NL9401138A - Werkwijze voor het detecteren van de positie van een kopgedeelte met een aantal koppen onder gebruikmaking van een referentieband. - Google Patents
Werkwijze voor het detecteren van de positie van een kopgedeelte met een aantal koppen onder gebruikmaking van een referentieband. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9401138A NL9401138A NL9401138A NL9401138A NL9401138A NL 9401138 A NL9401138 A NL 9401138A NL 9401138 A NL9401138 A NL 9401138A NL 9401138 A NL9401138 A NL 9401138A NL 9401138 A NL9401138 A NL 9401138A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- head
- heads
- display
- detecting
- track
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B5/00—Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
- G11B5/48—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
- G11B5/56—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head support for the purpose of adjusting the position of the head relative to the record carrier, e.g. manual adjustment for azimuth correction or track centering
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B33/00—Constructional parts, details or accessories not provided for in the other groups of this subclass
- G11B33/10—Indicating arrangements; Warning arrangements
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B5/00—Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
- G11B5/008—Recording on, or reproducing or erasing from, magnetic tapes, sheets, e.g. cards, or wires
- G11B5/00813—Recording on, or reproducing or erasing from, magnetic tapes, sheets, e.g. cards, or wires magnetic tapes
- G11B5/00817—Recording on, or reproducing or erasing from, magnetic tapes, sheets, e.g. cards, or wires magnetic tapes on longitudinal tracks only, e.g. for serpentine format recording
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B5/00—Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
- G11B5/48—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
- G11B5/488—Disposition of heads
- G11B5/4893—Disposition of heads relative to moving tape
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B5/00—Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
- G11B5/48—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
- G11B5/49—Fixed mounting or arrangements, e.g. one head per track
- G11B5/4969—Details for track selection or addressing
Landscapes
- Adjustment Of The Magnetic Head Position Track Following On Tapes (AREA)
Description
"Werkwijze voor het detecteren van de positie van een kopge-deelte met een aantal koppen onder gebruikmaking van een referentieband"
De uitvinding betreft een koppositiedetectiemetho-de van een bandapparaat met vaste koppen.
Als bandrecorder wordt een type bandrecorder met vaste kop gebruikt, welke toepassing vindt voor zakelijk gebruik bijvoorbeeld. Een band die in een dergelijke bandrecorder wordt gebruikt, heeft een aantal sporen. Elke kopsec-tie omvat een aantal koppen overeenkomstig elk spoor. Een constructie zodanig dat een hoogte van elke vaste kop ingesteld wordt op de optimale stand voor het corresponderende spoor is zeer belangrijk om de compatibiliteit van de apparatuur te waarborgen. Met name worden in een digitale audio-bandrecorder, waarin audiogegevens van het digitale signaal toepassing vindt, 52 sporen (48 sporen voor de digitale informatie, 2 sporen voor de analoge informatie, 1 spoor voor besturing en 1 extra spoor) toegepast voor een band-lengte van 1 inch (2,54 cm). Het is derhalve nodig om de hoogten van 52 koppen die aanwezig zijn overeenkomstig het aantal sporen in te stellen op een basis van microneenheden. Dientengevolge moet een groot aantal stappen gemaakt worden en gaat lange tijd gemoeid bij de assemblage of vervanging om de hoogte van de kop in te stellen.
Als methode om de hoogten van koppen in te stellen wordt momenteel toegepast een methode waarin de hoogte van de koppen direkt worden gemeten door middel van een microscoop. Voorts is een methode bekend waarbij nadat het signaal was opgenomen op de band door middel van de koppen, de band behandeld wordt door chemicaliën en dan wordt het gemagnetiseerde patroon gemeten met een microscoop waardoor indirekt de hoogte van de koppen en dergelijke gedetecteerd wordt.
Volgens dergelijke methoden is een meetapparaat met een hogere mate van nauwkeurigheid nodig en kost het veel tijd om de meting uit te voeren.
Een werkwijze voor het instellen van de hoogten van de koppen door gebruikmaking van een referentieband waarop een testsignaal is opgenomen, heeft daarom toepassing gevonden. Zoals fig. 16 toont, wordt een testsignaal RS op een referentieband 101 opgenomen. Het testsignaal RS is opgenomen op de positie van de hoogte van het spoor corresponderend met een opneemkop (in dit geval kop B) een referentie wat betreft de breedte die gelijk is aan het spoor van de opneemkop. De hoogte van de kop wordt ingesteld op de positie waarin een weergeefuitgang van het spoor maximaal wordt bij het weergeven van het referentiespoor. In fig. 17 is de relatie tussen de hoogte van de kop (as van de abscis) en de weergeefuitgang van kop B (ordinaatas) getekend. In het geval van gebruik van de referentieband wordt de hoogte van de kop ingesteld op positie (a) waarop de weergave-uitgang van de kop B maximaal wordt.
In het geval van instelling van de hoogten van de koppen met behulp van de werkwijze volgens fig. 16, kan een instelling met een relatief hoge mate van nauwkeurigheid verkregen worden. De kop moet echter bewogen worden naar verschillende posities om de positie te detecteren waarop de reproductie-uitgang maximaal is. Een werkwijze als genoemd in het voorgaande te weten een werkwijze voor het meten van een magnetisatiepatroon moet derhalve gebruikt worden voor detectie van de hoogte van de koppen zonder overdrachtskop-pen. Bovendien is het gevaar dat de kop die verkeert op de optimale positie gewild verplaatst wordt om de positie te detecteren waarop de weergave maximaal is. De verandering in weergave verloopt soepel op een punt waar de maximale weergave mogelijk is, zodat het moeilijk is om de nauwkeurige maximale waarde te kunnen onderscheiden. Aangezien de kop van het spoor dat gebruikt werd voor de instelling op een waarde ingesteld kan worden nabij vrijwel de optimale waarde, is het echter moeilijk gezien de mogelijkheid van een variatie van de kopafmetingen en dergelijke om de hoogten van alle koppen op de juiste stand in te stellen voor de overeenkomstige sporen met een instelmethode waarbij slechts een spoor wordt gebruikt.
Een doel van de uitvinding heeft derhalve betrekking op een koppositiedetectiemethode voor het detecteren van de hoogte van koppen zodanig dat elke van de koppen gemakkelijk op een optimale positie voor het corresponderende spoor ingesteld kan worden.
De uitvinding betreft een koppositiedetectiemethode van een vaste kopsectie omvattende een aantal koppen van een bandrecorder omvattende de stappen: het weergeven van een band waarop instelsporen gevormd zijn op posities in contact met een bovenrand en een benedenrand van een spoor dat oorspronkelijk gevormd is door de vaste kopsectie, het vergelijken van weergeefsignalen van het respectievelijke aantal koppen, detecteren van een positie van de vaste kopsectie op basis van die vergelijking.
Testsignalen die gevormd zijn op de positie die afwijken in hoogterichting voor de inherente opneemsporen worden weergegeven door de koppen. Door vergelijking van de weergave-uitgang wordt vastgesteld of elke kop ligt op de optimale positie voor de sporen of niet.
Bovengenoemde en andere doeleinden, aspecten en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving die gelezen moet worden aan de hand van de bijgaande tekeningen. In de tekeningen toont:
Fig. 1 een constructief schema in het geval waarin een vaste-koptype bandrecorder waarin een koppositiedetectiemethode volgens de uitvinding toepassing vindt gekoppeld is met een computerdeel voor het weergeven van het resultaat zoals de hoogte-instelling van de kop of dergelijke,
Fig. 2 een blokschema van de relatie tussen het computergedeelte en de bandrecorder van het vaste-koptype,
Fig. 3 een een gedetailleerd blokschema is van het digitale audiogegevensopneem/weergeefschakeling en de randapparatuur schakelingen ,
Fig. 4A en 4B schema's zijn van opneemkoppen en een referentieband,
Fig. 5A en 5B schema's zijn van weergeefkoppen en een referentieband,
Fig. 6A en 6B schema's zijn van een aantal koppen en een referentieband,
Fig. 7 een schema is van opneemkoppen, weergeef-koppen en een referentieband waarop een testsignaal RS voor detectie van elke koppositie opgenomen is,
Fig. 8 een schema is van een zone waarin gegevens betreffende de kophoogte wordt weergegeven,
Fig. 9 een schema is van een voorbeeld van gegevens betreffende de kophoogte, welke weergegeven wordt op een weergeefinrichting,
Fig. 10 een schema is van een voorbeeld van gegevens betreffende de kophoogte, die weergeven worden op de weergeefinrichting,
Fig. 11 een schema is van een voorbeeld van gegevens betreffende de kophoogte, die weergeven worden op de weergeef inrichting,
Fig. 12 een schema is van een voorbeeld van gegevens betreffende de kophoogte, die weergeven worden op de weergeefinrichting,
Fig. 13 een schema is van een voorbeeld van gegevens betreffende de kophoogte, die weergeven worden op de weergeef inrichting,
Fig. 14 een stroomdiagram is voor weergave van gegevens op de weergeefinrichting,
Fig. 15 een stroomdiagram is voor het weergeven van gegevens voor de weergeefinrichting,
Fig. 16 een schema is van een referentieband en de opneemkoppen,
Fig. 17 een schema is van de relatie tussen de hoogte van de kop en de grootte van de uitgang van het weergeef signaal van de kop.
Een uitvoeringsvorm van de uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van de tekeningen.
Fig. 1 toont een constructieschema van het geval waarin een bandrecorder van het vaste-koptype waarop een koppositiedetectie-apparaat volgens de uitvinding toepassing vindt, gekoppeld is met een computergedeelte om het resultaat van de instelling van de hoogten van de koppen of dergelijke weer te geven. In fig. 1 worden audiogegevens digitaal opgenomen in een bandrecorder 1 van het vaste-koptype. Als registratiemedium wordt een magnetische band bijvoorbeeld een band met de breedte van 1/2 inch (1,3 cm) gebruikt. De bandrecorder 1 van het vaste-koptype is gekoppeld met een computerdeel 2. Een weergeef inrichting 3, een toetsenbord en dergelijke zijn beschikbaar voor het computerdeel 3. Gegevens betreffende de instelling van de hoogten van de koppen voor de sporen van de band worden op de weergeef inrichting 3 weergegeven. De hoogte van de koppen van de bandrecorder 1 van het vaste-koptype worden bestuurd door instelling van de schroef (niet getekend) nabij de kopsec-tie.
Fig. 2 toont een blokschema van de relatie tussen de vaste-koptype bandrecorder 1 en een computerdeel 2. In fig. 2 worden analoge audiogegevens die ingevoerd worden via een ingang 4 van de bandrecorder 1 gedigitaliseerd door een A/D omzetter 5 en geleverd aan een digitaal audiosignaal opneem/weergeef circuit 6. In het circuit 6 worden vooraf bepaalde bewerkingen zoals coderingen en dergelijke uitgevoerd. De schakeling 6 is in twee richtingen gekoppeld met een kopsectie 7 en een besturingseenheid 9 via een bus. De kopsectie 7 omvat een opneemkop 7a, een weergeef kop 7b en een wiskop 7c. Elke kop omvat een aantal koppen en kan een aantal sporen op de magnetische band 8 bedienen. De hoogten van de koppen worden door instelschroeven 7d, 7e en 7f ingesteld, die verbonden zijn met respectievelijk de koppen 7a, 7b en 7c. Door het besturen van een manipulator of dergelijke door middel van een computer, kan bijvoorbeeld de uitvinding ook een automatische instelling doorvoeren.
Wanneer het digitale signaal op de magnetische band weergegeven wordt via de weergeefkop 7b, wordt het digitale signaal toegevoerd aan een digitale audio op-neem/reproductieschakeling 6. De gegevens die geleverd worden aan de schakeling 6 hebben een signaalvorm met diffe-rentiaalkarakteristieken. De gegevens worden derhalve A/D omgezet. Dientengevolge wordt de uitgang als een nauwkeurig digitaal signaal gegenereerd. Daarna wordt het digitale signaal gedetecteerd en in binaire vorm gebracht. De binaire audiogegevens worden gedecodeerd en daarna geleverd aan een digitale uitgangsklem 10 en een D/A omzetter 11. De aan de klem 10 geleverde gegevens worden toegevoerd aan bijvoorbeeld een volgende niet getekende opneeminrichting. De gegevens die geleverd aan een D/A omzetter 11 worden omgezet in analoge audiogegevens en daarna uitgevoerd uit een analoge audiogegevensuitgangsklem 12.
Wanneer een referentieband waarin een pulssignaal van bijvoorbeeld 200 kHz voordien is opgenomen als een test-signaal RS naar een boveneinde of een benedeneinde van het betreffende opneemspoor weergegeven wordt door de weergeef-kop 7b, wordt het testsignaal RS toegevoerd aan de digitale audio opneem/weergeefkring 6. Het betrokken spoor is een superpositiespoor dat gevormd wordt door de opneemkop gelegen op de oorspronkelijke positie. Aangezien testsignaal RS een signaalvorm is met differentiatiekarakteristieken wordt het A/D omgezet. Daarna wordt het testsignaal RS gedetecteerd en omgezet in een binair signaal. Het binaire signaal wordt geleverd aan de besturingseenheid 9. Gegevens die geleverd worden door de besturingseenheid 9 worden toegevoerd aan een aanpassingseenheid 14 van het computerdeel 2 via een aanpassingseenheid 13. De gegevens die geleverd worden door de besturingseenheid 9 via de aanpassingseenheid 14 worden geleverd aan de computer 15. Op de basis van deze gegevens maakt de computer 15 onderscheid of de kop gelegen is op een passende positie voor het spoor van de magnetische band of niet. Gegevens betrekking hebbende op de bovenge noemde beoordeling worden op de weergeefinrichting 3 weergegeven. Een toetsenbord 16 voor een besturing teneinde gegevens weer te geven op de weergeef inrichting 3 worden gekoppeld met de computer 15.
Fig. 13 toont een gedetailleerd blokschema van de digitale audiogegevensopneem/weergeefschakeling 6 en de randschakelingen. In fig. 3 wordt het testsignaal RS dat weergegeven wordt door de kopsectie 7 geleverd aan een A/D omzetter 18 via een weergeefversterker 17. Het signaal dat omgezet was in de digitale waarde door de A/D omzetter 18 wordt geleverd aan een detectieschakeling 19. Een detectie-uitgangssignaal van een detectieschakeling 19 wordt geleverd aan de besturingseenheid 9. De kopsectie uit fig. 3 kan toepassing vinden bij elke opneemkop 7a, weergeefkop 7b en wiskop 7c.
Fig. 4 toont referentiebanden waarin een verschuiving aangebracht is ten opzichte van een referentiekop op een hoogte van het testsignaal RS. Fig. 4A en 4B hebben betrekking op een registratiekop. Een kop A is aangebracht aan een zijde van het testsignaal RS en een kop B aan de andere zijde van het testsignaal. Zoals eerder genoemd, wordt wanneer de referentieband waarop het signaal RS is opgenomen, wordt weergegeven en uitgangen van zowel de koppen A als B gelijk zijn aan 0, vastgesteld dat de positie van de kop ingesteld is op de juiste positie voor dat spoor (zie fig. 4A) . Anderzijds zoals fig. 4B toont, in het geval waarin de kop B het testsignaal RS aftast, wordt een weergeef signaal gegenereerd door de kop B. Ten opzicht van de kop A, aangezien de kop A dit testsignaal RS niet aftast, wordt het weergeefsignaal niet gegenereerd. Ten gevolge hiervan wordt in fig. B vastgesteld dat de feitelijke positie van de kop hoger is ingesteld dan de normale positie van de kop.
Fig. 5A en 5B tonen referentiebanden in het geval waarin elk testsignaal RS aanwezig is zodat elke referentie-spoor daarbij betrokken is. Fig. 5A en 5B hebben betrekking op weergeefkoppen. Wanneer de referentiebanden waarop het testsignaal RS opgenomen is wordt weergegeven en weergeef- uitgangen van beide koppen A' en B' gelijk aan 0 zijn wordt vastgesteld dat de positie van de kop ingesteld is op de juiste positie voor het spoor (zie fig. 5A). Anderzijds zoals fig. 5B toont, wordt in het geval waar de kop B' het testsignaal RS aftast een reproductiesignaal gegenereerd uit de kop B'. Ten opzichte van de kop A', aangezien de kop A' het testsignaal RS niet aftast, wordt geen weergeefsignaal gegenereerd. Tengevolge hiervan wordt in fig. 5B vastgesteld dat de feitelijke positie van de kop op een lagere positie dan de normale positie van de kop is ingesteld.
De hoogten van de koppen kunnen dus gemakkelijk worden vastgesteld door vergelijking van de weergeefuitgangssignalen van de koppen A (A') en B (B1)· De hoogten van de koppen kunnen eveneens vastgesteld worden door alleen de aanwezigheid of afwezigheid van de weergeefuitgang vast te stellen.
Anderzijds wordt verondersteld dat de hoogten van de kopposities niet juist kunnen worden gedetecteerd zelfs indien de bovengenoemde methode toepassing vindt vanwege de variatie in kopgrootte, variatie van de referentieband zelf en dergelijke. Zoals de fig. 6A en 6B tonen, wordt derhalve aangenomen dat de hoogten van de koppen gedetecteerd worden door gebruikmaking van een aantal testsignalen RS en een aantal series koppen. Fig. 6 toont namelijk een methode voor het detecteren van de hoogten van de koppen door gebruikmaking van testsignalen RS1 en RS2. Fig. 6A heeft betrekking op registratiekoppen. Een kop A is aanwezig aan een zijde van het testsignaal RSl en een kop aan de andere zijde. Een kop C is aanwezig op een zijde van het testsignaal RS2 en een kop D ligt aan de andere zijde. In dit geval worden weergeefuitgangen van de kop A en C geclassificeerd vanuit de weergeefuitgangen van de koppen B en D. Anderzijds toont fig. 6B een methode voor detectie van de hoogte van de koppen door gebruik te maken van testsignalen RS3, RS4, RS5 en RS6. Fig. 6B betreft weergeefkoppen. Een kop D' is aanwezig aan een zijde van het testsignaal RS3 en een kop C' is aanwezig aan een zijde van het testsignaa] RS4. Een kop B' is aanwezig aan een zijde van het testsignaal RS5 en een kop A' is aanwezig aan een zijde van het testsignaal RS6. In dit geval, worden weergeefuitgangen van de koppen A' en C' onderscheiden van de weergeefuitgangen van de koppen B' en D'.
In fig. 6A in het geval waarin het aantal koppen dat weergeefuitgangen genereren temidden van geclassificeerde koppen worden vergeleken en gelijk zijn namelijk in het geval dat er weer geef uitgangen uit de koppen A en C zijn en er eveneens weergeef uitgangen zijn van de koppen B en D in het geval er een weergeef uitgang is uit hetzij een van de koppen A en C en derhalve eveneens een weergeefuitgang aanwezig is van hetzij een van de koppen B en D en in het geval waarin er geen weergeefuitgang uit de koppen A en C is en er ook geen weergeefuitgang is van de koppen B en D, wordt aangenomen dat de hoogte van de kop voor elk spoor op een juiste stand gelegen is. Dankzij dit, is het mogelijk om te voorkomen dat de weergeefuitgangen worden beinvloed door variaties van de afmetingen van de koppen en de referentie-band.
Anderzijds in het geval waarin het verschil van het aantal koppen dat weergeefuitgangen genereren temidden van de geclassificeerde koppen gelijk is aan 1, dat wil zeggen het geval dat er weergeef uitgangen zijn uit de koppen A en C en er eveneens een weergeefuitgang is uit hetzij een van de koppen B en D, in het geval er een weergeefuitgang is van hetzij een van de koppen A en C en er geen weergeefuitgang is uit de koppen B en D, in het geval wanneer er geen weergeefuitgang is uit de koppen A en C en er een weergeefuitgang is uit hetzij een van de koppen B en D en in het geval dat er een weergeefuitgang is van hetzij een van de koppen A en C en er weergeef uitgangen zijn uit de koppen B en D, wordt aangenomen dat de hoogten van de koppen op de juiste stand verkeren. In het geval waarin het verschil in aantal koppen dat weergeefuitgangen genereren temidden van de geclassificeerde koppen gelijk is aan 2, dat wil zeggen in het geval dat er weergeefuitgangen zijn uit de koppen A en C en er geen weergeefuitgang is uit de koppen B en D, of in het geval dat er weergeefuitgangen zijn uit de koppen B
en D en geen weergeefuitgang is uit de kop A en C, wordt aangenomen dat de hoogte van de kop voor elk spoor op een onjuiste positie verkeert. Ten opzichte van de weergeefkop in fig. 6B, wordt de beoordeling betreffende de hoogten van de koppen met een soortgelijke methode uitgevoerd.
Fig. 7 toont de opneemkoppen, de weergeef koppen en de referentieband waarop het testsignaal RS (RS1 tot RSN) voor het detecteren van de posities van de kop zijn vastgelegd. In fig. 7 zijn 24 opneemkoppen 7a getekend ter linkerzijde van de referentieband 101 en 24 weergeefkoppen 7b respectievelijk aan de rechterzijde daarvan. Zoals eerder genoemd, is het mogelijk om een nauwkeurigheid van detectie van de hoogte van de koppen in een opneem- en weergeefsys-teem te verbeteren door voor elke kop elk testsignaal RS te gebruiken.
Anderzijds wanneer gedetecteerd wordt dat de koppen gelegen zijn op de onjuiste hoogten voor de referentieband, worden gegevens aangevende dat de hoogten van de koppen onjuist zijn weergegeven op een positie op de weergeef inrichting 3 in fig. 8. Te weten in fig. 8 "("dat is het getal evenredig met de weergeefuitgang van bijvoorbeeld de kop A in fig. 4 wordt weergegeven in de zone (a) en ")" die het aantal evenredig met de weergeefuitgang van bijvoorbeeld de kop B in fig. 4 wordt weergegeven in zone (b) respectievelijk. Anderzijds in een zone (c), "("dat is het getal evenredig met de weergeefuitgang van bijvoorbeeld de kop C in fig. 6A wordt weergegeven en ")" dat het getal is dat evenredig is met de weergeefuitgang van bijvoorbeeld de kop D die weergegeven wordt. In evenredigheid met het resultaat van [ (de weergeefuitgang van de kop B + de weergeefuitgang van kop D) - (de weergeefuitgang van de kop A + de weergeefuitgang van de kop C)], "("is weergegeven in een zone (e) en")" is weergegeven in een zone (f) respectievelijk. Het beoordelingsresultaat (FOUT, GOED of PRIMA) wordt in een z one (g) weergegeven.
De fig. 9 tot 13 tonen gegevens die een indicatie vormen van de kophoogten die weergegeven worden op de weergeef inrichting 3. Fig. 6 toont dat er geen weergeefuitgang is van de koppen A en C en dat er zeer hoge weergeefuitgan-gen in de zone (b) (kop B) en de zone (d) (kop D) zijn. In evenredigheid met het resultaat, wordt een uitzonderlijke weergave uitgevoerd in de zone (f). In de zone (g), wordt een boodschap [FOUT!! (te hoog)] aangevende dat de feitelijke positie van de kop aanzienlijk hoger dan de juiste stand is, weergegeven.
Fig. 10 toont dat er geen weergeef uitgang van de koppen A en C is en dat er slechts een kleine weergeef uitgang van ongeveer de zone (b) (kop B) is. Een weergave in evenredigheid met het resultaat vindt plaats in zone (f) . Anderzijds wordt in zone (g) een boodschap [GOED!! (hoog)] aangevende dat de feitelijke positie van de kop op een tamelijk nauwkeurige positie in vergelijking met de juiste positie is, weergegeven.
Fig. 11 toont een weergave in het geval dat geen weergeefuitgang van de kop A, B, C en D aanwezig is. In de zone (g) wordt een boodschap van (PRIMA!) aangevende dat de feitelijke positie van de kop gelegen is op de optimale positie, weergegeven.
Fig. 12 toont een toestand tegengesteld aan de toestand volgens fig. 9. Te weven een toestand waarin er weergeefuitgangen zijn van de zone (a) (kop A) en de zone (c) (kop C) en er geen weergeefuitgang van de koppen B en D wordt aangegeven. Een weergave in evenredigheid met het resultaat vindt plaats in de zone (e). Anderzijds wordt in de zone (g) een boodschap van [FOUT!! (te laag)] aangevende dat de feitelijke positie van de kop veel lager is dan de juiste positie, weergegeven.
In fig. 13 wordt hetzelfde type weergave als in fig. 12 uitgevoerd. Dat wil zeggen een toestand waarin er zeer grote weergeefuitgangen van de zone (a) (kop A) en de zone (c) (kop C) is en er geen weergeefuitgang van de koppen B en D wordt aangegeven. Een weergave in evenredigheid met het resultaat vindt plaats in zone (e). In de zone (g) wordt een boodschap [FOUT!! (te laag)] aangevende dat de feitelijke positie van de kop lager dan de juiste positie is weergeven. Zoals fig. 13 toont, is het voorts mogelijk een waar- schuwingszin (h) in de lagere positie van de zone (g) weer te geven.
Zoals de fig. 9 tot 13 tonen, is het door weergave van een afwijking van de koppositie mogelijk om gemakkelijk zichtbaar te weten in welke richting en in welke mate de kop afwijkt. De fijnafstemming van de kop kan dus gemakkelijk plaatsvinden.
Fig. 14 en 15 tonen stroomdiagrammen voor het instellen van de waarden van de maten die weergegeven worden in welke zone van de weergeefinrichting 3. In fig. 14 is de kop A ingesteld op 11; de kop B ingesteld op 12, de kop C ingesteld op 13, en de kop D ingesteld op 14 respectievelijk (stap 31). In stap 32 worden een niveau (weergeefuitgang van elke kop) L en het testresultaat [(weergeefuitgang van de kop B + weergeefuitgang van de kop D) - (weergeefuitgang van de kop A + weergeefuitgang van de kop C)] TEST ingesteld op "O”. Anderzijds of de volgende processen uitgevoerd worden ten opzichte van welke kop gespecificeerd wordt [”n - 1" aangevende dat het proces uitgevoerd wordt betrekking hebbende op 11 (kop A) ].
In stap 33 wordt de weergeefuitgang van de kop A gedetecteerd. Wanneer er geen weergeefuitgang gedetecteerd wordt, wordt om het proces te starten ten opzichte van de volgende kop een (n) waarde welke ingesteld was in stap 32 vergroot (stap 34). Anderzijds in stap 33 wanneer de weergeefuitgang gedetecteerd wordt, wordt het niveau corresponderend met de weergeefuitgang weergegeven in de corresponderende zone op de weergeefinrichting 3. Of het niveau weergegeven is in de zone ^a) of zone (c) of in het geheel niet wordt gedetecteerd in stap 36. In het geval waarop de ni-veauweergave uitgevoerd wordt in een andere zone te weten in een zone (b) of zone (d), wordt de waarde van TEST die ingesteld was in stap 32 opgeteld met slechts (+1) (stap 37), waarna stap 34 volgt. In stap 36 in het geval gedetecteerd werd dat het niveau in de zone (a) of zone (c) werd weergegeven, wordt bij de waarde van TEST die ingesteld is in stap 32 slechts (-1) (stap 38) opgeteld. Daarnaast volgt stap 34. In stap 34 worden de voorgaande genoemde processen uitgevoerd en of de weergeefuitgangdetectie tot kop D is beëindigd of niet wordt gedetecteerd in stap 39. Wanneer deze niet beëindigd is gaat de verwerkingsroutine terug naar stap 33. Anderzijds wanneer het proces beëindigd is, gaat de procesroutine naar stap 40.
In stap 40 wordt de controle uitgevoerd om na te gaan of de waarde van het niveau L gelijk of groter dan 0 of niet is. Wanneer L > 0, wordt het niveau weergegeven in de zone (f) van de weergeef inrichting (stap 41). In stap 42, wanneer gedetecteerd wordt dat het niveau L weergegeven is in de zone (f) bijzonder groot is (FOUT!! (te hoog)] wordt weergegeven in de zone (g) (stap 43) en volgt stap 44. In stap 44 wordt een controle uitgevoerd om na te gaan of de procesroutine voortgezet wordt of niet. In het geval van voortzetting gaat het proces terug naar stap 31. In stap 42 waarin de waarde van het niveau L niet zo groot is, gaat de procesroutine naar stap 48, welke in het volgende zal worden beschreven. In stap 40 wanneer het niveau L kleiner dan 0 is, wordt het niveau weergegeven in een zone (e) op de weergeef inrichting (stap 45) . Daarna in stap 46 in het geval waarin gedetecteerd wordt dat het niveau L bijzonder klein is [FOUT!! (te laag) ] wordt weergegeven in de zone (g) (stap 47). Anderzijds wanneer het niveau L niet zo klein is, gaat de procesroutine naar stap 48. In stap 48 wordt een controle uitgevoerd om na te gaan of TEST = 2 of niet, te weten [ (weergeefuitgang van de kop B + weergeefuitgang van de kop D) - (weergeefuitgang van de kop A + weergeefuitgang van de kop C) ] = 2 of niet. Wanneer TEST = 2 gedetecteerd wordt [FOUT!! (te hoog) ] wordt dan weergegeven in de zone (g) (stap 43). Anderzijds wanneer TEST * 2 is, gaat de routine verder naar stap 49.
In stap 49 wordt een controle uitgevoerd om na te gaan of TEST = 1 of niet. Wanneer TEST = 1 wordt gedetecteerd, wordt [GOED!! (hoog)] weergegeven in een zone (g) (stap 50) . Anderzijds wanneer TEST * l gaat de routine naar stap 51. In stap 51 wordt een controle uitgevoerd om na te gaan of TEST = 0 of niet. Wanneer TEST = 0 wordt gedetecteerd wordt (PRIMA!!) weergegeven in de zone (g) (stap 52).
Anderzijds wanneer TEST * O is, gaat de routine naar stap 53. In stap 53 wordt een controle uitgevoerd om na te gaan of TEST = -1 of niet. Wanneer TEST = -1 wordt [GOEDli (laag)] in zone (g) (stap 54) weergegeven. Anderzijds wanneer TEST * -1 (TEST = -2), wordt [FOUT!! (te laag)] in een zone (g) (stap 47) weergegeven. Wanneer de stappen 43, 47, 50, 52 en 54 zijn voltooid, gaat de routine naar stap 44. In stap 44 en de volgende stappen, worden processen uitgevoerd op een wijze soortgelijk als in het voorgaande.
Volgens de uitvinding, kan aangezien de richting en mate van instelling waarin de kop ingesteld kan worden naar de optimale positie voor het spoor weergegeven kan worden op de weergeefinrichting, de bevestiging en instelling van de hoogten van de koppen gemakkelijk uitgevoerd worden. Door toepassing van een aantal koppen voor de instelling, kan de hoogte-instelling van de koppen voor het spoor eveneens nauwkeurig uitgevoerd worden. De invloeden door variatie van de kopafmetingen en een variatie van de referentieband kunnen dus worden beperkt.
Claims (5)
1. Werkwijze voor het detecteren van de positie van een kop voor het detecteren van de positie van een vaste-kopsectie omvattende een aantal koppen van een bandrecorder omvattende de stappen: - weergeven van signalen van een referentieband, waarop ten minste een instelspoor gevormd is op een positie in contact met een bovenrand en een benedenrand van een superpositiespoor, dat gevormd moet worden door die vaste-kopsectie, die gelegen is op een oorspronkelijke positie, - het vergelijken van de signalen die door respectievelijk dat aantal koppen wordt weergegeven, - detecteren van een positie van de vaste-kopsectie op basis van die vergelijking.
2. Werkwijze voor het detecteren van de koppositie volgens conclusie 1, voorts gekenmerkt door het weergeven van de positie van de vaste-kopsectie op basis van de vergelijking.
3. Werkwijze voor het detecteren van de koppositie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een aantal van de instelsporen gevormd worden en de vergelijkingsstappen omvatten het classificeren van het aantal koppen in twee groepen als een eerste groep en een tweede groep, het detecteren van de verschillen van het aantal van de koppen van waaruit weergegeven signalen worden geleverd in de eerste groep en in de tweede groep en waarbij de detectiestap omvat het detecteren van de posities van de vaste-kopsecties op basis van die verschillen.
4. Werkwijze voor het detecteren van de koppositie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke instelspoor van de referentieband gevormd is op een positie in contact met een bovenrand van een van die superpositiesporen, welke gevormd moet worden door de vaste-kopsectie welke gelegen is op een oorspronkelijke positie en in contact met een benedenrand van een andere van respectievelijk de superpositiesporen.
5. Werkwijze voor het detecteren van de koppositie overeenkomstig conclusie 1, waarin elk instelspoor van de referentieband gevormd is op een positie in contact met respectievelijk een van de randen van het superpositiespoor.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP19399493 | 1993-07-09 | ||
JP19399493A JPH0729129A (ja) | 1993-07-09 | 1993-07-09 | ヘッド位置検出装置 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9401138A true NL9401138A (nl) | 1995-02-01 |
Family
ID=16317207
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9401138A NL9401138A (nl) | 1993-07-09 | 1994-07-08 | Werkwijze voor het detecteren van de positie van een kopgedeelte met een aantal koppen onder gebruikmaking van een referentieband. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPH0729129A (nl) |
DE (1) | DE4424152A1 (nl) |
NL (1) | NL9401138A (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
KR19980045402A (ko) * | 1996-12-10 | 1998-09-15 | 조희재 | 자기헤드의 트랙높이 맞춤장치 및 그 맞춤방법 |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3900888A (en) * | 1972-10-03 | 1975-08-19 | Nakamichi Research | Process for detecting and adjusting a vertical orientation of magnetic heads and apparatus therefor |
JPS61126623A (ja) * | 1984-11-21 | 1986-06-14 | Sony Corp | ヘツド調整用基準テ−プ |
JPS63220410A (ja) * | 1987-03-10 | 1988-09-13 | Sharp Corp | 音声ヘツド高さ調整用テストテ−プ及びそのテストテ−プを用いた調整方法 |
JPH04188419A (ja) * | 1990-11-22 | 1992-07-07 | Teac Corp | テストテープ |
WO1993005506A1 (en) * | 1991-09-03 | 1993-03-18 | Minnesota Mining And Manufacturing Company | Transducer/track alignment method for magnetic recording media |
JPH0573859A (ja) * | 1991-09-11 | 1993-03-26 | Sharp Corp | マルチトラツクヘツドユニツト |
-
1993
- 1993-07-09 JP JP19399493A patent/JPH0729129A/ja active Pending
-
1994
- 1994-07-08 DE DE19944424152 patent/DE4424152A1/de not_active Withdrawn
- 1994-07-08 NL NL9401138A patent/NL9401138A/nl active Search and Examination
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3900888A (en) * | 1972-10-03 | 1975-08-19 | Nakamichi Research | Process for detecting and adjusting a vertical orientation of magnetic heads and apparatus therefor |
JPS61126623A (ja) * | 1984-11-21 | 1986-06-14 | Sony Corp | ヘツド調整用基準テ−プ |
JPS63220410A (ja) * | 1987-03-10 | 1988-09-13 | Sharp Corp | 音声ヘツド高さ調整用テストテ−プ及びそのテストテ−プを用いた調整方法 |
JPH04188419A (ja) * | 1990-11-22 | 1992-07-07 | Teac Corp | テストテープ |
WO1993005506A1 (en) * | 1991-09-03 | 1993-03-18 | Minnesota Mining And Manufacturing Company | Transducer/track alignment method for magnetic recording media |
JPH0573859A (ja) * | 1991-09-11 | 1993-03-26 | Sharp Corp | マルチトラツクヘツドユニツト |
Non-Patent Citations (4)
Title |
---|
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 10, no. 316 (P - 510) 28 October 1986 (1986-10-28) * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 13, no. 17 (P - 813) 17 January 1989 (1989-01-17) * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 16, no. 514 (P - 1442) 22 October 1992 (1992-10-22) * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 17, no. 408 (P - 1582) 29 July 1993 (1993-07-29) * |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE4424152A1 (de) | 1995-01-12 |
JPH0729129A (ja) | 1995-01-31 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP1486958B1 (en) | Recording medium and recording system for the recording medium | |
DE69024769T2 (de) | Optomagnetisches Signalwiedergabegerät | |
EP0431647B1 (en) | Apparatus for evaluating a scanning locus of a rotary head | |
US4929894A (en) | Method and apparatus for increasing throughput on disk drive quality control testing | |
US4958083A (en) | Inspecting apparatus capable of accurately inspecting an object | |
NL9401138A (nl) | Werkwijze voor het detecteren van de positie van een kopgedeelte met een aantal koppen onder gebruikmaking van een referentieband. | |
EP0497548B1 (en) | Apparatus for detecting position of light spot | |
US4323844A (en) | Test system for detecting a permanent defect and a temporary defect in magnetic recording tape | |
EP0587111B1 (en) | Optical information recording/reproducing apparatus | |
EP0575963A2 (en) | Method for detecting a signal recorded on an optical recording medium | |
CN1280795C (zh) | 对于老化的可写盘片检测最佳写入功率的方法和设备 | |
JPH0782656B2 (ja) | 光デイスク装置 | |
US5144609A (en) | Apparatus for tracking an optical disc | |
JPH05182197A (ja) | 光学的情報記録再生装置 | |
JP2723913B2 (ja) | 光ディスクの欠陥検査装置 | |
JP2002367101A (ja) | サーボ信号検査装置 | |
JPH05347022A (ja) | 磁気記録媒体の記録再生装置 | |
JPH04310630A (ja) | 光ディスク記録再生装置 | |
JP2939034B2 (ja) | ホログラム情報の読み取り方法 | |
JPH07235004A (ja) | 情報信号記録装置 | |
JP2003006826A (ja) | サーボ信号検査装置 | |
JPS63213130A (ja) | トラツクはずれ検出回路 | |
EP0767452A1 (en) | A method for seeking the centre of a reference burst | |
JPH0273178A (ja) | 磁気媒体の欠陥検出方式 | |
JPH01267871A (ja) | コンパクトディスクのエラーレイト測定装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BN | A decision not to publish the application has become irrevocable |