NL1020759C2 - Geleidings-inrichting voor munten of andere schijfvormige voorwerpen. - Google Patents

Description

Geleidings-inrichting voor munten of andere schijfvormige voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een geleidings-inrichting voor munten of andere schijfvormige voorwerpen, 5 omvattende: geleidings-middelen voor het geleiden en alig-neren van de munten; afbuig-middelen die de munten naar links of naar rechts naar de geleidings-middelen leiden; een opening aangebracht boven de geleidings-middelen; middelen voor het openen en sluiten van de opening; en een 10 duw-orgaan dat de munten naar de geleidings-middelen en naar de opening kan duwen.

Een dergelijke geleidings-inrichting is bijvoorbeeld bekend uit JP 10-049725.

In het voorafgaande en het nu volgende wordt gesproken 15 over munten maar het zal duidelijk zijn, dat de inrichting ook voor andere schij fvormige voorwerpen zoals bijvoorbeeld medailles of munten speciaal voor toepassing in speelautomaten kan worden gebruikt.

Bij de bekende inrichting worden de munten gedwongen 20 verplaatst naar de geleidings-middelen door een roterende schijf. Daarna worden de munten vanaf de opening naar de afbuig-middelen bewogen en zij worden naar een hellend vlak geduwd door een detectie-orgaan, dat onder invloed staat van een veer. De munten worden naar buiten toe gedrukt door 25 de reactiekracht van het hellende vlak.

Dientengevolge zal de snelheid van de munten, voordat zij door het hellende vlak naar buiten toe naar de afbuig-middelen worden gedrukt, kleiner zijn dan de snelheid bij de doorgangs-middelen.

30 Met andere woorden zal dus de snelheid van de munten worden beperkt, doordat de munten vanuit stilstand op snelheid moeten worden gebracht. Wanneer nu de snelheid van de munten bij de geleidings-middelen wordt vergroot zullen de munten bij de afbuig-middelen worden vastgeklemd.

3 5 Het doel van de uitvinding is nu te voorkomen dat de munten bij de afbuig-middelen worden vastgeklemd. In het bij zonder zal de weerstand van de munten worden gereduceerd en zal de afgifte-snelheid van de munten zich niet wijzigen.

1 020759 2

Een verder doel van de uitvinding is het verhogen van de afgifte-snelheid van de munten en het constant houden van de bewegings-snelheid van de munten terwijl de munten zich steeds in dezelfde positie bevinden.

5 De uitvinding verschaft nu een inrichting waarbij de geleidings-middelen worden gevormd door een geleidings-kanaal en de afbuig-middelen door een afbuig-kanaal dat evenwijdig loopt aan het geleidings-kanaal, waarbij de opening zich bevindt tussen het geleidings-kanaal en het 10 afbuig-kanaal terwijl aan het einde van de opening een rol is aangebracht.

Bij deze constructie zal de munt in aanraking zijn met de rol bij het einde van de opening en naar het afbuig-kanaal toe bewegen door het duw-orgaan. De rand van de munt 15 beweegt naar het afbuig-kanaal en daar ter plaatse is de diameter van de gelijktijdig bewegende rol gereduceerd.

Het verschil in snelheid zal dus zeer gering zijn daar de rotatie-weerstand van de rol minimaal is. Het verschil in weerstand is dus niet substantieel, daar de weerstand 20 tegen verplaatsing van de munt gering is. Daardoor zal ook het verschil in snelheid van de munt klein zijn.

De uitvinding is dus bijzonder nuttig daar de rol zich bevindt tussen het geleidings en het afbuig-kanaal.

Bij deze constructie zal de munt bij zijn verplaatsing 25 niet in aanraking zijn met de rol zodat hij daarvan ook geen wrijving ondervindt. De distributie van de munten zal daardoor sneller en gelijkmatiger plaatsvinden.

De rol zal in het bij zonder worden vervaardigd uit metaal zodat hij sterk en slijtbestendig is.

30 De rol zal in het bijzonder worden ondersteund door een bus zodat hij gemakkelijk draaibaar is. Deze bus kan cilindervormig zijn en eenvoudig in een nauwe spleet worden aangebracht.

Verder kan volgens de uitvinding worden voorzien in 35 een hulp-orgaan dat in de richting van de afvoer van het geleidings-kanaal kan bewegen en zich bevindt bij de opening en een hellend vlak bezit, dat helt vanaf de zijde van het geleidings-kanaal naar de zijde van het afbuig-kanaal.

Hierbij zal een munt het hulp-orgaan op duwen, wanneer 1 0 2 0 'ï 5 'ê 3 hij vanaf het geleidings-kanaal naar het a fbuig-kanaal beweegt. Wanneer de onderrand van de munt over de onderrand van de opening beweegt, zal het hulp-orgaan de munt naar het afbuig-kanaal duwen. Wanneer de munt het hulp-orgaan op 5 drukt, zal de bovenrand van de munt de krachts-component van het hellende vlak van het hulp-orgaan ondervinden zodat ten gevolge hiervan de munt naar beneden toe mee wordt genomen in de richting van de krachts-component. Wanneer de munten vanaf het geleidings-kanaal naar het afbuig-kanaal 10 bewegen zal de stand van de munten steeds gelijk blijven. Dientengevolge zal de op de munten uitgeoefende wrijving gelijk blijven en de munten zullen niet worden vastgeklemd.

Volgens de uitvinding zal het hulp-orgaan op gunstige wij ze worden gevormd door een rol. Hierdoor zullen de mun-15 ten naar links en rechts bewegen bij het afbuig-kanaal en zullen de munten in rollend-contact met het hulp-orgaan staan. De op de munten uitgeoefende wrijving zal daardoor gering zijn en de snelheid van beweging van de munten nagenoeg constant.

20 Volgens de uitvinding kan ook worden voorzien in een hulp-orgaan dat in de richting van de uitlaat van het geleidings-kanaal kan bewegen en zich bevindt bij de opening terwijl, onder de onderrand van de opening, een afbuig-orgaan aanwezig is dat zich bij het afbuig-kanaal kan 25 bevinden, waarbij het hulp-orgaan dan wel het afbuig-orgaan wordt gevormd door een rol.

Hierbij wordt een munt naar het afbuig-orgaan geduwd door het hulp-orgaan. De munt wordt gedrukt in de richting van de kracht resulterend uit de drukkracht van het hulp-30 orgaan en de reactie kracht van het afbuig-orgaan.

Wanneer tegen de munten wordt geduwd zullen deze naar de zijde van het hulp-orgaan en het afbuig-orgaan worden bewogen. De rol wordt door de munt geroteerd, daar tenminste het hulp-orgaan of het afbuig-orgaan wordt gevormd door 35 een rol.

Daarbij kunnen zowel het hulp-orgaan als het afbuig-orgaan worden gevormd door een rol.

Hierdoor zullen de munten bij het drukken weinig wrijving ondervinden van het hulp en van het afbuig-orgaan.

1020759 4

Ten gevolge hiervan zal de bewegings-snelheid van de munten toenemen en zullen de munten met hoge snelheid worden afgegeven. Er zal dus een optimale constructie worden verkregen.

5 Verder kan de rol zijn aangebracht nabij het afbuig- kanaal, dat zich onder het hulp-orgaan bevindt en lager ligt dan het afbuig-orgaan.

De munten worden door het afbuig-orgaan weggedrukt en door de rol naar het afbuig-kanaal geleid waardoor de op de 10 munten uitgeoefende wrijving wordt gereduceerd.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld getoond in de tekening, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een hopper waarbij een inrichting volgens de uitvinding is 15 toegepast;

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht toont van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 3 een zijaanzicht toont van de inrichting;

Fig. 4 een achter-aanzicht toont van de inrichting; 20 Fig. 5 een doorsnede toont volgens de lijn y-y van fig. 3;

Fig. 6 een aanzicht toont van de inrichting, waarbij de geleidings-plaat is weggelaten;

Fig. 7 een perspectivisch aanzicht toont van de uit 25 elkaar genomen delen van de inrichting;

Fig. 8 een perspectivisch aanzicht toont, op grotere schaal, van de rol van de inrichting;

Fig. 9 een aanzicht toont van de selectief bewegende delen van de inrichting ter verklaring van de werking 30 ervan; en

Fig. 10 en 11 aanzichten tonen volgens fig. 9 met de delen in andere standen.

De in figuur 1 getoonde hopper 1 omvat een frame 2, een kom 3 die in hoofdzaak cilindrisch is en bevestigd is 35 aan het frame 2, en een roterende schijf 4. De schijf 4 is draaibaar aangebracht in het onderste deel van de kom 3 waar de munten d de inrichting verlaten.

De hopper is op zich bekend uit JP 6-150102. De transporteur 5 omvat de voet 5a, die rechthoekig van vorm is en . 0 ü ƒ & & 5 zich verticaal uitstrekt, een paar af stands-stukken 5b en 5c, die eveneens rechthoekig van vorm zijn en zich verticaal uitstrekken en die iets dikker zijn dan de munten d, en een paar steunplaten 5d en 5e die in contact zijn met de 5 afstands-stukken 5b en 5c. De afstand tussen de afstands-stukken 5b en 5c is iets groter dan de diameter van de munten d. De afstand tussen de steunplaten 5d en 5e is kleiner dan de afstand tussen de delen 5b en 5c. De delen 5b, 5c, 5d en 5e zijn aan de voet 5a bevestigd door middel 10 van schroeven s.

Het geleidings-kanaal p is omsloten door de voet 5a, de af stands-stukken 5b en 5c en de steunplaten 5d en 5e, die een rechthoekige dwarsdoorsnede omsluiten en zich in verticale richting uitstrekken.

15 Een af buig-orgaan 6 is aan het bovenste deel van de transporteur 5 bevestigd en wordt beschreven aan de hand van de figuren 2 tot 7.

Zoals getoond in figuur 7 bezit een voetplaat 7 een rechthoekige vorm en is het onderste deel er van uitgebogen 20 en is het bovenste deel voorzien van een opening 7a. De onderste delen van de zijranden van de opening 7a zijn uitgevoerd als opneem-groeven 7b en 7c.

Van de rol 10, getoond in figuur 8, zijn de uiteinden opgenomen in bussen 11a en 11b, die zijn aangebracht in de 25 opneem-groeven 7b en 7c, hierdoor zal de rol weinig wrijving ondervinden. De diameter van de rol 10 kan gelijk zijn aan of iets kleiner zijn dan de dikte van de voetplaat 7. De rol 10 is vervaardigd uit metaal. Het buiten oppervlak bevindt zich niet bij het tweede geleidings-kanaal p2 en 30 het afbuig-kanaal 31 zodat de munt d geen wrijving ondervindt van de rol 10.

Zoals getoond in figuur 6 is de rol 10 aangebracht in het midden van het tweede geleidings-kanaal p2 onder een haakse hoek.

35 Het poortvormig uitgevoerde afstands-stuk 9 is beves tigd op de achterzijde van de voetplaat 7. De bussen 11a en 11b worden door het af stands-stuk 9 ondersteund in de groeven 7a en 7b. De groef 9a loopt evenwijdig aan de opening 7a.

1020759 6

Af stands-stukken 8a en 8b worden tegen de andere zijde van de voetplaat 7 aangedrukt dan het af stands-stuk 9 en zorgen mede voor het vasthouden van de bussen 11a en 11b.

Positionerings-pennen 12a, 12b en 14a, 14b zijn beves-5 tigd op de af stands-stukken 8a resp. 8b en dringen in de voetplaat 7 en het afstands-stuk 9 en worden opgenomen in gaten resp. 13a, 13b, 15a en 15b. De afstand tussen de delen 8a en 8b is iets groter dan de diameter van de munt d.

Wanneer de diameter van de munten veranderd wordt de 10 voetplaat 7 uitgewisseld en de afstand tussen de afstands-stukken 8a en 8b gewijzigd.

Op de vier hoeken van de steunplaat 22 zijn schroeven 22a, 22b, 22c en 22d aangebracht. De schroeven dienen voor het met de voet 13 verbinden van de delen 8a, 8b, 7 en 9. 15 De delen 8a en 8b bevinden zich in het verlengde van de delen 5b en 5c van de transporteur 5.

Door de voetplaat 7, de af stands-stukken 8a en 8b en de steunplaat 21 wordt het tweede geleidings-kanaal p2 gevormd, dat zich in verticale richting uitstrekt.

20 Aan de hand van de figuren 2, 3, 4 en 5 wordt het duw- orgaan 20 toegelicht. De zich in verticale richting uitstrekkende boring 23 bevindt zich in het midden van de steunplaat 21. Aan beide zijden van de boring 23 zijn lagers 24a en 24b aangebracht. Het einde van de as 25 wordt 25 door de genoemde lagers ondersteund. Het midden van de hefboom 26 draait op de as 25. De as 27 is gemonteerd op het bovenste deel van de hefboom 26. Op de beide einden van de as 27 bevinden zich rollen 28a en 28b. Het uitsteeksel 26a bevindt zich op de steunplaat 21 aan de zijde van het on- 30 derste deel van de hefboom 26. Het uitsteeksel 27a, tegen over het uitsteeksel 26a, bevindt zich op de steunplaat 21. De drukveer 29 is aangebracht bij het einde van de uitsteeksels .

De hefboom 26 draait in rechtsomgaande richting door 35 de veer 29 als getoond in figuur 5. De draaiing van de hefboom 26 wordt begrensd door het einddeel 21a van de steunplaat 21. Bij het aanslaan van de hefboom tegen het deel 21a passeren de oppervlakken van de rollen 28a en 28b de opening 7a van de voetplaat 7 en de verticale groeven 9a ,020750 7 van het afstands-stuk 9 en komen terecht bij het afbuig-ka-naal 31. De rollen 28a en 28b zouden kunnen worden weggelaten en het einde van de hefboom 26 gewijzigd.

Het afbuig-orgaan 30 wordt toegelicht aan de hand van 5 de figuren 5, 6 en 7. Dit orgaan 30 omvat het afbuig-kanaal 31, de afbuiger 33 en het versnellings-orgaan 35.

Het linker vlak 31LL van het kanaal 31 helt naar links naar beneden toe en het rechter vlak 31rL helt naar rechts naar beneden toe, terwijl de vlakken zijn bevestigd aan de 10 voet 13.

Hellende vlakken 31Lu en 31 ru bevinden zich boven de hellende vlakken 3ILL en 31rL en lopen evenwijdig daaraan.

De afbuig-groef 32 heeft de vorm van een omgekeerde V en bevindt zich aan de zijde van het af stands-stuk 9, de 15 voet 13 en de hellende vlakken 31LL en 31 rL. De ondereinden van de hellende vlakken 31LL en 31rL bevinden zich op dezelfde hoogte. De voet 13 is verbonden met het afstands-stuk 9, dat de zijde van de vlakken 3 ILL en 31rL af dekt en eveneens de ruimte tussen deze vlakken. Het zelfde is het 20 geval met de hellende vlak 31rL en de ruimte tussen de vlakken 31rL en 31ru.

De top van de hellende vlakken 3ILL en 31rL is hol en daar bevindt zich de rol 31e. De wrijving met de munt d is daardoor minimaal.

25 Het afbuig-kanaal 31 is de afbuig-groef die wordt af gedekt door het af stands-stuk 9. Het afbuig-kanaal 31 omvat het rechter kanaal 31r en het linker kanaal 31L, die zich resp. rechts en links naar beneden toe uitstrekken. Het ondereinde van de opening 7a bevindt zich boven de rol 31e. 30 De bovenrand van de rol 10, die in principe de onderrand van de opening 7a is, bevindt zich boven de rol 31e.

De afbuiger 31 is een rol, die evenwel verwijderbaar is. De afbuiger 31 passeert de opening 31c, die is aangebracht in het midden van de voet 13 en bij de af buig-door-35 gang 31. Zoals getoond in figuur 5 staat de afbuiger in aanraking met het oppervlak van de voet 13. De afstand tussen de afbuiger 33 en het afstands-stuk 9 is nagenoeg gelijk aan de dikte van de munt. Het bovenvlak van de afbuiger 33 bevindt zich onder het bovenvlak van de rol 10.

1020759 8

Het selectieve bewegings-orgaan 34 wordt beschreven aan de hand van figuur 4. De afbuiger 33 is draaibaar gemonteerd op de as 33c, die bevestigd is op het einde van de hefboom 33b, die draaibaar is op de vaste as 33a, bevestigd 5 aan de voet 13. Aan het onderste deel van de hefboom 33b is de pen 33 bevestigd, die is opgenomen in de groef 33f. Deze groef is S-vormig en aangebracht bij de hefboom 33e, die draaibaar is op de vaste as 33d, bevestigd aan de boet 13.

De kern 33h van de solenoïde 33g is door middel van de 10 pen 33i, het scharnier 33u en de pen 33v verbonden met het midden van de hefboom 33e. De kern 33h wordt neer beneden toe gedrukt door de veer 31 j. De groef 33f vormt een langgerekte boring die een stompe hoek maakt met de richting van de hefboom 33e. De eerste rand 33k van de groef 33f 15 loopt recht en de tweede rand 33m, tegenover de eerste rand 33k, is boogvormig. De beide randen van de groef 33f vormen aanslagen 33n en 33p. De aanslag 33m heeft rechte aanslag-vlakken 33q en 33r en de aanslag 33p heeft rechte aanslag-vlakken 33s en 33t.

20 Wanneer de pen 33c in de groef 33n is opgenomen be vindt de afbuiger 33 zich in het linker kanaal 31L als getoond in figuur 4.

Daar de pen 33c draait op de vaste as 33a kan hij naar links en rechts bewegen maar niet onder een haakse hoek 25 naar de aanslagvlakken 33q en 33r en eveneens niet naar de aanslagvlakken 33s en 33t. Wanneer de pen 33c in de groef 33p is opgenomen, bevindt de afbuiger 33 zich bij het rechter kanaal 3lr als getoond in figuur 9.

Wanneer de solenoïde 33g wordt bekrachtigd wanneer de 30 pen 33c zich bij de aanslag 33n bevindt, zal de hefboom 33e linksom gaan draaien als getoond in figuur 4. De pen 33c wordt door de eerste rand 33k weg geduwd en gaat naar de aanslag 33p. Dientengevolge draait de hefboom 33b linksom als getoond in figuur 9 en de afbuiger 33 bevindt zich bij 35 het rechter kanaal 32r. Wanneer nu de solenoïde uitgeschakeld wordt, draait de hefboom 33e rechtsom door de veer 33 j. Door deze beweging wordt de pen 33c door de tweede rand 33m weg geduwd naar de aanslag 33n. Dientengevolge draait de hefboom 33b rechtsom en de afbuiger 33 gaat naar ΐ 0 ί 07 5a) 9 het linker kanaal 32L.

Vervolgens word het versnel lings-orgaan 35 beschreven. De geleidings-opening 35a strekt zich uit in verticale richting en loopt evenwijdig aan de opening 7a in de voet 5 13. Door de opening 35a strekt zich de as 35b uit. Het deel 35c van de as 35b, dat een grotere diameter bezit, wordt geleid door de boring 35a en beweegt op en neer.

De rol 35f met de flens 35e is draaibaar gemonteerd op de as 35b. De rol dient als versterking en kan worden ver-10 vangen door een plaat. De rol is gewenst in verband met de geringe wrijving met de munt.

De rol 35f bevindt zich boven de rol 31e en dwars over het afbuig-kanaal 31, over de groef 9a, de opening 7a en de boring 23. De rol zal taps zijn zodat de diameter naar de 15 opening 7a en het afbuig-kanaal 31 toe kleiner wordt.

Wanneer de rol 35f zich in de onderste eind-stand bevindt, zal het ondervlak van de rol 35f zich iets onder het bovenvlak van de rollen 28a en 28b van het duw-orgaan 20 bevinden. Daarom is een groef 26b aangebracht bij de top 20 van de hefboom 26 van de rol 35f.

De zich in verticale richting uitstrekkende as 35h is bevestigd op steunen 13d en 13e, die een bepaalde afstand uitsteken vanaf het achtervlak van de voet 13. De as 35h is verschuifbaar en kan worden opgenomen in bussen 35m en 35n, 25 die uit kunststof zijn vervaardigd en zijn bevestigd aan de geleider 35g. Tussen de geleider 35g en de steun 13d bevindt zich een veer 35k, die de rol 35f naar beneden drukt.

De onderste stand van de rol 35f is die waarbij de bus 35n in aanraking is met de steun 13e. Deze onderste stand 30 is bepaald op basis van de diameter van de kleinste munt die wordt gebruikt. De onderste stand van de rol 35f is gewenst daar hij op afstand ligt van het bovenvlak van de rol 10 en de halve diameter van de munt d is. De rollen 28a en 28b drukken tegen het onderste deel van de munt d en 35 niet tegen het midden daarvan. Verplaatsing van de munt d vindt geleidelijk aan plaats daar hij vanaf het midden naar het onderste deel wordt geduwd. Er is dus tijd voor de munt d om langs het hellend vlak van de rol 35f te vallen. In een ander geval is de positie van de rol 35f gewenst daar 1020759 10 het onder einde van de boring 35a de as 35b ondersteunt.

Ter rechter en linker zijde van het duw-orgaan 20 zijn aan de steunplaat 21 een rechter foto-sensor 37r en een linker foto-sensor 37L bevestigd, die reflectors zijn.

5 Zoals getoond in figuur 7 bevindt zich bij het af- stands-stuk 8a een boring 8c, een boring 7d van basis-plaat 7 en een boring 9b van het af stands-stuk 9, die komen te liggen tegenover de lichtafgifte-sectie en de acceptatie-sectie van de linker foto-sensor 37L. Deze sensor 37L le-10 vert een detectie-signaal voor het tellen van het aantal munten £l die uit het linker kanaal 31L komen. De boring 8d bevindt zich bij het afstands-stuk 8b, de boring 7e van de basisplaat 7 en de boring 9c van het af stands-stuk 9, die komen te liggen tegenover de lichtafgifte-sectie en de 15 acceptatie-sectie van de rechter foto-sensor 37r, die een detectie-signaal levert voor het tellen van de munten d die uit het rechter kanaal 3lr komen.

Het afbuig-orgaan 6 is bevestigd aan de top van de transporteur 5. Deze top is opgenomen in de sleuf 40, 20 gevormd door de basis-plaat 7 en de af stands- stukken 8a en 8b en daaraan bevestigd door middel van schroeven. Het tweede geleidings-kanaal p2 bevindt zich in het verlengde van het geleidings-kanaal p voor het tezamen vormen van het geleidings-kanaal.

25 De schroeven 22a, 22b, 22c en 22d worden aangedraaid en de stand van de voet 13 wordt afgesteld op de dwars-richting van de rij boringen 13a, 13b, 15a en 15b, zodat de rol 35f zich in lijn bevindt met het tweede geleidings-kanaal p2.

30 Wanneer de diameter van de munten d wordt gewijzigd, wordt de basis-plaat 7 verwisseld voor de meest geschikte grootte en de afstand tussen de af stands-stukken 8a en 8b wordt gewijzigd.

De werking van de inrichting wordt nu beschreven. Al-35 lereerst wordt aan de hand van figuur 6 de situatie toegelicht dat de afbuiger 33 zich bevindt bij het linker kanaal 31L. De solenoïde is niet bekrachtigd en de kern 33h is naar beneden toe geduwd, ten gevolge waarvan de hefboom 33e rechtsom is gedraaid. In deze toestand worden de munten d 1020759.

11 één voor één af gevoerd door de draaiing van de schijf 4. De munten d worden gealigneerd bij het geleidings-kanaal p waarmee de omtrek ervan in aanraking is. De munten d worden opeenvolgend naar boven toe geduwd en komen terecht bij het 5 tweede geleidings-kanaal p2. De top van de bovenste munt d beweegt naar opening 7a bij het tweede geleidings-kanaal p2. De top van de munt d komt in aanraking met de rollen 28a en 28b en de hefboom 26 wordt linksom gedraaid als getoond in figuur 10. In deze situatie bevindt de onderrand 10 van de munt d zich tussen de steunplaat 21 en de basisplaat 7 zodat de munt d zich bevindt bij het tweede geleidings-kanaal p2. Ook zal bij het naar boven toe duwen van de munt d de top er van in aanraking zijn met de rol 35f zodat deze tegen de kracht van de veer 35k wordt weg ge-15 duwd. Hierbij wordt de onderrand van de munt d weg geduwd van de steunplaat 21. De munt d ondervindt de reactie-kracht naar de zijde van de flens 35e en van het hellend vlak van de rol 35f. De munt d beweegt rechtsom, door de react ie-kracht en de duwkracht van de rollen 28a en 28b, 20 naar het steunpunt gevormd door de rol 10. Daardoor wordt de munt d tegengehouden door de flens 35e van de rol 35f. De munt d zal daardoor naar rechts toe hellen en worden opgeduwd als getoond in figuur 11. Wanneer de onderrand van de munt d terecht komt bij het bovenvlak van de rol 10, 25 zullen de rollen 28a en 28b tegen het onderste deel van de munt d aandrukken en niet tegen het midden daarvan, zodat de munt naar het afbuig-kanaal 31 wordt geduwd. Hierbij wordt de rol 10 gedraaid door de munt d, zodat de op de munt uitgeoefende wrijving bijzonder gering is.

30 Vervolgens wordt de munt d naar beneden toe gedrukt door de rol 35f langs de steunplaat 13. Hierbij is de munt d in aanraking met de afbuiger 33 en wordt door de rol 35f naar het rechter kanaal 3lr geduwd tengevolge van de resultante van de react ie-kracht van de afbuiger 33 en de druk-35 kracht van de rol 35f.

In deze situatie glijdt de munt d in dwars richting als getoond in figuur 6. De wrijving bij het glijden is zeer gering daar de rollen 33 en 35f draaien. De af te geven munt d wordt geleid door de rol 3le, het rechter '1 0 2 0 / 5 Ö.

12 hellend vlak 31ru en het hellend vlak 31rL en wordt afgevoerd uit het rechter kanaal 3lr.

Tijdens dit proces detecteert de rechter foto-sensor 37r de munt d en levert een detectie-signaal. De controle-5 inrichting (niet getoond) telt de detectie-signalen. De werking wordt voortgezet totdat de teller een vooraf bepaald aantal signalen heeft geteld, waarna de schijf 4 van de hopper 1 stil wordt gezet.

Wanneer de munt d door het linker kanaal 31L wordt 10 afgegeven, wordt de solenoïde 33g bekrachtigd zodat de afbuiger 33 bij het rechter kanaal 31r wordt gepositioneerd. Op de munt d wordt de reactie-kracht uitgeoefend, gericht naar de zijde van het linker kanaal 31L, door de afbuiger 33, zodat de munt wordt afgevoerd naar het linker 15 kanaal 31L.

Wanneer de munt d zich vanaf het tweede geleidings-kanaal p2 naar het afbuig-kanaal 31 verplaatst door de opening 7a, zal elke munt d steeds naar dezelfde stand be wegen. De snelheid van de munt zal daardoor nagenoeg gelijk 20 blijven waardoor vastklemmen van de munten zal worden voorkomen .

Wanneer het afvoeren van munten wordt gestaakt, zal de stand van de bovenste munt d bij voorkeur zodanig zijn, dat de bovenrand van de munt d niet in aanraking is met de 25 rollen 28a en 28b. Daardoor zal de snelheid van de munten d constant zijn.

conclusies 1020759

Claims (8)

1. Geleidings-inrichting voor munten of andere schijfvormige voorwerpen, omvattende: geleidings-middelen (p2) voor het geleiden en aligneren van de munten (d) ; afbuig-midde- 5 len (31) die de munten naar links of naar rechts naar de geleidings-middelen leiden; een opening (7a) aangebracht boven de geleidings-middelen; middelen voor het openen en sluiten van de opening; en een duw-orgaan (20) dat de munten naar de geleidings-middelen en naar de opening kan 10 duwen, met het kenmerk, dat de geleidings-middelen worden gevormd door een geleidings-kanaal (p2) en de afbuig-midde-len door een afbuig-kanaal (31) dat evenwijdig loopt aan het geleidings-kanaal (p2), waarbij de opening (7a) zich bevindt tussen het geleidings-kanaal (p2) en het afbuig-15 kanaal (31) terwijl aan het einde van de opening (7a) een rol (10) is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rol (10) is vervaardigd uit metaal.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 20 dat de rol (10) wordt ondersteund door een bus (11a, 11b).

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een hulp-orgaan (35) aanwezig is,dat in de richting van de afvoer van het geleidings-kanaal (p2) kan bewegen en zich bevindt bij de opening (7a) en een hellend 25 vlak (35fs) bezit, dat helt vanaf de zijde van het geleidings-kanaal (p2) naar de zijde van het afbuig-kanaal (31).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het hulp-orgaan (35) wordt gevormd door een rol (35f).

6. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het 30 kenmerk, dat een hulp-orgaan (35) aanwezig is, dat in de richting van de uitlaat van het geleidings-kanaal (p2) kan bewegen en zich bevindt bij de opening (7a) terwijl, onder de onderrand van de opening (7a) , een afbuig-orgaan (33) 0 2 07 51¾ aanwezig is dat zich bij het afbuig-kanaal (31) kan bevinden, waarbij het hulp-orgaan dan wel het afbuig-orgaan wordt gevormd door een rol.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 5 zowel het hulp-orgaan (35) als het afbuig-orgaan (33) worden gevormd door rollen.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de rol (31e) is aangebracht nabij het afbuig-kanaal (31) , dat zich onder het hulp-orgaan (35) bevindt en lager 10 ligt dan het afbuig-orgaan (33). 1020759