NL8802987A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

* ï.

Patent Concern N.V. te Willemstad, Curasao.

GRONDBEWERKINGSMACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine voorzien van een gesteIdee1 waarin een aantal zich in opwaartse richting uitstrekkende assen van bewerkingsorganen zijn gelegerd en waarin tevens de aandrij-5 ving voor de bewerkingsorganen is ondergebracht. Tijdens het bedrijf bevindt het gesteldeel bij machines van bovengenoemde soort zich op relatief korte afstand van de te bewerken grond, zodat zich in de grond bevindende stenen tijdens het bedrijf tussen de onderzijde van het gesteldeel en de bewer-10 kingsorganen klem kunnen raken, hetgeen vooral bij wat grotere stenen een dusdanige plaatselijke vervorming van het gesteldeel tot gevolg kan hebben, dat de zich in het gesteldeel bevindende aandrijving kan worden beschadigd.

Met behulp van de constructie volgens de uitvin-15 ding kan een dergelijke beschadiging nu worden voorkomen doordat tussen het gesteldeel en een bewerkingsorgaan een afstrijker is aangebracht, die vóór en in de nabijheid van een ondersteuning voor een as van een bewerkingsorgaan is gelegen. Met behulp van deze voorziening kan op doelmatige 20 wijze een opvang en afvoer van harde voorwerpen als stenen worden verkregen.

Aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Fig. 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkings-25 machine voorzien van een constructie volgens de uitvinding weer,

Fig. 2 geeft op vergrote schaal een aanzicht weer volgens de lijn II-II in fig. 1, terwijl

Fig. 3 op vergrote schaal een aanzicht weergeeft 30 volgens de lijn III-III in fig. 2.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine die een zich dwars op de voort-bewegingsrichting A van de machine uitstrekkend kokervormig gesteldeel 1 heeft. Het gesteldeel 1 omvat een in hoofdzaak 88Ö2.SS7- _____ __j 4 2 U-vormig deel 2 dat aan de bovenzijde is voorzien van omgezette randen waaraan door middel van bouten 3 een afdekplaat 4 is bevestigd. In het gesteldeel 1 zijn op onderling gelijke afstanden van bij voorkeur 25 cm zich in opwaartse, bij 5 voorkeur verticale, richting uitstrekkende assen 5 van bewer-kingsorganen 6 gelegerd. Elk van de assen 5 steekt aan de onderzijde buiten het gesteldeel 1 uit en is buiten het gesteldeel voorzien van een drager 7, die zich althans nagenoeg loodrecht op de langshartlijn van de as, welke langs-10 hartlijn de draaiingsas van een bewerkingsorgaan vormt, uitstrekt. Aan elk van de einden is een drager 7 voorzien van een houder 8, waarin een bevestigingsdeel is ondergebracht van een zich naar beneden uitstrekkende tand 9. Elke houder 8 is aan de bovenzijde voorzien van een afscherming 10 die vóór 15 de bevestiging van een tand 9 is gelegen. Elke as 5 is aan de onderzijde van het kokervormige gesteldeel 1 door middel van een leger 11 ondersteund. Het leger 11 is ondergebracht in een huis 12 dat door middel van een flens tegen de onderzijde van het kokervormige gesteldeel door middel van bouten 13 is 20 bevestigd. Zoals uit fig. 2 blijkt, zijn de moeren waarmee de bouten 13 samenwerken in een ring 13A gelegen, die aan de bovenzijde open is en ter hoogte van de bouten een versmalling heeft voor de fixatie van de moeren. Aan de bovenzijde wordt de as 5 ondersteund door een leger 14 dat is onder-25 gebracht in een legerhuis 15 dat door middel van bouten 16 is bevestigd in een uitsparing in de afdekplaat 4 van het kokervormige gesteldeel 1. Het kokervormige gesteldeel 1 is aan de onderzijde van het deel 2 voorzien van een schermplaat 17, die zich zowel over de gehele breedte, als over de gehele 30 lengte van het deel 2 uitstrekt en, zoals uit de figuren blijkt, in zijn geheel tegen de onderzijde van het deel 2 is gelegen. De schermplaat 17 is aan zijn langszijden voorzien van een rand, die door middel van de bouten 13 tegen de respectieve randen van het deel 2 zijn bevestigd. Om en om is 35 voor de bouten 3 in de schermplaat 17 een opening 17A aanwezig, waardoor een bout in zijn geheel kan bewegen. De op deze plaatsen aangebrachte bouten dienen uitsluitend voor de bevestiging van de afdekplaat 4 op het deel 2 van het koker- 8802987.

t 9 3 vormige gesteldeel 1. Op deze wijze wordt bereikt dat bij het afnemen van de schermplaat 17 de verbinding tussen de afdek-plaat 4 en het deel 2 van het kokervormige gesteldeel 1 wordt gehandhaafd. De afdekplaat 17 is voor het opnemen van de 5 flenzen van de respectieve legerhuizen 12, die ondersteuningen vormen voor de assen 5 van de bewerkingsorganen 6, voorzien van cirkelvormige uitsparingen 18, die de flenzen nauw omsluiten. Ter hoogte van elke cirkelvormige uitsparing 18 is de schermplaat 17 aan zijn onderzijde voorzien van 10 paren afstrijkers in de vorm van ribben 19. Elke rib 19 strekt zich vanaf de rand van een uitsparing 18 dwars op de voortbewegingsrichting A uit tot de voor-, respectievelijk achterzijde van het onderste deel van de schermplaat 17. Een rib 19 heeft een hoekige dwarsdoorsnede en een enigszins 15 gebogen verloop, een en ander zodanig dat de zijde die van de uitsparing 18 is afgekeerd convex verloopt. Zoals uit fig. 3 blijkt, sluiten de respectieve ribben 19 van een paar op diametraal tegenover elkaar gelegen punten op de rand van een uitsparing 18 aan en wel zodanig dat een lijn a door deze 20 punten met een lijn b in de voortbeweginsrichting A door het middelpunt van de uitsparing een hoek van + 45° insluit.

Zoals uit fig. 3 verder blijkt, strekt een rib 19 zich uit over een lengte die althans nagenoeg gelijk is aan de diameter van de uitsparing 18 en verloopt de rib vanaf de rand 25 van de betreffende uitsparing zodanig dat zijn afstand tot de rand, in de draairichting van een bewerkingsorgaan gerekend, geleidelijk toeneemt. Aan de einden is het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van sectorvormige platen 20, die aan de voorzijde elk zijn voorzien van een tap 21, waarom een zich 30 langs een plaat naar achteren strekkende arm 22 vrij ver-zwenkbaar is. Door middel van een pen 23A die door een gat in elke arm en een van een aantal gaten aan de achterzijde van de platen 20 kan worden gestoken, kunnen de armen 22 in meerdere standen worden vastgezet. Tussen de einden van de 35 armen 22 is vrij draaibaar een rol 23 aangebracht die aan zijn omtrek is voorzien van staafvormige langselementen 24 en met behulp waarvan de werkdiepte van de bewerkingsorganen 6 instelbaar is. Nabij de einden is het gesteldeel 1 verder 88Ö2987.

» 4 4 voorzien van zich tijdens het bedrijf in opwaartse richting uitstrekkende platen 25 die om zich in de voortbewegingsrich-ting A uitstrekkende, assen tijdens het bedrijf vrij verzwenk-baar zijn. Elk van de assen 5 van een bewerkingsorgaan 6 is 5 binnen het kokervormige gesteldeel 1 voorzien van een tandwiel 26, een en ander zodanig dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Een nabij het midden van het kokervormige gesteldeel 1 gelegen as van een bewerkingsorgaan 10 6 is naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 27.

In de tandwielkast 27 staat het verlengde van de genoemde as via een zich in de voortbeweginsrichting A uitstrekkende as en een toerenvariator 28 in aandrijvende verbinding met een as 29 die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt 15 en met behulp van een tussenas 30 met de aftakas van een trekker koppelbaar is. Nabij het midden is het kokervormige gesteldeel voorzien van een bok 31 waarmee de inrichting met de driepuntshefinrichting van een trekker koppelbaar is.

De werking van de in het voorgaande beschreven 20 inrichting is als volgt. Tijdens het bedrijf is de machine met behulp van de bok 31 met de driepuntshef inrichting van een trekker gekoppeld en kunnen de respectieve bewerkingsorganen 6 vanaf de aftakas van de trekker via de in het voorgaande beschreven overbrenging worden aangedreven in 25 richtingen die met pijlen in de figuren zijn weergegeven. Tijdens de voortbeweging van de machine in de richting volgens pijl A worden door de tanden 9 van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen elkaar overlappende stroken grond bewerkt. Met behulp van de aan de onderzijde van het kokervormige 30 gesteldeel afneembaar aangebrachte schermplaat 17 wordt een doelmatige bescherming van het gesteldeel verkregen en kan worden voorkomen dat het gesteldeel door bijvoorbeeld stenen zodanig wordt vervormd dat de aandrijving van de bewerkingsorganen wordt beschadigd. Met behulp van de op de uitsparin-35 gen 18 respectievelijk ondersteuningen voor de assen 5 aansluitende paren ribben 19 die, zoals reeds vermeld, zich vanaf een uitsparing 18 resp. een ondersteuning naar de voor-respectievelijk de achterzijde van de schermplaat 17 uit- 8601887.

5 strekken, een en ander zodanig dat de afstand tussen een rib en de rand van de uitsparing, respectievelijk de ondersteuning, gerekend in de draairichting van een bewerkings-orgaan, toeneemt, kunnen stenen die de neiging vertonen tus-5 sen de drager 7 en/of een van de afschermingen 10 en de onderzijde van de schermplaten 17 klem te raken zodanig worden opgevangen en geleid dat zij buiten de baan van de drager komen. De ribben 19 werken hierbij dus als tussen de onderzijde van het gesteldeel en de dragers 10 van de respec-10 tieve bewerkingsorganen 6 gelegen afstrijkers. De schermplaat kan, indien beschadigd, gemakkelijk worden afgenomen door het losnemen van de bouten 3 met behulp waarvan deze plaat aan de voor- en aan de achterrand van het deel 2 van het gesteldeel is vastgezet. Bij het afnemen kunnen, zoals vermeld, om en om 15 de bouten 3 voor het instandhouden van de bevestiging tussen de afdekplaat 4 aan het deel 2 van het gesteldeel 1 door de hiervoor in de schermplaat 17 aanwezige openingen bewegen. Bij toepassing van de schermplaat 17 kan men de onderzijde van het kokervormige gesteldeel uit dunnere plaat vervaardi-20 gen. Ook kan de schermplaat los worden geleverd en, indien noodzakelijk, voor het bewerken van stenige velden worden aangebracht.

£802987.

Claims (10)

4

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gesteldeel waarin een aantal zich in opwaartse richting uitstrekkende assen van bewerkingsorganen zijn gelegerd en waarin zich tevens de aandrijving voor de bewerkingsorganen bevindt, met 5 het kenmerk, dat tussen het gesteldeel en een bewerkings-orgaan een afstrijker is aangebracht, die vóór en in de nabijheid van een ondersteuning voor een as van een bewer-kingsorgaan is gelegen.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met 10 het kenmerk, dat een afstrijker een zich dwars op de voort- bewegingsrichting van de machine uitstrekkend deel omvat.

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een afstrijker zich vanaf de rand van een ondersteuning voor de as van een bewerkingsorgaan naar de 15 voorzijde uitstrekt.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een afstrijker een gebogen verloop heeft, een en ander zodanig dat de afstrijker aan de van de ondersteuning voor de as van een bewerkingsorgaan 20 afgekeerde zijde convex is.

5. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat een afstrijker wordt gevormd door een rib, die vanaf de ondersteuning voor de as van een bewerkingsorgaan zodanig verloopt dat de afstand tussen de rand 25 van de ondersteuning en de rib, gerekend in de draairichting van een bewerkingsorgaan, toeneemt.

6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat twee ribben aanwezig zijn die vóór respectievelijk achter een ondersteuning zijn gelegen.

7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ribben in diametraal tegenover elkaar gelegen punten op de rand van de ondersteuning aansluiten.

8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een lijn door de genoemde punten een hoek 35 insluit van ± 45° met een lijn in de voortbeweginsrichting van de machine en door het hart van de ondersteuning. 8802987.

9. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat een rib een lengte heeft die althans nagenoeg overeenstemt met de diameter van een ondersteuning.

10. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat een rib een hoekige, bij voorkeur vierkante dwarsdoorsnede heeft. 0801887.