide andere scharnieren *40, *41 van het schaarmechanisme 37 worden voortdurend naar elkaar toe belast door de voorspanveren *42, die zijn aangebracht rond as *43 welke verschuifbaar samenwerkt met de scharnierpunten *40, *41. Door deze voorspanveren *42 wordt een extra aandrukkende werking op de verbindingsstang 3 uitgeoefend.

15 De in figuur 2 weergegeven pedaalhefbomen 7 zijn bevestigd op een stang *4*4, waaraan meenemer *45 is bevestigd. Door de pedaalhefboom 7 naar beneden te drukken, kantelt meenemer *45 in figuur 7 linksom, waarbij het schaarmechanisme gespreid wordt, zoals is weergegeven met de punt-streeplijnen. Daardoor massa 3^ opgetild naar de eveneens met 20 streep-puntlijnen weergegeven stand, waarna de verbindingsstang 3 zonder veel inspanning kan worden verplaatst.

Bij het loslaten van de pedaalhefboom komt de massa 3^ onder aandrukking van veren *42 en onder invloed van de zwaartekracht weer te rusten op de rol 36, waarbij steeds is verzekerd dat de 25 verbindingsstang 3 naar de uiterste stand wordt gedreven. Aldus wordt de vereiste aandrukkracht voor de wisseltongen verkregen.

1001948

Claims (18)

1. Omstelinrichting (1) voor een spoorwegwissel (2), omvattende een verbindingsstang (3) die enerzijds verbindbaar is met een tweetal 5 wisseltongen (4) en die anderzijds samenwerkt met een bedieningshefboom (6) welke verplaatsbaar is tussen twee uiterste posities die overeenkomen met de twee standen van de wisseltongen (4), met het kenmerk dat tussen de verbindingsstang (3) en de bedieningshefboom (6) een vertragingsmechanisme (46) is voorzien 10 zodanig dat bij het tenminste driemaal uitvoeren van een slag van de bedieningshefboom (6), de wisseltongen (4) in een slag overgebracht worden tussen hun twee standen.

2. Omstelinrichting volgens conclusie 1, waarbij de 15 bedieningshefboom (6) draaibaar is rond een hoofdas (8) die door middel van een tandwieloverbrenging samenwerkt met een krukmechanisme dat is gekoppeld met de verbindingsstang (3).

3. Omstelinrichting volgens conclusie 2, waarbij op de hoofdas 20 (8) een zonnewiel (9) is bevestigd, welk zonnewiel (9) samenwerkt met een eerste planeetwiel (10) dat verplaatsbaar is om de hoofdas (8) tussen een arbeidsstand waarin hij samenwerkt met een aan het krukmechanisme bevestigd kruktandwiel (22), en een vrije stand buiten samenwerking met dat kruktandwiel (22). 25

4. Omstelinrichting volgens conclusie 3. waarbij een tweede planeetwiel (11) is voorzien dat enerzijds met het zonnewiel (9) samenwerkt en anderzijds met een hulptandwiel (12), welk tweede planeetwiel (11) en hulptandwiel (12) verplaatsbaar zijn om de hoofdas 30 (9) tussen een arbeidsstand waarin het hulptandwiel (12) samenwerkt met het aan het krukmechanisme bevestigde kruktandwiel (22), en een vrije stand buiten samenwerking met dat kruktandwiel (22).

5· Omstelinrichting volgens conclusie 4, waarbij beide 35 planeetwielen (10, 11) en het hulptandwiel (12) zijn opgenomen in een gemeenschappelijk gestel (13) dat draaibaar is rond de hoofdas (8), zodanig dat telkens het eerste planeetwiel (10) of het hulptandwiel (12) in samenwerking is met het kruktandwiel (22). 1001948

6. Omstelinrichting volgens conclusie 4 of 5. waarbij beide planeetwielen (10, 11) en het hulptandwiel (12) gelijke tandsteekdiameters bezitten. 5

7* Omstelinrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de breedte van de tanden van het zonnewiel (9) en het hulptandwiel (12) kleiner is dan die van de planeetwielen (10, 11), en de tanden van zonnewiel (9) en hulptandwiel (12) ten opzichte van elkaar in de richting van hun draaias (8, 24) zijn verschoven zodanig dat die tanden zonder 10 ingrijping nasist elkaar verdraaibaar zijn.

8. Omstelinrichting volgens een der conclusies 5"7. waarbij concentrisch met betrekking tot het kruktandwiel (22) een daarmee draaibaar nokkenwiel (20, 21) is voorzien, waarvan de omtrek 15 samenwerkt met het gestel (13) of de daarin opgenomen onderdelen voor het verplaatsen van het eerste planeetwiel (10) en het hulptandwiel (12) tussen hun arbeidsstand en vrije stand.

9· Omstelinrichting volgens conclusie 8, waarbij twee met 20 nokkenwielen (20, 21) zijn voorzien welke zich bevinden ter weerszijden van zonnewiel (9), planeetwielen (10, 11) en hulptandwiel (12).

10. Omstelinrichting volgens conclusie 9, waarbij beide 25 nokkenwielen (20, 21) samenwerken met de assen (23, 24) van het eerste planeetwiel (10) en het hulptandwiel (12).

11. Omstelinrichting volgens een der conclusies 2-10, waarbij het krukmechanisme een kruk (18) met krukstang (19) bezit die met de 30 verbindingsstang (3) gekoppeld is door middel van een langsveerelement (32), zodanig dat, vanuit de posities waarin kruk (18), krukstang (19) en verbindingsstang (3) in uitgelijnde positie liggen, kruk (18) en krukstang (19) in een niet uitgelijnde positie worden gedwongen door dat langsveerelement (46). 35

12. Omstelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een breekmiddel is voorzien voor het verbreken van de 1001948 t verbinding tussen wisseltongen (i*) en bedieningshefboom (6) bij het van buitenaf aandrijven van de wisseltongen (4).

13· Omstelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 waarbij een voorspanmechanisme (47) is voorzien voor het onder voorspanning aandrukken van de verbindingsstang (3) in zijn beide uiterste posities die samenhangen met de twee standen van de wisseltongen (4).

14. Omstelinrichting volgens conclusie 13, waarbij het voorspanmechanisme (47) een op en neer beweegbare massa (3*0 omvat met een van een symmetrische, in wezen V- of U-vormige contour (35) voorziene onderzijde die samenwerkt met een op de verbindingsstang (3) voorzien oppervlak, zoals het buitenoppervlak van een rol (36). 15

15. Omstelinrichting volgens conclusie 14, waarbij de massa (34) is gekoppeld met een voorspanveer (42) voor het onder voorspanning aandrukken van die massa (3*0 tegen het oppervlak van de verbindingsstang (3)· 20

16. Omstelinrichting volgens conclusie 15, waarbij de massa (34) verschuifbaar is langs een vertikale geleidingsstang, en door middel van een dubbele schaar (37) is opgehangen. 25

17· Omstelinrichting volgens conclusie 16, waarbij de twee vrije scharnierpunten (40, 4l) van de dubbele schaar (37) door voorspanveren (42) onder voorspanning naar elkaar worden gedrongen.

18. Omstelinrichting volgens een der conclusies 14-17, waarbij 30 een pedaalhefboom (7) is voorzien voor het optillen vein de massa (34) buiten samenwerking met de verbindingsstang (3). 1001948