<Desc/Clms Page number 1>
Beschrijving ingediend tot het bekomen van een u i t v i n din gsoc t r ooi op naam van te Zwevegem voor WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET IDENTIFICEREN VAN VELLEN DOOR MIDDEL VAN MICROGOLVEN
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en toestel voor het identificeren door microgolven van produkten in de vorm van een vel of een plaat samengesteld uit een elektrisch niet-geleidend materiaal, waarbij het produkt gemerkt is voor identifikatiedoeleinden door het opnemen erin van vezelmaterialen die elektrisch geleidend zijn.
Het is bekend bladartikelen te merken, bijvoorbeeld papierbladen bevattende kleine hoeveelheden zeer fijne metaalvezels welke verspreid zijn in de bladen en die in staat zijn een deel van de microgolfstraling die ze ontvangen te absorberen of te weerkaatsen. Men overweegt momenteel de toepassing van deze eigenschap onder andere in bepaalde soorten veiligheidspapier, zoals voor bankbiljetten, paspoorten en titels die geïdentificeerd kunnen worden en waarvan de authenticiteit kan worden nagegaan.
<Desc/Clms Page number 2>
Hiertoe worden ze in een houder voorbij een microgolfzender gevoerd en wordt de verhouding gedetecteerd en gemeten aan energie die wordt gereflecteerd en geabsorbeerd door de elektrisch geleidende vezels die in de bladen zijn ingewerkt. De hoeveelheid geleidende vezels moet gering blijven om uitzicht of eigenschappen van bladen of platen niet te veel te veranderen. Bovendien beschrijft men in de octrooiaanvrage FR 80. 09095 op naam van de aanvraagster vezels met een vrij glad oppervlak die een geleidbaarheid hebben van minder dan 10 % van die van standaardkoper, een diameter kleiner dan 50 m en een lengte van minder dan 10 mm en die een uitstekend identificeringssignaal door microgolven voortbrengen bij een hoeveelheid van bijvoorbeeld 0, 5 gewichtsprocent in het artikel.
Tenslotte brengen deze vezels een specifieke responsie voort die slechts moeilijk door andere stoffen kan worden nagebootst, waardoor namaak van het merken vermeden wordt. Overigens is het over het algemeen wenselijk dat de inrichting voor detectie door microgolven zeer gevoelig is en dat ze in staat is een snelle responsie te geven en reproduceerbare identificeringen van eenzelfde produkt mogelijk maakt.
De uitvinding heeft een eenvoudig en compact toestel tot doel, dat het mogelijk maakt, met grote snelheid de hierboven beschreven produkten te identificeren door detectie van de door het produkt gereflecteerde golven wanneer het wordt geraakt door microgolven die voortkomen uit ten minste een eerste en en ten minste een tweede zender die voor het produkt is geplaatst alsook door de detectie van de golfenergie die door het produkt worden doorgelaten.
Volgens een belangrijk kenmerk van de uitvinding omvat iedere zender een circulator of een directionele koppeling waarin een deel van de weerkaatste golven naar de detector wordt afgeleid. Behalve de zenders bevat het toestel ontvangers voor uitgezonden golven, geplaatst tegenover de zenders. Een houder voor het produkt is tussen de zenders en de ontvangers geplaatst. Om de gevoeligheid van de identificeringssignalen te verhogen (of tenminste te optimaliseren), is het nodig volgens de uitvinding de respektieve afstanden te regelen tussen
<Desc/Clms Page number 3>
enerzijds de zenders en de ontvangers daartegenover en anderzijds tussen de zenders en de houder, dit wil zeggen iedere ontvanger en houder ten opzichte van de zender te positioneren.
Het toestel bevat dus bovendien middelen voor het regelen van deze respektieve afstanden, dit wil zeggen voor het positioneren van zijn samenstellende elementen. Een ander voorwerp van de uitvinding bestaat in de regelingsprocédés voor het toestel, met name voor het positioneren van de elementen. Het gebruik van microgolven met hoge frequentie (bijvoorbeeld vanaf 10 GHz) verhoogt de gevoeligheid van de detectie.
Volgens de voorkeursuitvoeringen kan het toestel verscheidene opeenvolgende eerste en tweede zenders bevatten, waarvoor het op een houder geplaatste produkt voorbijkomt. De polarisering van de door de eerste zenders uitgezonden stralen is dan verschillend van die van de stralen die door de tweede zenders zijn uitgezonden.
De uitvinding zal nu beschreven worden in het licht van de bijgevoegde tekeningen die op geschikte uitvoeringsvormen betrekking hebben. Tegelijk zullen de werking van de toestellen, de bijzondere kenmerken en de voordelen van de uitvinding meer in detail worden besproken.
Figuur 1 geeft schematisch een schikking van de basiselementen van het toestel weer.
Figuur 2 is een voorstelling van een continu detectiesysteem bevat- tende twee zenders met verschillende polarisatie.
Figuur 3 toont gedetecteerde signalen voor weerkaatsing en doorlating van een blad bevattende metaalvezels.
Figuur 4 toont gelijkaardige signalen van een blad bevattende andere metaalvezels.
Het toestel volgens Fig. 1 omvat hoofdzakelijk een zender 1 voor microgolven. Deze zender bestaat uit een generator 2 voor microgolven verbonden met een circulator 3 (waaraan een antenne 18 kan worden gekoppeld). De generator 2 kan een Gun-oscillator zijn met een Gunn-diode gemonteerd in een trilholte om microgolven te
<Desc/Clms Page number 4>
produceren met een frequentie hoger dan 1 GHz, bijvoorbeeld van 25 GHz (golflengte : 12 mm). De oscillatoren van deze soort zijn in de handel bekend. De uitgang van de trilholte wordt in verbinding gebracht met bijvoorbeeld een ferrietcirculator 3 die gebruikelijk is bij zenders-ouwangers met microgolven voor bedieningstoestellen met microgolfweerkaatsing.
Zulke circulator 3 is niet ideaal in de zin dat een deel 5 van de binnenkomende golven wordt afgeleid naar een detector 6 die met de circulator verbonden is. Een bundel 7 van in een vlak gepolariseerde microgolven wordt uitgezonden aan de poort 8 van de circulator en tegen het blad-of plaatartikel 9 geprojecteerd waarvan het oppervlak loodrecht staat op de richting van de bundel 1. Een deel van de golven die het produkt raken, wordt daardoor teruggekaatst als gevolg van de aanwezigheid van de elektrisch geleidende vezelmaterialen in het produkt en het komt weer binnen in de poort 8 in de tegenovergestelde richting. Deze weerkaatste golven 10 worden vervolgens doorgelaten via de poort 11 van de circulator naar de detector 6 van de weerkaatste golven. De detector 6 kan een op zichzelf bekende Schottky-diode zijn.
Een ander deel 4 van de golven die het produkt raken wordt doorgelaten en opgevangen (of gedetecteerd) door de ontvanger 12 die van zijn kant ook van een antenne 18 kan worden voorzien. De detector 12 van de opgevangen golven kan eveneens een Schottky-diode zijn. Tenslotte wordt een derde deel van de op het produkt invallende energie door de in het produkt aanwezige geleidende vezels geabsorbeerd. Nochtans, aangezien de detector 12 metalen delen bevat, komt een deel van de overgebrachte golven 4 niet in de ontvanger 12 binnen, maar wordt het weerkaatst door deze metalen delen (golven 13) tegen het produkt 9. Een gedeelte van deze weerkaatste golven 13 wordt vervolgens doorgelaten door het produkt 9 en voegt zich bij het gedeelte van de rechtstreeks weerkaatste golven 10 die naar de poort 8 terugkeren om door de detector te worden opgevangen.
(Een ander deel van de weerkaatste golven 13 wordt nog door de geleidende vezels geabsorbeerd.)
<Desc/Clms Page number 5>
De superpositie van deze uitgezonden golven met weerkaatsingen, doorlatingen en herhaalde weerkaatsingen met onderling verschillende fasen geeft aanleiding tot het ontstaan van stationaire golven zowel aan de ingang 11 van de detector 6 als aan die van de ontvanger 12.
Het gebruik van een niet-ideale circulator 3 zoals hierboven beschreven maakt het bovendien mogelijk specifieke stationaire golven in de detectorhalte te doen ontstaan. Deze golven zijn het resultaat van een superpositie van de afgebogen golven 5 en van de weerkaatste golven 10 en het feit van deze stationaire golven te doen ontstaan maakt het mogelijk, een uniek detectiesignaal voort te brengen waarvan de gevoeligheid al naargelang de behoeften kan worden geregeld. Het procédé voor regeling van het toestel en verhoging van de gevoeligheid van het identificeringssignaal door weerkaatsing en doorlating van golven van het produkt steunt op het verschijnsel van deze stationaire golven. De regeling van het toestel bestaat hoofdzakelijk in het afstellen van de respektieve afstanden A en B tussen de zender 1 en de ontvanger 12, enerzijds, en de zender en de houder 15 anderzijds.
De verandering van deze afstanden leidt met name tot een verschuiving van de fasen van de weerkaatste en doorgelaten golven ten opzichte van de fase van de uitgezonden golven. De superpositie van deze verschoven golven zal altijd een andere toestand van stationaire golven doen ontstaan al naargelang de verandering van deze afstanden. De elementen 1,9 en 12 worden gedragen door respektieve steunramen 14, 15 en 16, en de verandering van de respektieve afstanden wordt uitgevoerd bijvoorbeeld door gliding van deze ramen op staven 19 die gemonteerd zijn op het gestel 17 van het toestel.
Het in Fig. 2 getoonde toestel betreft een voorbeeld van een inrichting bevattende middelen voor doorgang van het produkt met de houder. Het is over het algemeen dit soort inrichting die toegepast wordt op machines voor automatische en continue triëring van dokumenten zoals bankbiljetten. Op een gestel 20 zijn twee coaxiale evenwijdige schijven 21, 22 gemonteerd die door een ruimte van
<Desc/Clms Page number 6>
elkaar zijn afgescheiden. In de ruimte tussen de schijven bevinden zich enerzijds het drijfwiel dat de schijven aandrijft en die in rotatie wordt gebracht door middel van riem 23 en anderzijds de golfontvangers 24 en 25. De ontvangers 24 en 25 zijn bevestigd aan één van hun uiteinden in niet-weergegeven positioneringsmiddelen.
De positioneringsmogelijkheid wordt aangegeven door pijlen 26, respektievelijk 27.
Tegenover een deel van de omtrek van de schijven 21, respektievelijk 22 bevinden zich vaste elementen 28 en 29 waarvan het oppervlak concentrisch naar deze omtrek toe gebogen is. De schijven en deze elementen bepalen een geleidingsdoorgang 30 voor de te controleren elementen 31. Deze dokumenten 31, die elektrisch geleidende vezels bevatten, worden ingebracht in deze doorgang tussen de schijven 21 en 22 en een rol 32 en opeenvolgend doorgeleid voorbij de eerste microgolfzenders 33 respektievelijk de tweede zenders 34 die naast elkaar zijn aangebracht. Elke zender bevat een oscillator 35, een circulator 36 en een detector 37, respektievelijk 38 van de weerkaatste golven.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt het polarisatievlak van de door een der eerste zenders uitgezonden golven verschillend gekozen van het polarisatievlak van de door een tweede uitgezonden golven. In dit geval is het polarisatievlak van de door één der zenders 33, 34 uitgezonden golven bij voorkeur hoofdzakelijk evenwijdig met de voortschrijdingsrichting van het produkt 31, terwijl het polarisatievlak van de andere zender hoofdzakelijk loodrecht op deze richting staat.
Een andere mogelijkheid bestaat erin, de richting van het vlak van de door ten minste één der ontvangers opgevangen golven, verschillend te kiezen van het polarisatievlak van de golven die zijn uitgezonden door de tegenover deze ontvanger geplaatste zender.
Als de richting van het vlak van de door een ontvanger opgevangen golven verschillend wordt gekozen van die van het polarisatievlak van de golven van de zender tegenover deze ontvanger, verdient het de voorkeur dat deze twee vlakken elkaar kruisen met een hoek van 900
<Desc/Clms Page number 7>
om een maximaal signaalcontrast te doen ontstaan in de respektieve detectoren van de weerkaatste golven en van de golven die naar de ontvanger zijn doorgelaten. Eén of ander vlak kan dan hoofdzakelijk evenwijdig met de doorgangsrichting van het produkt gericht worden.
Volgens een variant kan men de toestellen opvatten door het vlak van de door ten minste één van de eerste ontvangers opgevangen golven verschillend te kiezen van het vlak van de door een tweede ontvanger opgevangen golven. Het polarisatievlak van de golven die door ten minste één van deze eerste ontvangers zijn opgevangen, wordt dan bepaald bij voorkeur evenwijdig met de doorgangsrichting van het produkt 31 terwijl het polarisatievlak van een tweede ontvanger hoofdzakelijk loodrecht op deze richting wordt gekozen.
Men kan bovendien aan deze kombinatie een toestand toevoegen waarin de vlakken van de golven die zijn uitgezonden door ten minste één van de eerste en ten minste één van de tweede zenders 33 respektievelijk 34, evenwijdig zijn met de vlakken van golven opgevangen door de eerste, respektievelijk de tweede ontvangers 24 en 25 die tegenover de respektieve zenders zijn geplaatst.
Om de gewenste respectieve oriënteringen van de polarisatievlakken van de door de verschillende zenders uitgezonden golven alsook van de naar de ontvangers doorgelaten golven te regelen, bevat het apparaat over het algemeen conventionele en niet-weergegeven middelen voor het afstellen van de rotatie-hoekstand van de zenders en/of de ontvangers rond een as evenwijdig met de voortplanting- richting van de uitgezonden golven.
Voor de regeling van het toestel gaat men op de volgende manier te werk : men begint met de afstelling van de afstand A (in afwezigheid van het produkt 9 en 31) tussen elk van de zenders 1, 33 en 34 en van de ontvangers 12, 24 en 25 die tegenover de respektieve zenders zijn geplaatst, op zulke wijze dat ze in de detectoren van de ontvangers een vooraf bepaald niveau van het doorlatingssignaal doen ontstaan. Het is hierboven al uitgelegd dat de uitgezonden golven
<Desc/Clms Page number 8>
en de golven die worden teruggekaatst door de metalen delen van de ontvangers (met verschillende fasen ten opzichte van elkaar) op elkaar gesuperponeerd worden om een stationaire golf te vormen.
Door verandering van de afstand A kan men dus het niveau kiezen van het doorlatingssignaal dat is opgenomen in de detector van de ontvanger. Deze detector is van hetzelfde type als die (6,37 en 38) welke aan de zenders is bevestigd. Bij voorkeur stelt men de afstand A zodanig vast dat er een maximaal doorlatings-signaalniveau wordt voortgebracht.
Vervolgens past men deze afstand A opnieuw aan in afwezigheid van het produkt door een minimale verplaatsing, hetzij van de ontvanger tegenover de zender, hetzij van de zender zelf zodat er in de detectoren 6,37 en 38 een vooraf bepaald niveau van het terugkaatsingssignaal wordt voortgebracht. Men bevestigt de ontvangers en de zenders op deze opnieuw ingestelde afstand tussen beide. Bij voorkeur plaatst men de zender op deze minimale afstand zodat er een minimaal niveau van het terugkaatsingssignaal in de detector 6,37 en 38 wordt voortgebracht. Dit tsrugkaatsingssignaal wordt hierna het terugkaatsings-referentiesignaal genoemd. Het opnieuw afstellen heeft als bijkomend effekt dat het maximale, vooraf vastgestelde doorlatingsniveau (op afstand A) een weinig verminderd is.
Het niveau van het in de ontvanger op deze opnieuw ingestelde afstand opgenomen overbrengingssignaal wordt doorlatings-referentiesignaal genoemd.
Na het produkt 9 en 31 in zijn houder te hebben geplaatst tussen de ontvanger 12, 24 en 25 en de zender 1, 33, 34, regelt men de afstand B tussen de zenders en de houder (die het produkt draagt) - waarbij natuurlijk rekening gehouden wordt met de opnieuw ingestelde afstand A tussen zenders en ontvangers-zodat er in de detectoren 6, 37,38 een niveau van het terugkaatsingssignaal ontstaat dat aanzienlijk verschillend is van die welke in afwezigheid van het produkt worden voortgebracht. Men bevestigt de houder in deze stand.
<Desc/Clms Page number 9>
Bij de regeling van de afstand B, verplaatst men bij voorkeur de respectieve elementen zodat er in de detectoren een maximaal niveau van het terugkaatsingssignaal wordt voortgebracht.
Zoals hierboven beschreven doet de plaatsing van het produkt 9,31 tussen de zenders en de ontvangers een verschijnsel ontstaan van superpositie van een complexiteit van rechtstreekse golven, van teruggekaatste golven en van doorgelaten golven bij verschillende fasen. Het resultaat van deze superpositie doet een stationaire golf ontstaan die het mogelijk maakt, het niveau van het terugkaatsingssignaal als funktie van de afstand B vast te leggen.
Voorbeeld 1 Een prototype van bankbiljetten 31 van papier is vervaardigd volgens een procédé beschreven in de Franse octrooiaanvrage FR 78. 14617. Over het gehele oppervlak van het papier dispergeerde men 4 gew.-% roestvaste staalvezels"Bekinox"* met een diameter gelijk aan 12 micrometer en een lengte van 5 mm vervaardigd door aanvraagster. Tijdens de continue fabrikage van het papier in een industriële inrichting, werden de geleidende vezels lichtjes georiën- teerd in de voortschrijdingsrichting van de verse laag papier doorheen de fabrikagemachine. Dit verschijnsel schijnt kenmerkend te zijn voor de industriële fabrikage van het papier en het is haast niet na te maken door een manuele of half-industriële fabrikage.
Het papier is in rechthoekige biljetten gesneden met de lengte van de rechthoek evenwijdig met de voortschrijdingsrichting van het papier bij zijn fabrikage. Het biljet mat 17,2 cm bij 7,5 cm. Het biljet werd ingebracht in de doorgang 30 rond een trommel met schijven 21,22 van een machine met automatische sortering van het type Crossfield met een snelheid van 10 m/sec tussen een zender 33 en een ontvanger 24.
De oscillator 35 was van het type MA 86790 (Microwave Associates) en de circulator 36 was van het type MA 8K 221 terwijl de detector 37 en die in de ontvanger 24 Schottky-diodes MA 86561 waren. De rechthoekige poort 8 van de zender was 4, 1 mm lang bij 2 mm breed. Het polarisatievlak van de uitgezonden golven was loodrecht op de lengte van de rechthoekige poort. De uitgezonden microgolven hadden een
<Desc/Clms Page number 10>
frequentie van 25 GHz en waren gepolariseerd in een vlak evenwijdig met de voortschrijdingsrichting van het biljet 31. De rechthoekige poort van de detectoren voor terugkaatsing en doorlating was 10 mm lang bij 4 mm breed. Het polarisatievlak van de opgevangen golven was eveneens loodrecht op de lengte van deze rechthoekige poort.
Het polarisatievlak van de opgevangen golven werd evenwijdig gekozen met de voortschrijdingsrichting van het biljet.
De afstand A is bepaald in afwezigheid van het biljet. De positionering wordt aangeduid door de pijlen 26 en 40 om in de ontvanger 24 een maximaal niveau van het doorlatingssignaal te doen ontstaan. Na het opnieuw instellen van de afstand A om een minimaal niveau van het terugkaatsingssignaal in de detector 37 (in afwezigheid van het produkt) te doen ontstaan, was de opnieuw ingestelde afstand 27 mm.
Tenslotte heeft men het biljet 31 in zijn doorgang 30 gebracht en, rekening houdend met de vooraf bepaalde afstand A, heeft men de afstand B gekozen om in de detector 37 een maximaal niveau van het terugkaatsingssignaal te doen ontstaan. De afstand B was 17 mm.
Fig. 3 toont de op een oscilloscoop bekomen signalen voor het prototype van het bovenbeschreven bankbiljet. Deze grafiek toont in de abscis de tijd en in de ordinaat een maat in verhouding tot de teruggekaatste energie. De lijn 42 stemt overeen met het quasimaximale niveau van het doorlatingssignaal (na het opnieuw instellen van de afstand A) opgetekend in de ontvanger 24, dit wil zeggen de doorlating in de lucht (referentiesignaal) van het toestel, te weten 77 mV. De lijn 43 stemt overeen met het minimale niveau van
EMI10.1
het terugkaatsingsignaal opgetekend in de detector 37 op de opnieuw ingestelde afstand A, dit wil zeggen de terugkaatsing aan de lucht (referentiesignaal) van het toestel. De piek 44 komt overeen met het transmissieniveau 47 van nagenoeg nul (7 mV) dat is opgetekend bij de doorgang van het biljet v66r de ontvanger.
De breedte 45 van deze
<Desc/Clms Page number 11>
piek komt ongeveer overeen met 17,5 milliseconden, wat de doorgangstijd van het biljet is vó & r de zender met een snelheid van 10 m/sec.
Daarentegen duidt de piek 46 een belangrijk terugkaatsingsniveau aan : gemiddeld 90 mV.
Wat de samenstelling van het biljet betreft, kon men dit soort signalen verwachten aangezien de lengte, de diameter, de concentratie en de overwegende oriëntering van de vezels in de richting van de polarisatie van de golven een sterke terugkaatsing en een haast te verwaarlozen doorlating laat veronderstellen.
Voorbeeld 2 Een ander prototype van bankbiljet 31 is in een (niet-industrieel) laboratorium vervaardigd. In het gehele oppervlak van het papier heeft men min of meer gelijkvormig 1 gew.-% Bekinox -vezels met een diameter gelijk aan 8 micron en een lengte van 3 mm gedispergeerd. De vezels waren willekeurig in het papier georiënteerd. Het biljet mat 19,2 cm bij 7, 4 cm en werd ingebracht in dezelfde Crossfield-machine met automatische sortering zoals gebruikt in het eerste voorbeeld en met dezelfde snelheid. De elementen van het toestel, de frequentie, de polarisatie en de afstanden A en B waren eveneens dezelfde. Fig. 4 toont de onderzoekssignalen van dit biljet. Lijn 48 geeft het maximale doorlatingsniveau van het toestel aan de lucht (77 mV) weer en de lijn 49 het minimale terugkaatsingniveau aan de lucht.
De piek 50 nadert de lijn 51 voor nuldoorlating, maar laat nochtans een doorlatingsniveau van 22 mV uitschijnen, wat veel hoger is dan in het voorbeeld 1. Daarentegen is het door de piek 52 aangeduide, gemiddelde terugkaatsingsniveau gedaald tot ongeveer 74 mV. Daar de vezels kleiner zijn, willekeuriger zijn gericht en een lagere concentratie hebben, kon men waarschijnlijk een lager terugkaatsingsniveau verwachten in vergelijking met dat van het eerste voorbeeld. Nochtans laat de aanzienlijke verhoging van het doorlatingsniveau veronderstellen dat de vezels niet zeer gelijkvormig over het gehele oppervlak zijn verdeeld, dit wil zeggen dat er"gaten"zijn in het biljet op de plaatsen waar er te weinig
<Desc/Clms Page number 12>
geleidende vezels zijn.
Inderdaad, het is zeer moeilijk een perfekte verdeling van de metaalvezels te verzekeren in de papierformaten die met de hand in laboratoria zijn vervaardigd.
Hoewel de uitvinding beschreven is in het licht van de in de figuren getoonde toestellen, is het wel te verstaan dat ze niet tot deze uitvoeringsvormen is beperkt. De frequentie van de microgolven kan van de ene zender tot de andere verschillen. Een eerste zender kan bijvoorbeeld werken bij 25 GHz en een tweede bijvoorbeeld bij 10 GHz. Een hogere frequentie houdt met name een meer preciese en delikate positionering in aangezien de golflengte van de stationaire golven de helft is van die van de uitgezonden golven.
In plaats van het produkt achtereenvolgens voor de eerste en de tweede golfzenders te doen voorbijkomen, kan men zich bijvoorbeeld indenken, het tweemaal voor dezelfde zender te doen voorbijkomen door tussen de twee voorbijgangen ofwel de oriëntering van het produkt, ofwel de oriëntering van het polarisatievlak van de zender, ofwel die van de tegenover de zender geplaatste golfontvanger te veranderen.
Het is ook vanzelfsprekend dat de detectiesignalen een bevel kunnen doen ontstaan door tussenkomst van een relais of een ander element om in een continue reeks van onderzochte produkten die te doen uitschakelen, welke niet aan de vooropgestelde normen beantwoorden. In de praktijk van het automatisch sorteren van bankbiljetten bijvoorbeeld, maakt deze maatregel het mogelijk, de vervalste biljetten automatisch te verwijderen.
De blad-of plaatvormige produkten kunnen hetzij vezelachtige strukturen zijn zoals papier, niet-geweven artikelen, weefsels, netten, of niet-vezelachtige strukturen, bijvoorbeeld op basis van kunststoffen of keramiek, hetzij gelaagde kombinaties van deze strukturen. Bij de fabrikage kunnen ze plaatselijk gemerkt worden als gevolg van enkel plaatselijke inwerking van vezelachtige materialen die geleidend zijn voor elektriciteit.
<Desc/Clms Page number 13>
Het gebruik van vezelachtige materialen andere dan de vezels van roestvast staal"BEKINOX"van de aanvraagster, is mogelijk. Nochtans is de elektrische geleidbaarheid van de
EMI13.1
"Bekinox"-vezels nagenoeg ideaal voor het identificeringssysteem volgens de uitvinding daar hun absorptie-en van dezelfde orde van grootte is. Bijgevolg kunnen deze waarden door eenzelfde type van detectoren worden gedetecteerd. Bovendien maakt de geringe diameter van de vezels een maximaal absorptievermogen mogelijk in de omstandigheden van detectie die volgens de uitvinding zijn toegepast, dit wil zeggen door het kiezen van een goede kombinatie van geometrie (lengtes, diameters) en van (lage) concentraties van de vezels afhankelijk van de frequentie van de zenders. De kleine diameter van de vezels begunstigt bovendien het uitzicht van het produkt, bijvoorbeeld van het veiligheidspapier.
Een regelmatig vezeloppervlak vermijdt op zijn beurt variaties in het detectiesignaal.
Bij het gebruik van vezels met een tamelijk hoge geleidbaarheid en rekening houdend met de afmetingen van de vezels (diameter minder dan 25 micron, lengte minder dan 10 mm) alsook de orde van grootte van de concentratie van de vezels in het produkt (minder dan 5 gew.-%) vertonen de produkten te lage absorptiewaarden en te hoge terugkaatsingswaarden zodat men ze niet meer kan onderscheiden van platen of lagen van metallieke bedekking met het systeem volgens de uitvinding.
Indien men daarentegen vezels gebruikt met een zeer zwakke geleidbaarheid (lager dan die van de"BEKINOX"-vezels), zal het nodig zijn dikkere vezels in te werken (om een niet te verwaarlozen absorptieniveau te bereiken), hetgeen het uitzicht van het produkt schaadt.
Als het oppervlak van de produkten tamelijk groot is en het merken bijvoorbeeld beperkt tot bepaalde plaatsen op het oppervlak, spreekt het vanzelf dat verscheidene kombinaties van zenders