NL8820378A - Stoel met een bekleding uit schuimkunststof en een werkwijze ter vervaardiging daarvan. - Google Patents

Stoel met een bekleding uit schuimkunststof en een werkwijze ter vervaardiging daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL8820378A
NL8820378A NL8820378A NL8820378A NL8820378A NL 8820378 A NL8820378 A NL 8820378A NL 8820378 A NL8820378 A NL 8820378A NL 8820378 A NL8820378 A NL 8820378A NL 8820378 A NL8820378 A NL 8820378A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flame
chair according
layer
resp
recesses
Prior art date
Application number
NL8820378A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Greiner Schaumstoffwerk
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from AT1396/87A external-priority patent/AT393108B/de
Priority claimed from AT0322487A external-priority patent/ATA322487A/de
Priority claimed from AT0100588A external-priority patent/AT397067B/de
Application filed by Greiner Schaumstoffwerk filed Critical Greiner Schaumstoffwerk
Publication of NL8820378A publication Critical patent/NL8820378A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B64AIRCRAFT; AVIATION; COSMONAUTICS
    • B64DEQUIPMENT FOR FITTING IN OR TO AIRCRAFT; FLIGHT SUITS; PARACHUTES; ARRANGEMENTS OR MOUNTING OF POWER PLANTS OR PROPULSION TRANSMISSIONS IN AIRCRAFT
    • B64D11/00Passenger or crew accommodation; Flight-deck installations not otherwise provided for
    • B64D11/06Arrangements of seats, or adaptations or details specially adapted for aircraft seats
    • B64D11/0647Seats characterised by special upholstery or cushioning features
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60NSEATS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES; VEHICLE PASSENGER ACCOMMODATION NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60N2/00Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60NSEATS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES; VEHICLE PASSENGER ACCOMMODATION NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60N2/00Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles
    • B60N2/24Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles for particular purposes or particular vehicles
    • B60N2/242Bus seats
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60NSEATS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES; VEHICLE PASSENGER ACCOMMODATION NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60N2/00Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles
    • B60N2/58Seat coverings
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60NSEATS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES; VEHICLE PASSENGER ACCOMMODATION NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60N2/00Seats specially adapted for vehicles; Arrangement or mounting of seats in vehicles
    • B60N2/70Upholstery springs ; Upholstery
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B64AIRCRAFT; AVIATION; COSMONAUTICS
    • B64DEQUIPMENT FOR FITTING IN OR TO AIRCRAFT; FLIGHT SUITS; PARACHUTES; ARRANGEMENTS OR MOUNTING OF POWER PLANTS OR PROPULSION TRANSMISSIONS IN AIRCRAFT
    • B64D11/00Passenger or crew accommodation; Flight-deck installations not otherwise provided for
    • B64D11/06Arrangements of seats, or adaptations or details specially adapted for aircraft seats
    • B64D11/0649Seats characterised by special features for reducing weight
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T50/00Aeronautics or air transport
    • Y02T50/40Weight reduction
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S297/00Chairs and seats
    • Y10S297/01Foam
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S297/00Chairs and seats
    • Y10S297/05Fireproof

Description

Stoel met een bekleding uit schuimkunststof en een werkwijzeter vervaardiging daarvan
De uitvinding heeft betrekking op een stoel, inhet bijzonder voor voertuigen, met een bekleding uit kunst¬stof met een steunlichaam uit een opencellige, elastischkunststofschuim met een eerste dichtheid en een tegen> vlammen beschermende laag uit een opencellig, elastischeschuimkunststof met een tweede, ten opzichte van de eersteverschillende dichtheid en resp. of een overtrekstof, diemet elkaar zijn verbonden, in het bijzonder lokaal zijnsamengelijmd.
Een bekende stoel met een bekleding uit schuim¬kunststof - overeenkomstig W0-A1-87/06894 van aanvraagster -bestaat uit een schuimkunststof met een steunlichaam uit eenopencellige, elastische kunststofschuim met een eerste dicht¬heid en een tegen vlammen beschermende laag uit een opencel¬lige, van een tegen vlammen beschermend middel voorziene,elastische schuimkunststof met een tweede, van de eerste ver¬schillende dichtheid. De kunststofschuim en de tegen vlammenbeschermende laag zijn, in het bijzonder door een schuim-proces, met elkaar verbonden en omhuld door een moeilijk ont¬vlambare overtrekstof. Teneinde een voldoende grote lucht¬doorlatendheid van een dergelijke bekleding te verkrijgenwerd tevens voorgesteld, om na de voltooiing van de bekledingbij voorkeur verhitte naalden door deze bekleding te stoten,zodat een dienovereenkomstige luchtuitwisseling mogelijk is.Deze bekledingen hebben zich in de praktijk op zichzelfbewezen, doch is gebleken, dat vooral bij extreme weersom¬standigheden of onder verschillende klimatologische omstan¬digheden het zitcomfort van de stoel voor het bedoelde toe-passingsdoel in voertuigen niet voldoende was.
Verder zijn reeds stoelen voor openbare verkeers¬middelen bekend - overeenkomstig DE-GM 85 06 816 - die eenzitkussen bezitten, dat is bedekt met een zitovertrek,waarbij de zitovertrek en het zitkussen uit een moeilijkontvlambaar en rookarm materiaal bestaan. Veelvuldig wordthierbij zodanig te werk gegaan, dat tussen de moeilijk ont- vlambare zitovertrek en het meestal uit kunststofschuimbestaande zitkussen een glasvezelmat wordt aangebracht, dieeen doorbranden van de zitovertrek in de richting van hetzitkussen moet verhinderen. Hierbij is echter gebleken, datin vele gevallen de vlaminwerking vanaf de bodem ontstaat enhet kunststofschuim van het zitkussen ertoe neigt ondersterke rookontwikkeling te verbranden, waardoor de openbareverkeersmiddelen in het geval van brand in een zeer kortetijd zodanig vol rook zijn, dat een oriëntering voorinzittenden nauwelijks meer mogelijk is. Dienovereenkomstigis er bij deze bekende stoel voor gezorgd, dat onder hetzitkussen in het draaggestel van de stoel een vuurwerendeplaat wordt aangebracht. Dit vereist de toepassing van eenspeciaal profiel ter bevestiging van het zitkussen alsmedeeen extra inspanning door de toepassing van de vuurremmendeplaat. Ook bij deze uitvoeringsvorm was de stoelventilatieniet tevredenstellend.
Stoelen met bekledingen uit schuimkunststof zijnin de moderne voertuigbouw zeer wijd verspreid. Vooralworden ze in railvoertuigen en wegvoertuigen, doch in hoofd¬zaak ook in vliegtuigen toegepast. Terwijl de voor railvoer¬tuigen geldende voorschriften reeds ten aanzien van de zelf-dovende vormgeving van de toegepaste materialen resp. derookontwikkeling zeer strenge richtlijnen voorschrijven,worden deze door de in de vliegtuigindustrie geldende voor¬schriften nog overtroffen. Zo is bij voor de toepassing invliegtuigen toegelaten stoelen een test voorgeschreven, waar¬bij de bekledingen in hun voor de inbouw bedoelde uitvoeringrechtstreeks worden blootgesteld aan een vlam uit een bran¬der. Deze vlam werkt gedurende een tijdsduur van twee minutenrechtstreeks in op de bekleding, waarna de vlam wordt gedoofdresp. verwijderd. De bekleding wordt, indien tot op datmoment de vlammen niet zelf zijn gedoofd, na vijf minutengeblust. Na deze brandtest mag het gewichtsverlies van debekleding niet hoger zijn dan 10%. Teneinde deze uitermatestrenge voorschriften te vervullen en tegelijkertijd ook eenhoog zitcomfort in de stoelen bij de zeer lang durendevliegreizen alsmede een gering gewicht te bereiken, werdenzitkussens uit verschillende, met tegen vlammen beschermende middelen voorziene, opencellige elastische zachte schuim-kunststoffen met verschillende dichtheden samengelijmd.
Een dergelijke bekende voertuigstoel - overeenkom¬stig het EP-A1-190 064 - bestaat uit een aantal lagen naald-> vlies, die door een vlambestendige overtrekstof zijn omhuld.Tussen de overtrekstof en de afzonderlijke lagen uit naald-vlies zijn ter vermindering van beschadigingen door vandalenversterkingsmatten uit metaal resp. glasvezels aangebracht.Door het samenlijmen van de afzonderlijke lagen en de) veelvuldige tussenlagen van deze vandaalbescherming is bijde bekende voertuigstoel voldoende ventilatie nog moeilijkerrealiseerbaar.
Bij een andere bekende stoel voor vliegtuigen is,teneinde de gecompliceerde ruimtelijke vormgeving van hetzitkussen eenvoudiger te realiseren, het steunlichaam uiteen met tegen vlammen beschermende middelen vermengd, in éénvorm ééndelig geschuimd deel gevormd, waarvan het oppervlakmet een tegen vlammen beschermende laag en vervolgens meteen vlambestendige overtrekstof wordt overtrokken. Met debekende stoelen konden echter de nieuwe verscherpte veilig-heidsbepalingen en testvoorschriften voor vliegtuigstoelenniet worden vervuld.
De uitvinding beoogt een stoel voor voertuigen, inhet bijzonder verkeersmiddelen, zoals railvoertuigen resp.vliegtuigen, te verschaffen, die een voldoende grote lucht¬doorlatendheid en derhalve een gunstig zitklimaat mogelijkmaakt. Bovendien moet hij bij een rechtstreekse vlambelastingover een zo lang mogelijke tijd een hoge weerstand tegenverbranden bezitten. Verder moet ook bij een rechtstreeksevlambelasting een gering gewichtsverlies resp. een zo geringmogelijke rookontwikkeling optreden. Daarnaast moet de toe¬passing van een geschuimd vormdeel voor het steunlichaammogelijk zijn, en moet de inspanning voor de vervaardigingvan een dergelijke stoel resp. bekleding gering wordengehouden. Verder moet een weerstand biedende bevestiging vande verbindingsinrichting voor de bevestiging van de overtrek¬stof op de bekleding worden verkregen.
Dit doel van de uitvinding wordt hierdoor bereikt,dat tussen het steunlichaam en de tegen vlammen beschermende laag en resp. of de overtrekstof een vlambestendige, uitrooster- resp. netvormig aangebrachte tegen hoge temperatuurbestendige vezels resp. draden gevormde en resp. of vloei¬stof remmende tussenlaag is aangebracht, en dat bij voorkeurhet steunlichaam op deze tussenlaag is opgeschuimd. Deverrassende voordelen van het inzicht volgens de uitvindingzijn gelegen in het feit, dat in tegenstelling tot de totnog toe toegepaste constructies door de toepassing van ge¬schikt gevormde tussenlagen het steunlichaam hetzij in eeneigen schuimproces, onafhankelijk van de vervaardiging vande stoel, kan worden vervaardigd of echter ook rechtstreeksdoor het opschuimen met de tegen vlammen beschermende lagenresp. de overtrekstof kan worden verbonden. Een verder extraonderdeel kan bij de toepassing van vlambestendige kunststof¬fen worden bereikt welke een hogere weerstand bezitten tegenverbranden en tegelijkertijd de ontluchting resp. ventilatievan de stoelvlakken verbeteren resp. de vormstabiliteit vanhet steunlichaam handhaven. Wanneer een vlambestendigetussenlaag wordt toegepast wordt op verrassende wijzebereikt, dat de verschroeide resten van de tegen vlammenbeschermende laag zich kunnen vastzetten op de tegen eenhogere temperatuur bestendige vezels of draden, waardoor hetbinnendringen van de vlammen in de daarachtergelegen schuim-kunststof van het steunlichaam extra wordt bemoeilijkt. Eenverder verrassend voordeel van deze oplossing is gelegen inhet feit, dat deze tegen een hogere temperatuur bestendigevezels resp. draden een goede warmte-isolatie bewerkstelligenen een directe warmteoverdracht tussen de in het gebied vande vlammen verschroeiende tegen vlammen beschermende laag ende daarachter gelegen kunststofschuim van het steunlichaamvertragen, en derhalve het schuim van het steunlichaam doorde warmte-invloed niet kan instorten. De directe ontstekingvan het kunststofschuim in het gebied van het steunlichaamdoor de hoge temperatuur wordt verhinderd door het bijge¬mengde tegen vlammen beschermende middel. Een verderverrassend effect van de oplossing volgens de uitvinding isechter vooral gelegen in het feit, dat het thans niet meerin hoofdzaak aankomt op de vormgeving en samenstelling vande overtrekstof, aangezien een tegen vlammen beschermende werking reeds door de samenwerking van de tegen vlammenbeschermende laag met het steunlichaam en de daartussenaangebrachte tussenlaag kan worden bereikt. De net- resp.roostervormige structuur van de tegen hoge temperatuurbestendige vezels resp. draden vormt een extra beschermings-werking tegen de aan de buitenzijde op de bekleding inwer¬kende vlammen, aangezien de vlam slechts moeilijk door hetnet kan dringen. Bovendien kan, nadat de rechtstreekse vlam-inwerking is beëindigd, niet langer een terugslag van devlammen van het inwendige van de bekleding op de buiten¬zijde optreden.
Van voordeel is echter tevens de uitvoering,waarbij de tussenlaag door een net of weefsel uit draden enresp. of vezels of een moeilijk ontvlambare stof is gevormd,of waarbij de tussenlaag door een weefsel uit draden enresp. of vezels is gevormd. Door de grotere sterkte van detussenlaag wordt een doorbranden daarvan extra bemoeilijkt.
Van voordeel is echter tevens een uitvoeringsvorm,waarbij een maaswijdte van de roosters resp. netten ofweefsels circa 0,5 tot 8 mm, bij voorkeur 3 mm bedraagt,aangezien met de bij het verbranden van de tegen vlammenbeschermende laag achterblijvende verkoolde restmaterialenop het net resp. rooster van de tussenlaag een dichtebeschermings- resp. roetlaag kan worden gevormd, die niet zosnel door de vlammen kan worden doordrongen.
Van voordeel is het echter tevens, wanneer devezels resp. draden uit glas en resp. of keramisch materiaalbestaan of wanneer de vezels resp. draden uit metaal enresp. of koolstof bestaan, aangezien hierdoor een smeltenvan de dragende delen van de tussenlaag wordt vermeden enderhalve het ineenstorten daarvan wordt verhinderd.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm is ervoorgezorgd, dat de tussenlaag ter plaatse van over het oppervlakverdeelde en op afstand van elkaar gelegen gebieden isverbonden met het steunlichaam en de tegen vlammen bescher¬mende laag, waardoor een overspringen van de vlammen in hetgebied van de verbindingsplaatsen tussen een tegen vlammenbeschermende laag en steunlichaam wordt verhinderd en eenvoldoende zitcomfort op de bekleding bij een goede luchtven- tilatie wordt bereikt.
Volgens een andere verdere uitvoeringsvorm iservoor gezorgd, dat de binding van het steunlichaam en resp.of de tussenlaag en resp. of de tegen vlammen beschermendelaag en resp. of de overtrekstof door een in de gebiedenaangebrachte lijm of door het opschuimen van het steun¬lichaam of van de tegen vlammen beschermende laag plaats¬vindt, waardoor een zo luchtdoorlatend mogelijke verbindingtussen de afzonderlijke lagen wordt bereikt.
Volgens een andere uitvoeringsvariant is ervoorgezorgd, dat de overtrekstof op de tussenlaag is geperst enbij voorkeur een tussen de overtrekstof en de tussenlaagaangebrachte verbindingslaag, bijvoorbeeld een polyether- ofpolyesterschuimlaag daarmee is samengelijmd. Deze uitvoe¬ringsvorm bezit als voordeel, dat de inzetdelen met deovertrekstof in voldoende grote hoeveelheid en in de gewenstevorm kunnen worden geprefabriceerd, terwijl kort voor delevering pas het volumineuze steunlichaam kan wordenopgeschuimd. Door de toepassing van een sandwichopbouwverkrijgt de overtrekstof echter, niet op de laatste plaatsdoor de tussen deze en de tussenlaag aangebrachte verbin¬dingslaag, een voldoende grote vormvastheid, zodat hijzonder vormverlies kan worden opgeslagen.
Van voordeel is tevens een verdere uitvoeringsvorm,waarbij het kunststofschuim van het steunlichaam vermengd ismet een in het bijzonder poedervormig tegen vlammen bescher¬mend middel, dat bewerkstelligt, dat de zich achter de ver¬koolde resten van de tegen vlammen beschermende laag aanwe¬zige laag van het steunlichaam ten gevolge van de grotestralings- resp. convectiewarmte niet tot zelfontsteking kankomen.
Van voordeel is tevens een uitvoeringsvorm, waarbijhet steunlichaam ééndelig is uitgevoerd, aangezien dithierdoor uit een ééndelig vormdeel, bijvoorbeeld in eenschuimvorm overeenkomstig de gewenste ruimtelijke vorm, inéén proces kan worden vervaardigd.
Van voordeel is het tevens, wanneer hetsteunlichaam uit een kunststofschuim met een uniforme dicht¬heid bestaat, aangezien de inspanning voor de schuimvorm en resp. de schuimmachines gering kan worden gehouden.
Een meervoudig voordeel biedt een uitvoeringsvorm,waarbij de dichtheid van het kunststofschuim ongeveer 15-60kg/m2 bedraagt, aangezien hierdoor enerzijds een hogereï sterkte van de bekleding in de sterker belaste gebieden enanderzijds een hogere vullingsgraad met poedervormige tegenvlammen beschermende middelen mogelijk wordt.
Van voordeel is het echter tevens, wanneer detussenlaag een gewicht van circa 150-350 kg/m2 en/of dei tegen vlammen beschermende laag een dichtheid van circa20-60 kg/m2 bezit, of wanneer de tegen vlammen beschermendelaag is omhuld met een moeilijk ontvlambare overtrekstof,aangezien hierdoor het weerstandsvermogen tegen vuur nogextra kan worden verhoogd.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoorgezorgd, dat de tussenlaag wordt gevormd door eenafsluitfolie, in het bijzonder een PE- of Pü-folie, in hetbijzonder met een dikte van 50 jam, waardoor het mogelijk ishet steunlichaam uit een vormschuim te vervaardigen datrechtstreeks op de tegen vlammen beschermende laag kanworden geschuimd.
Volgens een andere voordelige uitvoeringsvorm iservoor gezorgd, dat verschillende, op een afstand van elkaargelegen, evenwijdig en resp. of loodrecht aan een oppervlaklopende dwarsdoorsnedeschijven van het steunlichaam eenzelfde dikte, een verschillend gewicht en resp. ofverhouding tussen uitsparingen en schuimkunststof bezitten.Door deze maatregelen is het mogelijk, naast een veranderingvan de veerkarakteristiek van de stoel resp. het steun¬lichaam, de luchtdoortrede door de stoel, bijvoorbeeld doorde tegen vlammen beschermende laag resp. het steunlichaam,naar wens te veranderen, teneinde de luchtdoorlatendheid tekunnen aanpassen aan de verschillende opbouw van de lagenresp. de dikte of dichtheid daarvan. Bovendien kan door dezemaatregel het gewicht van de stoelen worden gevarieerd,teneinde deze aan verschillende gewichten van de steunlaag,bijvoorbeeld wanneer een hogere vullingsgraad met poeder¬vormig tegen vlammen beschermend middel vereist is, aan tepassen en in een gewenste grote orde te handhaven.
Volgens een andere uitvoeringsvariant is ervoorgezorgd, dat in het steunlichaam vanaf een zij- en resp. ofrugvlak daarvan zich in de richting van het tegenover¬gelegen zij- en resp. oppervlak uitstrekkende uitsparingenzijn aangebracht. Door de grootte van de uitsparingen en hunplaatsing resp. verdeling in de bekleding kan het gebied vanhet zitvlak met een grotere weerstand en stijver wordenuitgevoerd, terwijl de daarop aansluitende, zich tot aan dezijvlakken uitstrekkende gebieden zachter en derhalve ookmet een geringer gewicht kunnen worden uitgevoerd. Bovendienis het door de keuze en plaatsing van de uitsparingenmogelijk de luchtdoordringing door de stoel loodrecht op hetoppervlak, dus door de tegen vlammen beschermende laag, overgrote gebieden te variëren.
Volgens een andere verdere uitvoeringsvorm iservoor gezorgd, dat de uitsparingen zich slechts over eengedeelte van een steunlichaamdikte en resp. of een steun-lichaambreedte uitstrekken, aangezien hierdoor ook inzijdelingse richting een goede luchtuitwisseling en eengerichte sterktecontrole kan worden bereikt.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is het mogelijk,dat de uitsparingen door een cilinder en resp. of een kegelen resp. of een piramide worden gevormd. Door de vorm van deuitsparingen kan bij een brandbelasting de hitteontwikkelingresp. het brandgedrag gunstig worden beïnvloed, waarbij doordeze vormgeving van de uitsparingen ondanks de verminderingvan het gewicht en de verandering van de elasticiteit alsmedede verbeterde ventilatie een voldoende sterkte en stijfheidvan de stoel kan worden bereikt.
Verder is het tevens mogelijk, dat een volume enresp. of een diepte van de uitsparing in verschillendegebieden van het steunlichaam verschillend is, waardoor deafvoer van de noodzakelijke luchthoeveelheden zonder nadeligeverandering van het zitcomfort en de sterkte aan de verschil¬lend belaste gebieden van de stoel kan worden aangepast. Zois het van voordeel, wanneer ter verbeterde ventilatie inhet gebied van het zitvlak resp. de bovenbenen alsmede in hetgebied van de lendenwervels een grotere luchthoeveelheid doorde stoel heen kan worden afgevoerd, aangezien bij een langer gebruik van de stoel, zoals bijvoorbeeld bij intercontinen¬tale vluchten of bij langere treintochten het geval is, heteerst door een niet voldoende grote ventilatie een condens-watervorming resp. een onaangenaam zweten van de gebruiker> van een dergelijke stoel kan optreden. Dit fenomeen wordtdan tevens versterkt, wanneer tijdens de reis een grote kli-maatwisseling, bijvoorbeeld van hoogalpien naar mediterraanklimaat of van een continentaal Europees naar een exotischklimaat, zoals bijvoorbeeld bij vluchten van Europa naari Zuid-Amerika, optreedt.
Van voordeel is het echter tevens, wanneer dediepte en resp. of het volume en resp. of het aantaluitsparingen in sterker belaste zones geringer is. Door dezinvolle keuze van de diepte, het volume en het aantal uit¬sparingen in sterker belaste zones kan bijvoorbeeld door detoepassing van een groter aantal zeer diepe uitsparingen meteen geringer volume, die de sterkte van het steunlichaamresp. de stoel minder verzwakken, desondanks een voldoendegrote luchtdoorstroming worden bereikt.
Het is echter tevens mogelijk, dat de zone eencentraal zitvlak bij een als zitkussen toegepast steunlichaamis, aangezien vooral dit gebied hoge vereisten stelt aan devormstabiliteit van de stoel en aan de luchtdoorlatendheid.
Volgens een andere uitvoeringsvariant is ervoorgezorgd, dat de diepte en resp. het volume en resp. of hetaantal uitsparingen in een zitkussen vanaf het centralezitvlak in de richting van de zijvlakken toeneemt. Door hetin de richting van de zijvlakken toenemende aantal resp. hettoenemende volume of de diepte, kan in de zijgebieden eenhogere luchtdoorstroming worden bereikt, die in totaliteitvoor een verbeterde koeling van de stoel leidt, zodat hitte-concentraties of oververhittingen ook in het gebied van decentrale zitvlakken kunnen worden verminderd.
Verder is het van voordeel, wanneer het aantal eneventueel het volume en resp. of een dwarsdoorsnedeoppervlakvan de uitsparingen evenwijdig aan het oppervlak van hetzit- resp. rugkussen in de naar elkaar toegekeerde gebiedenvan een rugkussen en een zitkussen groter is, dan in deoverige gebieden daarvan. Door deze kenmerken wordt op ver¬ rassend eenvoudige wijze mogelijk gemaakt, het stoelklimaatin de afzonderlijke stoelen zo goed mogelijk aan de mensenaan te passen, aangezien vooral in die gebieden, alwaar bijeen langer gebruik van een stoel een zweetvorming optreedt,dit thans op voordelige wijze kan worden verhinderd.
Hierbij is het verder van voordeel, wanneer deuitsparingen slechts in de naar elkaar toegekeerde gebiedenvan het zitkussen en het rugkussen zijn aangebracht,aangezien hierdoor de extra inspanning voor de vervaardigingvan de uitsparingen kunnen worden beperkt tot het absoluutnoodzakelijke.
Hierbij is het van voordeel, wanneer dit gebiedzich telkens over circa 30% van een zich loodrecht op hetrugkussen resp. het zitkussen uitstrekkende lengte van hetzitkussen resp. rugkussen uitstrekt, aangezien hierdoor devoor de klimaatbeheersing van de stoel belangrijkste gebiedenkunnen worden bestreken.
Echter tevens is het van voordeel, wanneer de uit¬sparingen zich tot in het gebied van de tussenlaag uitstrek¬ken, aangezien hierdoor een verbinding tussen de uitsparingen de aan de tegenovergelegen zijde van het steunlichaam aan¬gebrachte verbindingslaag of de overtrekstof resp. de openin-gen daarvan of de open cellen na het opschuimen van hetsteunlichaam wordt vereenvoudigd.
Volgens een andere verdere uitvoeringsvorm iservoor gezorgd, dat de tussenlaag in het gebied van deuitsparing is voorzien van een opening. Hierdoor wordttussen de tegen vlammen beschermende laag en de uitsparingeen rechtstreekse luchtuitwisseling bereikt.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoorgezorgd, dat een binnenruimte van de uitsparingen recht¬streeks is verbonden met een binnenruimte van open cellenvan de tegen vlammen beschermende laag, aangezien hierdoorde luchtdoorlaatweerstand geringer is en bij bewegingen vande de stoel gebruikende persoon rechtstreeks tot een afvoervan de lucht uit het stoelgebied en een;aanzuigen van verselucht in het gebied van de stoel door de tegen vlammenbeschermende laag leidt.
Verder is het tevens mogelijk, dat een dwarsdoor- snedeoppervlak van de opening overeenkomt met een dwars¬doorsnede van de uitsparing in het onmiddellijk aan detussenlaag grenzende gebied, zodat het totale dwarsdoorsnëde-oppervlak van de uitsparing voor de luchtuitwisseling kanworden toegepast.
Verder is het echter tevens mogelijk, dat de tegenvlammen beschermende laag en eventueel een daarvoor geplaat¬ste, moeilijk ontvlambare overtrekstof is voorzien van borin¬gen met een geringe dwarsdoorsnede, bijvoorbeeld 0,5-5 mm,die in de binnenruimte van de uitsparingen uitmonden,waardoor de luchtdoortocht door die laag, die met het oog opde brandbestendigheid niet van uitsparingen kan wordenvoorzien, desondanks zodanig kan worden veranderd, dat eenvoldoende grote ventilatie, ook door de tegen vlammenbeschermende laag, kan worden bereikt.
Volgens een andere voordelige uitvoeringsvorm iservoor gezorgd, dat in het steunlichaam in het gebied van desterker belaste zone een steuninrichting, in het bijzondereen veerkern, bijvoorbeeld uit metaaldraad, is ingeschuimd,waardoor de verminderde sterkte resp. weerstand ten gevolgevan de uitsparingen voor een verbeterde ventilatie weer kanworden gecompenseerd, en derhalve het schuimmateriaal vanhet steunlichaam ook gedurende een langere gebruiksduur zijnvorm kan handhaven.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is het vanvoordeel, wanneer een basisvlak van de veerkern ongeveer inéén vlak met een onderzijde van het steunlichaam is aange¬bracht, aangezien hierdoor een groot gedeelte van de op deveerkern inwerkende belasting in een steungestel kan wordenafgeleid en derhalve de op het steunlichaam uitgeoefendeafschuifbelastingen door de veerkern kunnen wordenverminderd.
Tevens is het van voordeel, wanneer een bovenvlakvan de veerkern op een afstand van een bovenzijde van hetsteunlichaam, in het bijzonder op een afstand van 5 tot 70mm, is aangebracht, aangezien hierdoor reeds vanaf het begineen nadelige verandering van het zitcomfort kan worden ver¬hinderd. Door de keuze van de afstand tussen de bovenzijdevan het steunlichaam en het bovenvlak van de veerkern kan bovendien de veerkarakteristiek van de stoel beter wordenaangepast aan de afzonderlijke klanteneisen.
Verder is het van voordeel, wanneer een hoogte vande in het steunlichaam ingeschuimde veerkern geringer is daneen dikte van de veerkern in onbelaste toestand, aangezienin dit geval door een voorspanning van de veerkern en eenhierdoor optredende verandering van de veerkarakteristiek dewerking van de veerkern pas vanaf een bepaalde belastingplaatsvindt. Hierdoor draagt de veerkern bij personen meteen gering gewicht nauwelijks, terwijl deze bij de toepassingdoor personen met een hoger gewicht een gedeelte van. hetgewicht opneemt en derhalve de kunststofconstructie van hetsteunlichaam behoedt tegen overbelastingen.
Hierbij is het van voordeel, wanneer het basis¬vlak en het bovenvlak van de veerkern via spanelementen opeen afstand van elkaar worden gehouden, waarvan de loodrechtop het basisvlak lopende lengte geringer is dan een diktevan de veerkern in onbelaste toestand, waardoor door deverandering van de afstand tussen het basisvlak en het boven¬vlak de veerkarakteristiek van de veerkern kan worden veran¬derd.
Volgens een andere voordelige uitvoeringsvorm iservoor gezorgd, dat de frontale zijkanten van de veerkern opeen afstand van de zijvlakken en een achterste frontalezijde van het steunlichaam zijn aangebracht. Door dezeplaatsing van de veerkern wordt bereikt dat in het geval vaneen brand de veerkern door het hem omringende kunststofschuimwordt geïsoleerd en derhalve de temperatuurtoename van deveerkern wordt verminderd. Hierdoor kan gedurende lange tijdworden verhinderd, dat de veerkern begint te gloeien. Verderkan het nieuw ontsteken door de gloeiende veerkern dan,wanneer het vuur door de zelfdovende eigenschappen van hetsteunlichaam resp. van de tegen vlammen beschermende laagvanzelf dooft, worden vermeden.
Verder is het van voordeel, wanneer in het gebiedvan de veerkern zich loodrecht op een zij- en/of oppervlakvan het zitkussen uitstrekkende uitsparingen zijn aange¬bracht, aangezien hierdoor ook door het gebied, waarin deveerkern is aangebracht, een voldoende grote luchthoeveel¬ heid door de stoel kan worden afgevoerd, zodat het stoel-klimaat van een dergelijke stoel niet door de veerkernnadelig wordt beïnvloed.
Wanneer er verder voor is gezorgd, dat een opper¬vlak van de uitsparingen op een afstand van de veerkernresp. delen van de veerkern is aangebracht, wordt verhinderd,dat de veerkern bij een brand ook niet door de hete brandgas-sen al te snel kan worden verwarmd, waardoor de beveiligingtegen het opnieuw ontsteken nog verder kan worden verhoogd.
Het is tevens echter mogelijk, dat in het steun-lichaam tussen de zijkanten van de veerkern en de zijvlakkenvan het steunlichaam zich loodrecht op het opper- en resp.of zijvlak van het steunkussen uitstrekkende uitsparingenzijn aangebracht, aangezien via de loodrecht op het oppervlaklopende uitsparingen een voldoende grote luchtuitwisselingwordt bereikt, waarbij door de loodrecht op de zijvlakkenvan het zitkussen lopende uitsparingen, deze bij het gebruikvan de stoel door een persoon samengedrukt kunnen worden,zodat ze als een soort blaasbalg werken en tot een gedwongenontluchting resp. ventilatie van de stoel leiden. Dit vooraldoor het feit, dat door de trillingen van het voertuig resp.bewegingen van de gebruiker op de stoel of door verplaatsin¬gen van het lichaam van de de stoel gebruikende persoon ooktijdens het gebruik een voldoende grote luchtuitwisselingvia deze uitsparingen kan plaatsvinden.
Volgens een verdere voordelige uitvoeringsvorm iservoor gezorgd, dat de tussen- en resp. of de tegen vlammenbeschermende laag een ingangsopening van de uitsparingen inhet gebied van het zij- en/of resp. rugvlak van het steun¬lichaam bedekt, waardoor een ontsteking van het steun¬lichaam in het gebied van het oppervlak van de uitsparing opbetrouwbare wijze wordt verhinderd. Als verrassend voordeelkomt hier nog bij, dat door de binnen het steunlichaam aanwe¬zige luchtkolommen een extra isolatie tegen de doorvoer vande door de vlammen opgewekte hitte ontstaat, zodat hetkunststofschuim in de buurt van het steunlichaam weerstandkan bieden tegen een hogere brandbelasting.
Het is echter tevens van voordeel, wanneer eenoppervlak van de uitsparingen is bekleed met de tussen- en resp. of tegen vlammen beschermende laag, aangezien de lucht¬uitwisseling door de dichter bij het oppervlak van de stoelgelegen tegen vlammen beschermende laag wordt vereenvoudigd.
Het is echter tevens mogelijk, dat een oppervlakvan de uitsparingen is bekleed met een tegen vlammenbeschermende laag, waardoor de inspanning voor de tegenvlammen bescherming biedende isolatie van de uitsparingenkan worden verminderd.
Verder is het tevens mogelijk, dat een verbindings-inrichting tussen de tegen vlammen beschermende laag en eenovertrekstof is aangebracht en rechtstreeks met de tussenlaagis verbonden. De voordelen zijn gelegen in het feit, datdoor de verbinding van de verbindingsinrichting met descheurbestendige tussenlaag de niet erg belastingsbestendigetegen vlammen beschermende laag wordt bekleed, zonder dat devlamwerende werking daarvan wordt gehinderd. Als verrassendverder voordeel is bij testen gebleken, dat door de toepas¬sing van de tussenlaag tussen de elastische tegen vlammenbeschermende laag en de steunlaag de overtrekstof van aldusuitgevoerde stoelen kan worden ontzien en hierdoor delevensduur van de zeer dure overtrekstoffen aanzienlijk kanworden verhoogd.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoorgezorgd, dat de verbindingsinrichting ter plaatse van overhet oppervlak daarvan verdeelde en op afstand van elkaargelegen gebieden met de tussenlaag en eventueel de tegenvlammen beschermende laag is verbonden, waardoor op verras¬send eenvoudige wijze een zeer sterke verbinding tussen desterk belaste verbindingsinrichting en de zeer draagkrachti¬ge en zeer bestendige tussenlaag kan worden bereikt.
Het is echter tevens mogelijk, dat de verbindings¬inrichting ter bevestiging van de overtrekstof via draden enresp. of vezels is verbonden met de tussenlaag, welke detegen vlammen beschermende laag doordringen, waardoor de fle¬xibiliteit van de tegen vlammen beschermende laag en devolledige effectiviteit daarvan bij inwerking van vlammenwordt gegarandeerd en desondanks een afvoer van tevens hogetrekkrachten, bijvoorbeeld bij het scheiden van de overtrek¬stof f en van een door een klittenband gevormde verbindingsin- richting, wordt bereikt. Bovendien wordt bij de toepassingvan draden en resp. of vezels de celstructuur van de tegenvlammen beschermende laag niet nadelig beïnvloed.
Verder is het van voordeel, wanneer de verbindings-inrichting ter bevestiging van de overtrekstof via een, detegen vlammen beschermende laag doordringende lijmlaag metde tussenlaag is verbonden, aangezien hierdoor slechts in derechtstreekse verbindingsgebieden tussen de verbindingsin¬richting en de tussenlaag de celstructuur van de tegenvlammen beschermende laag wordt veranderd en bovendien delijmlaag op voordelige wijze ook gelijktijdig ter fixeringvan de tegen vlammen beschermende laag op het steunlichaamkan worden toegepast.
Bovendien is het van voordeel, wanneer de verbin-dingsinrichting ter plaatse van op afstand van de lijmlagenen op een afstand van elkaar gelegen gebieden via een lijmmet de tegen vlammen beschermende laag is verbonden,aangezien hierdoor de vorming van vouwen of het optreden vante hoge afschuifkrachten in de verbindingsgebieden met detussenlaag worden vermeden.
Verder is het van voordeel, wanneer de lijm van delijmlaag na het uitharden elastisch blijft, aangezienhierdoor bij het gebruik van de stoel geen nadeel ten aanzienvan het zitcomfort optreedt.
Het is echter tevens mogelijk, dat dat de lijm eenkorte uithardingstijd bezit, waardoor de produktie van devolgens de uitvinding gevormde stoel wordt vereenvoudigd.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoorgezorgd, dat in het gebied van de lijmlaag en resp. of dedraden de tegen vlammen beschermende laag tot een geringedikte is gecomprimeerd. Deze vormgeving bezit als voordeel,dat de overtrekstof ook in het gebied van de verbindings-inrichting glad is, aangezien de verbindingsinrichting tenopzichte van de aangrenzende gebieden van de tegen vlammenbeschermende laag verzonken is aangebracht. Daar komt bij,dat na de opbouw van een lijmlaag tussen de tussenlaag en deverbindingsinrichting een goed contact met de afzonderlijkelagen door de compressie van de tegen vlammen beschermendelaag kan worden bereikt, zonder dat de werking van de tegen vlammen beschermende laag hieronder aanzienlijk lijdt.
Verder is het van voordeel, wanneer de lijm voorde lijmlaag op de op een afstand van elkaar gelegen gebie¬den in de tegen vlammen beschermende laag wordt geïnjecteerd,aangezien hierdoor de verbinding op elke willekeurige plaatsvan de tegen vlammen beschermende laag met de daarondergelegen beschermingslaag mogelijk is, zonder dat de tegenvlammen beschermende laag resp. de celopbouw daarvan aanzien¬lijk wordt verstoord.
Verder is ervoor gezorgd, dat de verbindings-inrichting door een klitteband of een draagband voor eenritssluiting wordt gevormd, aangezien aldus uitgevoerde ver-bindingsinrichtingen met voordeel geschikt zijn voor hetveelvuldig monteren en losmaken van overtrekstoffen.
Verder is het tevens mogelijk, dat tussen de tegenvlammen beschermende laag en de moeilijk ontvlambare over-trekstof lokaal een verdere laag uit moeilijk ontvlambareovertrekstof is aangebracht, aangezien hierdoor de belastingvan de overtrekstof in het gebied van steunen voor de stoelof van contactvlakken kan worden bereikt.
Tenslotte is het tevens mogelijk, dat de verderelaag uit moeilijk ontvlambare overtrekstof op de tegenvlammen beschermende laag is gelijmd, waardoor een betrouw¬bare en eenvoudige positionering van deze verdere laag uitmoeilijk ontvlambare overtrekstof op eenvoudige wijze kanworden bereikt.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werk¬wijze voor het vervaardigen van een stoel, in het bijzondervoor een voertuig, waarbij een steunelement uit een in hetbijzonder van een tegen vlammen beschermend middel voorzienekunststof is vervaardigd en op een van een moeilijk ontvlam¬bare overtrekstof of met een eveneens uit kunststofschuimbestaande tegen vlammen beschermende of verbindingslaagverbonden tussenlaag, zoals een afsluitfolie, wordt opge¬schuimd en waarbij eventueel na het schuimen van hetsteunelement vanaf de tegen vlammen beschermende of ver¬bindingslaag in de richting van het steunelement, in hetbijzonder verhitte naalden, de overtrekstof of de tegenvlammen beschermende of verbindingslaag door de tussenlaag tot in het daarnaar toegekeerde gebied van het steunelementworden gedrukt en aansluitend naar buiten worden getrokken.
Deze werkwijze is hierdoor gekenmerkt, dat door inhet steunlichaam aangebrachte uitsparingen, de, bijvoorbeelddoor een afsluitfolie gevormde tussenlaag tenminste over eengedeelte van het dwarsdoorsnedegebied van de uitsparing eneventueel een onmiddellijk aan deze tussenlaag grenzend ge¬deelte van de tegen vlammen beschermende laag of verbindings-laag wordt verwijderd. Door deze werkwijze wordt het thansop verrassend eenvoudige wijze mogelijk stoelen, die zijnvoorzien van een vloeistof- resp. vochtremmende tussenlaag,na de definitieve verwerking resp. verbinding met de tegenvlammen beschermende laag in te stellen op een gewensteluchtdoorlaat.
Hierbij is het van voordeel, wanneer de tussen¬laag, bijvoorbeeld de afsluitfolie, in het dwarsdoorsnede¬gebied van de uitsparingen wordt weggesmolten, aangeziendaardoor met geringe inspanning een rechtstreekse verbindingvan de binnenruimte van de uitsparingen met de luchtruimtenin de tegen vlammen beschermende laag kan worden vervaardigd.
Volgens een andere uitvoeringsvariant is het moge¬lijk, dat de tussenlaag, bijvoorbeeld de afsluitfolie in hetdwarsdoorsnedegebied van de uitsparing wordt weggeknepenresp. weggefreesd, zodat ook massievere afsluitlagen uit hetdwarsdoorsnedegebied van de uitsparingen kunnen wordenverwijderd.
Volgens een verdere voordelige maatregel is ervoorgezorgd, dat de naalden verdeeld over het dwarsdoorsnede¬gebied van de uitsparingen door de overtrekstof en resp. ofde tussenlaag en eventueel de afsluitfolie worden gedrukt,waardoor ook de door de tegen vlammen beschermende laagresp. de tussenlaag tredende luchthoeveelheid kan wordengevarieerd.
Tenslotte is het tevens mogelijk, dat de uitsparin¬gen door een snij- of freesproces na het opschuimen van hetsteunlichaam op de tussenlaag worden vervaardigd en detussenlaag doordringen en zich bij voorkeur tot in het gebiedvan de verbindings- of tegen vlammen beschermende laag of deovertrekstof uitstrekken, waardoor het mogelijk is, met een uniform gevormd steunlichaam stoelen met verschillende lucht-doorlaathoeveelheden te vervaardigen, aangezien het aantaluitsparingen om een gewenste luchtdoorlaat mogelijk te makenna het voltooien van het steunlichaam kan worden vervaardigd.
Voor een beter begrip van de uitvinding wordt dezehierna aan de hand van de in de tekening weergegeven uitvoe-ringsvoorbeelden nader toegelicht.
Hierin tonen:
Fig. 1 een tweezitsbank met twee stoelen volgens de uitvinding voor twee personen in perspectivischeweergave;
Fig. 2 een bekleding voor een rugleuning van de stoelvolgens fig. 1 in zijaanzicht;
Fig. 3 de bekleding voor de rugleuning volgens fig. 2 inbovenaanzicht, en doorgesneden volgens de lijnIII-III in fig. 2;
Fig. 4 een bekleding voor een zitvlak van de stoelvolgens fig. 1 in zijaanzicht;
Fig. 5 de bekleding voor het zitvlak volgens fig. 4 in frontaal aanzicht en in doorsnede volgens de lijnV-V;
Fig. 6 een bekleding voor een zitvlak van een stoel ineen benedenaanzicht, waarbij de tegen vlammenbeschermende laag gedeeltelijk is verwijderd;
Fig. 7 de bekleding volgens fig. 6 in zijaanzicht endoorgesneden volgens de lijn VII-VII in fig. 6;
Fig. 8 een bekleding voor een zitvlak van de stoel volgens fig. 1 in zijaanzicht en in doorsnede;
Fig. 9 de verbindingsplaats tussen de tussenlaag en deverbindingsinrichting op grotere schaal;
Fig. 10 de bekleding voor het zitvlak in frontaal aanzichten in doorsnede volgens de lijn X-X in fig. 9;
Fig. 11 een tweezitsbank met twee stoelen volgens de uitvinding voor twee personen in perspectivischeweergave;
Fig. 12 een zitkussen voor een stoel volgens fig. 11 inperspectivische weergave en gedeeltelijk indoorsnede;
Fig. 13 een gedeelte van de tweezitsbank volgens fig. li in zijaanzicht en in doorsnede;
Fig. 14 een zitkussen volgens fig. 11 of 12 op vereenvou¬digde schematische wijze weergegeven en inzijaanzicht alsmede in doorsnede weergegeven?
Fig. 15 een andere uitvoeringsvariant van een zitkussen inzijaanzicht en in doorsnede en op vereenvoudigdeschematische wijze weergegeven met verschillendgevormde uitsparingen?
Fig. 16 een tweezitsbank met twee stoelen volgens deuitvinding voor twee personen in perspectivi¬sche weergave?
Fig. 17 het rugkussen van de tweezitsbank volgens fig. 16in zijaanzicht en gedeeltelijk in doorsnede?
Fig. 18 het rugkussen in bovenaanzicht en in doorsnedevolgens de lijn XVIII-XVIII in fig. 17;
Fig. 19 het zitkussen van de tweezitsbank volgens fig. 16in zijaanzicht en gedeeltelijk in doorsnede;
Fig. 20 het zitkussen in frontaal aanzicht en in doorsnedevolgens de lijn XX-XX in fig. 19;
Fig. 21 het zitkussen in frontaal aanzicht en in doorsnedevolgens de lijn XXI-XXI in fig. 19;
Fig. 22 het zitkussen volgens fig. 19 in benedenaanzichten gedeeltelijk doorgesneden;
Fig. 23 een uitvoeringsvariant van een zitkussen infrontaal aanzicht en doorgesneden;
Fig. 24 het zitkussen volgens fig. 12 in bovenaanzicht?
Fig. 25 een andere uitvoeringsvorm van een zitkussen in vooraanzicht en doorgesneden.
In fig. 1 is een tweezitsbank 1 met twee stoelen2, 3 weergegeven. Elke stoel 2, 3 bestaat uit een bekleding4 voor een rugleuning en een bekleding 5 voor een zitvlak.
De bekledingen 4 en 5 van de beide stoelen 2 en 3 zijnidentiek opgebouwd, doch gespiegeld uitgevoerd. Ze kunnenechter ook voor een éénpersoonsstoel of een meerzitsbankworden toegepast. Bovendien kan een stoel 2 of 3 ook uit eenenkele of een aantal bekledingen bestaan.
De bekledingen 4 en 5 worden in een in zijn alge¬meen met 6 aangeduid draaggestel geplaatst. Het draaggestel 6 kan ook elke willekeurige andere vorm bezitten.
In fig. 2 is een bekleding 4 voor de rugleuning opgrotere schaal en gedeeltelijk in doorsnede weergegeven. Debekleding 4 omvat een steunlichaam 7 dat bij voorkeur uit > een koudvormschuim bestaat en wordt vervaardigd in een metde gewenste uitwendige afmetingen van het steunlichaam 7overeenkomstige vorm. Hij bestaat uit een elastische open-cellige kunststofschuim. Bij voorkeur is hij ééndeliguitgevoerd. Het kunststofschuim kan, zoals schematisch door i kleine lijnen in het gebied van de arcering is aangeduid,zijn vermengd met een poedervormig tegen vlammen beschermendmiddel 8, bijvoorbeeld door melaminehars en resp. ofaluminiumhydroxide. Op de bovenzijde van het steunlichaam 7is een tussenlaag 9 uit rooster- resp. netvormig geplaatste, > tegen hoge temperatuur bestendige vezels 10 en 11aangebracht. Deze tussenlaag 9 wordt bedekt door een tegenvlammen beschermende laag 12, die op de van het steunlichaam 7 afgekeerde zijde van de tussenlaag 9 is toegepast. Dezetegen vlammen beschermende laag 12 is, zoals opnieuw doorstrepen in de arcering is aangeduid, gedrenkt in eenvloeibaar tegen vlammen beschermend middel 13. Het vloeibaretegen vlammen beschermende middel is bijvoorbeeld chloor-,broom-, of fosforhoudend. Van voordeel is het, wanneer hetvloeibare tegen vlammen beschermende middel is vermengd metaluminiumoxidehydraat, waarvan de korrelgrootteverdeling bijvoorkeur tussen 0,2 en 110 ^im bedraagt. Deze tegen vlammenbeschermende laag 12 bestaat bij voorkeur uit een polyether,waarbij de schuimkunststof een gedeelte van een kunststof-schuimblok vormt, dat achteraf wordt gedrenkt in een vloei¬baar tegen vlammen beschermend middel. De tegen vlammenbeschermende laag 12, de tussenlaag 9 en het steunlichaam 7zijn ter plaatse van over het oppervlak verdeelde gebiedenvia een lijm 19 met elkaar verbonden. De tegen vlammenbeschermende laag 12 wordt aan elke van het steunlichaam 7afgekeerde zijde bedekt met een moeilijk ontvlambareovertrekstof 14. De verbinding van de ov.ertrekstof 14 met debekleding 4 geschiedt via klittebanden 15, die in de buurtvan een verdieping van de tegen vlammen beschermende laag 12 kunnen zijn aangebracht. De tussenlaag 9 en de tegen vlammenbeschermende laag 12 omhullen het steunlichaam 7 zowel inhet gebied van een oppervlak 16, dat is toegekeerd naar dede stoel gebruikende persoon, alsmede in het gebied van dezijvlakken 17 en een rugvlak 18. De moeilijk ontvlambareovertrekstof 14 kan eveneens de gehele bekleding 4 bedekken,doch is, door de opbouw van de bekleding 4 volgens deuitvinding thans ook mogelijk, in die gebieden, die nietzichtbaar zijn - zoals bijvoorbeeld onder de zitbank - demoeilijk ontvlambare overtrekstof weggelaten.
In fig. 3 is een doorsnede door de bekleding 4getoond, waarbij naast de bekende opbouw bestaande uit eenmoeilijk ontvlambare overtrekstof 14 van een daaronder aange¬brachte tegen vlammen beschermende laag 12, een tussenlaag 9en het steunlichaam 7, alsmede uitsparingen 20 zijn aange¬bracht. Deze uitsparingen 20 strekken zich in het onder¬havige uitvoeringsvoorbeeld vanaf de beide zijvlakken 17 uitin de richting van het midden van de bekleding. De uitspa¬ringen 20 zijn in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeldgevormd door cilindrische kegelstompen. Hierbij kan echterde vorm van de uitsparingen 20 vrij worden gekozen. Zokunnen in plaats van de cilindervormige kegelstomp ook veel¬hoekige piramidestompen of uitsparingen met een piramide¬stompvormige dwarsdoorsnede worden toegepast. Wezenlijk ishierbij, dat, zoals blijkt uit de tekening, openingen 21door de tegen vlammen beschermende laag 12 en de tussenlaag9 zijn bedekt. Een lengte 22 en een diameter 23 in de buurtvan de opening 21 kunnen, zoals eveneens blijkt uit detekening, verschillen. Door de verschillende lengte kan inde verschillende over de bekleding 4 verdeelde gebieden eenontluchting plaatsvinden. Bovendien kunnen ter plaatse vansterker belaste gebieden, zoals bij de bekleding 4 hetcentrale gebied, minder uitsparingen 20 resp. uitsparingen20 met een geringere diameter 23 resp. volume worden toege¬past. De lengte 22 van de uitsparingen 20 zal bijvoorbeeldin het naar het oppervlak 16 toegekeerde gebied geringerzijn dan een lengte 24 in het gebied van het rugvlak 18.
Daar komt bij, dat de uitsparingen 20 zich telkens slechtsover een gedeelte van een steunlichaambreedte 25 uitstrekken.
Hierbij is het echter ook mogelijk, in plaats van de in fig.
4 getoonde uitsparingen 20 uitsparingen toe te passen, diezich over een gehele steunlichaambreedte 25 vanaf éénzijvlak 17 naar een ander zijvlak 17 uitstrekken.
In fig. 4 is een bekleding 5 getoond, die een zit¬vlak vormt. Bij deze bekleding 5 is opnieuw het naar degebruiker toegekeerde oppervlak 16, doch ook het rugvlak 18en de zijvlakken 17 voorzien van de tussenlaag 9, die isgevormd uit een net, dat uit tegen hoge temperatuur bestendi¬ge materialen, zoals bijvoorbeeld draden 10 en 11 uit glas,keramisch materiaal of metaal resp. koolstof bestaat. Boven¬dien zijn in het opengewerkt weergegeven gebied, waarin deafzonderlijke lagen van de bekleding 5 beter zichtbaar zijn,dié op het zijvlak 17 op afstand van elkaar gelegen gebiedenzichtbaar, waarin door middel van lijm 19 de tussenlaag 9 ophet steunlichaam 7 en de tegen vlammen beschermende laag 12op de tussenlaag 9 zijn vastgelijmd. Deze gebieden zijn,zoals schematisch is aangeduid, op een afstand van elkaarverdeeld over de zijvlakken 17 aangebracht, zodat de lucht-doorlaat van de bekleding 5 door de lijm 19 niet evidentnadelig wordt beïnvloed. Ter bevestiging van de overtrekstof14 is ook in dit geval op het achtervlak van de bekledingeen klitteband 15 aangebracht.
In fig. 5 is een doorsnede door de bekleding 5getoond, waaruit opnieuw de reeds in het voorgaande beschre¬ven laagsgewijze opbouw zichtbaar is. Ook in dit geval isvoor de tussenlaag 9, die bijvoorbeeld ook door een weefselof geweven deel kan zijn gevormd, waarbij bij voorkeur demaaswijdte zoals bij de rooster- resp. netvormige aangebrach¬te draden circa 0,5 tot 8 mm, bij voorkeur 3 mm bedraagt,een tegen vlammen beschermende laag 12 en de moeilijk ont¬vlambare overtrekstof 14 geplaatst.
In de fig. 6 en 7 wordt een bekleding 26 getoond,waarvan de opbouw in het gebied van het oppervlakcorrespondeert met die van de bekleding 4 en 5. Bovendienzijn in deze bekleding 26 een aantal uitsparingen 27 tot 31toegepast. Deze uitsparingen onderscheiden zich, zoals uiteen combinatie van de fig. 6 en 7 blijkt, slechts wat hundwarsdoorsnedevorm betreft resp. hun in het gebied van het achtervlak 18 toegepaste diameters 32, 33, 34, 35 en 36.Terwijl bijvoorbeeld de diameter 32 van de uitsparing 28minder is dan die van de uitsparingen 27 en 31 is deze alskegelpunt uitgevoerd, terwijl de uitsparing 27 als kegel-stomp is uitgevoerd. De uitsparing 29 is opnieuw als kegel-punt uitgevoerd evenals de uitsparing 31, waarbij dezeechter een parabolische dwarsdoorsnedevorm bezitten. De uit¬sparing 30 daarentegen is bijvoorbeeld als cilinder uitge¬voerd, waarvan de diameter 36 over de gehele lengte van deuitsparing even groot is. Vanzelfsprekend is het echtertevens mogelijk een driehoekig, zeshoekig of veelhoekig bloktoe te passen. Eveneens kunnen in plaats van de cilindrischekegelstompen resp. kegelpunten veelhoekige piramides resp.piramidepunten komen.
Bovendien bezitten de uitsparingen 27 tot 31verschillende lengtes 22 resp. 24 of 37. Door de verschillen¬de laagdikten tussen de uiteinden van de uitsparingen 27 tot31 en het oppervlak 16 wordt een verschillende stabiliteitvan de bekleding 26 ter plaatse van over het oppervlak 16verdeelde gebieden bereikt. Zo wordt in een door eenstreeppuntlijn omvat gebied 38, dat ongeveer op die plaatsvan de bekleding 26 is aangebracht, waarop in de meestegevallen het zitvlak rust, weliswaar een voldoende groteventilatie door een groot aantal uitsparingen 29 en 31 toege¬past, die echter een geringe lengte 24 resp. 37 en een geringvolume bezitten, waardoor een sterkere resp. stijvere engrotere weerstand biedende draaglaag wordt gevormd. Gebieden39 die zijn begrensd door lijnen welke afwisselend bestaanuit één streep en twee punten behoren bijvoorbeeld bij debovenbenen. Daar wordt een hoger weerstandsvermogen tegenhet doorzitten bereikt dan bijvoorbeeld in de direct aangren¬zende gebieden met de uitsparingen 27 met de grotere diame¬ters. Weliswaar wordt door een groot aantal uitsparingen 29een goede ventilatie bereikt, doch door een kleine diameter34 bezitten deze gebieden 39 van de bekleding 26 toch eenhoge weerstand en een geringe elasticiteit. In de aan dezegebieden 38 en 39 grenzende gebieden is een veelvoud aanuitsparingen gedeeltelijk voorzien van een grotere diameter,zodat deze minder belaste gebieden een hogere elasticiteit en een geringer weerstandsvermogen bezitten, anderzijdsechter gewicht kan worden bespaard en derhalve bij het voorhet steunlichaam 7 toegepaste kunststofschuim met een hogeredichtheid, resp. ook met een hogere vulling aan poedervormigtegen vlammen beschermende middelen, kan worden gewerkt.
Zoals verder blijkt, bezit de bekleding 26 in zijnop het oppervlak 16 resp. de zijvlakken 17 aansluitendegebieden een doorgaande laag 40 - begrensd door een lijnbestaande uit afwisselend twee strepen en twee punten -,waarin geen uitsparingen zijn aangebracht. De dikte van dezelaag kan, in afhankelijkheid van de door de testendeinstantie voorgeschreven verblijfstijden bij inwerking vanvlammen worden gekozen. In het algemeen bezit de laag eendikte van circa 5 tot 100 mm.
Voor het beter begrip van de door de uitvindingbereikte verschillende dichtheden in bijvoorbeeld loodrechtop het oppervlak 16 lopende dwarsdoorsnedeschijven 41, 42werden deze dwarsdoorsnedeschijven 41, 42 met dunne lijnenin fig. 6 aangegeven. De dwarsdoorsnedeschijven bezitten eengelijke dikte 43. Zoals thans duidelijk zichtbaar is uit degetekende weergave zijn in het gebied van de dwarsdoorsnede¬schijven 42 aanzienlijk meer uitsparingen met een grotervolume toegepast dan in het gebied van de dwarsdoorsnede-schijf 41, hetgeen voor deze dwarsdoorsnedeschijven 41 bijgelijke uitwendige afmetingen ten aanzien van de lengte ende breedte resulteert in verschillende gewichten resp. eenverschillende verhouding tussen de uitsparingen en het kunst¬stofschuim. Door de keuze en de plaatsing van de uitsparin¬gen resp. het volume daarvan kan derhalve ook bij een kunst¬stofschuim met een hogere dichtheid, dat qua aard niet meerzo elastisch is als een kunststofschuim met een lagere dicht¬heid, het elastische gedrag van een kunststofschuim met eenhoge dichtheid nagenoeg worden aangepast aan dat met eenlagere dichtheid. Dit maakt het thans mogelijk om met eenuit één stuk bestaand steunlichaam 7 voor een bekleding 4, 5, 26 volgens de uitvinding de toereikendheid te verkrijgen,waardoor de gecompliceerde lijmprocessen voor de verbindingvan verschillende lagen tot een ééndelige bekleding 4, 5, 26achterwege kunnen blijven.
In het algemeen moet er rekening mee wordengehouden, dat voor de moeilijk ontvlambare overtrekstofverbindingen tussen katoen en polyester, bijvoorbeeld 81%katoen en 19% polyester, doch ook overtrekstoffen uit 59%i wol, 33% katoen en 8% polyester kunnen worden toegepast.
Het kunststofschuim, waaruit het steunlichaam 7bestaat, kan zijn gevormd door een koudvormschuim, dat bijvoorkeur een dichtheid tussen 15 en 60 kg/m3 bij voorkeur 40kg/m3 bezit. Dit steunlichaam is bovendien vermengd met eenpoedervormig tegen vlammen beschermend middel, dat uitmelaminehars en resp. of aluminiumhydroxide of een mengselvan beide kan bestaan.
De tussenlaag 9 wordt bij voorkeur gevormd uitglas- resp. koolstofvezelmatten, die een gewicht van 150 tot350 g/m2 kunnen bezitten. Hierdoor wordt een gunstigeverhouding tussen de toename van het gewicht bij de toepas¬sing van deze tussenlaag 9 en de tegen vlammen beschermendewerking daarvan bereikt. Er kunnen echter ook tussenlagen 9met een ander gewicht worden toegepast.
Vanzelfsprekend kunnen de tegen hoge temperatuurbestendige draden resp. vezels op willekeurige wijze metelkaar zijn verbonden. Zo kunnen het weefselmateriaal enweefsel uit deze vezels of draden of uit overeenkomstigevezels bestaande draden worden toegepast en kunnen ander¬zijds de meest verschillende materialen afzonderlijk ofonderling gemengd worden toegepast, om de van buiten inwer¬kende vlammen een zo hoog mogelijke weerstand gedurendelange tijd te bieden. Bij voorkeur worden als basismaterialenvoor de draden en vezels echter glas, keramisch materiaal,grafiet of tegen hoge temperaturen bestendige metalen toege¬past.
Al naar gelang de gewenste maaswijdte bij deweefsels, weefselmaterialen, netten of roosters van de tegenhoge temperatuur bestendige vezels resp. draden ontstaat eenzogenaamde zeef werking, die verhindert, dat de vlam via dezezeef door de kleine openingen naar buiten kan treden en daar¬door wordt de direkte verbranding in het gebied van hetachter de tussenlaag 9 aangebrachte steunlichaam 7 vermin¬derd. Anderzijds kan een vlamontwikkeling in het inwendige van het steunlichaam niet van binnenuit op andere gebiedenvan de overtrekstof naar buiten overslaan, waardoor deluchttoevoer in deze gebieden voor de vlam in het steun-lichaam niet kan worden vergroot en derhalve de uitbreidingvan een vuur in de stoel extra wordt verminderd.
De tegen vlammen beschermende laag 12 bestaat bijvoorkeur uit een schuimkunststof met een dichtheid van ca.
20 tot 60 kg/m3. Meestal wordt een polyetherschuim toegepast.Uit dit polyetherschuim worden blokken vervaardigd en na hetopschuimen worden deze in platen of stroken met de gewenstelaagdikte gesneden. Deze platen worden vervolgens doordrenktmet een vloeibaar tegen vlammen beschermend middel, waarbijals tegen vlammen beschermend middel een polyurethaan vanhet type 64 (firma Bayer) kan worden toegepast, waarvangewichtsdelen met 80 gewichtsdelen Al(OH)3 worden vermengd.Dit aluminiumoxidehydraat wordt in het polyurethaan geroerd.
In fig. 8 is van een tweezitsbank, die in hoofdzaakkan corresponderen met de in fig. 1 getoonde tweezitsbank 1,om welke reden voor enige delen ook de zelfde referentie-cijfers zijn toegepast, met twee stoelen met een bekledingvoor een rugleuning en een bekleding 5 voor een zitvlak debekleding 5 voor de zitvlakken op grotere schaal en in door¬snede weergegeven. De bekleding 5 omvat een steunlichaam107, dat bij voorkeur uit een koudvormschuim bestaat en datin een met de gewenste uitwendige afmetingen van het steun-lichaam 107 corresponderende vorm wordt vervaardigd. Zebestaat uit een elastische opencellige kunststofschuim. Bijvoorkeur is ze ééndelig uitgevoerd. Het kunststofschuim kan,zoals schematisch door kleine lijnen in het gebied van dearcering is aangeduid, zijn gemengd met een poedervormigtegen vlammen beschermend middel 8, bijvoorbeeld door mela-minehars en resp. of aluminiumhydroxide. Aan de bovenzijdevan het steunlichaam 107 is een tussenlaag 109 uit rooster-resp. netvormig aangebrachte tegen hoge temperatuur besten¬dige draden 110 en 111 aangebracht. Deze tussenlaag 109wordt bedekt door een.tegen vlammen beschermende laag 112,die is toegepast op de van het steunlichaam 107 afgekeerdezijde van de tussenlaag 109. Deze tegen vlammen beschermendelaag 112 is, zoals opnieuw door strepen in de arcering is aangeduid, doordrenkt met een vloeibaar tegen vlammen be¬schermend middel 113. Het vloeibare tegen vlammen bescher¬mende middel 113 is bijvoorbeeld chloor-, broom- of fosfor-houdend. Van voordeel is het, wanneer het vloeibare tegenvlammen beschermende middel is gemengd met aluminiumoxide-hydraat, waarvan de korrelgrootteverdeling bij voorkeurtussen 0,2 en 110 mm bedraagt. Deze tegen vlammen beschermen¬de laag 112 bestaat bij voorkeur uit een polyether, waarbijde schuimkunststof een gedeelte van een kunststofschuimblokvormt, dat achteraf wordt doordrenkt met een vloeibaar tegenvlammen beschermend middel 113. De tegen vlammen beschermendelaag 112 op elke van het steunlichaam 107 afgekeerde zijdewordt bedekt door een moeilijk ontvlambare overtrekstof 114.De verbinding van de overtrekstof 114 met de bekleding 5geschiedt via een verbindingsinrichting 115, bijvoorbeeldklittebanden, die in de buurt van een verdieping 116 van detegen vlammen beschermende laag 112 kunnen zijn aangebracht.De tussenlaag 109 en de tegen vlammen beschermende laag 112omhullen het steunlichaam 107 zowel in het gebied van eenoppervlak 117, dat is toegekeerd naar een de stoel gebrui¬kende persoon, alsmede in het gebied van zijvlakken 118 eneen rugvlak 119. De moeilijk ontvlambare overtrekstof 114kan eventueel de gehele bekleding 5 bedekken, maar het is,door de opbouw van de bekleding 5 volgens de uitvindingthans ook mogelijk om in die gebieden, die niet zichtbaarzijn - zoals bijvoorbeeld onder de zitbank - de moeilijkontvlambare overtrekstof 114 weg te laten.
Zoals verder blijkt uit fig. 8 is de verbindings¬inrichting 115 beweegbaar verbonden met de tussenlaag 109.
Dit geschiedt, zoals bijvoorbeeld in fig. 8 schematisch isaangeduid, via een de tegen vlammen beschermende laag 112doordringende lijmlaag 120. Deze lijmlaag 120 vormt eenbewegingsverbinding tussen de verbindingsinrichting 115 ende tussenlaag 109.
Zoals beter blijkt uit deze weergave, is de verbin¬dingsinrichting 115, die in het onderhavige geval als klitte-band kan zijn uitgevoerd, met de overtrekstof 114 verbonden,waarbij een ander uiteinde 121 van de overtrekstof 114 viaeen ander klitteband kan zijn verbonden met het andere uit¬ einde 122 van de overtrekstof. Vanzelfsprekend kunnen inplaats van de getoonde klittebanden ook met ritssluitingdelenverbonden draagbanden of dergelijke worden toegepast.
Zoals eveneens uit deze weergave blijkt kan bij¬voorbeeld in de gebieden van draagbalken 123 van het draag-gestel 6 een verdere laag 124 van een vlambestendige over¬trekstof 114 zijn toegepast. Deze verdere laag 124 van devlambestendige overtrekstof 114 kan via een lijm 125 zijnverbonden met de tegen vlammen beschermende laag 112. Hier¬door wordt de tussen de draagbalk 123 en de tegen vlammenbeschermende laag 112 aangebrachte overtrekstof gespaard,aangezien de zeer meegevende tegen vlammen beschermende laag112 door de verdere laag 124 van de overtrekstof is versterkten verstijfd, zodat een sterke knikvorming in het gebied vande draagbalk 123 kan worden vermeden. Dit bewerkstelligt,dat in de hoekgebieden van de draagbalk de overtrekstof 114niet meer zo sterk slijt als zonder toepassing van eenverdere laag 124 van de overtrekstof. De toepassing van eennet of weefsel uit zeer weerstandskrachtige vezels, zoalsbijvoorbeeld glasvezels of dergelijke, zou niet tot hetzelfde resultaat leiden als de toepassing van een overtrek¬stof 114, aangezien deze materialen op zichzelf zeer stijfen breekbaar zijn, zodat het gevaar bestaat, dat de overtrek¬stof 114 tussen de draagbalk 123 en een dergelijke uit nettenof weefsels uit glasvezels of dergelijke bestaande verster-kingslaag nog sterker zou worden belast dan voorheen.
Voor het verkrijgen van een voldoende groteluchtdoorlatendheid in het gebied van de bekleding 5 kunnenhierin uitsparingen 126 zijn toegepast. Bovendien is hettevens mogelijk buisvormige openingen 127 met een diameter128, die van 0,1 tot 20, bij voorkeur 1 mm kan bedragen,zijn aangebracht. Deze openingen 127 kunnen de totale diktevan de bekleding 5 of het gebied tussen het oppervlak 117 ende uitsparing 126 doordringen. Hierdoor wordt een voldoendegrote ademingsactiviteit van de bekleding 5 gegarandeerd.
De tegen vlammen beschermende laag 112, de tussen¬laag 109 en het steunlichaam 107 zijn ter plaatse van overhet oppervlak verdeelde gebieden via een lijm 129 met elkaar verbonden.
In fig. 9 is beter zichtbaar, dat de lijmlaag 120tussen de verbindingsinrichting 115 en de tussenlaag 109plaatselijk en ruimtelijk op een afstand van elkaar zijnaangebracht, zodat de gehele elasticiteit van de tegenvlammen beschermende laag niet wezenlijk hieronder lijdt.Verder is getoond, dat in plaats van de lijmlaag 120 deverbinding tussen de verbindingsinrichting 115 en de tussen¬laag 109 door draden 130, die bijvoorbeeld de draden 111 vande tussenlaag 109 omvatten, en de verbindingsinrichting 115doordringen, kan plaatsvinden. Vanzelfsprekend is hetmogelijk, extra tussen deze draden 130, zoals eveneensschematisch is aangeduid, de tussenlaag 109 en de verbin¬dingsinrichting 115 met de lijm 125 onderling te verbinden.Verder is het tevens mogelijk in ten opzichte hiervanversprongen gebieden de verbindingsinrichting 115 met detegen vlammen beschermende laag 112 via een lijm 125 teverbinden. De aard van de verbinding tussen de verbindings¬inrichting 115, de tegen vlammen beschermende laag 112 en detussenlaag 109 kan al naar gelang de belasting verdeeld enhetzij slechts door de lijmlaag 120 of slechts door draden130 of de lijm 125 of in een gekozen combinatie plaatsvinden.
In fig. 10 is verder zichtbaar, dat de strookvor-mige verbindingsinrichting 115, die als klitteband 131 isuitgevoerd, zoals zichtbaar is ter plaatse van een aantal opafstand van elkaar gelegen gebieden is verbonden met detussenlaag 109. Voor het gedoseerd inbrengen van de lijm tervervaardiging van deze lijmlagen 120 kan de lijm in de tegenvlammen beschermende laag 112 worden geïnjecteerd, waarbijde verbinding tussen de verbindingsinrichting 115 en detussenlaag 109 door het uitoefenen van een perskracht kanplaatsvinden. Hierbij is het mogelijk de verbindingsinrich¬ting 115 resp. het klitteband 131, zoals in fig. 8 isgetoond, zo diep in de tegen vlammen beschermende laag 112te drukken, dat de overtrekstof 114 nagenoeg in het zelfdevlak over de verbindingsinrichting 115 en.de direkt aangren¬zende gebieden van de tegen vlammen beschermende laag 112kan worden gevoerd.
Vanzelfsprekend kunnen de uitsparingen 126, van welke in fig. 8 enige schematisch zijn getoond, verschillendevormgevingen bezitten, zoals bijvoorbeeld die van een cilin¬drische kegelstomp. In plaats van de cilindervormige kegel-stomp kunnen echter ook veelhoekige piramidestompen ofuitsparingen met een piramidestompvormige dwarsdoorsnedeworden toegepast. Wezenlijk is hierbij, dat, zoals uit detekening blijkt, openingen door de tegen vlammen beschermendelaag 112 en de tussenlaag 109 worden afgedekt. Een lengte eneen diameter in het gebied van de opening kunnen verschillendzijn. Door de verschillende lengte kan in de verschillendeover de bekleding 5 verdeelde gebieden een verschillendsterke ontluchting plaatsvinden. Bovendien kunnen ter plaatsevan sterk belaste gebieden, zoals bij de bekleding 5 in hetcentrale gebied, minder uitsparingen resp. uitsparingen meteen geringere diameter resp. volume worden toegepast.
De tussenlaag 109 kan door een weefsel, een net,een rooster of dergelijke worden gevormd, dat uit tegen hogetemperatuur bestendige materialen, zoals bijvoorbeeld draden110 en lil uit glas, keramisch materiaal of metaal resp.koolstof bestaat. Bovendien zijn in het opengewerkte weerge¬geven gebied, waarin de afzonderlijke lagen van de bekleding5 beter zichtbaar zijn, dié op de zijvlakken op afstand vanelkaar aangebrachte gebieden zichtbaar waarin met de lijm125 de tussenlaag 109 op het steunlichaam 107 en de tegenvlammen beschermende laag 112 op de tussenlaag 109 isvastgelijmd. Deze gebieden zijn, zoals schematisch isaangeduid, op een afstand van elkaar verdeeld op de zijvlak¬ken aangebracht, zodat de luchtdoorlaat van de bekleding 5door de lijm 125 niet wezenlijk op nadelige wijze wordt be¬ïnvloed.
De tussenlaag 109 kan bijvoorbeeld ook zijngevormd door een weefselmateriaal of weefsel, waarbij bijvoorkeur de maaswijdte, zoals bij de rooster- resp. netvormigaangebrachte draden ca. 0,5 tot 8 mm, bij voorkeur 3 mm,bedraagt.
In het algemeen moet men zich realiseren, dat voorde moeilijk ontvlambare overtrekstof verbindingen tussenkatoen en polyester, bijvoorbeeld 81% katoen en 19% poly¬ester, doch ook een overtrekstof uit 59% wol, 33% katoen en 8% polyester kunnen worden toegepast.
Het kunststofschuim waaruit het steunlichaam 107bestaat kan zijn gevormd door een koudvormschuim, dat bijvoorkeur een dichtheid tussen 15 en 60 kg/m3, bij voorkeur40 kg/m3 bezit. Dit steunlichaam is bovendien gemengd meteen poedervormig tegen vlammen beschermend middel, dat uitmelaminehars en resp. of aluminiumhydroxide of een mengselvan beide kan bestaan.
De tussenlaag 109 wordt bij voorkeur uit glas-resp. koolstofvezelmatten gevormd, die een gewicht van 150tot 350 g/m2 kunnen bezitten. Hierdoor wordt een gunstigeverhouding tussen de gewichtstoename bij de toepassing vandeze tussenlaag 109 en de tegen vlammen beschermende werkingdaarvan verkregen. Er kunnen echter ook tussenlagen 109 meteen ander gewicht worden toegepast.
Vanzelfsprekend kunnen de tegen hoge temperatuurbestendige draden resp. vezels op willekeurige wijze onder¬ling zijn verbonden. Zo kunnen het weefsel en weefsel-materiaal uit deze vezels of draden of uit dergelijke vezelsbestaande draden worden toegepast en kunnen anderzijds demeest verschillende materialen afzonderlijk of gemengd metelkaar worden totgepast, om de van buiten inwerkende vlammeneen zo hoog mogelijke weerstand gedurende lange tijd tebieden. Bij voorkeur worden als basismaterialen voor dedraden en vezels echter glas, keramisch materiaal, grafietof tege hoge temperatuur bestendige metalen toegepast.
Al naar gelang de bereikte maaswijdte bij deweefselmaterialen, weefsels, netten of roosters van de tegenhoge temperatuur bestendige vezels resp. draden ontstaat eenzogenaamde zeef werking, die verhindert, dat de vlam via dezezeef door de kleine openingen naar buiten kan treden en hier¬door wordt een direkt verbranden in het gebied van het achterde tussenlaag 109 aangebrachte steunlichaam 107 verminderd.Anderzijds kan een vlamontwikkeling in het inwendige van hetsteunlichaam niet van binnenuit op andere gebieden van deovertrekstof naar buiten grijpen, waardoor de luchttoevoerin deze gebieden voor de vlam in het steunlichaam niet kanworden vergroot en derhalve de uitbreiding van een vuur inde stoel extra wordt verminderd.
De tegen vlammen beschermende laag 112 bestaat bijvoorkeur uit een schuimkunststof met een dichtheid van ca.
20 tot 60 kg/m3. Meestal wordt een polyetherschuim toegepast.Uit dit polyetherschuim worden blokken vervaardigd en na deopschuiming worden deze in platen of stroken met de gewenstelaagdikte gesneden. Deze platen worden vervolgens doordrenktmet een vloeibaar tegen vlammen beschermend middel, waarbijals tegen vlammen beschermend middel een polyurethaan vanhet type 64 (firma Bayer) kan worden toegepast, waarvangewichtsdelen met 80 gewichtsdelen Al(OH)3 worden vermengd.Dit aluminiumoxidehydraat wordt in het polyurethaan geroerd.
Vanzelfsprekend zijn de verbindingsinrichtingen,zoals in samenhang met de bekleding 5 in het voorgaande zijnbeschreven, ook in samenhang met de bekledingen 4 overeen¬komstig fig. 1 toepasbaar.
In fig. 11 is een stoel 201 voor een voertuig,bijvoorbeeld een openbaar verkeersmiddel, zoals een tram,een spoorwegwagon of een bus weergegeven. De stoel 201 kanechter in een andere vorm eveneens voor personenwagens ofvrachtwagens worden toegepast. Deze stoel 201 bestaat uiteen draaggestel 202 en een uit meerdere lagen vervaardigdebekleding 203, die, zoals bij het weergegeven uitvoerings-voorbeeld, een zitkussen 204, een rustkussen 205 en eenhoofdkussen 206 kan omvatten. Van dit zitkussen, rugkussenen hoofdkussen 204, 205 resp. 206 kan elk uit meerdere lagenbestaan.
In fig. 12 zijn de lagen, waaruit de zit-, rug- enhoofdkussens 204 tot 206 kunnen bestaan op grotere schaalweergegeven. De bovenste laag van de bekleding 204 kan,indien vereist, zijn gevormd door een vlambestendige over-trekstof 207, die schematisch als weefsel is weergegeven. Deaard van de vervaardiging resp. vorming van de toegepasteovertrekstof is niet aan de weergegeven uitvoeringsvormgebonden en kan vrij worden gekozen. Bij voorkeur bestaateen dergelijke overtrekstof echter uit 59% wol, 33% katoenen 8% polyester. Het is echter tevens mogelijk overtrek¬stof f en uit 81% katoen en 19% polyester toe te passen.Dergelijke vlambestendige resp. vlammenremmende overtrek-stoffen zijn bekend uit de stand van de techniek en hiervoor kunnen ook willekeurige, hiervoor in aanmerking komende,niet vlambestendige overtrekstoffen worden toegepasat.
Onder de overtrekstof 207 kan indien vereist eentegen vlammen beschermende laag 208 zijn aangebracht, dieuit een kunststofschuim, in het bijzonder een polyether-schuimstof 209 kan zijn gevormd. Het ruwe materiaal van dezepolyetherschuimstof 209 kan, indien vereist, extra zijnvermengd met een vloeibaar tegen vlammen beschermend middel210, zoals in de tekening schematisch is aangeduid doorstreeplijnen.
Het is echter tevens mogelijk, dat de overtrekstofzonder tegen vlammen beschermende laag, bijvoorbeeld recht¬streeks of via een dunne verbindingslaag, bijvoorbeeld eenreeds bij ca. 80°C verwekende en als lijmlaag toegepastepolyether- of polyesterschuimlaag of een ander kunststof¬schuim of een tussenlaag 21 uit een PE- of PU-folie isopgeperst.
De verbindings- of tegen vlammen beschermende laag208 is tussen de overtrekstof 207 en de tussenlaag 211 aange¬bracht, welke door een vochtdichte afsluitfolie 212, bijvoor¬beeld een PE- resp. PU-folie wordt gevormd. Een dikte vandeze folie is voor een beter begrip buiten verhouding grootweergegeven, evenals hierin eventueel aangebrachte porie¬vormige openingen 213. Door deze porievormige openingen 213moet een "ademing” door de afsluitfolie 212 worden bereikt.Hierdoor moeten gunstige ziteigenschappen worden bereikt eneen zweetvorming bij toepassing van de bekleding door eenpersoon worden verhinderd. Anderzijds moet echter door devloeistofdichte afsluitfolie 212 worden bereikt, dat voorhet opschuimen van een uit kunststofschuim bestaand daar¬onder gelegen steunlichaam de vloeibare kunststof niet in deverbindings- resp. tegen vlammen beschermende laag 208binnentreedt en daar uithardt.
Het steunlichaam 214, dat bijvoorbeeld uit eenkoudvorm-kunststofschuim is gevormd, bezit bij voorkeur eendichtheid van 40 tot 80 kg/m3.
Verder is het, indien nodig, ook mogelijk om hetkunststofschuim met 20 tot 50 gewichtsdelen, bij voorkeurmet 35 gewichtsdelen van een poedervormig tegen vlammen beschermend middel 215 te vermengen, dat schematisch doorkleine ringen in het doorsnede-oppervlak van het steun-lichaam 214 is weergegeven. Het tegen vlammen beschermendemiddel 215 bestaat uit een poeder uit melaminehars en resp.of aluminiumhydroxide en resp. of amonpolyfosfaat.
Het steunlichaam 214 wordt bij voorkeur recht¬streeks op de afsluitfolie 212 geschuimd, waardoor een vasteverbinding tussen deze en het steunlichaam 214 wordt vervaar¬digd.
Uit de weergave volgens fig. 12 blijkt verder, datin het steunlichaam 214 uitsparingen 216 zijn aangebracht.Deze uitsparingen 216 doordringen het steunlichaam 214 enstrekken zich ongeveer evenwijdig aan een door een pijl 217aangeduide belastingsrichting uit. De uitsparingen 216 zijnin het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld als cilindrischekegelstompen uitgevoerd, waarbij een kleiner dwarsdoorsnede-oppervlak 218 naar de tussenlaag 211 is toegekeerd, terwijleen groter dwarsdoorsnede-oppervlak 219 is toegekeerd naarhet tegenover gelegen oppervlak van het steunlichaam 214.Ongeveer corresponderend met het dwarsdoorsnede-oppervlak218 van de uitsparing 216 is in de tussenlaag 211 eenopening 220 aangebracht. Hierdoor worden de holtes resp.open cellen in de verbindings- resp. tegen vlammen bescher¬mende laag 208 of in de overtrekstof 207 rechtstreeksverbonden met een inwendige ruimte 221 van de uitsparingen216.
Zoals in fig. 13 is getoond strekken de uitsparin¬gen 216, zowel in het zitkussen 204 alsmede in het rugkussen205, zich ongeveer evenwijdig aan de telkens door de pijl217 aangeduide belastingsrichting uit. Zoals verder uit dezeweergave blijkt, in welke het zitkussen 204 en het rugkussen205 in hun inbouwstand op het draaggestel 202 zijn getoond,strekken de uitsparingen 216 zich vanaf de naar elkaartoegekeerde einden 222, 223 van het zitkussen 204 en hetrugkussen 205 in de richting van de op een afstand vanelkaar gelegen einden telkens slechts over een lengte 224van het zitkussen 204 resp. het rugkussen 205 uit. De lengte224 is hierbij tussen 25 en 50% van een totale lengte 225van het zitkussen 204 resp. het rugkussen 205.
Bij voorkeur zijn behalve in de door de lengte 224begrensde gebieden voor de rest in de steungebieden 214 geenuitsparingen 216 aangebracht. Vanzelfsprekend is het echtertevens mogelijk, in de overige gebieden van het zitkussen204 resp., rugkussen 205 uitsparingen 216 aan te brengen,waarbij echter het aantal daarvan resp., hun dwarsdoorsnede-oppervlak aanzienlijk geringer kan zijn, dan in dit gebied.Wanneer dienovereenkomstig te werk wordt gegaan kan namelijkook dan, wanneer over de lengte 224 een groot aantal uitspa¬ringen voor een betere ventilatie van de zeer sterk belastegebieden van de stoel 201 is aangebracht, een voldoendegrote zijdelingse stabiliteit van het zit- resp. rugkussen204, 205 worden bereikt.
In fig. 14 is aan de hand van een doorsnede doorhet zitkussen 204 nog getoond, dat de tussen de overtrekstof207 en de tussenlaag 211 aangebrachte verbindings- resp.tegen vlammen beschermende laag 208 uit een kunststofschuimmet overwegend open cellen - dus een sponsvormige kunststofen derhalve een zachte schuimstof - kan bestaan. Teneindehet tegen vlammen beschermende gedrag van deze direkt onderde overtrekstof 207 aangebrachte kunststof indien nodigovereenkomstig te verbeteren, kan de tegen vlammen bescher¬mende laag 208, die bij voorkeur uit polyetherschuimstof 209met een dichtheid van 15 tot 35 kg/m3 bestaat en een diktevan 3 tot 8 mm bezit, zijn doordrenkt met een vloeibaartegen vlammen beschermend middel 226. Teneinde de werkingvan dit tegen vlammen beschermende middel beter te kunnentoelichten werd in het gebied van het doorsnede-oppervlak deopen-celstructuur, die het best met een ruimtelijk vakwerkkan worden vergeleken, schematisch weergegeven. Door hetdoordrenken wordt deze celstructuur, dus de het ruimtelijkvakwerk vormende bruggen, aan alle zijden bedekt met hettegen vlammen beschermende middel 226. Hierdoor wordt hetbrandgedrag reeds tijdens de eerste fase van een vlamin-werking verbeterd. Daar komt nog bij, dat zelfs bij eenvernieling van deze uit tegen vlammen beschermende middelen226 bestaande beschermingslaag ook in de de celstructuurvormende kunststof, zoals reeds in fig. 12 is toegelicht,een vloeibaar tegen vlammen beschermend middel is gemengd, dat reeds aanwezig is in het opgeschuimde materiaal. Door decombinatie van deze beide tegen vlammen beschermende middelenwordt bereikt, dat niet slechts het brandgedrag, doch vooralook de rookontwikkeling en de rookgasdichtheid bij de vlam-ontwikkeling gericht kan worden gecontroleerd.
Ook het steunlichaam 214 bestaat uit een kunststof,die overwegend open cellen 227 bezit. Ook in een dergelijk,overwegend van open cellen 227 voorzien kunststofmateriaalzijn tussendoor enkele gesloten cellen 228 toegepast.
Dit kunststofmateriaal kan bovendien zijn gemengdmet in het ruwe materiaal voor het opschuimen gemengde vastetegen vlammen beschermende middelen 215, teneinde het brand¬gedrag en ook de rookgasvorming dienovereenkomstig te beïn¬vloeden. De kunststof van het steunlichaam 214 is echterniet week-elastisch doch hard.
Daar komt bij, dat door het bijmengen van ditpoedervormige tegen vlammen beschermende middel ook hetafdruipgedrag van de kunststofschuim tijdens de vlaminwerkingzodanig kan worden beïnvloed, dat dit niet brandend afdruipten derhalve een secundaire ontsteking van onder de stoelgeplaatste stoffen of materialen op betrouwbare wijze wordtverhinderd.
Een verdere belangrijke en voordelige eigenschapvan deze materiaalcombinatie ligt in het feit, dat hetpolyetherschuim van de tegen vlammen beschermende laag 208voor de op zichzelf moeilijk ontvlambare overtrekstof 207geen pitwerking kan uitoefenen, dus niet telkens opnieuw totnieuwe ontstekingen kan leiden, aangezien op grond van dedoordrenking van de tegen vlammen beschermende laag 208 methet vloeibare tegen vlammen beschermende middel 226 geendoorleiding van de vlammen mogelijk is.
Een basismateriaalmengsel voor de vervaardigingvan een kunststofschuim voor de tegen vlammen beschermendelaag 208 kan bijvoorbeeld uit 100 gewichtsdelen standaard-polyol, 43 gewichtsdelen TDI 820, 11 gewichtsdelen TDI 6535(bijvoorbeeld van de firma Bayer), uit 0,12 gewichtsdelentertiaire amines, 1,20 gewichtsdelen stabilisatoren, 0,4gewichtsdelen 10/2 octaat en 8 gewichtsdelen vloeibaar tegenvlammen beschermend middel bestaan. Een dergelijk kunststof- schuim wordt bij voorkeur als blok vervaardigd en na hetopschuimen in platen of stroken met de gewenste laagdiktegesneden, waarbij als laagdikte voor de tegen vlammenbeschermende laag een dikte van 3 tot 8 mm in aanmerkingkomt.
De platen voor de tegen vlammen beschermende laag208 bezitten een dikte van 3 tot 8 mm. De platen voor de ver-bindingslaag ongeveer 1 tot 3 mm. De tegen vlammen bescher¬mende laag 208 kan ook worden doordrenkt met een vloeibaartegen vlammen beschermend middel, waarbij na het doordrenkenvan de platen deze perswalsen doorlopen, om een gelijkmatigeverdeling van het vloeibare tegen vlammen beschermende middel226 over het oppervlak van de celstructuur te verkrijgen.
Wanneer de verbindings- resp. tegen vlammen be¬schermende laag 208 met het steunlichaam 214 een ééndeligsandwichelement vormt, is tussen deze een doorlopende vocht-dichte tussenlaag 211, zoals bijvoorbeeld de weergegevenafsluitfolie 212, vereist. In dit geval wordt namelijk deverbindings- resp. tegen vlammen beschermende laag 208 metof ook zonder de overtrekstof 207 en de door een doorlopendedichte afsluitfolie 212 gevormde tussenlaag 211, die onder¬ling zijn verbonden of op elkaar zijn geperst, in deze vormtoegepast.
Op deze tussenlaag 211, die is toegekeerd naar deholle vormuimte, wordt het steunlichaam 214 geschuimd. Omthans een voldoende grote luchtdoorstroming door het zitkus¬sen 204 in de belastingsrichting - pijl 217 - mogelijk temaken resp. te garanderen, worden bij de vervaardiging vanhet steunlichaam 214 uitsparingen 216 gevormd. Deze uitspa¬ringen kunnen, zoals schematisch is aangeduid, kegelstompenof piramidestompen of cilinders omvatten. De dichte afluit-folie 212 is derhalve vereist om bij het opschuimen van hetsteunlichaam te verhinderen, dat de kunststof in de vloeibarefase in de open cellen van de tegen vlammen beschermendelaag 208 binnendringt en in deze open cellen reageert, waar¬door het dempingsgedrag en verder ook de weerstand tegen eenvlaminwerking nadelig zou worden veranderd. Om thans echtereen voldoende grote luchtdoorstroming van bijvoorbeeld 30liter per minuut bij atmosferische druk te verkrijgen en de overeenkomstige elasticiteit van de tegen vlammen bescher¬mende laag 208 te garanderen alsmede een zweetvorming bijhet zitten op het zitkussen 204 te vermijden, worden deinwendige ruimten 221 van de uitsparingen 216 verbonden metde open cellen 227 resp., de uit deze cellen bestaandeholtes in de verbindings- resp. tegen vlammen beschermendelaag 208 resp. de overtrekstof 207. Dit geschiedt thansbijvoorbeeld, zoals zeer vereenvoudigd en schematisch envoor een beter begrip van de uitvinding gedeeltelijk ook quagrootte sterk verwrongen is weergegeven, hierdoor, dat in deuitsparingen 216 verhittingsstaven 229, waarin bijvoorbeeldeen elektrische verhittingsspiraal 230 is ingebouwd, wordeningevoerd. Door de hitte-inwerking wordt ten minste in detussenlaag 211 een opening 220 gebrand resp. wordt het kunst-stofmateriaal van de tussenlaag 211 weggesmolten. Hierdoorwordt een rechtstreekse doorgang van buitenlucht 231 in decellen 227 resp. de overtrekstof 207 bereikt en wordt hetademingsgedrag resp. het zitklimaat van het zitkussen 203aanzienlijk verbeterd. Zoals in het onderhavige uitvoerings-voorbeeld is getoond correspondeert een dwarsdoorsnede vande opening 220 in hoofdzaak met de dwarsdoorsnede van hetnaar de tussenlaag 211 toegekeerde dwarsdoorsnede-oppervlak218 van de uitsparingen 216. Het is echter tevens mogelijk,dat de openingen 220 in de tussenlaag 212 kleiner zijn danhet dwarsdoorsnede-oppervlak 218 van de uitsparingen 216. Omin ieder geval een goede luchtdoorlatendheid ook door deverbindings- resp. tegen vlammen beschermende laag 208 moge¬lijk te maken, kan het zitkussen 204 na het opschuimen vanhet steunlichaam 204 met naalden worden bewerkt. D.w.z. datin de belastingsrichting - pijl 217 - in fig. 14 schematischweergegeven naalden 232, die worden verhit en een diametervan 0,5 tot 5 mm kunnen bezitten en bij voorkeur tot eentemperatuur van 120eC tot 160eC zijn verhit, door de over¬trekstof 207 en de tegen vlammen beschermende laag 208 als¬mede de tussenlaag 211, bij voorkeur tot in het steunlichaam214 worden doorgestoken, zoals met. streeplijnen schematischin fig. 14 is aangeduid. Het is onder andere tevens mogelijk,dat een aantal dunne naalden 232 wordt toegepast, welkezodanig zijn gepositioneerd, dat zij telkens in de buurt van de openingen 220 de tegen vlammen beschermende laag 208doorsteken. Hierdoor moet een rechtlijnige luchtbeweging metzo weinig mogelijk weerstand tussen een zitvlak 233 van hetzitkussen en een onderzijde daarvan worden gecreëerd.
Verder is echter gebleken, dat een ontluchting enventilatie van het zitkussen 233 vooral dan kan wordenverbeterd, wanneer in het steunlichaam 214 ook evenwijdigaan het zitvlak 233 lopende uitsparingen 234 zijn toegepast.Deze kunnen zich bijvoorbeeld vanaf de zijvlakken van hetzitkussen resp. rugkussen in het centrale gebied daarvanuitstrekken. Aangezien dergelijke openingen in de belastings-richting - pijl 217 - slechts een met de diameter resp. deopeningsdwarsdoorsnede corresponderende breedte bezitten,die meestal aanzienlijk kleiner is, dan de dikte van hetsteunlichaam 214, kan de uitsparing 234 onder belasting toteen aanzienlijk geringere dwarsdoorsnede dan de normaledwarsdoorsnede worden samengedrukt, waardoor de hierinaanwezige lucht via de zijvlakken naar buiten kan wordengeperst.
Door de toepassing van een verhittingsstaaf 229 ishet ook hier mogelijk, overigens via de lengte-uitstrekkingvan de uitsparing 234, om de tussenlaag 211 bijvoorbeelddoor het wegsmeltén of dergelijke te verwijderen. Vanzelf¬sprekend is het echter ook mogelijk, in plaats van de verhit-tingsstaven 229 overeenkomstig roterende werktuigen, zoalsfrezen of knijpwerktuigen toe te passen, waarmee de tussen¬laag 211 in het gebied van de uitsparingen 216 resp. 234 kanworden verwijderd.
In het kader van de uitvinding is het echter tevensmogelijk, dat de zitkussens 204 resp. rugkussens 205 in derichting van hun totale lengte van uitsparingen 216 resp.
234 kunnen zijn voorzien. Vooral, wanneer dergelijke even¬wijdig aan de totale lengte 225 lopende uitsparingen 234zijn toegepast, is het van voordeel gebleken, wanneer dezeaan de naar het rugkussen 205 toegekeerde frontale zijdeuitmonden, waarbij het dan van voordeel is, wanneer hetrugkussen 205 op het zitkussen 204 ligt. Dan kan de door debewegingen op de stoel verdrongen lucht door de uitsparingen234 ongehinderd naar achteren uitstromen, terwijl zij in de tegenovergestelde richting door de onderbenen of onder destoel geplaatste tassen of dergelijke in het uitstromen kanworden gehinderd.
In fig. 15 is op vereenvoudigde schematische wijzeeen zitkussen 235 getoond, waarbij een tegen vlammen bescher¬mende laag 208 via een tussenlaag 211 met een steunlichaam214 tot een sandwichelement is verbonden. Om thans een vol¬doende grote doorstroming met buitenlucht 231 - schematischdoor gegolfde pijlen aangeduid - te verkrijgen, is weerge¬geven, dat de uitsparingen 216 verschillende dwarsdoorsnede-vormen kunnen bezitten. Zo is het mogelijk, dat zij, zoalsaan de hand van een uitsparing 236 is getoond, zich cilinder¬vormig uitstrekken of dat zij bijvoorbeeld als een kegelspits toelopen. Vooral in samenhang met een uitsparing 237is getoond, dat de uitsparing in de belastingsrichting -overeenkomstig pijl 217 - sterk wisselende dwarsdoorsnedeskan bezitten. Zo is het mogelijk, om in het onderste gebiedvan het steunlichaam 214 een uitsparing 237 met een aanzien¬lijk grotere dwarsdoorsnede toe te passen, terwijl eendaarop aansluitende uitsparing 238 slechts een fractie vanhet dwarsdoorsnede-oppervlak bezit. Deze uitsparing 238strekt zich dan vanaf de uitsparing 237 met grotere dwars¬doorsnede tot in het gebied van de tegen vlammen beschermendelaag 208 uit resp. doordringt deze, zodat een rechtstreekseverbinding tussen de in de tegen vlammen beschermende laag208 aangebrachte luchtgeleidingskanalen resp. holtes en deuitsparing 237 wordt gecreëerd. Door de toepassing van eenrelatief korte uitsparing 238 met een geringe dwarsdoorsnedewordt bij bewegingen van de gebruiker op de zitting eenrelatief hoge luchtsnelheid bereikt en ontstaat in de direktdaarop aansluitende uitsparing met een grotere dwarsdoor¬snede, die naar beneden open is, een betere uitwisselingtussen de verbruikte lucht en de nieuw toe te voeren buiten¬lucht 231, zodat bij een daarop volgende ontlasting van hetzitkussen 235 ook in dit geval een bepaald aandeel aan verselucht kan toestromen.
In fig. 16 is een tweezitsbank 239 met twee stoelen240, 241 weergegeven. Elke stoel 240, 241 bestaat uit eenzitkussen 204 voor een zitvlak en een rugkussen 205 voor een rugleuning. De bekleding 204 en de bekleding 205 van debeide stoelen 240 en 241 zijn identiek, doch gespiegeld,uitgevoerd. Zij kunnen echter ook voor een éénpersoons-stoelof een meerzitsbank worden toegepast. Bovendien kan een stoel> 240 of 241 ook uit een enkele of een aantal bekledingenbestaan.
De bekledingen 204 en 205 worden in een in zijnalgemeenheid met 202 aangeduid draaggestel geplaatst. Hetdraaggestel kan ook elke willekeurige andere vorm bezitten.
In fig. 17 en 18 is een rugkussen 205 voor derugleuning op grotere schaal en gedeeltelijk in doorsnedeweergegeven. Het kussen 205 omvat een steunlichaam 214, datbij voorkeur uit een koudvormschuim bestaat en wordt vervaar¬digd in een met de gewenste uitwendige afmetingen van hetsteunlichaam 214 corresponderende vorm. Het bestaat uit eenelastisch opencellig kunststofschuim. Bij voorkeur is hetééndelig uitgevoerd. Het kunststofschuim kan, zoals schema¬tisch door kleine strepen in het gebied van de arcering isaangeduid, zijn vermengd met een poedervormig tegen vlammenbeschermend middel 215, bijvoorbeeld melaminehars en resp,of aluminiumhydroxide. Op de bovenzijde van het steunlichaam214 is een tussenlaag 242 uit rooster- resp. netvormig aange¬brachte tegen hoge temperatuur bestendige draden 243 en 244aangebracht. Deze tussenlaag 242 wordt bedekt door een tegenvlammen beschermende laag 208, die op de van het steunlichaam214 afgekeerde zijde van de tussenlaag 211 is aangebracht.Deze tegen vlammen beschermende laag 208 is, zoals opnieuwdoor strepen in de arcering is aangeduid, doordrenkt met eenvloeibaar tegen vlammen beschermend middel 226. Het vloeibaretegen vlammen beschermende middel 226 is bijvoorbeeldchloor-, broom- of fosforhoudend. Van voordeel is het,wanneer het vloeibare tegen vlammen beschermende middel isvermengd met aluminiumoxidehydraat, waarvan de korrelgrootte-verdeling bij voorkeur tussen 0,2 en 110 fm bedraagt. Dezetegen vlammen beschermende laag 208 bestaat bij voorkeur uiteen polyether, waarbij, de.schuimkunststof een gedeelte vaneen kunststofschuimblok vormt, dat achteraf wordt doordrenktmet een vloeibaar tegen vlammen beschermend middel. De tegenvlammen beschermende laag 208, tussenlaag 211 en het steun- lichaam 214 zijn ter plaatse van over het oppervlak verdeel¬de gebieden via een lijm 245 onderling verbonden. De tegenvlammen beschermende laag 208 wordt op de van het steun-lichaam 214 afgekeerde zijde bedekt met een moeilijk ontvlam¬bare overtrekstof 207.
Uit fig. 18 blijkt beter, dat in het steunlichaam214 uitsparingen 234 zijn aangebracht. Deze uitsparingen 234strekken zich in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld vanafde zijvlakken 246 uit in de richting van het midden van debekleding. De uitsparingen 234 zijn bij het onderhavigeuitvoeringsvoorbeeld gevormd door cilindrische kegelstompen.De vorm van de uitsparingen 234 kan hierbij echter vrijworden gekozen. Zo kunnen in plaats van de cilindervormigekegelstomp ook veelhoekige piramidestompen of uitsparingenmet een piramidestompvormige dwarsdoorsnede worden toege¬past. Hierbij is het van voordeel, dat, zoals uit de tekeningblijkt, openingen 247 door de tegen vlammen beschermendelaag 208 en de tussenlaag 211 zijn bedekt. Een lengte 248 eneen diameter 249 in het gebied van de opening 247 kunnen,zoals eveneens uit de tekening blijkt, onderling verschillen.Door de verschillenmde lengte kan in de verschillende overde bekleding 205 verdeelde gebieden een verschillende ont-luchting plaatsvinden. Bovendien kunnen in sterker belastegebieden, zoals bij het rugkussen 205 in het centralegebied, minder uitsparingen 234 resp. uitsparingen met eengeringere diameter 249 resp. volume worden aangebracht. Delengte 248 van de uitsparingen 234 zal bijvoorbeeld in hetnaar het zitvlak 234 toegekeerde gebied geringer zijn daneen lengte 250 in het gebied van een rugvlak 251. Daar komtbij, dat de uitsparingen 234 zich telkens slechts over eengedeelte van een steunlichaambreedte 252 uitstrekken.
Hierbij is het echter tevens mogelijk in plaats van de in defig. 17 en 8 getoonde uitsparingen 234 uitsparingen toe tepassen, die zich over een gehele steunlichaambreedte 252vanaf één zijvlak 246 naar het andere zijvlak uitstrekken.
In fig. 19 is een zitkussen 204 getoond, dat eenzitvlak 233 bezit. Bij dit zitkussen 204 is bij voorkeur hetzitvlak 233, echter ook het rugvlak 251 en de zijvlakken246, voorzien van de tussenlaag 211, die is gevormd uit een net, dat uit tegen hoge temperatuur bestendige materialen,zoals bijvoorbeeld draden uit glas, keramisch materiaal ofmetaal resp. koolstof of een vochtdichte afsluitfolie kanbestaan. Bovendien zijn in het opengewerkt weergegevengebied, waarin de afzonderlijke lagen van het zitkussen 204beter zichtbaar zijn, dié op het zijvlak 246 op een afstandvan elkaar gelegen gebieden te zien, waarin met de lijm 245de tussenlaag 211 op het steunlichaam 214 en de tegen vlammenbeschermende laag 208 op de tussenlaag 211 zijn gelijmd.
Deze gebieden zijn, zoals schematisch is aangeduid, op eenafstand van elkaar verdeeld over de zijvlakken 246 aange¬bracht, zodat de luchtdoorlaat van het zitkussen 204 door delijm 245 niet essentieel nadelig wordt beïnvloed. Ter beves¬tiging van de overtrekstof 207 kan op het rugvlak van hetzitkussen 204 een klitteband zijn aangebracht.
Zoals verder uit fig. 19 blijkt is in het gebiedvan een centraal zitvlak 253 van het zitkussen 204, waaropbijvoorbeeld het zitvlak van een gebruiker rust, een metalensteuninrichting 254, bijvoorbeeld een veerkern 255 uitstaaldraad in het steunlichaam 214 geschuimd. Een bovenvlak256 van de veerkern 255 is hierbij op een afstand 257, diebij voorkeur tussen 0,5 en 70 mm kan bedragen, van een boven¬zijde van het steunlichaam 214 resp. de tussenlaag 211aangebracht. Door de bedekking van het bovenvlak 256 metkunststofschuim van het steunlichaam 214 moet in samenhangmet de zeer elastische tegen vlammen beschermende laag 208voldoende zitcomfort worden geboden, zodat ook bij hetgebruik van het zitkussen 204 door een zeer zware persoonhet zitcomfort daarvan niet wordt beïnvloed resp. dezepersoon niet rechtstreeks op de metalen delen van deveerkern 255 zit. Een basisvlak 258 van de veerkern isdaarentegen nagenoeg in één vlak met een onderzijde van hetsteunlichaam 214 resp. de tussenlaag 211 aangebracht. Hier¬door wordt bij toepassing van zitkussens 204, waarbij hetsteunlichaam 214 aan alle zijden door een tussenlaag 211 enaen tegen vlammen beschermende laag 208 is omhuld, bereikt,iat de van de veerkern 255 stammende belastingen gelijkmatigjver de tussenlaag 211 worden verdeeld. Bij zitkussens 204resp. rugkussens 205 waarbij in het gebied van het rugvlak 251 daarvan geen tussenlaag 211 resp. geen tegen vlammenbeschermende laag 208 is aangebracht, bezit dit als voor¬deel, dat de veerkern 255 resp. het basisvlak 258 daarvanrechtstreeks op een draaggestel 202 kan steunen. Zoals aande hand van dit uitvoeringsvoorbeeld verder is getoond en indetail aan de hand van de doorsnedeweergaven nog wordt toege¬licht, is ook bij een dergelijke vormgeving van een zitkussen204 met een veerkern 255 de toepassing van uitsparingen 216resp. 234 mogelijk. Zoals in grote lijnen uit deze weergaveblijkt kunnen deze uitsparingen 216 loodrecht op het rugvlak251 van het kussen 204 of ook evenwijdig hieraan alsmedeloodrecht op het zijvlak 246 alsmede evenwijdig daaraanverlopen.
In fig. 20 is de uitstrekking van de uitsparingen216 resp. 234 in detail weergegeven. Uit deze weergave blijktonder andere, dat de uitsparingen 259, 260, 261 zich ookdoor het inwendige van de veerkern 255 resp. de steuninrich-ting 254 kunnen uitstrekken. Deze steuninrichting 254 kanbijvoorbeeld ook door geschikt gevormde veerinrichtingen uitkunststof of bladveerelementen of geschikt gevormde rubberenveerelementen zijn gevormd.
Zoals blijkt, kunnen de uitsparingen 259 en 260zich loodrecht op een basisvlak 258 van de veerkern 255 uit¬strekken. Zij lopen in het inwendige tussen de door spiraal-veerelementen gevormde veerkern 255 door en eindigen bijvoor¬beeld zoals de uitsparingen 259 in gebieden boven het boven¬vlak 256 van de veerkern 255. Aan de hand van de uitsparingen260, 261 is verder getoond, dat zich uitsparingen 260 met eengrotere dwarsdoorsnede tot ongeveer in het centrale gebiedvan de veerkern 255 kunnen uitstrekken, waarop vervolgensuitsparingen 261 met een geringere dwarsdoorsnede aansluiten,die zich bijvoorbeeld door de tussenlaag 211 tot in hetgebied van een tegen vlammen beschermende laag 208 uitstrek¬ken. Hierdoor wordt gegarandeerd, dat de boven de veerkern255 gelegen laag van het steunlichaam 214, die door de groteweerstand, welke de veerkern 255 opbrengt tegen een vervor¬ming in belastingsrichting — pijl 217 -, sterker wordt samen¬gedrukt, niet al te zeer wordt verzwakt, maar desondanks eenrelatief hoge luchthoeveelheid door deze uitsparingen 261 en de bij het gebruik van de stoel door een persoon bereiktehoge luchtuitwisseling een betere ventilatie van het zitvlak233 kan worden bereikt. Deze verbeterde ventilatie wordt ooknog door de uitsparingen 234 bereikt, die zich evenwijdigaan het zitvlak 233, echter loodrecht op de zijvlakken 246uitstrekken. Deze uitsparingen kunnen zich vooral, zoals metstreeplijnen is aangeduid, ook tot ver in het gebied bovende steuninrichting 254 resp. de veerkem 255 uitstrekken,zodat ook in zijdelingse richting, in welke, zoals reeds aande hand van de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden nader werdtoegelicht, de luchttransport nog sterker uitvoerbaar is,kan worden bereikt. De geringe diameter vergeleken bij dedikte van het steunlichaam 214 leidt tot een pompwerking,die overeenkomstig een membraanpomp functioneert, doordat deuitsparingen 234 nagenoeg geheel worden samengedrukt enhierbij de verbruikte warme lucht in de richting van dezijvlakken 246 wordt uitgestoten, terwijl bij een geringeontlasting van het zitvlak 233 in de omgekeerde richting tenminste in de uitsparingen 234 verse lucht wordt aangezogen.Door het feit, dat bij het samendrukken van de uitsparing234, en dit geldt in het bijzonder ook voor de uitsparingen261, een relatief hoge luchtdruk door pompwerking ontstaat,kan de lucht ook door de holtes resp. open cellen van detegen vlammen beschermende laag 208 alsmede de holten vaneen tussenlaag 211 worden gedrukt. Wanneer een oppervlak vanhet steunlichaam 214 bovendien is omgeven door een vloeistof-resp. vochtdichte tussenlaag 211, moet deze in het gebiedvan de uitsparingen 234 worden geopend, zodat een overeen¬komstige luchtuitwisseling door deze afsluitfolie heen kanworden gegarandeerd.
In fig. 21 is verder getoond, dat de uitsparingenin een ander dwarsdoorsnedegebied van het zitkussen 204anders kunnen lopen resp. een groter dwarsdoorsnede-oppervlaken een groter aantal van dergelijke uitsparingen 234 resp.
216 kunnen zijn toegepast. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld iszerder in afwijking tot het in fig. 19 getoonde weergegeven,Jat de tegen vlammen beschermende laag 208 en de tussenlaag211 zich slechts tot in het gebied van de zijvlakken 246 vaniet zitkussen 204 uitstrekken. Een onderzijde van het steun- lichaam 214 ligt hierbij hetzij op de tussenlaag 211, diedoor een geschikt zeer sterk draad- of glasweefsel, weefsel-materiaal of een rooster kan zijn gevormd of onder weglatingvan deze tussenlaag 211 rechtstreeks op dragers van hetdraaggestel ligt. Om een grotere sterkte en vooral eengrotere weerstand tegen beschadigingen van het steunlichaam214 te bereiken, is het bovendien tevens mogelijk, dat inplaats van de tussenlaag 211 of in aanvulling hierop hetrugvlak 251 van het zitkussen 204, zoals met streeplijnenextra is weergegeven, kan zijn overtrokken met overtrekstof207.
In fig. 22 is aan de hand van een benedenaanzichtvan het zitkussen 204 overeenkomstig de fig. 19 tot 11 eenmogelijke verdeling van de uitsparingen 216 resp. 234 en259, 260, 261 in samenhang met een steuninrichting 254, diedoor een veerkern 255 is gevormd, weergegeven. Bij dezeweergave blijkt, dat naast de door de veerkern 255 bereikteverstijving van het centrale zitvlak 253 dat, zoals metstreeppuntlijnen is weergegeven, door het zitvlak en de naarhet zitkussen 204 toegekeerde zijde van de bovenbenen isgevormd, het aantal uitsparingen 216, 234, 259, 260, 261groter is dan in de overige gebieden. Hierdoor moet in dezezowel door lichaamsuitwasemingen als ook door het gewichtbelaste gebieden een overeenkomstige luchtuitwisseling endoor het mede toepassen van de steuninrichting 254 tevenseen hoge levensduur van het zitkussen 204 worden bereikt.Tegelijkertijd wordt hierdoor echter tevens een gewichtsver-mindering van het zitkussen 204 bereikt, aangezien in datgebied, waarin de veerkern is aangebracht, door de toepassingvan een groter aantal uitsparingen 216, 234, 259, 260 en 261op gewicht wordt bespaard bij het uit kunststofschuim be¬staande steunlichaam 214. Wanneer deze gewichtsbesparingniet voldoende is om het extra gewicht van de veerkern 255op te vangen kunnen bijvoorbeeld ook in de zijvlakken 246uitsparingen 262 worden toegepast, die dan voornamelijk voorde gewichtsvermindering ..dienen en slechts, onbelangrijke ver¬beteringen van het "zitklimaat" van een dergelijk zitkussen204 met zich meebrengen.
Vanzelfsprekend is een veerkern 255 resp. een over- eenkomstig uitgevoerde steuninrichting 254 ook toepasbaarbij die stoelen, waarbij de tussenlaag 211 door een vocht-resp. vloeistofdichte afsluitfolie 212 is gevormd. In ditgeval moet dan door de aan de hand van de fig. 11 tot 5i beschreven maatregelen resp. werkwijze worden gegarandeerd,dat na het rechtstreeks opschuimen van het steunlichaam 214op de afsluitfolie 212 een voldoende grote luchtdoorlaat inde richting van de overtrekstof 207 resp. de tegen vlammenbeschermende laag 208 wordt veroorzaakt. Dit kan, zoalsreeds in het voorgaande is toegelicht, geschieden door hetopsmelten resp. affrezen van de tussenlaag 211. Wanneernaast deze vloeistof- resp. vochtdichte afsluitfolie 212bovendien een uit zeer sterke vezels bestaande afsluitfolieis toegepast, kan ook deze in de buurt van de doorbraken metgrotere openingen, bijvoorbeeld door het uitsnijden of af¬scheiden van afzonderlijke veren of roosterdelen, wordenverwijderd teneinde een hogere luchtdoorlaat in de richtingvan de in de uit opencellig kunststofschuim bestaande tegenvlammen beschermende laag 208 gevormde holtes te bereiken.
In de fig. 23 tot 25 zijn verdere uitvoeringsvormenvolgens zitkussen 204 weergegeven, waarbij voor de beschrij¬ving daarvan voor overeenkomstige delen de zelfde referentie-cijfers als bij de voorafgaande figuren werden toegepast.
Het zitkussen volgens fig. 23 bestaat opnieuw uiteen vlambestendige overtrekstof 207, een tegen vlammen be¬schermende laag 208, een tussenlaag 211 alsmede een steun¬lichaam 214. De vlambestendige overtrekstof 207 is doormiddel van een lijm 245 op een rugvlak 251 van het zitkussen204 met de tegen vlammen beschermende laag 208 verbonden,terwijl het naar het zitvlak 233 toegekeerde deel van deovertrekstof 207 via klitteband 263 uitwisselbaar isaangebracht.
In het inwendige van het door een met vaste tegenvlammen beschermende middelen vermengd kunststofschuimvervaardigd steunlichaam 214 is als steuninrichting 254 eenveerkern 255 ingeschuimd. Terwijl bij de in -het voorgaandebeschreven uitvoeringsvormen het kunststofschuim van hetsteunlichaam 214 de veerkern 255 geheel doordringt, is bijde onderhavige uitvoeringsvorm de steuninrichting omgeven met een kunststoffolie 264 resp. door deze omhuld. De kunst-stoffolie 264 is luchtdicht alsmede luchtdicht samengelast,zodat zij met de daarin ingebedde steuninrichting 255 alsluchtkussen 265 werkt. Bij een belasting van de steuninrich¬ting 254 resp. de veerkern 255 wordt de lucht in het lucht¬kussen 265 gecomprimeerd, waarbij de stoel na ontlasting,niet op de laatste plaats door de werking van de veerkern255, opnieuw terugkeert in zijn oorspronkelijke stand. Hetvoordeel van deze uitvoeringsvorm is vooral gelegen in hetfeit, dat een geschikt luchtvolume in het steunlichaam 214wordt verschaft, zodat het zitkussen 204 in beperkte mateals drijflichaam kan worden toegepast. Hierbij is hetslechts van belang, dat de opwaartse kracht van het zitkus¬sen 204 zo groot is, dat een in het water drijvend persoonvoldoende drijfvermogen verkrijgt om zich boven water tehouden.
In fig. 24 is een andere uitvoeringsvariant vaneen zitkussen 204 getoond, die eveneens kan zijn voorzienvan een veerkern 255. Om een overeenkomstige opwaartsekracht van het zitkussen 204 bij toepassing als hulpdrijf-lichaam mogelijk te maken, zijn in dit geval in het gebiedvan de bovenbenen van de gebruiker drijflichamen 266 inge¬schuimd. Deze drijflichamen kunnen bijvoorbeeld uit styro-poor, polyethyleenschuim of elk ander, een hoge opwaartsekracht opwekkend materiaal bestaan. Het voordeel van hetpolyethyleenschuim is gelegen in het feit, dat dit bovendienelastisch is.
In fig. 25 is een andere uitvoeringsvorm van eenzitkussen 204 getoond, dat overeenkomstig het zitkussenvolgens fig. 23 is opgebouwd en een vlambestendige overtrek-stof 207, een tegen vlammen beschermende laag 208, een tus¬senlaag 211 en een uit kunststofschuim bestaand steunlichaam214 omvat. In het steunlichaam is ter verhoging van delevensduur en voor het veranderen van de veerkarakteristiekeen steuninrichting 254, bijvoorbeeld een veerkern 255,aangebracht. Om thans de veerkarakteristiek aan bepaaldevoorwaarden te kunnen aanpassen is een hoogte 267 van desteuninrichting 254 tussen een basisvlak 258 en eenbovenvlak 256 in een in het steunlichaam 214 ingeschuimde stand kleiner dan een dikte 268 van de steuninrichting 254resp. de veerkern 255 in ontspannen toestand. Deze voorspan-ning wordt bereikt door het feit, dat het basisvlak 258 enhet bovenvlak 256 via spanelementen 269 op afstand vanelkaar zijn gehouden, van welke spanelementen de loodrechtop het basisvlak 258 lopende lengte kleiner is dan de dikte268 van de veerkern 255 in onbelaste toestand. Hierdoor ishet mogelijk de steuninrichting 254 resp. de veerkern 255 inelke gewenste mate voor te spannen, zodat de veerkarakteris-tiek van een zodanig zitkussen 204 op willekeurige wijze kanworden veranderd.
In dit uitvoeringsvoorbeeld is verder getoond, dathet bovenvlak 256 kan zijn bedekt met een tussenlaag 270resp. dat een dergelijke tussenlaag rechtstreeks op hetbovenvlak 256 kan zijn gelegd. Hierdoor moet een dikkerelaag en daardoor een verdeling van de belasting gelijkmatigover de gehele veerkern 255 worden bereikt, zonder dat doorde gebruiker delen van de veerkern 255 als storende druk¬plaatsen worden ervaren. Een dergelijke tussenlaag 270 kandoor een net of rooster of een weefsel of dergelijke uitdraad of uit glasvezels bestaan, waarbij bij voorkeur eenrooster wordt toegepast, dat een geschikte hoge eigen stijf¬heid bezit, zodat het het bovenvlak 256 brugvormig kanoverspannen teneinde een voldoende grote belastingsverdelingover het gehele bovenvlak 256 van de veerkern 255 mogelijkte maken.
Verder is in dit uitvoeringsvoorbeeld tevens aange¬duid, dat een dichtheid van het kunststof schuim van hetsteunlichaam 214 in het gebied tussen het bovenvlak 256 vande steuninrichting 254 en de tussenlaag 211 hoger kan zijndan de dichtheid van het schuimkunststof in de overigegebieden van het steunlichaam 214. Dit is schematisch dooreen dichtere arcering van het gebied tussen het bovenvlak256 en de tussenlaag 211 aangeduid. Hierdoor kan wordenbereikt, dat de belastingen, die in de belastingsrichting- pijl 217 - op de stoel 204 inwerken, gelijkmatig over deveerkern 255 kunnen worden verdeeld. Door de grotere hard¬heid van een dichtere schuimstof van het steunlichaam 214wordt een soort elastische inlegplaat verschaft, die de gedeeltelijk puntsgewijs inwerkende belastingen door de opde stoel gezeten persoon gelijkmatig over de veerkern 255verdeelt. Hierdoor worden drukplaatsen door afzonderlijkedelen van de veerkern 255 vermeden.
Deze verhoging van de dichtheid van het schuim-materiaal van het steunlichaam 214 in het gebied boven deveerkern 255 kan hierdoor plaatsvinden, dat een tussenlaag270 wordt aangebracht, die tot een snellere afkoeling vanhet kunststofschuim en derhalve tot een hogere dichtheiddaarvan leidt. Het is echter tevens mogelijk door geschiktetemperatuursstijgingen dit gebied van de vorm bij de vervaar¬diging van het steunlichaam een sneller uitharden en derhalveeen grotere dichtheid resp. de vorming van een dikkere huidmogelijk te maken. Deze dikkere huid bezit als voordeel, datzij een groter aantal gesloten cellen bezit.

Claims (61)

1. Stoel, in het bijzonder voor voertuigen, met eenbekleding uit kunststof met een steunlichaam uit een opencel-lig, elastisch kunststofschuim met een eerste dichtheid eneen tegen vlammen beschermende laag uit een opencellige,elastische schuimkunststof met een tweede, ten opzichte vande eerste verschillende dichtheid en resp. of een overtrek-stof, die met elkaar zijn verbonden, in het bijzonder lokaalzijn samengelijmd, met het kenmerk, dat tussenhet steunlichaam (7, 107, 214) en de tegen vlammen bescher¬mende laag (12, 112, 208) en resp. of de overtrekstof (14,114, 207) een vlambestendige, uit rooster- resp. netvormigaangebrachte tegen hoge temperatuur bestendige vezels resp.draden gevormde en resp. of vloeistofremmende tussenlaag (9,109, 211) is aangebracht, en dat bij voorkeur het steun¬lichaam (7, 107, 214) op deze tussenlaag (9, 109, 211) isopgeschuimd.
2. Stoel volgens conclusie 1, met hetkenmerk, dat de tussenlaag (9, 109) door een net ofweefsel uit draden (110, 111) en resp. of vezels of eenmoeilijk ontvlambare stof is gevormd.
3. Stoel volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat de tussenlaag (9, 109) door een weefseluit draden en resp. of vezels is gevormd.
4. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 3, met het kenmerk, dat een maaswijdtevan de roosters resp. netten of weefsels circa 0,5 tot 8 mm,bij voorkeur 3 mm bedraagt.
5. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 4, met het kenmerk, dat de vezels resp.draden (110, 111) uit glas en resp. of keramisch materiaalbestaan.
6. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 5, met het kenmerk, dat de vezels resp.draden uit metaal en resp. of koolstof bestaan.
7. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 6, met het kenmerk, dat de tussenlaag (9,109) ter plaatse van over het oppervlak verdeelde en opafstand van elkaar gelegen gebieden is verbonden met het steunlichaam (7, 107, 214) en de tegen vlammen beschermendelaag (12, 42, 208).
8. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 7, met het kenmerk, dat de binding vanhet steunlichaam (7, 107, 214) en resp. of de tussenlaag (9,109, 211) en resp. of de tegen vlammen beschermende laag(12, 112, 208) en resp. of de overtrekstof (14, 114, 207)door een in de gebieden aangebrachte lijm of door hetopschuimen van het steunlichaam (7, 107, 214) of van detegen vlammen beschermende laag (12, 112, 208) plaatsvindt.
9. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 8, met het kenmerk, dat de overtrekstof(14, 114, 207) op de tussenlaag (9, 109, 211) is geperst enbij voorkeur een tussen de overtrekstof en de tussenlaagaangebrachte verbindingslaag, bijvoorbeeld een polyether- ofpolyesterschuimlaag daarmee is samengelijmd.
10. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 9, met het kenmerk, dat het kunststof-schuim van het steunlichaam (7, 107, 214) vermengd is meteen in het bijzonder poedervormig tegen vlammen beschermendmiddel.
11. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 10, met het kenmerk, dat het steunlichaam(7, 107, 214) ééndelig is uitgevoerd.
12. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 11, met het kenmerk, dat het steunlichaam(7, 107, 214) uit een kunststofschuim met een uniforme dicht¬heid bestaat.
13. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 12, met het kenmerk, dat de dichtheid vanhet kunststofschuim ongeveer 15-60 kg/m2 bedraagt.
14. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 13, met het kenmerk, dat de tussenlaageen gewicht van circa 150-350 kg/m2 en/of de tegen vlammenbeschermende laag een dichtheid van circa 20-60 kg/m2 bezit.
15. Stoel volgens één of een .aantal der conclusies1 tot 14, met het kenmerk, dat de tegen vlammenbeschermende laag (12, 112, 208) is omhuld met een moeilijkontvlambare overtrekstof (14, 114, 207).
16. Stoel volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 15, met het kenmerk, dat de tussenlaag(211) wordt gevormd door een afsluitfolie (212), in het bij¬zonder een PE- of PU-folie, in het bijzonder met een diktevan 50 yum.
17. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 16, met het kenmerk, dat verschillende,op een afstand van elkaar gelegen, evenwijdig en resp. ofloodrecht aan een oppervlak lopende dwarsdoorsnedeschijven(41, 42) van het steunlichaam (214) een zelfde dikte, eenverschillend gewicht en resp. of verhouding tussen uitspa¬ringen (20, 27-31, 216) en schuimkunststof bezitten.
18. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 of 17, met het kenmerk, dat in het steun¬lichaam (214) vanaf een zij- en resp. of rugvlak (17, 18,246, 251) daarvan zich in de richting van het tegenover¬gelegen zij- en resp. oppervlak uitstrekkende uitsparingen(20, 27-31, 216, 234) zijn aangebracht.
19. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 18, met het kenmerk, dat de uitsparingen(20, 27-31, 216, 234) zich slechts over een gedeelte van eensteunlichaamdikte en resp. of een steunlichaambreedte (252)uitstrekken.
20. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 19, met het kenmerk, dat de uitsparingen(20, 27-31, 216, 236, 237) door een cilinder en resp. of eenkegel en resp. of een piramide worden gevormd.
21. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 20, met het kenmerk, dat een volume enresp. of een diepte van de uitsparing (20, 27-31, 216, 236,237) in verschillende gebieden van het steunlichaam (7, 214)verschillend is.
22. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 21, met het kenmerk, dat de diepte enresp. of het volume en resp. of het aantal uitsparingen (20,27-31, 216, 234, 236-238) in sterker belaste zones geringeris.
23. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 22, met het kenmerk, dat de zone eencentraal zitvlak (233) bij een als zitkussen (204, 235) toe- gepast steunlichaam (214) is.
24. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 23, met het kenmerk, dat de diepte enresp. het volume en resp. of het aantal uitsparingen (20,27-31, 216, 234) in een zitkussen (4, 5, 204, 235) vanaf hetcentrale zitvlak (233) in de richting van de zijvlakken (246)toeneemt.
25. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 24, met het kenmerk, dat het aantal eneventueel het volume en resp. of een dwarsdoorsnedeoppervlak(218) van de uitsparingen (20, 27-31, 216) evenwijdig aanhet oppervlak van het zit- resp. rugkussen (204, 205) in denaar elkaar toegekeerde gebieden van een rugkussen (205) eneen zitkussen (204) groter is, dan in de overige gebiedendaarvan.
26. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 25, met het kenmerk, dat de uitsparingen(216) slechts in de naar elkaar toegekeerde gebieden van hetzitkussen (204) en het rugkussen (205) zijn aangebracht.
27. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 26, met het kenmerk, dat dit gebied zichtelkens over circa 30% van een zich loodrecht op hetrugkussen (205) resp. het zitkussen (204) uitstrekkendelengte (224) van het zitkussen (204) resp. rugkussen (205)uitstrekt.
28. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 27, met het kenmerk, dat de uitsparingen(216) zich tot in het gebied van de tussenlaag (211)uitstrekken.
29. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 28, met het kenmerk, dat de tussenlaag(211) in het gebied van de uitsparing (20, 27-31, 216) isvoorzien van een opening (220).
30. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 29, met het kenmerk, dat een binnenruimte(221) van de uitsparingen (20, 27-31, 216) bij voorkeur viade openingen (220) in de tussenlaag (211) rechtstreeks meteen binnenruimte van open cellen (227) van de tegen vlammenbeschermende laag (208) is verbonden.
31. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 30, met het kenmerk, dat een dwarsdoor-snedeoppervlak (218) van de opening (220) overeenkomt meteen dwarsdoorsnede van de uitsparing (20, 27-31, 216) in hetonmiddellijk aan de tussenlaag grenzende gebied.
32. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 31, met het kenmerk, dat de tegen vlammenbeschermende laag (208) en eventueel een daarvoor geplaat¬ste, moeilijk ontvlambare overtrekstof (207) is voorzien vanboringen met een geringe dwarsdoorsnede, bijvoorbeeld 0,5-5mm, die in de binnenruimte (221) van de uitsparingen (216)uitmonden.
33. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 32, met het kenmerk, dat in het steun-lichaam (214) in het gebied van de sterker belaste zone eensteuninrichting (254), in het bijzonder een veerkern (255),bijvoorbeeld uit metaaldraad, is ingeschuimd.
34. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 33, met het kenmerk, dat een basisvlak(258) van de veerkern (255) ongeveer in één vlak met eenonderzijde van het steunlichaam (214) is aangebracht.
35. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 34, met het kenmerk, dat een bovenvlak(256) van de veerkern (255) op een afstand van een boven¬zijde van het steunlichaam (214), in het bijzonder op eenafstand van 5 tot 70 mm, is aangebracht.
36. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 35, met het kenmerk, dat een hoogte (267)van de in het steunlichaam (214) ingeschuimde veerkern (255)geringer is dan een dikte (268) van de veerkern (255) inonbelaste toestand.
37. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 36, met het kenmerk, dat het basisvlak(258) en het bovenvlak (256) van de veerkern (255) via span¬elementen (269) op een afstand van elkaar worden gehouden,waarvan de loodrecht op het basisvlak (258).lopende lengtegeringer is dan een dikte (268) van de veerkern (255) inonbelaste toestand.
38. Stoel volgens één of een aantal der conclusies één tot 37, met het kenmerk, dat de frontalezijkanten van de veerkern op een afstand van de zijvlakken(246) en een achterste frontale zijde van het steunlichaam(214) zijn aangebracht.
39. Stoel volgens één of een aantal der conclusieséén tot 38, met het kenmerk, dat in het gebiedvan de veerkern (255) zich loodrecht op een zij- en/ofoppervlak (246) van het zitkussen (204) uitstrekkende uit¬sparingen (216, 234) zijn aangebracht.
40. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 39, met het kenmerk, dat een oppervlakvan de uitsparingen (259, 260) op een afstand van de veerkern(255) resp. delen van de veerkern is aangebracht.
41. Stoel volgens één of een aantal der conclusiesl tot 40, met het kenmerk, dat in hetsteunlichaam (214) tussen de zijkanten van de veerkern en dezijvlakken (246) van het steunlichaam zich loodrecht op hetopper- en resp. of zijvlak van het steunkussen uitstrekkendeuitsparingen (216, 234, 259, 260) zijn aangebracht.
42. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 41, met het kenmerk, dat de tussen- enresp. of de tegen vlammen beschermende laag (211, 208) eeningangsopening van de uitsparingen (216, 234) in het gebiedvan het zij- en/of resp. rugvlak (246, 251) van het steun¬lichaam (214) bedekt.
43. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 42, met het kenmerk, dat een oppervlakvan de uitsparingen (216, 234, 259, 260, 261, 262) is bekleedmet de tussen- en resp. of tegen vlammen beschermende laag(211, 208).
44. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 43, met het kenmerk, dat een oppervlakvan de uitsparingen (216, 234, 259, 260, 261, 262) is bekleedmet een tegen vlammen beschermende laag (208).
45. stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 44, met het kenmerk, dat een verbindings-inrichting (115) tussen de tegen vlammen beschermende laag(12) en een overtrekstof (114) is aangebracht en rechtstreeksmet de tussenlaag (9) is verbonden.
46. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 45, met het kenmerk, dat de verbindings-inrichting (115) ter plaatse van over het oppervlak daarvanverdeelde en op afstand van elkaar gelegen gebieden met detussenlaag (109) en eventueel de tegen vlammen beschermendelaag (112) is verbonden.
47. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 46, met het kenmerk, dat de verbindings-inrichting (115) ter bevestiging van de overtrekstof (114)via draden (130) en resp. of vezels is verbonden met detussenlaag (109), welke de tegen vlammen beschermende laag(112) doordringen.
48. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 47, met het kenmerk, dat de verbindings-inrichting (115) ter bevestiging van de overtrekstof (114)via een, de tegen vlammen beschermende laag (112) doordrin¬gende lijmlaag (120) met de tussenlaag (109) is verbonden.
49. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 48, met het kenmerk, dat de verbindings-inrichting (115) ter plaatse van op afstand van de lijmlagen(120) en op een afstand van elkaar gelegen gebieden via eenlijm (125) met de tegen vlammen beschermende laag (112) isverbonden.
50. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 49, met het kenmerk, dat de lijm (125)van de lijmlaag (120) na het uitharden elastisch blijft.
51. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 50, met het kenmerk, dat de lijm (125)een korte uithardingstijd bezit.
52. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 51, met het kenmerk, dat in het gebiedvan de lijmlaag (120) en resp. of de draden (130) de tegenvlammen beschermende laag (112) tot een geringe dikte isgecomprimeerd.
53. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 52, met het kenmerk, dat de lijm voor delijmlaag (120) op de op een afstand van elkaar gelegen gebie¬den in de tegen vlammen beschermende laag (112) wordtgeïnjecteerd.
54. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 53, met het kenmerk, dat de verbindings-inrichting (115) door een klitteband (131) of een draagbandvoor een ritssluiting wordt gevormd.
55. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 54, met het kenmerk, dat tussen de tegenvlammen beschermende laag (112) en de moeilijk ontvlambareovertrekstof (114) lokaal een verdere laag (124) uit moeilijkontvlambare overtrekstof is aangebracht.
56. Stoel volgens één of een aantal der conclusies1 tot 55, met het kenmerk, dat de verdere laag(124) uit moeilijk ontvlambare overtrekstof (114) op detegen vlammen beschermende laag is gelijmd.
57. Werkwijze voor het vervaardigen van een stoel,in het bijzonder voor een voertuig, waarbij een steunelementuit een in het bijzonder van een tegen vlammen beschermendmiddel voorziene kunststof is vervaardigd en op een van eenmoeilijk ontvlambare overtrekstof of met een eveneens uitkunststofschuim bestaande tegen vlammen beschermende of ver-bindingslaag verbonden tussenlaag, zoals een afsluitfolie,wordt opgeschuimd en waarbij eventueel na het schuimen vanhet steunelement vanaf de tegen vlammen beschermende of ver-bindingslaag in de richting van het steunelement, in hetbijzonder verhitte naalden, de overtrekstof of de tegenvlammen beschermende of verbindingslaag door de tussenlaagtot in het daarnaar toegekeerde gebied van het steunelementworden gedrukt en aansluitend naar buiten worden getrokken,met het kenmerk, dat door in het steunlichaam(214) aangebrachte uitsparingen (216, 234), de, bijvoorbeelddoor een afsluitfolie (212) gevormde tussenlaag (211)tenminste over een gedeelte van het dwarsdoorsnedegebied vande uitsparing en eventueel een onmiddellijk aan deze tussen¬laag grenzend gedeelte van de tegen vlammen beschermendelaag of verbindingslaag (208) wordt verwijderd.
58. Werkwijze volgens conclusie 57, met hetkenmerk, dat de tussenlaag (211), bijvoorbeeld de af¬sluitfolie (212), in het dwarsdoorsnedegebied van de uitspa¬ringen (216, 234) wordt weggesmolten.
59. Werkwijze volgens conclusie 57 en 58, met het kenmerk, dat de tussenlaag (211), bijvoorbeeldde afsluitfolie (212) in het dwarsdoorsnedegebied van de uit¬sparing (216, 234) wordt weggeknepen resp. weggefreesd.
60. Werkwijze volgens één of een aantal derconclusies 57 tot 59, met het kenmerk, dat denaalden (232) verdeeld over het dwarsdoorsnedegebied van deuitsparingen door de overtrekstof (207) en resp. of detussenlaag (211) en eventueel de afsluitfolie (212) wordengedrukt.
61. Werkwijze volgens één of een aantal derconclusies 57 tot 60, met het kenmerk, dat deuitsparingen (216, 234) door een snij- of freesproces na hetopschuimen van het steunlichaam (214) op de tussenlaag (211)worden vervaardigd en de tussenlaag (211) doordringen enzich bij voorkeur tot in het gebied van de verbindings- oftegen vlammen beschermende laag (208) of de overtrekstof uit¬strekken.
NL8820378A 1987-06-02 1988-06-03 Stoel met een bekleding uit schuimkunststof en een werkwijze ter vervaardiging daarvan. NL8820378A (nl)

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
AT139687 1987-06-02
AT1396/87A AT393108B (de) 1987-06-02 1987-06-02 Fahrzeugsitz, insbesondere flugzeugsitz, mit einer aus schaumkunststoff bestehenden polsterung
AT322487 1987-12-09
AT0322487A ATA322487A (de) 1987-12-09 1987-12-09 Fahrzeugsitz, insbesondere flugzeugsitz, mit einer aus schaumkunststoff bestehenden polsterung
AT100588 1988-04-20
AT0100588A AT397067B (de) 1988-04-20 1988-04-20 Fahrzeugsitz, insbesondere flugzeugsitz, und verfahren zu dessen herstellung

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8820378A true NL8820378A (nl) 1990-03-01

Family

ID=27146978

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8820378A NL8820378A (nl) 1987-06-02 1988-06-03 Stoel met een bekleding uit schuimkunststof en een werkwijze ter vervaardiging daarvan.

Country Status (11)

Country Link
US (2) US5248185A (nl)
EP (2) EP0368867B1 (nl)
JP (1) JPH0755165B2 (nl)
AT (2) ATE73712T1 (nl)
AU (1) AU1942988A (nl)
CH (1) CH674342A5 (nl)
DE (3) DE3890482C1 (nl)
GB (1) GB2229915B (nl)
HU (1) HUT51551A (nl)
NL (1) NL8820378A (nl)
WO (1) WO1988009731A1 (nl)

Families Citing this family (67)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5092654A (en) * 1989-03-30 1992-03-03 Aisin Seiki Kabushiki Kaisha Seatback spring device
AU639972B2 (en) * 1989-12-11 1993-08-12 Plaskona Industries Pty Ltd Vandal-resistant seat
JPH05503023A (ja) * 1990-01-18 1993-05-27 ツェー.アー.グライナー ウント ゼーネ ゲゼルシャフト ミット ベシュレンクテル ハフツング 座席、特に乗物用の座席
AT394163B (de) * 1990-01-18 1992-02-10 Greiner & Soehne C A Sitz, insbesondere fuer fahrzeuge
AT399488B (de) * 1991-04-22 1995-05-26 Greiner & Soehne C A Sitzpolster, insbesondere flugzeugsitz
ATA20593A (de) * 1993-02-05 1998-08-15 Greiner & Soehne C A Fahrzeugsitz, insbesondere für flugzeuge
DE9306999U1 (nl) * 1993-05-08 1993-07-22 Adam Opel Ag, 65428 Ruesselsheim, De
US5542629A (en) * 1993-07-09 1996-08-06 Sumitomo Electric Industries, Ltd. Escape device for aircraft
AT400700B (de) * 1993-11-03 1996-02-26 Greiner & Soehne C A Fahrzeugsitz mit einem sitzpolster, insbesondere flugzeugsitz
AU8134494A (en) * 1993-11-29 1995-06-13 C.A. Greiner & Sohne Gesellschaft M.B.H. Seat, in particular seat upholstery, and process for producing seat upholstery
ATE169355T1 (de) * 1994-03-31 1998-08-15 Akzo Nobel Faser Ag Vandalismus-schutzschicht
US5553924A (en) * 1994-11-15 1996-09-10 The Board Of Trustees Of The University Of Alabama For Its Division, The University Of Alabama At Birmingham Vehicle safety seat system
JP3463182B2 (ja) * 1994-11-28 2003-11-05 ヤマハ発動機株式会社 乗物用シート
GB2298594B (en) * 1995-03-10 1999-03-10 Kurashiki Boseki Kk Facing for a seat
DE19601972C2 (de) * 1996-01-20 1997-11-20 Daimler Benz Ag Verfahren und Einrichtung zur Erfassung der Oberflächenkontur bei einem elastischen ,unter Belastung verformbaren Sitzpolster
US6089657A (en) * 1997-09-11 2000-07-18 Toyo Tire & Rubber Co., Ltd. Seat cushion pad for automobiles
US9462893B2 (en) 1998-05-06 2016-10-11 Hill-Rom Services, Inc. Cover system for a patient support surface
US6269504B1 (en) * 1998-05-06 2001-08-07 Hill-Rom Services, Inc. Mattress or cushion structure
US7191482B2 (en) * 1998-05-06 2007-03-20 Hill Rom Services, Inc. Patient support
DE19845730B4 (de) * 1998-10-05 2005-02-10 Audi Ag Polsterträger
DE29822937U1 (de) * 1998-12-23 1999-11-18 Karmann Gmbh W Sitzschale, Sitzlehne oder Sitz
US6158815A (en) * 1998-12-24 2000-12-12 Toyo Tire & Rubber Co., Ltd. Seat having a seat cushion including a polyurethane foam pad onto a portion of which a stretchable, nonwoven fabric is laminated
EP1307328A2 (en) * 2000-08-04 2003-05-07 Woodbridge Foam Corporation Foam element having molded gas passageways and process for production thereof
FR2815901B1 (fr) * 2000-10-31 2003-08-08 Faurecia Sieges Automobile Element rembourre pour vehicule et son procede de fabrication
US7121767B1 (en) * 2001-11-14 2006-10-17 Cuming Corporation Rugged foam buoyancy modules and method of manufacture
GB0228842D0 (en) * 2002-12-11 2003-01-15 Kay Metzeler Ltd Cushion for an aircraft seat
WO2005002915A1 (en) * 2003-06-30 2005-01-13 The Way To Win Limited A seat portion of a seat
US20050177950A1 (en) * 2004-02-17 2005-08-18 Foamex L.P. Flame barrier cushioning foams and upholstery layer construction incorporating such foams
CN100398034C (zh) * 2004-12-07 2008-07-02 江绍成 抗晃自稳式椅座
FR2882308B1 (fr) * 2005-02-22 2007-05-25 Cera Procede de realisation d'un element de garnissage ventile
AT502289B1 (de) * 2005-08-08 2010-11-15 Greiner Purtec Gmbh Polsterung für einen fahrgastsitz
US7934774B2 (en) * 2006-03-31 2011-05-03 Lear Corporation Vehicle seat assembly having a hardness gradient
DE202006010876U1 (de) * 2006-07-10 2006-09-28 Takata-Petri Ag Vorrichtung zur Energieabsorption
US20080073966A1 (en) * 2006-08-30 2008-03-27 Lear Corporation Vehicle seat assembly having a hardness gradient via hollowed sections and/or protrusions
US7661764B2 (en) * 2006-08-30 2010-02-16 Lear Corporation Vehicle seat assembly having a hardness gradient via “A” surface intrusions and/or protrusions
US20080122274A1 (en) * 2006-11-28 2008-05-29 Trevor Edwards Aircraft seat cover assembly
US7717123B2 (en) * 2007-01-10 2010-05-18 Egro-Crutch, Llc Biomechanically derived crutch
US20090038072A1 (en) * 2007-08-10 2009-02-12 Defranks Michael S Fire resistant corner guard
EP2217468B1 (en) * 2007-12-11 2020-08-19 BE Aerospace, Inc. Insulating cover for flammable cushioning materials
US7815255B1 (en) * 2008-07-18 2010-10-19 The United States Of America As Represented By The Secretary Of The Army Seat for combat vehicle
US8418706B2 (en) * 2009-11-11 2013-04-16 Mobi, Llc Ergonomic crutch
US8172320B2 (en) * 2010-02-11 2012-05-08 Nissan North America, Inc. Impact absorption block for vehicle seatback assembly
AT509326B1 (de) * 2010-05-17 2011-08-15 Greiner Purtec Gmbh Stützbaugruppe für fahrgastsitz sowie fahrgastsitz
JP5922097B2 (ja) * 2011-03-23 2016-05-24 株式会社デルタツーリング クッション部材及び座席構造
JP5985411B2 (ja) * 2012-02-22 2016-09-06 トヨタ紡織株式会社 車両用シートのクッションパッド
NL2008800C2 (en) * 2012-05-11 2013-11-12 D B M Fabriek En Handelsonderneming B V Fender, maritime structure, method for manufacturing.
US9504620B2 (en) 2014-07-23 2016-11-29 American Sterilizer Company Method of controlling a pressurized mattress system for a support structure
CN107000846B (zh) * 2014-09-24 2021-03-12 Be航天公司 带有包封舒适弹簧的座椅底板组件
US10538184B2 (en) * 2014-12-12 2020-01-21 Dayou Holdings Co., Ltd. Integrated foam type headrest having different hardness, and manufacturing method thereof
DE102015104744A1 (de) * 2015-03-27 2016-09-29 Lisa Dräxlmaier GmbH Sitzauflage für einen Flugzeugsitz
US10259353B2 (en) 2015-04-23 2019-04-16 Syntec Seating Solutions, Llc School bus seat
US10046681B2 (en) 2016-04-12 2018-08-14 Ford Global Technologies, Llc Articulating mechanical thigh extension composite trim payout linkage system
TWI616344B (zh) * 2016-03-31 2018-03-01 三芳化學工業股份有限公司 積層複合材及其製造方法
US10625646B2 (en) 2016-04-12 2020-04-21 Ford Global Technologies, Llc Articulating mechanical thigh extension composite trim payout linkage system
US10081279B2 (en) 2016-04-12 2018-09-25 Ford Global Technologies, Llc Articulating thigh extension trim tensioning slider mechanism
DE102016108285A1 (de) 2016-05-04 2017-11-09 Lisa Dräxlmaier GmbH Sitzauflage für einen Flugzeugsitz
WO2018018040A1 (en) 2016-07-22 2018-01-25 Mobi, Llc Improved biomechanical and ergonomical adjustable crutch
US10442327B2 (en) 2016-12-23 2019-10-15 Ford Global Technologies, Llc Seat bottom tension member
FR3062351B1 (fr) * 2017-01-31 2019-03-29 Peugeot Citroen Automobiles Sa Coiffe d’habillage pour garniture d’assise ou de dossier de siege de vehicule automobile.
NL2018349B1 (en) 2017-02-09 2018-09-04 Fender Innovations Holding B V Marine fender
CN109263196A (zh) 2017-07-28 2019-01-25 明门(中国)幼童用品有限公司 防火缓冲结构、支撑垫装置及安全座椅
IT201700109132A1 (it) * 2017-09-29 2019-03-29 C & G Kiel Italia S R L Rivestimento per sedili di mezzi di trasporto e metodo per la sua realizzazione
USD882975S1 (en) * 2017-10-23 2020-05-05 Embraer S.A. Passenger seat
FR3080809B1 (fr) * 2018-05-04 2020-05-08 Faurecia Sieges D'automobile Siege de vehicule
EP4036294A4 (en) * 2019-09-24 2022-11-09 Teijin Limited FLAME RETARDANT FABRIC AND SEAT
US11679703B2 (en) 2020-07-02 2023-06-20 Lear Corporation Vehicle seat assembly having a surface texturing intrusions
EP3964442B1 (en) * 2020-09-02 2023-12-27 B/E Aerospace, Inc. Ventilated adjustable headrest

Family Cites Families (26)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3142515A (en) * 1959-12-03 1964-07-28 Gen Motors Corp Unitary seat construction
US3310819A (en) * 1965-10-18 1967-03-28 Morrison Ben Upholstery construction
US3425068A (en) * 1967-08-07 1969-02-04 Barber Mfg Co Inc Spring-foam cushion
US3512192A (en) * 1968-06-03 1970-05-19 United Bedding Corp Fire resistant mattress
JPS592242B2 (ja) * 1975-05-10 1984-01-18 株式会社クボタ タイヒ シリヨウトウノキリダシソウチ
US4031579A (en) * 1975-12-19 1977-06-28 The United States Of America As Represented By The Secretary Of The Air Force Aircraft seat cushion
US4060280A (en) * 1976-07-08 1977-11-29 American Seating Company Flame-resistant cushion
JPS53120555A (en) * 1977-03-28 1978-10-21 Perry Ltd E S Improvement in scales
US4184237A (en) * 1978-08-31 1980-01-22 Sofisti-Caire Furniture Mfg. Inc. Method of making a cushion construction
US4190697A (en) * 1979-01-15 1980-02-26 Milsco Manufacturing Company Multidensity foam article and method of preparation
DE2915779A1 (de) * 1979-04-19 1980-10-23 Daimler Benz Ag Polstereinlage fuer sitze, insbesondere fuer kraftfahrzeugsitze
DE3111839A1 (de) * 1981-03-26 1982-10-14 Messerschmitt-Bölkow-Blohm GmbH, 8000 München Fahrgastsitz in oeffentlichen verkehrsmitteln
DE3220088C1 (de) * 1982-05-28 1983-09-29 Fa. Carl Freudenberg, 6940 Weinheim Polsterkoerper
US4463465A (en) * 1982-12-23 1984-08-07 The United States Of America As Represented By The Administrator Of National Aeronautics And Space Administration Fire blocking systems for aircraft seat cushions
DE8308174U1 (de) * 1983-03-19 1984-04-05 Grammer, Willibald, 8450 Amberg Sitzpolster
DE3330760A1 (de) * 1983-08-26 1985-03-14 Bayer Ag, 5090 Leverkusen Polster mit luftdurchlaessigem bezug und schaumstoffkern
FR2576200B1 (fr) * 1985-01-21 1987-04-03 Sofanor Sa Revetement anti-vandalisme pour sieges
DE3507085A1 (de) * 1985-02-28 1986-08-28 Metzeler Schaum Gmbh, 8940 Memmingen Fluggastsitz in flammhemmender ausfuehrung
DE8506816U1 (de) * 1985-03-08 1985-07-25 Hamburger Hochbahn Ag, 2000 Hamburg Sitz für den öffentlichen Personenverkehr
SE463694B (sv) * 1986-01-29 1991-01-14 Tumaset Ab Stolsits
DE3607041A1 (de) * 1986-01-31 1987-08-06 Metzeler Schaum Gmbh Rueckenpolster fuer einen fluggastsitz
WO1987006894A1 (en) * 1986-05-09 1987-11-19 Schaumstoffwerk Greiner Gesellschaft M.B.H. Seat, especially for public transport vehicles
GB2204235B (en) * 1987-04-29 1990-10-03 Henderson S Federal Spring Wor Vandal resistant seat
NL8702253A (nl) * 1987-09-22 1989-04-17 Recticel Brandwerende zitmeubelen in het bijzonder vliegtuigstoelen.
US4892769A (en) * 1988-04-29 1990-01-09 Weyerhaeuser Company Fire resistant thermoplastic material containing absorbent article
US4930173A (en) * 1989-07-03 1990-06-05 Baker, Knapp & Tubbs, Inc. Cushion element and method for making same

Also Published As

Publication number Publication date
US5085487A (en) 1992-02-04
DE3853082D1 (de) 1995-03-23
GB2229915B (en) 1992-01-08
CH674342A5 (nl) 1990-05-31
ATE73712T1 (de) 1992-04-15
DE3869419D1 (de) 1992-04-23
GB8927280D0 (en) 1990-06-13
EP0438186A3 (en) 1992-03-11
AU1942988A (en) 1989-01-04
DE3890482D2 (en) 1990-03-15
JPH0755165B2 (ja) 1995-06-14
EP0438186A2 (de) 1991-07-24
EP0438186B1 (de) 1995-02-15
EP0368867A1 (de) 1990-05-23
GB2229915A (en) 1990-10-10
US5248185A (en) 1993-09-28
WO1988009731A1 (en) 1988-12-15
HUT51551A (en) 1990-05-28
DE3890482C1 (de) 1999-12-23
EP0368867B1 (de) 1992-03-18
ATE118318T1 (de) 1995-03-15
JPH03502530A (ja) 1991-06-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8820378A (nl) Stoel met een bekleding uit schuimkunststof en een werkwijze ter vervaardiging daarvan.
US5405178A (en) Fire resistant vehicle seat
EP0656278B1 (de) Fahrzeugsitz mit einem Sitzpolster, insbesondere Flugzeugsitz
US5477572A (en) Vehicle seat cushion
US7607730B2 (en) Upholstery for a passenger seat
DE4402381A1 (de) Fahrzeugsitz, insbesondere für Flugzeuge
US4793574A (en) Backrest cushion for an air passenger seat
EP0512382B1 (de) Sitz, insbesondere Sitzpolster für öffentliche Verkehrsmittel
WO2021177226A1 (ja) クッション材
AT1437U1 (de) Sitz, insbesondere polstersitz, für öffentliche verkehrsmittel
AT397067B (de) Fahrzeugsitz, insbesondere flugzeugsitz, und verfahren zu dessen herstellung
EP0731760B1 (de) Sitz, insbesondere sitzpolster, sowie ein verfahren zur herstellung dieses sitzpolsters
AT409744B (de) Sitzpolsterteil wie aufsatzelement, tragelement sowie schutzschichte für einen sitzpolster

Legal Events

Date Code Title Description
BT A notification was added to the application dossier and made available to the public
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed