NL1025159C2 - Inrichting voor het transporteren van vellen langs een transportbaan met een om een transportrol verlopende bocht. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het transporteren van vellen langs een transportbaan met een om een transportrol verlopende bocht

GEBIED EN ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van vellen, uit bijvoorbeeld papier of ander in zijn vlak 5 vormvast materiaal, langs een transportbaan met een om een transportrol verlopende bocht tussen een eerste gedeelte en een tweede, andere gericht gedeelte van de transportbaan.

Het is bekend voor het om een bocht transporteren van vellen papier een vellenbaan toe te passen, waarvan de bocht over een bepaald 10 hoekbereik om een gedeelte van de omtrek van een of meer transportrollen verloopt. Voor het om de bocht geleiden van de individuele vellen of gestapelde vellen kan een vellengeleidingeoppervlak worden toegepast dat binnen het hoekbereik op een geringe, constante afstand van het omtreksgedeelte van de transportrol is gelegen. Een bezwaar van een 15 der gelijke vellenbaan is, dat deze slechte geschikt is voor het transporteren van vellen of gestapelde sets vellen met een dikte binnen een nauw bereik. Wanneer vellen te dun zijn, worden deze niet betrouwbaar doorgevoerd en indien een set te dim is, passeren verschillende vellen bovendien de bocht langs bogen met relatief sterk verschillende radii - en dus langs trajecten 20 met relatief sterk verschillende lengtes -, waardoor onderlinge verschuiving van de vellen ontstaat. Is een vel of set vellen te dik, dan loopt deze vast of althans bestaat een aanzienlijk risico dat deze vastloopt.

Het is ook bekend, voor het om de bocht leiden van vellen of gestapelde sets vellen in omtreksrichting over het hoekbereik verdeelde 25 vellengeleidingsrollen toe te passen die elk met de transportrol waartegen deze aanliggen een kneep bepalen. Het papier wordt dan in bedrijf door de bocht geleid, doordat het door de serie opeenvolgende knepen tussen de omtrekssectie en de daarmee samenwerkende rollen wordt geleid. Een 251 59 2 bezwaar van deze constructie is echter, dat deze complex en kostbaar is. Een verder bezwaar is, dat telkens bij het door de kneep leiden van gestapelde sets vellen, de buitenste vellen en daarbij vooral de vellen aan de zijde van de relatief kleine rollen ten opzichte van de andere vellen tegen de 5 transportrichting in worden verplaatst. Dergelijke kleine verplaatsingen sommeren tot onderling verplaatste vellen die, in het bijzonder als de vellen vervolgens gevouwen worden, de set vellen een slordig uiterlijk geven.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

10

Het is een doel van de uitvinding, het om een bocht geleiden van zowel enkele als gestapelde sets vellen met een eenvoudige constructie mogelijk te maken en daarbij onderling in transportrichting verschuiven van de vellen tegen te gaan.

15 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een inrichting volgens conclusie 1 te verschaffen.

Doordat het naar de omtrekesectie gekeerde vellengeleidingsoppervlak, dat zich coaxiaal met ten minste een gedeelte van de omtrekssectie uitstrekt en de omtrekesectie elastisch of op andere 20 wijze meegevend naar elkaar toe worden gedrongen voor het uitoefenen van normaalkracht op het vel of de vellen tussen het vellengeleidingsoppervlak en de omtrekssectie, kunnen enkele vellen en gestapelde sets vellen van sterk verschillende dikte om de bocht geleid worden, zonder dat daartoe een ingewikkelde, kostbare constructie nodig is. De veilengeleiding, die als 25 gevolg van daarop door een set vellen tussen de transportrollen en het vellengeleidingsoppervlak meegeeft waardoor deze van de transportrollen af verplaatst, oefent daarbij op de passerende vellen een in omtrekszin over een grote lengte verdeelde normaalkracht uit, waardoor de op de vellen uitgeoefende druk relatief laag is en onderling verschuiven van de vellen, 30 zoals dat wordt veroorzaakt door een opeenvolging van drukpieken ter ï51 59 ' 3 plaatse van opeenvolgende knepen tussen rollen, wordt voorkomen of althans beperkt.

Verdere uitvoeringsaspecten van de uitvinding zijn neergelegd in de afhankelijke conclusies en blijken uit de navolgende beschrijving van in 5 de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, waarin tevens verdere effecten en details van de uitvinding zijn neergelegd.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENING

10 Fig. 1 ie een schematisch zijaanzicht van een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 is schematische, perspectivische weergave van de inrichting volgens Fig. 1; en

Fign. 3-5 zijn weèrgaven in zijaanzicht van inrichtingen volgens 15 een tweede, derde en vierde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

De inrichting volgens het in de figuren 1 en 2 weergegeven 20 uitvoeringsvoorbeeld vormt de momenteel de meeste voorkeur genietende uitvoeringsvorm van de uitvinding.

De inrichting is bestemd voor het transporteren van vellen 2 uit papier of ander in zijn vlak vormvast materiaal langs een transportbaan 1 met een eerste baangedeelte 3 dat zich uitstrekt in een eerste richting (pijl 25 5) en een tweede baangedeelte 4 stroomafwaarts van het eerste baangedeelte 3, dat zich uitstrekt in een tweede richting (pijl 6) die afwijkt van de eerste richting 5. De hoek tussen de eerste richting en de tweede richting is volgens dit voorbeeld iets minder dan 180°, maar ook andere hoeken veel kleiner dan, gelijk aan of groter dan 180° behoren tot de 30 mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld hoeken van 30°, 45°, 90° en 180°.

251 59 4

De inrichting volgens dit voorbeeld is voorts uitgerust met transportrollen 7. De transportrollen 7 hebben elk een omtrek 8. Over een hoekbereik α (zie Fig. 2) van de omtrek 8 strekt zich een omtrekssectie 9 uit die een bocht van het eerste baangedeelte 3 naar het tweede baangedeelte 4 5 vormt. De transportrollen 7 zijn op een gemeenschappelijke as 13 bevestigd die roteerbaar in een behuizingsframe (in Fig. 2 schematisch als vaste ondersteuning 17 weergegeven) is gelagerd. Op de as 13 is eveneens een overbrengings-snaarschijf 14 bevestigd die via de as 13 de transportrollen aan kan drijven. De snaarschijf 14 is via een snaar 15 aandrijfbaar door een 10 motor 16. De transportrollen 7 zijn aldus gekoppeld met een aandrijving voor het aandrijven van rotatie van de transportrollen 7 om hun hartlijn. De aandrijving van de transportrollen kan op vele, op zich al dan niet bekende wijzen uitgevoerd worden. Het is ook mogelijk, dat de transportrollen niet aangedreven worden, maar bijvoorbeeld vrij roteerbaar zijn gelagerd, 15 waarbij rotatie van de transportrollen wordt gerealiseerd, doordat deze meegenomen worden, bijvoorbeeld door de rotatie van daartegen aanliggende aandrukrollen die bij het passeren van een vel over het vel afrollen.

De te transporteren vellen 2 zijn enerzijds buigstijf, maar 20 anderzijds zodanig flexibel en elastisch vervormbaar dat deze transport om de bocht doorstaan zonder een wezenlijke permanente verbuiging te ondergaan. In het algemeen zijn de vellen vervaardigd uit materialen, zoals papier en kunststof, die een buigmodulus hebben van 103-104 N/mm2 en hebben deze elk een dikte tussen 0,05 tot 0,25 mm.

25 De inrichting is verder uitgerust met veilengeleiders 10 die elk een naar de omtrekssectie 9 van de bijbehorende transportrol 7 gekeerd vellengeleidingsoppervlak 11 (zie Fig. 2) hebben, dat zich coaxiaal met een tegenovergelegen gedeelte van de omtrekssectie 9 uitstrekt. De vellengeleidingsoppervlakken 11 zijn elk meegevend ondersteund voor het 30 elastisch naar elkaar toe dringen van het vellengeleidingsoppervlak 11 en 251 59 5 de omtrekssectie 9 voor het uitoefenen van normaalkracht op velmateriaal 2 tussen het vellengeleidingsoppervlak 11 en de omtrekssectie 9.

In bedrijf worden de vellengeleidingsoppervlakken 11 en de omtrekssectie 9, die zich coaxiaal uitstrekken, elastisch naar elkaar toe 5 gedrongen voor het uitoefenen van normaalkracht op het vel 2 of de vellen 2 tussen enerzijds de vellengeleidingsoppervlakken 11 en anderzijds de omtrekssecties 9. De onderlinge verplaatsbaarheid van enerzijds de vellengeleidingsoppervlakken 11 en anderzijds de omtrekssecties 9 die met een spankracht naar elkaar toe worden gedrongen maakt het mogelijk 10 enkele vellen en gestapelde sets vellen van sterk verschillende dikte om de bocht te leiden, zonder dat daartoe een ingewikkelde, kostbare constructie en/of instelvoorzieningen nodig zijn. Op de passerende vellen 2 wordt daarbij een in omtrekszin over een grote lengte verdeelde normaalkracht uitgeoefend, waardoor de maximale druk die op de vellen wordt uitgeoefend 15 relatief laag blijft. Onderling verschuiven van de vellen, zoals dat wordt veroorzaakt door een opeenvolging van drukpieken ter plaatse van opeenvolgende knepen tussen rollen, wordt aldus voorkomen of althans beperkt.

Bij de inrichting volgens dit voorbeeld is verder het 20 vellengeleidingsoppervlak 11 gevormd door een oppervlak van een flexibele strip 12. Hierdoor is het vellengeleidingsoppervlak 11 elastisch vervormbaar en daardoor conformeerbaar al naar gelang de vorm van tussen de rollen 7 en het vellengeleidingsoppervlak 11 door passerende vellen 2. Doordat het vellengeleidingsoppervlak 11 elastisch conformeerbaar is, kan het nauw 25 aansluiten op de vorm van de omtrekssectie 9 van de bijbehorende rol 7, zonder dat daartoe bij de vervaardiging bijzonder nauwe toleranties aangehouden hoeven te worden. Dankzij deze nauwe aansluiting kunnen ook zeer dunne vellen betrouwbaar doorgevoerd worden. Bovendien wordt tegengegaan, dat de voorlopende rand van de rol afkan wijken, hetgeen een 30 oorzaak van verplaatsingen van documenten in transportrichting vormt.

251 59 6

Een verder voordeel van de genoemde elastische conformeerbaarheid is, dat ook bij bet doorvoeren van dikke vellen of dikke sets bestaande uit meerdere vellen, ook als deze van ongelijke lengte zijn, een gelijkmatige drukverdeling wordt verkregen zonder hoge maximale drukken die tot verschuiven van 5 vellen of tot het achterlaten van sporen op de vellen kan leiden.

Hoewel het mogelijk zou zijn de vellengeleiders uit te voeren als met de rol meelopende oppervlakken, bijvoorbeeld door deze uit te voeren in de vorm van omlopende banden, genieten in transportrichting, afgezien van kleine heen en weer gaande bewegingen bij accommodatie aan passerende 10 vellen, stationaire vellengeleiders de voorkeur. Deze zijn constructief eenvoudiger te realiseren, de frictiekracht wordt anders dat door meelopende organen uitgeoefende kracht niet wezenlijk beïnvloed door massatraagheid van de vellengeleider(s) en er hoeft geen rekening te worden gehouden met de tegen de transportrichting in uitgeoefende kracht 15 veroorzaakt door de weerstand van een eindloos omlopend orgaan. Voor een betrouwbaar transport van sets gestapelde vellen, is het voldoende te waarborgen dat de wrijving tussen de vellen onderling groter is dan de wrijving tussen het buitenste vel en de veüengeleidingsoppervlakken.

Dat de vellengeleiders 10 elk, ten minste in een gebied tegenover 20 de omtrekssectie 9 van de bijbehorende transportrol 7, zijn uitgevoerd als een flexibele strip 12, biedt verder op zichzelf het voordeel dat de vellengeleiders eenvoudig geconstrueerd zijn, weinig plaats innemen en een geringe massa hebben, waardoor deze in reactie op het passeren van vellen 2 snel uit kunnen wijken zonder dat daarbij grote reactiekrachten optreden. 25 Het uitoefenen van de normaalkrachten, waarmee de vellengeleiders 10 naar de transportrollen 7 worden gedrongen is op eenvoudige wijze gerealiseerd, doordat de flexibele strippen 12 over ten minste een gedeelte van het hoekbereik α om de bijbehorende transportrollen 7 zijn gespannen.

251 59 7

Een verdere bijzonderheid van de inrichting volgens dit voorbeeld is, dat de vellengeleidingsoppervlakken 11 elk in rusttoestand tegen de { bijbehorende omtrekssectie 9 aanliggen. Hierdoor kan ook zonder een zeer nauwkeurige beheersing van de minimale afstand tussen de 5 vellengeleidingsoppervlakken 11 en de bijbehorende omtrekssecties 9 een zeer betrouwbaar transport van ook zeer dunne vellen worden gerealiseerd.

De vellengeleidingsoppervlakken 11 zijn in de inrichting volgens dit voorbeeld elk zodanig ondersteund, dat in reactie op een in omtrekszin van de omtrekssectie 9 stroomafwaarts gerichte, op het 10 vellengeleidingsoppervlak 11 uitgeoefende frictiekracht, de door het vellengeleidingsoppervlak 11 uitgeoefende, naar de omtrekssectie 9 gerichte normaalkracht wordt gereduceerd. Hierdoor wordt bereikt, dat de vellengeleidingsoppervlakken 11 niet om de transportrol 7 vastgetrokken worden door daarop uitgeoefende frictiekrachten. Doordat de frictiekrachten 15 resulteren in een reductie van de normaalkracht, stelt zich ook als een dikke set vellen 2 tussen de transportrollen 7 en de vellengeleidingsoppervlakken 11 door passeert, steeds een evenwicht in, waarbij de normaalkracht en derhalve de wrijvingskracht relatief laag blijft. Als een set vellen tussen de vellengeleidingsoppervlakken 11 en de transportrollen door passeert, zijn de 20 normaalkrachten die de vellengeleidingsoppervlakken 11 uitoefenen mede afhankelijk van de wrijvingscoeffcient tussen het buitenste vel en de vellengeleidingsoppervlakken 11. Gladde vellen worden daardoor iets harder aangedrukt dan stroeve vellen. Verder kan daardoor worden voorkomen dat een sterke toename van de frictie optreedt als de 25 vellengeleidingsoppervlakken 11 direct tegen de relatief stroeve transportrollen 7 aanliggen of als de vellengeleiders 10 door een relatief dikke set vellen relatief ver, tegen de elastisch uitgeoefende normaalkrachten in, van de transportrollen 7 af gedrongen worden.

De flexibele strippen 12 zijn elk gespannen tussen een 30 stroomopwaarts, in de richting van de betreffende strip 12 elastisch ï51 59 ’ 8 aangrijpingspunt 18 en een stroomafwaarts aangrijpingspunt 19. In reactie op stroomafwaarts gerichte frictiekracht uitgeoefend op de flexibele strippen geven de stroomopwaartse aangrijpingspunten 18 elastisch mee en geven de stroomopwaartse aangrijpingspunten 19, althans in de richting van de 5 strippen 12 ter plaatse van die stroomafwaartse aangrijpingspunten 19, niet mee. Het reduceren van de normaalkrachten in reactie op frictiekrachten is daamee op eenvoudige wijze gerealiseerd. Doordat de stroomafwaartse aangrijpingspunten afsteuningen van de strippen 12 tegen medeneming in omwentelingsrichting van de transportrollen 7 vormen, wordt voorkomen 10 dat de strippen 12 door een strengeleffect, op vergelijkbare wijze als een om een lier geslagen lijn, door de transportrollen 7 worden meegenomen. De stroomafwaartse aangrijpingspunten 19 zijn bij voorkeur op in hoofdzaak vaste plaatsen ten opzichte van de behuizing gelegen, maar kunnen ook elastisch of op ander wijze meegevend zijn opgehangen voor het voor een 15 kleiner gedeelte afsteunen van de stroomafwaarts gerichte frictiekrachten. De meegevende ophanging van de stroomopwaartse aangrijpingspunten 18 is volgens dit voorbeeld gerealiseerd, doordat tussen de betreffende delen 20 van de behuizing en de stroomopwaartse aangrijpingspunten 18 trekveren 21 zijn aangebracht die de strippen 12 op spanning houden.

20 Voor het gemakkelijk inspecteren, reinigen en onderhouden van de papierbaan alsmede voor het eenvoudig verwijderen van vellen daaruit is het van belang, dat de papierbaan 1 goed toegankelijk is. Voor een soepele geleiding van de vellen 2 is daarentegen een geleidelijke convergentie van de buitenomtrekken van de transportrollen 7 en de strippen 12 voordelig.

25 Bij de inrichting volgens dit voorbeeld is een goede toegankelijkheid gecombineerd met een geleidelijke convergentie als beschreven, doordat is voorzien in nabij en tegenover stroomopwaartse gedeeltes van de omtrekssecties 9 gelegen stripgeleiders 22, waarbij de strippen 12 elk een eerste gedeelte 23 hebben dat tegengesteld aan een tweede, zich langs de 30 bijbehorende omtrekssectie 9 uitstrekkend gedeelte 24 is gekromd en >5159 ’ 9 aansluit op de stroomopwaartse zijde van dat tweede gedeelte 24 en steunt tegen de stripgeleider 22. De stripgeleiders 22 zijn volgens dit voorbeeld uitgevoerd als rollen 22 die roteerbaar zijn opgehangen middels een as 25.

De as 25 kan met vast daarop gemonteerde rollen 22 roteerbaar 5 zijn opgehangen en/of de rollen 22 kunnen roteerbaar op de as 25 zijn gelagerd. Het is ook mogelijk, de buitenomtrek van de stripgeleiders 22 zodanig glad en slijtvast uit te voeren, dat de strippen 12 daarover schuiven wanneer een tussen de strippen 12 en de transportrollen 7 door passerende set vellen 2 de strippen 12 van de transportrollen 7 af doet bewegen.

10 Voor het elastisch naar de transportrollen 7 dringen van de stripgeleiders 12 is voorzien in veren 21 die de strippen 12 op trekspanning houden. Volgens dit voorbeeld zijn de veren uitgevoerd als op trek belaste schroefveren 21, maar de veren kunnen ook anders uitgevoerd zijn en bijvoorbeeld gevormd worden door geschikt gevormde gedeeltes van de 15 strippen. Deze kunnen bijvoorbeeld met een of meer bochten uitgevoerd zijn, bij voorkeur in het vlak van rotatie van de transportrollen 7.

Voor het mee gevend naar de transportrollen dringen van de vellengeleidingsoppervlakken kunnen in plaats van elastische onderdelen of elastische gedeeltes daarvan ook andere oplossingen toegepast worden, 20 zoals het door middel van zwaartekracht, centrifugaalkracht of slippend uitgeoefende frictiekracht naar de transportrollen dringen van de vellengeleidingsoppervlakken.

De flexibele strippen hebben bij voorkeur enige buigstijfheid. Door de strippen 12 uit bandstaal of kunststof te vervaardigen kunnen strippen 25 worden verkregen die in een geschikte mate flexibel en toch voldoende buigstijf zijn.

De as 25 die de stripgeleidingsrollen 22 draagt is verplaatsbaar opgehangen in een geleiding 26 die heen en weer bewegen van de as 25 naar de transportrollen 7 en daar vanaf mogelijk maakt. De as wordt door veren 30 27 meegevend naar de transportrollen 7 gedrongen. Deze meegevende >51 59 10 krachtsuitoefening kan ook op andere wijze dan elastisch uitgeoefend worden, bijvoorbeeld als reactiekracht ten gevolge van frictie, door centrifugaalkracht of door zwaartekracht.

In Fig. 3 is een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting 5 volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de vellengeleiders 60 zijn uitgevoerd met een samendrukbare laag 78 gedragen door een buigstijve beugel 79, waardoor op een andere wijze dan volgens het hiervoor beschreven voorbeeld een geschikte mate van vormvastheid wordt gepaard aan een geschikte mate van conformeerbaarheid van het 10 vellengeleidingeoppervlak 61.

Het veerorgaan 71 grijpt volgens dit voorbeeld ter plaatse van een aangrijpingspunt 69 nabij het stroomopwaartse uiteinde van het vellengeleidingeoppervlak 61 op de vellengeleider 60 aan en de vellengeleider 60 is stroomafwaarts van het vellengeleidingeoppervlak 61 15 vast opgehangen. Een Verstelbare en/of meegevende ophanging van de vellengeleider 60 stroomafwaarts van het vellengeleidingsoppervlak 61 is ook mogelijk. Het verdient daarbij de voorkeur dat de meegevendheid en de toegelaten bewegingsvrijheid van vellengeleider 60 zodanig is, dat op het vellengeleidingsoppervlak 61 uitgeoefende, stroomafwaarts en in 20 omtreksrichting gerichte frictiekracht de normaalkracht waarmee het vellengeleidingsoppervlak 61 naar de transportrol 57 wordt gedrongen doet reduceren.

Fig. 4 toont een derde voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding. Volgens dit uitvoeringsvoorbeeld is de vellengeleider 110 25 uitgevoerd als een flexibele sleepschoen. De vellengeleider 110 wordt gedragen door een aantal draagarmen 130 die in omtreksrichting zijn verdeeld over de omtrekssectie 109 die de bocht in de papierbaan 101 bepaalt. De armen 130 vormen elk een verbinding tussen twee scharnierbare aangrijpingspunten 131 en 132 van de behuizing resp. de 30 vellengeleider 110. De hoek van de werklijn door de aangrijpingspunten :51 59 ' 11 131, 132 is telkens zodanig, dat verplaatsing in stroomafwaartse omtreksrichting om de transportrol 107 van het aangrijpingspunt 132 dat deel uitmaakt van de vellengeleider 110, een verplaatsing van de veilengeleider 110 in het gebied van dat aangrijpingspunt 132 van de 5 transportrol 107 af met zich brengt. De vellengeleider 110 wordt echter door een drukveer 121 in stroomopwaartse richting gedrongen, waardoor de vellengeleider 110 mede door de armen 130 meegevend naar de transportrol 107 wordt gedrongen. In plaats van de drukveer 130 kan ook een ander elastisch of op andere wijze meegevend orgaan toegepast worden voor het 10 meegevend in stroomopwaartse richting dringen van de vellengeleider.

Wanneer in bedrijf de frictiekracht in stroomafwaartse omtreksrichting die wordt uitgeoefend op de vellengeleider 110 toeneemt, neemt de normaalkracht waarmee de vellengeleider 110 naar de transportrol 107 wordt gedrongen af.

15 In plaats van of aanvullend op het vellengeleidingsoppervlak kan ook het omtreksoppervlak van de transportrol meegevend en eventueel, ten minste in het gebied van de omtrekssectie tegenover het vellengeleidingsoppervlak elastisch conformeerbaar zijn. Dit wordt geïllustreerd met het in Fig. 5 weergegeven voorbeeld.

20 Volgens dit voorbeeld is de vellengeleider 160 uitgevoerd als een star element met een star vellengeleidingsoppervlak 161 op een vaste plaats ten opzichte van het frame en/of de behuizing van de inrichting. Opgemerkt wordt echter, dat in combinatie met een meegevende transportrol, bijvoorbeeld een transportrol 157 zoals weergegeven in dit voorbeeld, de 25 vellengeleider ook meegevend kan zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld zoals is weergegeven in de hiervoor beschreven voorbeelden.

De omtrek van de transportrol 157 is door de zich radiaal naar buiten beschouwd ten opzichte van de rotatiezin in bedrijf achterwaarts uitstrekkende spaken zodanig ondersteund, dat in reactie op een in 30 omtrekszin stroomopwaartse, op de omtrekssectie uitgeoefende ï 51 59 12 frictiekracht, door de omtrekssectie 159 tegenover het veüengeleidingsoppervlak 161 uitgeoefende, naar het vellengeleidingsoppervlak 161 gerichte normaalkracht wordt gereduceerd. Ook op deze wijze wordt een soepele inloop van sets van vellen van sterk 5 verschillende dikte gecombineerd met een accurate geleiding, zonder dat overmatige normaalkrachten op de sets vellen worden uitgeoefend.

>251 59 ’

Claims (12)

1. Inrichting voor het transporteren van vellen (2) uit papier of ander in zijn vlak vormvast materiaal omvattende: een transportbaan (1; 101) met een eerste baangedeelte (3) dat zich uitstrekt in een eerste richting (5) en een tweede baangedeelte (4) 5 stroomafwaarts van het eerste baangedeelte (3), dat zich uitstrekt in een tweede richting (6) anders dan de eerste richting (5); ten minste een transportrol (7; 57; 107; 157) met een omtrek (8), waarvan een zich over een hoekbereik (a) van de omtrek uitstrekkende omtrekssectie (9; 109) een bocht van het eerste baangedeelte naar het 10 tweede baangedeelte vormt; en ten minste een vellengeleider (10; 60; 110; 160) met een naar de omtrekssectie (9; 109) gekeerd vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) dat zich coaxiaal met ten minste een gedeelte van de omtrekssectie (9; 109) uitstrekt; 15 waarbij ten minste het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) of de omtrekssectie (9; 109) meegevend is ondersteund voor het meegevend naar elkaar toe dringen van het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) en de omtrekssectie (9; 109) voor het uitoefenen van normaalkracht op velmateriaal tussen het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) en de 20 omtrekssectie (9; 109).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste de omtrekssectie (9; 109) of het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) elastisch conformeerbaar is. 25

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) in rusttoestand tegen de '251 59 omtrekssectie (9; 109) aanligt.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) zodanig is ondersteund, dat in 5 reactie op een in omtrekszin van de omtrekssectie (9; 109) stroomafwaarts gerichte, op het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) uitgeoefende frictiekracht, door het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) uitgeoefende, naar de omtrekssectie (9; 109) gerichte normaalkracht wordt gereduceerd. 10

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vellengeleider (10; 110) ten minste een flexibele strip (12) omvat, die zich langs de omtrekssectie (9; 109) uitstrekt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de ten minste ene flexibele strip (12) over ten minste een gedeelte van genoemd hoekbereik (a) om de ten minste ene transportrol (7; 57; 107; 157) is gespannen.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 20 omtrekssectie (9; 109) zodanig is ondersteund, dat in reactie op een in omtrekszin van de omtrekssectie (9; 109) stroomopwaarts gerichte, op de omtrekssectie (9; 109) uitgeoefende frictiekracht, door de omtrekssectie (9; 109) uitgeoefende, naar het vellengeleidingsoppervlak (11; 61; 111; 161) gerichte normaalkracht wordt gereduceerd. 25

8. Inrichting volgens conclusie 5 of 6 en volgens conclusie 7, waarbij de ten minste ene flexibele strip (12) is gespannen tussen ten minste een stroomopwaarts, in de richting van de strip elastisch aangrijpingspunt (18) en een stroomafwaarts aangrijpingspunt (19), waarbij het stroomopwaartse 30 aangrijpingspunt (18) is ingericht voor meegeven in reactie op 51 59 stroomafwaarts gerichte frictiekracht uitgeoefend op de ten minste ene flexibele strip (12) en het stroomafwaartse aangrijpingspunt (19) is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk afsteunen van de stroomafwaarts gerichte frictiekracht. 5

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, verder omvattende ten minste een stripgëleider (22) nabij en tegenover een stroomopwaarts gedeelte van de omtrekssectie (9), waarbij de flexibele strip (12) een eerste gedeelte heeft dat tegengesteld aan een tweede, zich langs de omtrekssectie 10 (9) uitstrekkend gedeelte is gekromd en aansluit op de stroomopwaartse zijde van genoemd tweede gedeelte van de flexibele strip (12) en althans plaatselijk steunt tegen de stripgeleider (22).

10. Inrichting volgens conclusie 9, verder omvattende een veer (27) 15 voor het elastisch naar de ten minste ene transportrol (7) dringen van de stripgeleider (22).

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de ten minste ene stripgeleider (22) is uitgevoerd als een rol gelagerd met een omwentelingsas 20 (25) evenwijdig aan de hartlijn van de ten minste ene transportrol (7).

12. Inrichting volgens een der conclusies 6-11, waarbij de flexibele strip een strip (12) uit bandstaal of kunststof is. !5159