NL1024767C2 - Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze printer. - Google Patents

Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze printer. Download PDF

Info

Publication number
NL1024767C2
NL1024767C2 NL1024767A NL1024767A NL1024767C2 NL 1024767 C2 NL1024767 C2 NL 1024767C2 NL 1024767 A NL1024767 A NL 1024767A NL 1024767 A NL1024767 A NL 1024767A NL 1024767 C2 NL1024767 C2 NL 1024767C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
image
receiving material
transfer nip
printer
write head
Prior art date
Application number
NL1024767A
Other languages
English (en)
Inventor
Roeland Christiaan Van De Berg
Cornelis Wilhelmus Mari Venner
Jacobus Maria Gerardus Eijssen
Original Assignee
Oce Tech Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Oce Tech Bv filed Critical Oce Tech Bv
Priority to NL1024767A priority Critical patent/NL1024767C2/nl
Priority to EP04105430.5A priority patent/EP1531371B1/en
Priority to US10/983,738 priority patent/US7266335B2/en
Priority to JP2004326273A priority patent/JP4806525B2/ja
Priority to CN200410094724A priority patent/CN100595694C/zh
Application granted granted Critical
Publication of NL1024767C2 publication Critical patent/NL1024767C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03GELECTROGRAPHY; ELECTROPHOTOGRAPHY; MAGNETOGRAPHY
    • G03G15/00Apparatus for electrographic processes using a charge pattern
    • G03G15/14Apparatus for electrographic processes using a charge pattern for transferring a pattern to a second base
    • G03G15/16Apparatus for electrographic processes using a charge pattern for transferring a pattern to a second base of a toner pattern, e.g. a powder pattern, e.g. magnetic transfer
    • G03G15/1605Apparatus for electrographic processes using a charge pattern for transferring a pattern to a second base of a toner pattern, e.g. a powder pattern, e.g. magnetic transfer using at least one intermediate support
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03GELECTROGRAPHY; ELECTROPHOTOGRAPHY; MAGNETOGRAPHY
    • G03G15/00Apparatus for electrographic processes using a charge pattern
    • G03G15/22Apparatus for electrographic processes using a charge pattern involving the combination of more than one step according to groups G03G13/02 - G03G13/20
    • G03G15/23Apparatus for electrographic processes using a charge pattern involving the combination of more than one step according to groups G03G13/02 - G03G13/20 specially adapted for copying both sides of an original or for copying on both sides of a recording or image-receiving material
    • G03G15/231Arrangements for copying on both sides of a recording or image-receiving material
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03GELECTROGRAPHY; ELECTROPHOTOGRAPHY; MAGNETOGRAPHY
    • G03G2215/00Apparatus for electrophotographic processes
    • G03G2215/00362Apparatus for electrophotographic processes relating to the copy medium handling
    • G03G2215/00535Stable handling of copy medium
    • G03G2215/00556Control of copy medium feeding
    • G03G2215/00586Control of copy medium feeding duplex mode
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03GELECTROGRAPHY; ELECTROPHOTOGRAPHY; MAGNETOGRAPHY
    • G03G2215/00Apparatus for electrophotographic processes
    • G03G2215/16Transferring device, details
    • G03G2215/1604Main transfer electrode
    • G03G2215/1614Transfer roll

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Ink Jet (AREA)
  • Printers Characterized By Their Purpose (AREA)
  • Counters In Electrophotography And Two-Sided Copying (AREA)
  • Control Or Security For Electrophotography (AREA)
  • Handling Of Sheets (AREA)

Description

Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze 5 printer
De uitvinding betreft een werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal omvattend het voeren van het ontvangstmateriaal door een printer die een eerste en een tweede beeldvormende eenheid omvat, elk van de eenheden omvattend een 1 o schrijfkop en een beeldmedium, de werkwijze verder omvattend het met de eerste beeldvormende eenheid vormen van een eerste beeld op het eerste beeldmedium onder toepassing van de eerste schrijfkop, het met de tweede beeldvormende eenheid vormen van een tweede beeld op het tweede beeldmedium onder toepassing van de tweede schrijfkop, en het in een transferkneep overdragen van het eerste beeld naar de 15 voorzijde van het ontvangstmateriaal en het tweede beeld naar de achterzijde van dit materiaal. De uitvinding betreft tevens een printer die geschikt is om deze werkwijze toe te passen en een werkwijze voor het afstellen van de» printer.
Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift US 5,970,295. Bij 20 deze werkwijze omvat elk van de beeldvormende eenheden een schrijfkop voor het schrijven van een elektrostatisch latent beeld op een fotogeleidend beeldmedium en middelen om dit beeld te ontwikkelen tot een zichtbaar beeld onder toepassing van toner. Het ontwikkelde beeld wordt vervolgens overgedragen naar een tussenelement in de vorm van een eindloze berubberde band. De twee tussenelementen van de 25 beeldvormende eenheden komen tezamen ter plaatse van de transferkneep. Door een vel ontvangstmateriaal door deze transferkneep te voeren kunnen de voor- en achterzijde van dit materiaal in wezen tegelijkertijd bedrukt worden. Op deze wijze wordt het voordeel bereikt dat een vel niet gekeerd hoeft te worden wanneer dit aan beide zijden bedrukt dient te worden. Hiermee wordt het doorvoeren van het 30 ontvangstmateriaal vereenvoudigd en kunnen registratiefouten voorkomen of althans verkleind worden. Kleine registerfouten kunnen echter voorkomen omdat de twee beeldvormende eenheden niet identiek hoeven te zijn. Hierdoor kan het gebeuren dat ondanks het feit dat beide beelden op eenzelfde moment geschreven zijn met de schrijfkoppen, het ene beeld toch eerder in de transferkneep aankomt dan het andere.
35 Een verschil in kopboogte, dat wil zeggen de ligging van een denkbeeldig kader om een 10247Ö7 i 2 gedrukt beeld ten opzichte van de meest stroomafwaarts gelegen rand van het ontvangstmateriaal (ook wel voorrand genoemd), tussen de voor· en achterzijde van het ontvangstmateriaal is het gevolg. Uit het hiervoor genoemde octrooischrift is een oplossing voor dit probleem bekend. Onder toepassing van referentiebeeldjes wordt 5 voor elk van de beeldvormende eenheden bepaald hoeveel tijd er verstrijkt tussen het schrijven van een latent beeld op het beeldmedium en het overdragen van het hiermee gevormde beeld op het ontvangstmateriaal. Wanneer er een verschil in deze tijd is tussen de eerste en tweede beeldvormende eenheid wordt het moment van schrijven van tenminste een van de printkoppen aangepast zodat dit verschil wordt opgeheven.
10 Een andere mogelijkheid is om de snelheid waarmee de beeldmedia of tussenelementen ronddraaien aan te passen. Ook hiermee kan het verschil in genoemde tijd opgeheven worden.
Nadeel van de bekende werkwijze is dat hiermee alleen registratie afwijkingen in de 15 doorvoerrichting van het ontvangstmateriaal verholpen kunnen worden. Aanpassing van het schrijfmoment of het veranderen van de omloopsnelheden van de beeldragende media geeft alleen mogelijkheden tot het aanpassen van de positie van een beeld op het ontvangstmateriaal in de doorvoerrichting van dit materiaal. Weliswaar zijn de te verwachten registratiefouten in deze richting waarschijnlijk meer uitgesproken, maar 20 met de toenemende eisen die de gebruiker stelt aan registratiekwaliteit kunnen ook kleine registratiefouten in een richting dwars op de doorvoerrichting van'het ontvangstmateriaal als erg storend ervaren worden.
Voor printers die slechts één beeldvormende eenheid bevatten zijn er voor het voorkomen van registratiefouten in laterale richting diverse oplossingen bekend uit de 25 stand van de techniek.
Een oplossing stelt voor om vast te stellen waar het beeld in de transferkneep terechtkomt waarbij het vel ontvangstmateriaal naar de transferkneep toegestuurd wordt zodanig dat deze netjes samenvalt met het beeld. Bij deze werkwijze, kortweg “beeld-stuurt-vel” genoemd, wordt het vel ontvangstmateriaal dus telkens naar het 30 overeenkomstige beeld toegestuurd afhankelijk van waar dit beeld terecht komt in de transferkneep. Bij een printer met twee beeldvormende eenheden leidt toepassing van deze werkwijze tot een goede registratie van slechts één van beide beelden. Er moet dan namelijk een keuze gemaakt worden welk van beide beelden gebruikt wordt om het vel te sturen. De positie van het andere beeld op het vel ontvangstmateriaal is dan een 35 onzekere uitkomst 1024767 3 ι
Een andere oplossing stelt voor om te meten waar het vel ontvangstmateriaal zich bevindt en 'het beeld in afhankelijkheid van de meting in laterale richting zodanig te schrijven dat het beeld samenvalt met ontvangstmateriaal in de transferkneep (“vel-stuurt-beelcT). Deze oplossing kan in beginsel succesvol toegepast worden bij een 5 printer met twee beeldvormende eenheden. Echter, omdat het moment van schrijven plaatsvindt lang voordat het vel ontvangstmateriaal daadwerkelijk in de transfeikneep aanwezig is (het beeld moet immers eerst gevormd worden op de fotogeleider, daarna overgèdragen op een tusseneiement en dan getransporteerd worden naar de transferkneep) kan de positie van het ontvangstmateriaal in de transferkneep nog niet 1 o met grote nauwkeurigheid vastgesteld kan worden op dat bewuste schrijfmoment Dit heeft tot gevolg dat het vrijwel onmogelijk is om op deze wijze een zeer goede registratienauwkeurigheid te verkrijgen dwars op de doorvoerrichting. Een volgend nadeel van deze werkwijze is dat afwijkingen in het veltransport relatief groot kunnen zijn, tot wel 10 mm afwijking van de nominale (gewenste) positie. Indien dergelijke 15 afwijkingen opgevangen dienen te worden door de beeldvorming aan deze afwijkingen aan te passen, zijn er grote toleranties nodig voor de beeldvormende eenheden. Dit maakt deze eenheden duur en ruimtelijk erg uitgebreid.
Doel van de uitvinding is om een werkwijze te verkrijgen welke tegemoet komt aan de 20 hiervoor beschreven nadelen. Hiertoe is een werkwijze volgens de aanhef van de beschrijving uitgevonden daartoe gekenmerkt dat beide beelden dwars op de doorvoerrichting van het ontvangstmateriaal in register worden gebracht met dit materiaal, voor het verkrijgen van welke registering voorafgaand aan het vormen van de genoemde beelden een referentieposftie ter plaatse van de transferkneep wordt 25 bepaald, het ontvangstmateriaal naar de transferkneep wordt gevoerd zodanig dat het deel van dit materiaal dat overeenkomt met de referent)epositie ter plaatse van de transferkneep in wezen hiermee samenvalt, het eerste beeld wordt gevormd op het eerste beeldmedium zodanig dat het deel van dit beeld dat overeenkomt met genoemde referentiepositie in de transferkneep in wezen hiermee samenvalt, en het tweede beeld 30 wordt gevormd op het tweede beeldmedium zodanig dat het deel van dit beeld dat overeenkomt met genoemde referentiepositie in de transferkneep in wezen hiermee samenvalt.
Bij deze werkwijze wordt aldus een referentiepositie in de transfeikneep bepaald en worden zowel de beide beelden als het ontvangstmateriaal naar de transferkneep 35 gestuurd rekening houdend met deze referentiepositie. Zo kan er een referentiepositie 1024767 4 gekozen worden in het midden van de transferkneep, gezien dwars op de doorvoerrichting. Het ontvangstmateriaal wordt in deze uitvoeringsvorm zodanig naar de transferkneep gestuurd dat het midden van dit materiaal tussen de laterale zijden, in de transferkneep samenvalt met het midden van die kneep. Het eerste beeld wordt 5 vervolgens zodanig gevormd dat het midden van dit beeld, dat wil zeggen het midden tussen de twee (meestal denkbeeldige) laterale kaderranden van dit beeld in de transferkneep eveneens samenvalt met het midden van deze kneep. Zo kan ook het tweede beeld gevormd worden zodanig dat ook het midden, gezien in laterale richting, van dit beeld samenvalt met het midden van de kneep. Op deze wijze vallen de 1 o overeenkomstige delen van beide beelden en het ontvangstmateriaal samen ter plaatse van de transferkneep, waarmee de beelden in dwarsrichting in register zijn gebracht met dit materiaal. In een andere uitvoeringsvorm wordt het ontvangstmateriaal op een vergelijkbare wijze als hiervoor naar de transferkneep gestuurd maar wordt op een moment vlak voor het moment dat beide beelden geschreven worden, gemeten wat de 15 laterale positie van het vel Is. Onder toepassing van deze momentane laterale positie kan nauwkeurig voorspeld worden of dit vel exact zal samenvallen met de referentiepositie in de transferkneep of dat er een kleine laterale afwijking zal zijn tussen de werkelijke positie en de vooraf bepaalde referentiepositie. Indien dit laatste geconstateerd is kan hiermee, hoe kléin deze afwijking ook is, nog rekening worden 20 gehouden bij het schrijven van de beelden. Het spreekt overigens voor zich dat ook een ander referentiepunt dan het midden van de transferkneep gekozen kan worden. Qroot voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat laterale afwijkingen tengevolge van de beeldvorming gecompenseerd kunnen worden zonder dat tegelijkertijd rekening gehouden hoeft te worden met grote laterale afwijkingen In het transport van het 25 ontvangstmateriaal. Dit levert veel vrijheidsgraden op en dientengevolge kan een goede registering worden verkregen met relatief eenvoudige middelen.
In een uitvoeringsvorm waarbij de schrijfkop een rij printelementen omvat die zich dwars op de doorvoerrichting van het ontvangstmateriaal uitstrekt over een lengte die 30 tenminste gelijk is aan de lengte van het ontvangstmateriaal in deze richting, is de referentiepositie gelegen in een referentiegebied dat lateraal wordt begrensd door een eerste beeldlijn die ter plaatse van de transferkneep ontstaat indien met het n-de element van de eerste schrijfkop een lijn wordt geschreven en een tweede beeldlijn die ter plaatse van de transferkneep ontstaat indien met het n-de element van de tweede 35 schrijfkop een lijn wordt geschreven.
1024767 5
In deze uitvoeringsvorm is de schrijfkop bijvoorbeeld een LED-printhead, welk printhead een rij licht emitterende diodes omvat Bij een dergelijke schrijfkop, welke genoegzaam bekend is uit de stand van de techniek, kan elke diode individueel aangestuurd worden en kan zo een latent beeld met hoge resolutie op een fotogeleidend beeldmedium 5 geschreven worden. In deze uitvoeringsvorm wordt van beide schrijfkoppen één willekeurig printelement gekozen, maar wel zodanig dat dit overeenkomstige printelementen uit de rijen zijn. Indien elke schrijfkop een rij met 1000 printelementen omvat zou bijvoorbeeld het 500-ste element van elke schrijfkop gekozen kunnen worden. Wordt één element gebruikt om een lijn te schrijven op het beeldmedium, dan 10 ontstaat na ontwikkeling van deze lijn een beeldlijn in de doorvoerrichting van de printer. Hierbij wordt overigens opgemerkt dat afhankelijk van het type printer, het schrijven van een lijn plaatsvindt door 6f het overeenkomstige printelement aan te zetten (en de overige printelementen uit), öf het overeenkomstige printelement uit te zetten (en de overige printelementen aan). Eerstgenoemde type staat bekend als “zwartschrijver", het 15 laatstgenoemde type als “wetschrijver". Het referentiegebied nu, wordt in de transferkneep lateraal begrensd door twee van deze beeldlqnen welke zijn gevormd onder toepassing van de genoemde overeenkomstige (n-de) printelementen. In het gekozen voorbeeld zijn dit de twee beeldlijnen die ontstaan zijn door hst schrijven van een lijn met ieder 500-ste element van de schrijfkoppen. Het blijkt dat het kiezen van de 20 referentiepositie in dit gebied het voordeel heeft dat volstaan kan worden met een smallere printer. Door namelijk beide beeldvormende eenheden op de voorgestelde wijze lateraal te “middelen” hoeven er minder toleranties in laterale richting opgevangen te worden. Aldus kan volstaan worden met schrijfkoppen die zich slechts marginaal uitstrekken buiten de lengte van het grootste formaat ontvangstmateriaal. Smallere 25 printers zijn niet alleen goedkoper om te produceren maar hebben bovendien het voordeel van een kleiner grondoppervlak.
In een verdere uitvoeringsvorm waarbij elke schrijfkop m printelementen heeft, is n gelijk aan Hm indien m een even getal is en Is n gelijk aan ¼m indien m een oneven getal 30 is. In deze uitvoeringsvorm wordt het referentiegebied bepaald door in wezen met de middelste elementen van elk van de schrijfkoppen de beeldlijnen te maken die het referentiegebied lateraal begrenzen in de transferkneep.
In een uitvoeringsvorm komt de referentiepositie in wezen overeen met het midden van 35 het referentiegebied. Dit heeft het voordeel dat volstaan kan worden met een zeer 1024767 6 smalle printer omdat op deze wijze beide beeldvormend eenheden lateraal het beste “gemiddeld** worden. Op deze manier valt de referentiepositle namelijk samen met het laterale midden van het overlappingsgebied van beide beeldvormend eenheden.
5 In een uitvoeringsvorm wordt het referentiegebied vastgelegd door een testpatroon te drukken op de voor- en achterzijde van een referentieontvangstmateriaal, waarna wordt bepaald wat de onderlinge afwijking is in de laterale positie van de middelpunten van de testpatronen en wat de laterale ligging Is van tenminste één van beide testpatronen ten opzichte van het referentieontvangstmateriaal. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel 10 om het referentiegebied op een zeer eenvoudige wijze vast te leggen. Door het genereren van een zelfde testpatroon met overeenkomstige printelementen van beide beeldvormende eenheden, en het vervolgens overbrengen van de beide testpatronen op de respectievelijke voor- en achterzijde van een referentieontvangstmateriaal (ook wel testprint genoemd), kan eenvoudig de onderlinge afwijking in laterale richting tussen 15 beide beeldvormende eenheden bepaald worden en de absolute ligging van één testpatroon ten opzichte van het referentieontvangstmateriaal. Deze gegevens bepalen de ligging van het referentiegebied zoals duidelijk zal zijn voor de vakman en verder toegelicht wordt in de hierna gegeven voorbeelden.
20 In een verdere uitvoeringsvorm kiest de printer de referentiepositie automatisch na ingeven van de genoemde afwijking en ligging door een gebruiker van de printer. In deze uitvoeringsvorm wordt van de gebruiker verwacht dat hij de ondertinge laterale afwijking van beide testpatronen en de ligging van een van de testpatronen ten opzichte van het referentieontvangstmateriaal ingeeft, bijvoorbeeld via het bedieningspaneel van 25 de printer. Hierop kan de printer eenvoudig het referentiegebied bepalen, waarop een keuze voor de referentiepositie gemaakt kan worden.
In een uitvoeringsvorm wordt het eerste beeld van het eerste beeldmedium via een eerste tussenelement overgedragen naar het ontvangstmateriaal en wordt het tweede 30 beeld van het tweede beeldmedium via een tweede tussenelement overgedragen naar het ontvangstmateriaal, waarbij de transferkneep gevormd wordt door beide tussenelementen. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat het beeldmedium niet rechtstreeks in contact staat met het ontvangstmateriaal in de transferkneep. Een dergelijk contact is nadelig voor de levensduur van dit beeldmedium.
35 1024767 7
De uitvinding betreft ook een printer voor het dubbelzijdig bedrukken van een ontvangstmateriaal en een weikwijze voor het afstellen van deze printer zoals verwoord in de aangehechte conclusies.
5 De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van onderstaande voorbeelden.
Figuur 1 geeft schematisch een printer voorzien van twee beeldvormend eenheden weer.
1 o Figuur 2 geeft een inrichting weer waarmee een vel ontvangstmateriaal in laterale richting verplaatst kan worden.
Figuur 3 geeft schematisch een bovenaanzicht weer van twee beeldvormende eenheden.
Figuur 4 geeft schematisch een referentieontvangstmateriaal en testpatroon weer.
15 Figuur 5 geeft schematisch het referentieontvangstmateriaal weer dat op de voor- en achterzijde is bedrukt met het testpatroon.
Figuur 1 20 In figuur 1 is schematisch eèn printer 100 weergegeven welke twee beeldvormende eenheden 6 en 8 omvat. Deze printer is bekend uit het Amerikaanse octroojschrift US 6,487,388. In deze uitvoeringsvorm is de printer uitgerust om een eindloos ontvangstmateriaal 48 te bedrukken. Hiertoe is de printer uitgerust met spanelementen 44 en 46. In een andere uitvoeringsvorm (niet afgebeeld) is de printer aangepast om 25 losse vellen van een ontvangstmateriaal te bedrukken. De beeldvormende eenheden 6 en 8 kunnen gebruikt worden om beelden te vormen op de respectievelijke voorzijde 52 en achterzijde 54 van het ontvangstmateriaal 48, welke beelden ter plaatse van de enkele transferkneep 50 op dit materiaal worden overgebracht.
Beeldvormende eenheid 6 omvat een schrijfkop 18 die bestaat uit een rij individuele 30 printelementen (niet afgebeeld), in deze uitvoeringsvorm een rij zogenaamde electron guns. Onder toepassing van deze schrijfkop kan een latent elektrostatisch ladingsbeeld op het oppervlak 11 van beeldmedium 10 worden geschreven. Dit beeld wordt ontwikkeld met toner dat zich in ontwikkelstation 20 bevindt. Om dit proces te controleren is het beeldmedium voorzien van diverse probes (niet afgebeeld), in het 35 bijzonder een probe om de oplaadhoogte van het oppervlak te meten en een probe om 1024767 8 de hoeveelheid toner te meten die ontwikkeld is in die gebieden waar geen beeld geschreven is (zogenaamde “ondergrond” ontwikkeling). Onder toepassing van deze probes kan het beeldvormende proces geoptimaliseerd worden. Ter hoogte van een primaire transferkneep 12 wordt het achtbare tonerbeeld overgebracht op 5 tussenmedium 14. Dit medium is een band welke bestaat uit een siliconenrubber gedragen door een weefsel. Restanten toner welke zich op het oppervlak 11 bevinden worden onder toepassing van schoonmaakstation 22 verwijderd, waarna het iadingsbeeld uitgewist wordt door middel van wis-element 16. Overeenkomstige elementen van beeldvormende eenheid 8 zijn aangegeven met dezelfde 1 o referentiecijfers als de elementen van eenheid 6 maar zijn verhoogd met 20 eenheden (zoals uitvoerig beschreven in genoemd octrooischrift).
De beelden die gevormd zijn op de tussenmedia 14 en 34 worden ter plaatse van de transferkneep 50 overgebracht op het ontvangstmateriaal 48. Hiertoe worden de beide tussenmedia onder toepassing van de drukrollen 24 en 25 op het ontvangstmateriaal 15 gedrukt, waarbij onder invloed van deze druk, warmte en afschuifspanningen de beelden worden overgedragen naar materiaal 48 en worden ze tevens hiermee versmolten (gefused). Hiertoe wordt het ontvangstmateriaal voorverwarmd in station 56 en worden de tussenmedia zelf verwarmd met warmtebronnen welke zich in rollen 24 en 25 bevinden (niet afgebeeld). Na transferkneep 50 worden de tussenmedia 20 afgekoeld in koelstation 27 en 47. Dit om te voorkomen dat de tussenmedia te warm zijn ter plaatse van de primaire transferknepen 12 respectievelijk 32. Wanneer de printer in standby toestand staat is de temperatuur van de tussenmedia lager dan nodig voor een goede transfuse-stap in kneep 50. Zodra bekend is wanneer het eerstvolgende ontvangstmateriaal bedrukt dient te worden, zal er een signaal gaan naar de 25 verwarmingselementen in de rollen 24 en 25 om het overeenkomstige tussenmedium te verwarmen. Om er zeker van te zijn dat de media warm genoeg zijn op het vooraf bepaalde moment van drukken van het eerste beeld, wordt het moment van het geven van het signaal afhankelijk gemaakt van het verlies aan warmte tijdens de standby toestand. Hoe groter dit verlies, deste eerder wordt het signaal tot verwarmen gegeven. 30 Indien er vanuit een printtoestand wordt overgestapt naar een standby toestand, worden de tussenmedia snel gekoeld tot hun stand-by temperatuur onder toepassing van koeistations 27 en 47. Zodra de gewenste temperatuur bereikt is worden de koeistations uitgezet zodat ze geen warmte meer ontrekken aan de tussenmedia. De temperatuurregeling wordt een bepaalde tijd daarna weer gestart, zodat de media in 35 wezen een temperatuur gelijk aan de insteltemperatüur behouden.
1024767 9 ι
De beeldvormende eenheden zijn ten opzichte van elkaar zeer nauwkeurig geplaatst In een frame van de printer (niet afgebeeld). Om te voorkomen dat de beide eenheden merkbaar ten opzichte van elkaar bewegen als de printer externe krachten ondervindt, 5 bijvoorbeeld torsiekrachten wanneer de printer op een ongelijke ondergrond staat, zijn de beide eenheden 6 en 8 in een zeer stijf sub-frame gehangen. Dit sub-frame strekt zich in vooraanzicht in verticale richting uit over het deel van de transportbaan van materiaal 48 tussen de stations 44 en 46, en in horizontale richting over de elementen 16,18,36,38 en 56. Dit T-vormige frame kan stijf gemaakt worden door een T-10 vormige frameplaat aan de voorzijde van de beeldvormende eenheden aan te brengen en een vergelijkbare frameplaat aan de achterzijde van de beeldvormende eenheden aan te brengen, waarbij beide frameplaten middels dwarsstukken met elkaar veibonden zijn. Op deze wijze wordt een zeer stijf sub-frame verkregen waarbij de beeldmedia en tussenmedia toch makkelijk bereikbaar zijn voor het verrichten van service. Dit stijve 15 sub-frame wordt gedragen door een hoofdframe. Een dergelijke constructie te bekend uit EP 1 122 080, zij het dat bij de huidige uitvoeringsvorm het sub-frame niet verbonden is met het hoofdframe maar slechts vrij opgelegd is op het hoofdframe op drie ondersteuningspunten. Hierdoor is de ligging van het sub-frame toch statisch bepaald en zullen krachten die op het hoofdframe werken niet of nauwelijks worden 20 doorgegeven aan het sub-frame. Op deze wijze wordt de onderlinge positie van de beide beeldvormende eenheden niet verstoord. Aan de buitenzijde van het frame is zichtbaar voor een gebruiker van de printer een signaleringseenheid aangebracht (niet afgebeeld). Onder toepassing van deze eenheid kan de gebruiker, zonder een display te raadplegen, zien of de printer een probleem heeft waardoor hij niet kan printen 25 (storing, bepaald type ontvangstmateriaai niet voorradig, finisher is vol etc.) of dat er geen problemen zijn.
Zoals bekend uit US 5,970,295 worden de belde beelden in de doorvoerrichting van het ontvangstmateriaai 48 met elkaar in register gebracht door de schrijfmomenten van 30 beide schrijfkoppen 18 en 38 te controleren, alsmede de omwentelsnelheden van beeldmedia 10 en 30, en de tussenmedia 14 en 34.
In de getoonde uitvoeringsvorm worden de tussenmedia aangedreven via rollen 26 en 46. De omwentelsnelheid van de tussenmedia 14 en 34 wordt op deze manier geregeld en gelijk gehouden. Beeldmedia 10 en 30 hebben geen eigen aandrijfvoorziening en 35 worden aangedreven door het mechanische contact met de tussenmedia in de 1024767 * 10 respectievelijke transferknepen 12 en 32. Omdat de beide tussenmedia en beeldmedia nooit exact even lang zijn zal bij de getoonde aandrijving de tijd die verstrijkt tussen het schrijven van een latent beeld met schrijfkop 18 en het overdragen van het overeenkomstige tonerbeeld in de secundaire transferkneep 50 altijd andere zijn dan de 5 tijd die verstrijkt tussen het schrijven van een latent beeld met schrijfkop 38 en het overdragen van het overeenkomstige tonerbeeld in de secundairs transferkneep 50. Dit verschil in tijd kan gecompenseerd worden door het schrijfmoment van een of beide schrijfkoppen aan te passen.
In een andere uitvoeringsvorm wordt de omloopsnelheid van beide beeldmedia 10 en 10 30 exact gelijk gehouden. Dit kan nodig zijn als er een las in deze beeldmedia aanwezig is, ter plaatse van welke las de beeldmedia niet gebruikt kunnen worden voor het genereren van een beeld. Door de lassen van de beide beeldmedia exact gelijk te laten lopen, dat wil zeggen, de lassen passeren ieder op exact hetzelfde moment de schrijfkoppen 18, respectievelijk 38, gaan er geen additionele beeldplaatsen verloren.
15 In deze uitvoeringsvorm, waarbij de beeldmedia ook worden aangedreven via tussenmedia 14 en 34, zullen de tussenmedia een van elkaar verschillende snelheid vertonen omdat er altijd een verschil in lengte zal bestaan tussen de beeldmedia 10 en 30. Dit verschil, alsmede andere verschillen welke leiden tot een verschil in de al eerder genoemde tijd tussen het schrijven van een beeld en het overbrengen van het 20 overeenkomstige tonerbeeld op het ontvangstmateriaal, kan wederom gecompenseerd worden door het schrijfmoment van een of beide schrijfkoppen aan te passen.
Figuur 2 25 Figuur 2 geeft een inrichtingl 01 weer waarmee een vel ontvangstmateriaal in laterale richting verplaatst kan worden. Een dergelijke inrichting is bekend uit US 5,094,442. Bij deze inrichting wordt een vel ontvangstmateriaal S in registratie gebracht met de drukken bèelden terwijl dit vel door de printer gevoerd wordt in de aangegeven richting F. De registratieinrichting 101 omvat een wagen 112 welke twee aandrijfrollen 114 en 30 116 omvat, welke draaibaar zijn aangebracht op de wagen en aangedreven worden door middel van stappenmotoren 118 en 120. Hierbij wordt de aandrijfkracht overgebracht door riemen 122 en 124.
Boven de aandrijfrol 114 is een tegenrol 126 aangebracht welke een kneep vormt met rol 114. Een vergelijkbare rol 128 is aangebracht boven rol 116. Beide tegenrollen 35 zitten op een as 130 welke is aangebracht op wagen 112. In een uitvoeringsvorm zijn 1 024767 » 11 de aandrijf rollen uitgevoerd als relatief brede (ongeveer 15 mm) aluminium rollen die zijn voorzien van een enigszins ruwe wolframcarbide coating. De tegenrollen zijn relatief smalle (4 mm) aluminium rollen welke voorzien zijn van een harde siliconenrubberen toplaag (hardheid 80 ShoreA). Het vel S wordt door deze knepen opgenomen en door 5 de registratieinrichting 101 gevoerd. De wolframcarbide coating zorgt voor een goede grip op het vel en de smalle kneep maakt dat het vel relatief makkelijk onder een hoek met de richting F verstuurd kan worden.
Voor de laterale verplaatsing van het vel S is wagen 112 transversaal beweegbaar. Deze transversale beweging is mogelijk omdat een rand van wagen 12 bevestigd Ie op 10 geleiding 132 die zich loodrecht op de doorvoerrichting F van het vel S uitstrekt. Geleiding 132 wordt ondersteund door het frame waarop inrichting 101 is bevestigd middels een paar tegenover elkaar liggende bevestigingsbeugels 134a en 134b. De wagen 112 is op de geleiding 132 geplaatst middels glijlagers 136 en 138. De inrichting omvat verder een sensor 152 waarmee de laterale positie van het vel S bepaald kan 15 worden. Indien deze positie afwijkt van de gewenste positie kan de wagen ten opzichte van de beugels 134 lateraal verplaatst worden onder toepassing van motor 140 en schroefas 142. Omdat het vel S gegrepen is in de knepen die gevormd zijn door de rolienparen 114-126 en 116-128 zal het vei samen met de wagen 112 lateraal worden verplaatst. Op deze wijze kan een vel S lateraal in de gewenste positie gebracht 20 worden.
Flguur3
Figuur 3, opgebouwd uit de figuren 3A en 3B, geeft schematisch een bovenaanzicht 25 weer van twee beeldvormende eenheden. In figuur 3A is in bovenaanzicht de schrijfkop 18, beeldmedium 10 en tussenmedium 14 van beeldvormende eenheid 6 weergegeven, alsmede de overeenkomstige elementen 38,30 en 34 van beeldvormende eenheid 8. Tevens zijn de primaire transferknepen 12 en 32, en de secundaire transferkneep 50 aangegeven. De getoonde elementen strekken zich in laterale richting uit, aangegeven 30 metZ. De fysieke middens van de beide schrijfkoppen zijn gemarkeerd en aangegeven met de letter M.
In de praktijk zullen belde schrijfkoppen nooit exact dezelfde positie hebben in laterale richting. Daarnaast zal een beeldpunt dat gevormd is op een bepaalde laterale positie op een schrijfkop ook nog lateraal verplaatst worden bij het transport van het beeld van 35 de schrijfpositie (aangegeven met referentienummer 60, respectievelijk 80), via het 1024767 j 12 beeldmedium en tussenmedium naar de secundaire transferkneep. In het weergegeven voorbeeld is voor elke beeldvormende eenheid aangegeven waar een beeldpunt terechtkomt in de transferkneep, indien dit beeldpunt geschreven wordt met een printelement dat zich ter hoogte van het fysieke midden van een schrijfkop bevindt. Het 5 beeldpunt dat met schrijfkop 18 geschreven wordt op beeldmedium 10 ter plaatse van locatie 60 ondervindt tijdens het ontwikkelen en transport naar de primaire transferkneep 12 (locatie 61) een negatieve laterale verplaatsing. Nadat het beeld is overgedragen (locatie 62) op het tussenmedium, wordt het beeld getransporteerd naar de transferkneep 50 (locatie 63). In dit voorbeeld ondervindt het beeld hierbij een kleine 1 o positieve laterale verplaatsing. Vergelijkbare verplaatsingen ondervindt een beeldpunt dat geschreven wordt met de tweede schrijfkop 38. In onderstaande tabel is aangegeven wat de exacte positie is van het beeldpunt op elke overgangslocatie in laterale richting.
15
Locatie ~ Z positie, Z positie, ΔΖ beeldvormende Beeldvormende eenheid 6 eenheid 8
Schrijfkop 180 mm 185 mm 5 mm primaire transfer 174 mm 187 mm 13 mm secundaire transfer 177 mm 191 mm 14 mm
Tabel 1 Laterale positie van beeldpunten geschreven met midden van schrijfkoppen ter hoogte van verschillende locaties 20
In de tabel is de laterale positie aangegeven in het aantal millimeters vanaf de nul-positie zoals aangegeven in de figuur (de absolute waardes van de afwijkingen zijn in de praktijk veel kleiner). Gezien kan worden dat de schrijfkoppen zelf een onderlinge afwijking hebben in laterale plaatsing van 5 mm. Daarnaast vindt er versturing van de 25 beelden plaats tijdens het transport naar de transferkneep 50. Het gevolg is dat twee beeldpunten die ter hoogte van het fysieke midden van elk van de schrijfkoppen initieel gevormd zijn, uiteindelijk een onderlinge laterale afwijking in de transferkneep hebben van 14 mm. Aangezien de beelden in de transferkneep 50 op het ontvangstmateriaal worden overgebracht is het deze afwijking die uiteindelijk zichtbaar zal zijn voor de 30 gebruiker van de printer.
1024767 13
Volgens de uitvinding kan aan dit probleem tegemoet worden gekomen door een referentiepositie te bepalen ter plaatse van de transferkneep 50. In dit voorbeeld wordt als laterale referentiepositie het midden tussen de twee beeldpunten genomen: 5
Referentiepositie = (177 +191)/2 = 184 mm (formule 1) 10 Deze referentiepositie is de plaats waar het midden van de beelden zoals die initieel gevormd worden door de beide schrijfkoppen terecht moet komen. Aldus zullen volgens de uitvinding die beelden nu zodanig geschreven moeten worden met de genoemde schrijfkoppen, dat de middens van deze beelden in wezen samenvallen met de referentiepositie ter plaatse van de transferkneep. Hiertoe zal, zoals aangegeven in 15 figuur 3B met referentienummer 90, het midden van een beeld bij toepassing van schrijfkop 18, geschreven dienen te worden met het printelement dat +7 mm (= 184 -177) van het fysieke midden van deze schrijfkop verwijderd is. Dit element bevindt zich lateraal gezien op 180 + 7 = 187 mm van de nullijn. Voor schrijfkop 38 geldt dat het midden van een beeld voortaan geschreven dient te worden met het printelement dat-7 20 mm (=184-191) van het-fysieke midden van deze schrijfkop verwijderd is (aangegeven met nummer 91 in figuur 3B). Dit element bevindt zich lateraal gezien op 185 - 7 = 178 mm van de nullijn.
In figuur 3B is aangegeven dat een beeldpunt dat geschreven is met schrijfkop 18 ter hoogte van locatie 60, zich nu via locaties 61,62 en 63 verplaatst naar de 25 referentiepositie ter plaatse van de transferkneep. Zo ook zal een beeldpunt dat geschreven is met schrijfkop 38 ter hoogte van locatie 80, zich via locatie 81,82 en 83 verplaatsen naar dezelfde referentiepositie. Op deze wijze kunnen de middens van de beide beelden, en dus de gehele beelden, althans in laterale richting in register met elkaar gebracht worden. In tabel 2 zijn de absolute waardes van de laterale posities van 30 de beeldpunten uit het voorbeeld van figuur 3B weergegeven.
Locatie . Z positie, Z positie, ΔΖ 1024767 14 beeldvormende Beeldvormende eenheid 6 eenheid 8
Schrijfkop 187 mm 178 mm -9 mm primaire transfer 181 mm 180 mm -1 mm secundaire transfer 184 mm 184 mm 0 mm
Tabel 2 Laterale positie van beeldpunten geschreven met midden van schrijfkoppen ter hoogte van verschillende locaties bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding 5 Zoals blijkt uit de tabel is het verschil in laterale positie tussen de beide beeldpunten ter plaatste van de secundaire transferkneep nihil. De referentiepositie wordt ook gebruikt om het ontvangstmateriaal in register te brengen met de beide beelden. In dit voorbeeld komt de referentiepositie overeen met het midden van de beelden die aan voor- en achterzijde gedrukt dienen te worden. Aldus dient ook het laterale midden van het 10 ontvangstmateriaal ter plaatse van de transferkneep samen te vallen met de referentiepositie. Hiervoor kan de inrichting zoals weergegeven in figuur 2 worden gebruikt.
15 Flguur4
Figuur 4 geeft schematisch een referentieontvangstmateriaal en testpatroon weer. In figuur 4A is een referentieontvangstmateriaal 300 weergegeven dat gebruikt kan worden om de laterale afwijkingen in beeldvorming en ontvangstmateriaaltransport (zoals beschreven onder figuur 3) te bepalen. Met deze gegevens kan vervolgens een 20 referentiepositie bepaald worden om te gebruiken volgens de uitvinding. Het referentieontvangstmateriaal 300 is in deze uitvoeringsvorm een vel wit papier dat semi-transparant is (60 gram papier per vierkante meter) en welke voorzien is van een referentielijn 301. Deze referentielijn bevindt zich midden tussen de laterale zijden 310 en 311 in. Dit referentiemateriaal is geschikt om in de aangegeven richting F door een 25 printer te voeren. Als referentiemateriaal zou bijvoorbeeld ook een veel voorkomend standaard ontvangstmateriaal gekozen kunnen worden, bijvoorbeeld wit 80 grams papier van A4 formaat, waarbij een referentielijn wordt aangebracht door dit materiaal te vouwen. De vouw zelf dient dan als referentielijn.
In figuur 4B is een testpatroon 302 weergegeven. Dit testpatroon bestaat uit een 30 middellijn 303, zijlijnen 304 en tussenlijnen 305. De afstand tussen de lijnen is telkens 0,5 mm zodat de lijnen zeer eenvoudig met het blote oog zichtbaar zijn wanneer dit 1024767 15 patroon is gedrnkt op het ontvangstmateriaal. In deze uitvoeringsvorm zijn de printelementen op de schrijfkop aangebracht met een resolutie van 610 elementen per inch (610 d.p.i.). Omdat de resolutie van de printelementen gelijk is aan de resolutie van het beeld (bij de printer volgens de uitvoeringsvorm worden de printelementen immers 5 rechtsreeks afgebeeld op het beeldmedium, zonder tussenkomst van een lens), komt de afstand van 0,5 mm tussen elke lijn overeen met de afstand tussen 12 printelementen van de schrijfkop.
Om de referentiepositie te bepalen wordt het testpatroon 302 op de voor- en achterzijde 1 o van het referentieontvangstmateriaal 300 gedrukt, en wel zodanig dat voor het vormen van de middellijn 303 telkens dat printelement wordt gekozen dat overeenkomt met het fysieke middelpunt van de rij printelementen van de schrijfkop. Het referentieontvangstmateriaal wordt hierbij naar een bekende laterale positie in de transferkneep gevoerd. Een referentieontvangstmateriaal· dat op deze wijze bedrukt is 15 staat schematisch afgebeeld in figuur 5.
Figuur 5
Figuur 5 geeft schematisch het referentieontvangstmateriaal 300 weer dat op de voor-20 en achterzijde is bedrukt met het testpatroon 302. Weergegeven is een beperkt gebied van het referentieontvangstmateriaal 300, te weten een gebied dat een deel van de referentielijn 301 bevat. In aanzicht is de voorzijde van het materiaal 300 waarop testpatroon 302A is gedrukt. Zichtbaar zijn middellijn 303A, zijlijnen en tussenlijnen. Op de achterzijde van het materiaal is testpatroon 302B aangebracht. Omdat materiaal 300 25 enigszins transparant is kan testpatroon 302B vanaf de voorzijde van dit materiaal bekeken worden. Dit is schematisch weergegeven door dit patroon in stippellijnen uit te voeren in de figuur. Overigens is dit patroon in de doorvoerrichting F enigszins verschoven om dit tweede testpatroon in de figuur beter zichtbaar te maken.
Gezien kan worden dat de twee testpatronen in laterale richting, dus dwars op de 30 doorvoerrichting F, een onderlinge afwijking vertonen. De mogelijke reden voor deze afwijking is hiervoor gegeven onder figuur 3A. Het laterale verschil is in dit voorbeeld vrijwel gelijk aan 3 eenheden, dat wil zeggen driemaal de afstand tussen twee lijnen van het testpatroon, oftewel ongeveer 1,5 mm. Geheel analoog aan het voorbeeld bij figuur 3B kan als referentiepositie in de transferkneep het midden tussen de twee lijnen 303A 35 en 303B gekozen worden. Hieruit volgt dat bij schrijfkop 18, die gebruikt is om 1024767 16 ι testpatroon 302A te schrijven, voortaan het printelement dat 0,75 mm links van het fysieke midden van deze schrijfkop zit (komt overeen met ongeveer 18 printlementen), gebruikt dient te worden voor het schrijven van het laterale midden van een beeld. Voor schrijfkop 38 geldt dat voortaan het printelement dat 0,75 mm rechts van het fysieke 5 midden van deze schrijfkop zit, gebruikt dient te worden voor het schrijven van het laterale midden van een beeld.
Verder kan gezien worden dat de referentielijn 301 niet samenvalt met het midden tussen de twee middellijnen 303A en 303B. De laterale afwijking is ongeveer 3½ eenheid, oftewel 1,75 mm. Dit betekent dat een volgend vel ontvangstmateriaal 1,75 j 10 mm verder naar links verplaatst moet worden dan het referentieontvangstmateriaal bij de hiervoor beschreven test. Dan zal het fysieke midden van een dergelijk vel in wezen samenvallen met de referentiepositie ter plaatse van de transferkneep.
Op deze wijze zijn zowel de beelden onderling, als de beelden ten opzichte van het 15 ontvangstmateriaal lateraal met elkaar in register gebracht. In de praktijk zal een persoon die de printer afstelt de hiervoor beschreven test uitvoeren. Hij is dan degene die het verschil in laterale positie van de twee testpatronen meet. Ook zal hij tenminste de laterale afwijking tussen de referentielijn 301 en één van bekte middellijnen 303 bepalen. Door het invoeren van de waardes voor deze afwijkingen, bijvoorbeeld in 20 gemeten eenheden (= laterale afstand tussen twee lijnen van het testpatroon), kan de printer vervolgens automatisch bepalen hoe hij het vormen van de beelden met de schrijfkoppen ön het transporteren van het ontvangstmateriaal moet aanpassen zodanig dat een goede laterale registratie wordt verkregen. Toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding betekent overigens niet dat de referentiepositie ter hoogte van de 25 transferkneep expliciet bekend is (bijvoorbeeld door berekening). Wel is het zo dat bijvoorbeeld door het initiële meten van de laterale afwijkingen en het aanpassen van de beeldvorming zoals aangegeven onder de figuren 3B en 4, deze referentiepositie eenduidig vastligt en dus bepaald is. Ook andere methoden dan die welke in deze voorbeelden zijn beschreven kunnen zonder dat de referentiepositie in de transferkneep 30 expliciet bekend is leiden tot een laterale registering volgens de uitvinding, zolang deze positie op basis van de gevolgde methode eenduidig vastligt in deze kneep.
1024767 *

Claims (10)

1 Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal omvattend het voeren van het ontvangstmateriaal door een printer die een eerste en een tweede beeldvormende 5 eenheid omvat, elk van de eenheden omvattend een schrijfkop en een beeldmedium, de werkwijze verder omvattend - het met de eerste beeldvormende eenheid vormen van een eerste beeld op het eerste beeldmedium onder toepassing van de eerste schrijfkop, 10. het met de tweede beeldvormende eenheid vormen van een tweede beeld op het tweede beeldmedium onder toepassing van de tweede schrijfkop, - het in een transferkneep overdragen van het eerste beeld naar de voorzijde van het ontvangstmateriaal en het tweede beeld naar de achterzijde van dit materiaal, 15 met het kenmerk dat beide beelden dwars op de doorvoerrichting van het ontvangstmateriaal in register worden gebracht met dit materiaal, voor het verkrijgen van welke registering - voorafgaand aan het vormen van de genoemde beelden een referentiepositie ter 20 plaatse van de transferkneep wordt bepaald, - het ontvangstmateriaal naar de transferkneep wordt gevoerd zodanig dat het deel van dit materiaal dat overeenkomt met de reférentiepoeitie ter plaatse van de transferkneep in wezen hiermee samenvalt, - het eerste beeld wordt gevormd op het eerste beeldmedium zodanig dat het deel 25 van dit beeld dat overeenkomt met genoemde referentiepositie in de transferkneep in wezen hiermee samenvalt, en het tweede beeld wordt gevormd op het tweede beeldmedium zodanig dat het deel van dit beeld dat overeenkomt met genoemde referentiepositie in de transferkneep in wezen hiermee samenvalt 30
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de schrijfkop een rij printelementen omvat die zich dwars op de doorvoerrichting van het ontvangstmateriaal uitstrekt over een lengte die tenminste gelijk is aan de lengte van het ontvangstmateriaal in deze richting, met het kenmerk dat de referentiepositie gelegen is in een referentiegebied dat lateraal 35 wordt begrensd door een eerste beeldlijn die ter plaatse van de transferkneep ontstaat indien met het n-de element van de eerste schrijfkop een lijn wordt geschreven en een 1024767 tweede beeldlijn die ter plaatse van de transferkneep ontstaat indien met het n-de element van de tweede schrijfkop een lijn wordt geschreven.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij elke schrijfkop m printelementen heeft, met 5 het kenmerk dat n gelijk is aan V6m indien m een even getal is en n gelijk is aan %m ±½ indien m een oneven getal is.
4. Werkwijze volgens een der conclusies 2 en 3, met het kenmerk dat de referentiepositie in wezen overeenkomt met het midden van het referentiegebied. 1b
5. Werkwijze volgens een der conclusies 2 tot en met 4, met het kenmerk dat het referentiegebied wordt vastgelegd door een testpatroon te drukken op de voor- en achterzijde van een referentieontvangstmateriaal, waarna wordt bepaald wat de onderlinge afwijking is in de laterale positie van de middelpunten van de testpatronen en 15 wat de laterale ligging is van tenminste één van beide testpatronen ten opzichte van het referentieontvangstmateriaal.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de printer de referentiepositie automatisch kiest na ingeven van de genoemde afwijking en ligging door een gebruiker 20 van de printer.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste beeld van het eerste beeldmedium via een eerste tussenelement wordt overgedragen naar het ontvangstmateriaal en dat het tweede beeld van het tweede beeldmedium via 25 een tweede tussenelement wordt overgedragen naar het ontvangstmateriaal, waarbij de transferkneep gevormd wordt door beide tussenelementen.
8. Printer voor het dubbelzijdig bedrukken van een ontvangstmateriaal omvattend een eerste en een tweede beeldvormende eenheid, waarbij elke eenheid een schrijfkop en 30 een beeldmedium omvat, onder toepassing van welke schrijfkop een beeld gevormd kan worden op het beeldmedium, waarbij de printer verder een transferkneep omvat voor het in wezen gelijktijdig overdragen van een eerste beeld naar de voorzijde van het ontvangstmateriaal en het tweede beeld naar de achterzijde van dit materiaal, met het kenmerk dat, de printer regelmiddelen omvat om voorafgaand aan het vormen van de 35 genoemde beelden een referentiepositie ter plaatse van de transferkneep te bepalen, 1024767 en om de eerste schrijfkop zodanig aan te sturen dat het eerste beeld wordt gevormd zodanig dat het deel van dit beeld dat overeenkomt met genoemde referentiepositie in de transferkneep in wezen hiermee samenvalt, en om de tweede schrijfkop zodanig aan te sturen dat het tweede beeld wordt gevormd zodanig dat het deel van dit beeld dat 5 overeenkomt met genoemde referentiepositie in de transferkneep in wezen hiermee samenvalt, en om het ontvangstmateriaal naar de transferkneep te voeren zodanig dat het deel van dit materiaal dat overeenkomt met de referentiepositie ter plaatse van de transferkneep in wezen hiermee samenvalt #
9. Werkwijze voor het afstellen van een printer voor het dubbelzijdig bedrukken van een ontvangstmateriaal omvattend een eerste en een tweede beeldvormende eenheid, waarbij elke eenheid een schrijfkop en een beeldmedium omvat, onder toepassing van welke schrijfkop een beeld gevormd kan worden op het beeldmedium, waarbij de printer verder een transferkneep omvat voor het in wezen gelijktijdig overdragen van een 15 eerste beeld naar de voorzijde van het ontvangstmateriaal en het tweede beeld naar de achterzijde van dit materiaal, met het kenmerk dat voorafgaand aan het vormen van de genoemde beelden een referentiepositie ter hoogte van de transferkneep voor het in register brengen van beide beelden met het ontvangstmateriaal, wordt bepaald onder toepassing van het drukken van een testpatroon op de voor- en achterzijde van een 20 referentieontvangstmateriaal.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk dat bepaald wordt wat de onderlinge afwijking is in de laterale positie van de testpatronen, gezien ten opzichte van de doorvoerrichting van het ontvangstmateriaal door de printer, en de absolute 25 ligging van tenminste één van beide testpatronen op het referentieontvangstmateriaal. 1024767
NL1024767A 2003-11-12 2003-11-12 Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze printer. NL1024767C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024767A NL1024767C2 (nl) 2003-11-12 2003-11-12 Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze printer.
EP04105430.5A EP1531371B1 (en) 2003-11-12 2004-11-01 A method of printing a receiving material and a printer
US10/983,738 US7266335B2 (en) 2003-11-12 2004-11-09 Method of printing a receiving material, a printer suitable for conducting this method, and a method of adjusting the printer
JP2004326273A JP4806525B2 (ja) 2003-11-12 2004-11-10 受像体への印刷方法、同印刷方法に適応する印刷装置、及び同印刷装置の調整方法
CN200410094724A CN100595694C (zh) 2003-11-12 2004-11-12 印刷接收材料的方法、适于该方法的印刷机及其调节方法

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024767 2003-11-12
NL1024767A NL1024767C2 (nl) 2003-11-12 2003-11-12 Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze printer.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1024767C2 true NL1024767C2 (nl) 2005-05-17

Family

ID=34432171

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1024767A NL1024767C2 (nl) 2003-11-12 2003-11-12 Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze printer.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US7266335B2 (nl)
EP (1) EP1531371B1 (nl)
JP (1) JP4806525B2 (nl)
CN (1) CN100595694C (nl)
NL (1) NL1024767C2 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2007229954A (ja) * 2006-02-27 2007-09-13 Mitsubishi Heavy Ind Ltd 印刷機械のニップ確認システム、およびプログラム
JP2008024444A (ja) * 2006-07-21 2008-02-07 Konica Minolta Business Technologies Inc 用紙搬送装置及び画像形成装置
JP4941669B2 (ja) * 2007-12-12 2012-05-30 コニカミノルタビジネステクノロジーズ株式会社 画像形成装置
JP5310691B2 (ja) * 2010-10-01 2013-10-09 コニカミノルタ株式会社 定着装置および画像形成装置
EP2867733B1 (en) * 2012-06-27 2019-05-22 HP Indigo B.V. Raised support image corresponding to type of media to support media
EP2920651B1 (en) * 2012-11-13 2019-09-18 HP Indigo B.V. Formation of a crease and an image on media
JP5818846B2 (ja) * 2013-06-05 2015-11-18 シャープ株式会社 調整用パターン画像、画像形成装置及びその画像調整方法

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0469866A1 (en) * 1990-07-30 1992-02-05 Xerox Corporation Sheet positioning apparatus
JPH0474356A (ja) * 1990-07-16 1992-03-09 Nec Gumma Ltd インデツクス信号生成装置
US5970295A (en) * 1997-11-13 1999-10-19 Fuji Xerox Co., Ltd. Double-sided image forming apparatus
US6047156A (en) * 1995-11-24 2000-04-04 Xeikon N.V. Single-pass, multi-color electrostatographic duplex printer
EP1227374A2 (en) * 2001-01-24 2002-07-31 Xerox Corporation System and method for duplex printing

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5076163A (en) * 1986-04-07 1991-12-31 Quad/Tech, Inc. Web registration control system
JPS6323170A (ja) * 1986-07-01 1988-01-30 Minolta Camera Co Ltd 複写機
JP3147963B2 (ja) * 1992-01-20 2001-03-19 株式会社リコー 画像形成装置
US5394223A (en) * 1992-08-17 1995-02-28 Xerox Corporation Apparatus for image registration
US5886728A (en) * 1995-11-30 1999-03-23 Konica Corporation Image forming apparatus having a plurality of exposure devices which are radially arranged on a common supporting member with respect to a rotation axis of an image forming body
US5708935A (en) * 1997-01-21 1998-01-13 Xerox Corporation Simplified automated duplex margin repositioning system for different size originals
JPH10246992A (ja) * 1997-03-05 1998-09-14 Canon Inc 画像形成装置及び制御方法
JP3426485B2 (ja) * 1997-11-28 2003-07-14 富士通株式会社 印刷装置
JP2000006474A (ja) 1998-06-23 2000-01-11 Canon Inc 画像形成装置およびそのレジストレーション調整方法
US6118950A (en) * 1999-06-29 2000-09-12 Hewlett-Packard Company Duplex image alignment
GB9920012D0 (en) * 1999-08-25 1999-10-27 Xeikon Nv Duplex printer and method of printing
JP2002189381A (ja) * 2000-12-20 2002-07-05 Canon Inc 画像形成装置
JP2003156974A (ja) * 2001-11-21 2003-05-30 Canon Inc 画像形成装置
JP2003173109A (ja) 2001-12-07 2003-06-20 Konica Corp 画像形成装置および画像形成調整方法
JP2003262990A (ja) * 2002-03-12 2003-09-19 Canon Inc 両面記録位置補正
JP2003316208A (ja) * 2002-04-23 2003-11-07 Canon Inc 画像形成装置

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0474356A (ja) * 1990-07-16 1992-03-09 Nec Gumma Ltd インデツクス信号生成装置
EP0469866A1 (en) * 1990-07-30 1992-02-05 Xerox Corporation Sheet positioning apparatus
US6047156A (en) * 1995-11-24 2000-04-04 Xeikon N.V. Single-pass, multi-color electrostatographic duplex printer
US5970295A (en) * 1997-11-13 1999-10-19 Fuji Xerox Co., Ltd. Double-sided image forming apparatus
EP1227374A2 (en) * 2001-01-24 2002-07-31 Xerox Corporation System and method for duplex printing

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1998, no. 02 30 January 1998 (1998-01-30) *

Also Published As

Publication number Publication date
CN100595694C (zh) 2010-03-24
JP2005148736A (ja) 2005-06-09
EP1531371A2 (en) 2005-05-18
US7266335B2 (en) 2007-09-04
JP4806525B2 (ja) 2011-11-02
EP1531371A3 (en) 2009-05-27
US20050100370A1 (en) 2005-05-12
EP1531371B1 (en) 2013-07-31
CN1624602A (zh) 2005-06-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP4795578B2 (ja) シートに多数の画像を印刷するデジタルプリンタ用位置合わせシステム
JP4047404B2 (ja) 画像の位置合わせ装置
JP3471930B2 (ja) インクジェット記録装置
US8553280B2 (en) Image on paper registration using image marks
US6988725B2 (en) Method for registering sheets in a duplex reproduction machine for alleviating skew
JP5406808B2 (ja) 連続ウェブ画像形成装置で使用される連続ウェブ搬送システム
CN102163024A (zh) 成像设备
NL1024767C2 (nl) Werkwijze voor het bedrukken van een ontvangstmateriaal, printer geschikt voor het toepassen van deze werkwijze en werkwijze voor het afstellen van deze printer.
US8811880B2 (en) Processing apparatus and image forming system
US20180004131A1 (en) Pressure device, image forming apparatus, and method of controlling pressure device
JP5121327B2 (ja) 画像形成装置
US9769327B2 (en) Image forming apparatus and method of positional adjustment in image formation
JP2012218439A (ja) 交互画像化順序を用いて両面印刷を行う印刷プロセス
US6222573B1 (en) Recording apparatus
JP4254566B2 (ja) プラスチックシートの作製装置
JP6839416B2 (ja) 搬送装置及び画像形成装置
JP3947080B2 (ja) 画像形成装置及びその色ずれ補正方法
JP2010076934A (ja) 排出装置及び画像形成装置
WO2016117339A1 (en) Pressure device, image forming apparatus, and method of controlling pressure device
JP2000025214A (ja) インクジェットプリンタにおける左右印刷同期ずれ検知方法
US6666451B2 (en) Method and device for aligning sheets
JP2021004997A (ja) 画像形成装置
JP2020189710A (ja) 画像形成装置、印刷媒体搬送装置および画像形成方法
EP1288148B1 (en) Method and device for aligning sheets along a single edge
JP2006248118A (ja) プラスチックシートの作製装置及びその作製方法

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150601