NL8701878A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8701878A
NL8701878A NL8701878A NL8701878A NL8701878A NL 8701878 A NL8701878 A NL 8701878A NL 8701878 A NL8701878 A NL 8701878A NL 8701878 A NL8701878 A NL 8701878A NL 8701878 A NL8701878 A NL 8701878A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tillage
machine according
soil cultivation
working
cultivation machine
Prior art date
Application number
NL8701878A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8701878A priority Critical patent/NL8701878A/nl
Priority to DE19883854683 priority patent/DE3854683T2/de
Priority to EP19880201704 priority patent/EP0304120B1/en
Publication of NL8701878A publication Critical patent/NL8701878A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/08Tools; Details, e.g. adaptations of transmissions or gearings
    • A01B33/10Structural or functional features of the tools ; Theoretical aspects of the cutting action
    • A01B33/106Structural or functional features of the tools ; Theoretical aspects of the cutting action the rotating shaft being oriented vertically or steeply inclined
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/08Tools; Details, e.g. adaptations of transmissions or gearings
    • A01B33/14Attaching the tools to the rotating shaft, e.g. resiliently or flexibly-attached tools
    • A01B33/146Attaching the tools to the rotating shaft, e.g. resiliently or flexibly-attached tools the rotating shaft being oriented vertically or steeply inclined

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Cultivation Of Plants (AREA)

Description

4 4
C. van der Lely N.V.f Maasland GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsraachine met een gestel en een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkingsorganen, die zijn voorzien van een drager en ten minste één daaraan aangebracht 5 bewerkingselement.
Grondbewerkingsmachines van deze soort zijn, zoals in de praktijk veelvuldig is gebleken, gevoelig voor beschadiging door harde voorwerpen, zoals op of in de grond voorkomende stenen. Sedert de invoering van dit type machine 10 heeft men reeds verschillende constructies voorgesteld ter oplossing van dit probleem, welke constructies met meer of. minder wisselend succes zijn toegepast.
Met de constructie volgens de uitvinding kan nu op eenvoudige wijze het bovengenoemde probleem verregaand worden 15 opgelost doordat het bewerkingselement losneembaar aan een schijfvormige drager is bevestigd en nabij de schijfvormige drager is voorzien van een schuine wand. Door toepassing van deze constructie kan men tijdens het bedrijf in de grond voorkomende stenen zodanig in beweging houden, dat zij zich 20 niet tussen de dragers van naast elkaar gelegen bewerkings-organen kunnen vastzetten.
Een verder facet van de uitvinding betreft-een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij het bewerkingsélement door smeden is gevormd en vanaf een schijf-25 vormige drager naar beneden is af gebogen over een deel dat, gezien in tangentiële richting, dikker is uitgevoerd dan het deel van het bewerkingselement dat aan de drager is ' bevestigd. Hierdoor verkrijgt men een zodanige verdeling van het materiaal in het bewerkingselement dat daar waar tijdens 30 het bedrijf de grootste belasting door optredende reactie-krachten plaatsvindt, voldoende materiaal aanwezig is.
Een volgend facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort waarbij het bewerkingselement door middel van een bevestigingsdeel aan 8701578 i 2 4 een schijfvormige drager is aangebracht en zich tussen de schijfvormige drager en het bevestigingsdeel ten minste één ruimte bevindt. Met behulp van deze voorziening kan men door middel van bouten op effectieve wijze het bevestigingsdeel 5 tegen de schijfvormige drager vastklemmen.
Een verder facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij het bewerkingselement een bevestigingsdeel omvat dat aan een schijfvormige drager is aangebracht en aan de onderzijde is 10 voorzien van ten minste één rib. Op deze wijze kan men het bevestigingsdeel van het bewerkingselement een grotere stijfheid geven, terwijl bovendien een effectieve bescherming van voor de bevestiging aanwezige bouten kan worden verkregen.
Een laatste facet van de uitvinding betreft een 15 grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij het bewerkingselement een afscherming omvat voor de naaf van de drager. Met behulp van deze constructie kan op simpele wijze een zodanige afscherming van de onderzijde van de naaf van de drager en de daar aanwezige bevestiging voor de drager worden 20 verkregen dat het geheel, indien noodzakelijk, steeds gemakkelijk kan worden losgenomen.
Aan de hand van enkele in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
25 Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer kingsmachine weer voorzien van een constructie volgens de uitvinding.
Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn II-II in figuur 1, terwijl de 30 Figuren 3-7 dwarsdoorsneden weergeven volgens de in figuur 2 aangegeven lijnen.
Figuur 8 geeft een aanzicht weer volgens de pij 1 VIII in figuur 2, terwijl
Figuur 9 een aanzicht weergeeft volgens de pijl IX 35 in figuur 8.
Figuur 10 geeft een aanzicht weer volgens figuur 2 van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding.
8701878 ψ 3 *
Figuur 11 geeft een aanzicht weer volgens de pijl XI in figuur 10, terwijl
Figuur 12 een aanzicht weergeeft volgens de pijl XII in figuur 11.
5 De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed. De machine omvat een kokervormig gesteldeel 1, dat zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en waarin op onderling gelijke afstand van bij 10 voorkeur 25 cm de opwaartse, bij voorkeur verticale, assen 2 zijn gelegerd van grondbewerkingsorganen 3. De as 2 van elk bewerkingsorgaan 3 is op het onder uit het gesteldeel 1 stekende einde voorzien van een drager 4, die zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt. De drager 4 is 15 schijfvormig met een cirkelvormige omtrek en is door middel van een naaf 5 en een moer 6, die met schroefdraad op het vrije einde van de as 2 samenwerkt, op de as bevestigd (figuur 2). Elk bewerkingsorgaan 3 is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen 7, die diametraal 20 tegenover elkaar zijn aangebracht. De bewerkingselementen 7 zijn uitgevoerd als tanden, welke tanden ook een mesvormige uitvoering kunnen hebben. Bij het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn twee diametraal tegenover elkaar gelegen bewerkingselementen 7 uit één stuk materiaal door 25 smeden gevormd, een en ander zodanig dat het geheel een beugel is, waarbij de zich naar beneden uitstrekkende benen de werkzame delen 8 van de bewerkingselementen 7 vormen en het tussen de benen gelegen gedeelte een gemeenschapelijk bevestigingsdeel 9 vormt, dat zich over de hele diameter van 30 de schijfvormige drager 4 uitstrekt en aan de naar de drager gekeerde zijde in hoofdzaak vlak is uitgevoerd (figuur 2).
Het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 9 is door middel van bouten 10, die zijn aangebracht op gelijke afstand aan weerszijden van de langshartlijn a van de as 2, welke 35 langshartlijn de draaiingsas van een bewerkingsorgaan 3 vormt. De in hoofdzaak vlakke bovenzijde van het gemeenschappelijke bevestigingsdeel 8 is voorzien van ondiepe uitsparingen 11, die concentrisch om de boringen voor de bouten 8701878 t 4 * 10 zijn aangebracht en, zoals uit de figuur 2 blijkt, vlak zijn uitgevoerd. De diameter van de elke uitsparing 11 is ± 4 maal de diameter van de boring voor de bouten 10. De breedte van het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8 is in het midden 5 het grootst en neemt na de omtrek van de schijfvormige drager geleidelijk af (figuur 9). Het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8 is in het midden voorzien van een zich naar beneden uitstrekkende kegelvormige uitstulping, welke kegelvormige uitstulping 12 de onderzijde van de naaf 5 van de 10 schijf vormige drager 4 en de moer 6 omgeeft. De onderzijde van het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8 is verder ten opzichte van de draairichting van een bewerkingsorgaan 3 aan de voor- en achterzijde voorzien van een wand 13, die vanaf de onderzijde van de schijfvormige drager 4 schuin in de 15 richting van de draaiingsas a van het bewerkingsorgaan 3 verloopt en de buitenzijde vormt van een rand 14, die zich over de gehele lengte van het gemeenschappelijk bewer-kingsdeel 8 uits-trekt (figuur 2 en 3). Voor de koppen van de bouten 10 is de onderzijde van het gemeenschappelijk bevesti-20 gingsdeel 8 voorzien van uitsparingen 15 waarvan de diameter iets geringer is dan de diameter van de uitsparingen 11 aan de bovenzijde. De uitsparingen 15 hebben een zodanige diepte, dat de kop van een bout 10 practisch geheel kan worden opgenomen (figuur 2). Het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 25 8 gaat aan de omtrek van de schijfvormige drager 4 via een naar beneden gebogen verbindingsdeel 16 over in het naar beneden gericht werkzame deel 9 van een bewerkingselement 7. Het verbindingsdeel 16 heeft in figuur 2 in tangentiële richting, ten opzichte van de as a gezien, een dikte, die 30 groter is dan de dikte van het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8 en reikt met een vanaf de drager 4 naar beneden gekromd verloop tot buiten de omtrek van de drager. Gezien in de langsrichting van het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8, neemt de breedte van het verbindingsdeel 16 vanaf de 35 schijfvormige drager 4 tot zijn aansluiting op het werkzame deel 9 van het bewerkingselement 7 af (figuur 8). Het werkzame deel 9 van elk bewerkingselement 7 verloopt naar zijn vrije einde recht en taps. Hierbij is de buitenzijde S701 87 8 t 5 althans nagenoeg evenwijdig gelegen aan de draaiingsas a (figuur 2). Aan de ten opzichte van de draairichting van het bewerkingsorgaan 3 voorste zijde is het werkzame deel 9 van het bewerkingselement 7 over zijn hele lengte voorzien van 5 een rib 17 die zich tot aan het ondereinde, dat zich althans nagenoeg evenwijdig aan de schijfvormige drager 4 uitstrekt, voortzet (figuur 8). Aan de ten opzichte van de draairichting van een bewerkingsorgaan 3 achterzijde is het werkzame deel 9 voorzien van een verbreding 18, die zich vanaf de vrije 10 onderzijde tot ongeveer een kwart van de lengte van het werkzame deel naar boven uitstrekt en via een afgeschuind gedeelte in het smallere deel van het werkzaam deel overgaat (figuur 8). De* dwarsdoorsnede van het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8, het naar beneden gebogen verbindingsdeel 15 16 en het werkzame deel 9 zijn in de figuren 3-7 nader weergegeven. Uit figuur 3 blijkt duidelijk het schuine verloop van de zich aan de voor- en achterzijde van de rand 14 bevindende op de onderzijde van de schijfvormige drager 4 aansluitende wand 13. Het werkzame deel 9 van het bewerkings-20 element 7 heeft aan de ten opzichte van de draaiingsrichting van een bewerkingsorgaan 3 een afgeplat gedeelte zoals in figuur 2 en de figuren 5-7 nader is weergegeven. Zoals uit figuur 8 blijkt, heeft het recht naar beneden verlopende werkzame deel 9 van elk bewerkingselement 7 een slepende 25 stand ten opzichte van de draairichting van een bewerkingsorgaan 3. Hierbij sluit de langshartlijn van dit deel een hoek van ± 8° in met een vlak door de draaiingsas a van het bewerkingsorgaan 3. De einden van het kokervormig gesteIdee1 1 zijn afgesloten door middel van platen 19, die zich althans 30 nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekken. Elk van de platen 19 is nabij de voorzijde voorzien van een as 20, die zodanig is aangebracht, dat de assen 20 in eikaars verlengde zijn gelegen. Om elk van de assen 20 is langs de binnenzijde van een plaat 19 een zich naar achteren 35 uitstrekkende arm 21 verzwenkbaar aangebracht. Elke arm 21 is door middel van een verstelinrichting, welke zich nabij de achterzijde van het gesteldeel 1 bevindt en bij voorkeur wordt gevormd door een schroefspindel 22, in meerdere standen 8701878 6 brengbaar en vastzetbaar. Tussen de vrije einden van de armen 21 is vrij draaibaar een rol 23 aangebracht, een en ander zodanig, dat met behulp van de rol de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 instelbaar is. Binnen het kokervormig 5 gesteldeel 1 is elk van de assen 2 voorzien van een tandwiel 24 met rechte vertanding, een en ander zodanig dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden van het kokervormig gesteldeel 1 is de as 2 van 10 een bewerkingsorgaan 3 verlengd en reikt met deze verlenging in een op de bovenzijde van het gesteldeel 1 aangebrachte tandwielkast 25. Binnen de tandwielkast 25 staat de verlenging via een conische tandwieloverbrenging en een aan de achterzijde van de tandwielkast aanwezige toerenvariator 26 15 in verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 27, die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en door middel van een tussenas 28 met de aftakas van een .trekker koppelbaar is. Nabij de voorzijde is het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van een bok 29, die een 20 driepuntsbevestiging heeft voor aankoppeling van de machine aan de driepuntshefinrichting van een trekker.
De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt.
Tijdens het bedrijf is de machine door middel van 25 de bok 29 met de driepuntshefinrichting van de trekker gekoppeld en kan vanaf de aftakas van de trekker via de tussenas 28 en de in het voorgaande beschreven overbrenging een aandrijving van de bewerkingsorganen 3 worden verkregen, waarbij twee naast elkaar gelegen bewerkingsorganen in tegengestelde 30 zin roteren en met behulp van de werkzame delen 9 van de bewerkingselementen 7 ten minste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. Zoals vermeld kan door middel van de rol 23 de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 worden ingesteld. De bewerkingselementen 7 van de respectieve bewerkingsorganen 3 35 kunnen op de in het voorgaande beschreven wijze doelmatig uit één stuk materiaal worden gesmeed, waarbij het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8 van de bewerkingselementen 7 door middel van zijn vlakke bovenzijde en de in de boutgaten aan 870 7 878 7 te brengen bouten 10, die met van schroefdraad voorziene boringen in de schijfvormige drager 4 kunnen samenwerken, op doelmatige wijze kan worden aangebracht. Hierbij kan door middel van de uitsparingen 11, die concentrisch om de 5 boringen voor de bouten 10 zijn gelegen een zeer effectief aanliggen tegen de onderzijde van de schijfvormige drager 4 worden verkregen. De conische uitstulping 12 aan de onderzijde en in het midden van het bevestigingsdeel 8 vormt hierbij een doelmatige afscherming voor de onderzijde van de 10 naaf 5 van de drager 4 en zijn bevestiging op een as 2 van een bewerkingsorgaan 3. De aan de voor- en achterzijde van de randen 14 aanwezige wanden 12, die vanaf de onderzijde van de schijfvormige drager 4 in de richting van de draaiingsas a van een bewerkingsorgaan 3 verlopen (figuur 3), vormen te 15 zamen met de van een cirkel vormige omtrek voorziene schijfvormige drager 4 een doelmatige bescherming tegen harde voorwerpen, zoals stenen. Door de aanwezigheid van de cirkelvormige dragers 4 kunnen stenen niet gemakkelijk tussen twee naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 klemraken, terwijl 20 door middel van de schuin verlopende wand 13 aan de voor-, respectievelijk achterzijde van het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8 van de bewerkingselementen 7 en de aanwezigheid van de conische uitstulping 12 een effectieve bescherming van de dragerbevestiging en van de bevestiging voor de 25 bewerkingsorganen wordt verkregen. Het aan de onderzijde aanwezige verbrede gedeelte 18 van het werkzame deel 9 van het bewerkingselement 7 verhoogt de levensduur van de bewer-kingselementen. Doordat het afgebogen verbindingsdeel 16 tussen het gemeenschappelijk bevestigingsdeel 8 en het werk-30 zame deel 9 van een bewerkingselement 7 tot buiten de schijfvormige drager reikt {figuur 2), kan het inklemmen van stenen of dergelijke harde voorwerpen nog beter worden voorkomen. Het verbindingsdeel 16 vormt door zijn robuuste uitvoering een doelmatige ondersteuning voor het werkzame deel 9 35 van het bewerkingselement, waardoor de steeds in grootte en richting wisselende reactiekrachten tijdens het bedrijf effectief worden opgenomen. In de figuren 10 - 12 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven waarbij onderdelen, die met 8701878 8 die van het vorige uitvoeringsvoorbeeld overeenkomen door middel van dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn diametraal tegenover elkaar gelegen bewerkingselementen 7A aan de schijfvormige drager 4 5 aangebracht, welke bewerkingselementen in tegenstelling tot de bewerkingselementen 7 bij het voorgaande uitvoeringsvoor-beeld niet uit één stuk zijn vervaardigd en niet zijn voorzien van een gemeenschappelijk bevestigingsdeel. Elk bewer-kingselement 7A heeft een eigen bevestigingsdeel 30 dat, 10 zoals uit figuur 12 blijkt, in hoofdzaak ruitvormig is. Nabij de omtrek van de schijfvormige drager 4 gaat het bevestigingsdeel 30 via een verbindingsdeel 16A, dat praktisch overeenstemt me-t het verbindingsdeel 16 in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, in het werkzame deel 9 van het bewer-15 kingselement 7A over. Aan de tegenovergestelde zijde is het bevestigingsdeel 30 voorzien van een cirkelvormig verlopende uitsparing 31, die reikt tot en althans nagenoeg evenwijdig verloopt aan de .buitenomtrek van de naaf 5. Althans nagenoeg midden tussen de uitsparing 31 en de omtrek van de schijfvor-20 mige drager 4 is het bevestigingsdeel 30 voorzien van boringen voor de bouten 10. De boringen bevinden zich op afstand van elkaar en zijn met hun midden op een zich in tangentiële richting uitstrekkende lijn gelegen (figuur 12). Aan de vlakke bovenzijde van het bevestigingsdeel 30 is, 25 evenals bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, om elk bout-gat een ondiepe uitsparing 11 aangebracht. Aan de onderzijde van het bevestigingsdeel 30 is voor elk van de bouten 10 eveneens een uitsparing 32 aanwezig, die een zodanige diepte heeft, dat hierin de kop van de bout wordt opgenomen. Evenals 30 in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, is het bevestigingsdeel 30 aan de ten opzichte van de draairichting van het bewerkingsorgaan 3 voorste en achterste zijde voorzien van een rand 14 die aan de voor-, respectievelijk achterzijde een schuine wand 13 heeft, welke wand vanaf de onderzijde van de 35 schijfvormige drager 4 schuin naar beneden in de richting van de draaiingsas a van het bewerkingsorgaan 3 verloopt. Het verbindingsdeel 16A komt praktisch overeen met het verbindingsdeel 16 bij het bewerkingselement 7 volgens het voor- 8701 878 9 gaande uitvoeringsvoorbeeld terwijl het werkzame deel 9 van het bewerkingselement 7 A op dezelfde wijze is uitgevoerd. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is een uit plaat gevormde, conische afscherming 33 voor de onderzijde van de naaf 5 en zijn 5 bevestiging aanwezig, welke afscherming, zoals uit figuur 12 blijkt, aan elk van tegenover elkaar gelegen zijden is voorzien van twee lipvormige delen, die door middel van de bouten 10 voor de bevestiging van het bevestigingsdeel 30 van een bewerkingselement 7A zijn vastgezet.
10 Zoals uit de figuren 1-12 blijkt, omsluit de conische afscherming door middel van randen de randen 14 van de bevestigingsdelen 30 en reikt deze afscherming daarbij tot de onderzijde van een schijfvormige drager, zodat de functie van de schuin verlopende wanden 13 van de randen 14 blijft 15 gehandhaafd. Tussen de boringen voor de bouten 10 is elk bevestigingsdeel 30 aan de onderzijde voorzien van een rib 34, die zich practisch over de gehele lengte van het bevestigingsdeel 30 uitstrekt en bij aangebracht bewerkingselement 7A althans nagenoeg radiaal is gelegen.
20 De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.
8701878

Claims (28)

1. Grondbewerkingsmachine met een gestel en een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkings-organen, die zijn voorzien van een drager en ten minste één daaraan aangebracht bewerkingselement, met het kenmerk, dat 5 een bewerkingselement losneembaar aan een schijfvormige drager is bevestigd en nabij de schijfvormige drager is voorzien van een schuine wand.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bewerkingselement door smeden is gevormd 10 en;door middel van een bevestigingsdeel aan de schijfvormige drager is bevestigd, waarbij het bevestigingsdeel via een naar beneden afgebogen verbindingsdeel in het werkzame deel van het bewerkingselement overgaat, welk verbindingsdeel dikker is uitgevoerd dan het aan de schijf bevestigde beves-15 tigingsdeel.
3. Gron-dbewerkingsmachine met een gestel en een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkings-organen, die zijn voorzien van een drager en ten minste één daaraan aangebracht bewerkingselement, met het kenmerk, dat 20 het bewerkingselement door smeden is gevormd en aan een schijfvormige drager is aangebracht, en het bewerkingselement naar beneden is afgebogen over een deel dat, gezien in tangentiële richting, dikker is uitgevoerd dan het deel van het bewerkingselement dat aan de drager is bevestigd.
4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel van het bewerkingselement aan de zijde die naar de schijfvormige drager is gekeerd, is voorzien van ten minste één uitsparing.
5. Grondbewerkingsmachine met een gestel en een 30 aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkings-organen, die zijn voorzien van een drager waaraan ten minste één bewerkingselement is aangebracht, met het kenmerk, dat het bewerkingselement door middel van een bevestigingsdeel aan een schijfvormige drager is aangebracht en zich tussen de 35 schijfvormige drager en het bevestigingsdeel ten minste één ruimte bevindt. 8701878
6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel van het bewerkingselement aan de onderzijde is voorzien van ten minste één rib.
7. Grondbewerkingsmachine met een gestel en een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkings-organen, die zijn voorzien van een drager en ten minste één daaraan aangebracht bewerkingselement, met het kenmerk, dat het bewerkingselement een bevestigingsdeel omvat, dat aan een 10 schijfvormige drager is aangebracht en dat aan de onderzijde is voorzien van ten minste één rib.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met-het kenmerk, dat het bevestigingsdeel van het bewerkingselement een afscherming omvat voor de onderzijde 15 van de naaf van de drager.
9. Grondbewerkingsmachine met een gestel en een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkings-organen, die zijn voorzien van een drager en ten minste één daaraan aangebracht bewerkingselement, met het kenmerk, dat 20 het bewerkingselement een afscherming omvat voor de naaf van de drager.
10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel van het bewerkingselement ten minste aan de ten opzichte van de 25 draairichting van een bewerkingsorgaan voorste zijde is voorzien van een schuine wand.
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de schuine wand vanaf de drager in de richting van de draaiingsas van het bewerkingsorgaan 30 verloopt.
12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de schuine wand wordt gevormd door de buitenzijde van een aan de omtrek van het bevestigingsdeel aangebrachte rand.
13. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 10 - 12, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel zowel aan de ten opzichte van de draairichting van het bewerkingsorgaan voorste als achterste zijde is voorzien van een 8701878 rand waarvan de buitenzijde een schuine wand vormt.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 2 - 13, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel via een verbindingsdeel in een zich naar beneden uitstrekkend 5 werkzaam deel van het bewerkingselement overgaat en het verbindingsdeel tot buiten de omtrek van de schijfvormige drager reikt.
15. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 4-14, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel is voorzien 10 van boringen voor bouten en aan de naar de schijfvormige drager toegekeerde zijde om een boring een uitsparing is aangebracht.
16. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de uitsparing concentrisch ten opzichte van 15 de langshartlijn van de boring verloopt.
17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij het midden van het bevestigingsdeel· van een bewerkingselement een conische afscherming voor de onderzijde van de naaf van de schijfvormige 20 drager aanwezig is.
18. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de conische afscherming losneembaar door middel van de bouten voor de bevestiging van het bevestigingsdeel is aangebracht.
19. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de afscherming deel uitmaakt van het bevestigingsdeel.
20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 16 - 19, met het kenmerk, dat twee bouten voor de 30 bevestiging van het bevestigingsdeel ten opzichte van de draairichting van het bewerkingsorgaan achter elkaar zijn aangebracht en tussen de bouten aan de onderzijde van het bevestigingsdeel een rib is aangebracht.
21. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20, met 35 het kenmerk, dat de rib zich althans nagenoeg in radiale richting uitstrekt.
22. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het werkzame deel van een 8701878 bewerkingselement aan de onder- en achterzijde is voorzien van een, ten opzichte van de draairichting van een bewerkingsorgaan gerekend, verbreed deel.
23. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat het werkzaam deel van een bewerkingselement is voorzien van een rib, welke rib zich vanaf de bovenzijde tot de onderzijde van het vrije einde van het werkzame deel uitstrekt.
24. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsdelen van twee diametraal tegenover elkaar gelegen bewerkingselementen uit één stuk zijn vervaardigd.
25. Groirdbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren.
26. Bewerkingselement voor een grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkingsorganen, met het kenmerk, dat het bewerkingselement is voorzien van een bevestigingsdeel voor het aanbrengen aan een drager en het bevestigingsdeel een schuine 20 wand omvat.
27. Bewerkingselement voor een grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkingsorganen, met het kenmerk, dat het bewerkingselement door smeden is gevormd en is voorzien van een beves- 25 tigingsdeel dat aan zijn onderzijde ten minste één rib omvat.
28. Bewerkingselement voor een grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare grondbewerkingsorganen, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel van het bewerkingselement via een verbindingsdeel 30 overgaat in het werkzame deel van het bewerkingselement en het verbindingsdeel dikker is uitgevoerd dan het bevestigingsdeel. 8701878
NL8701878A 1987-08-11 1987-08-11 Grondbewerkingsmachine. NL8701878A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701878A NL8701878A (nl) 1987-08-11 1987-08-11 Grondbewerkingsmachine.
DE19883854683 DE3854683T2 (de) 1987-08-11 1988-08-09 Bodenbearbeitungsmaschine.
EP19880201704 EP0304120B1 (en) 1987-08-11 1988-08-09 A soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701878 1987-08-11
NL8701878A NL8701878A (nl) 1987-08-11 1987-08-11 Grondbewerkingsmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8701878A true NL8701878A (nl) 1989-03-01

Family

ID=19850434

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701878A NL8701878A (nl) 1987-08-11 1987-08-11 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0304120B1 (nl)
DE (1) DE3854683T2 (nl)
NL (1) NL8701878A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3923220A1 (de) * 1989-07-14 1991-01-24 Amazonen Werke Dreyer H Kreiselegge
FR2789542B1 (fr) * 1999-02-11 2001-06-01 Tiverton Ltd Equipement de herse rotative a dents simples
FR2818090B1 (fr) * 2000-12-18 2005-09-30 Kuhn Sa Outil amovible pour machine de travail du sol, notamment une herse rotative

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL143791B (nl) * 1970-08-18 1974-11-15 Eerste Emmeloorer Maschf Nv Grondbewerkingsmachine.
NL7409705A (nl) * 1974-07-18 1976-01-20 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DK197079A (da) * 1978-05-18 1979-11-19 Patent Concern Nv Jordbearbejdsningsmaskine
NL7810717A (nl) * 1978-10-27 1980-04-29 Patent Concern Nv Grondbewerkingsmachine.
IT8323543V0 (it) * 1983-11-15 1983-11-15 Forigo Snc Utensile in particolare per coltivatori.
DE8620029U1 (de) * 1986-07-25 1987-01-08 F. Hesterberg & Söhne GmbH & Co KG, 5828 Ennepetal Bodenbearbeitungswerkzeug zur Befestigung an einem beweglichen Bodenbearbeitungsgerät

Also Published As

Publication number Publication date
EP0304120A3 (en) 1992-02-05
DE3854683D1 (de) 1995-12-21
DE3854683T2 (de) 1996-07-04
EP0304120A2 (en) 1989-02-22
EP0304120B1 (en) 1995-11-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100519A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8004448A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8701878A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8301254A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300154A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL192496C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8301236A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8803046A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203748A (nl) Ploeg.
NL8204259A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7810716A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8304356A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300913A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602301A (nl) Bodembewerkingstoestel met een daarachter geplaatst vereffeningsgedeelte.
NL9002567A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602005A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601573A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8501212A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8802987A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300076A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800289A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801012A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable