NL9002567A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9002567A
NL9002567A NL9002567A NL9002567A NL9002567A NL 9002567 A NL9002567 A NL 9002567A NL 9002567 A NL9002567 A NL 9002567A NL 9002567 A NL9002567 A NL 9002567A NL 9002567 A NL9002567 A NL 9002567A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
soil
tillage
tine
shaft
cultivation machine
Prior art date
Application number
NL9002567A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9002567A priority Critical patent/NL9002567A/nl
Priority to EP91203067A priority patent/EP0488466A1/en
Priority to FR9114540A priority patent/FR2669502A1/fr
Publication of NL9002567A publication Critical patent/NL9002567A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/06Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft
    • A01B33/065Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft comprising a plurality of rotors carried by an elongate, substantially closed transmission casing, transversely connectable to a tractor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/08Tools; Details, e.g. adaptations of transmissions or gearings
    • A01B33/12Arrangement of the tools; Screening of the tools
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/16Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with special additional arrangements

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine met een ges te Idee 1 en één of meer om opwaarts gerichte assen aandrijfbare grondbewerkingsorganen. Ten einde de machine geschikt te maken voor bewerking van vaste gronden met een onderlaag uit hard materiaal, heeft de grondbewerkingsmachine het kenmerk, dat een grondbewerkings-orgaan ten minste één verende tand omvat, die ongeveer in het verlengde van de as van het grondbewerkingsorgaan is aangebracht. Deze verende tand kan zich bijzonder gunstig over deze onderlaag uit hard materiaal bewegen. De verende tand is daarbij bij voorkeur langer dan ten minste één verdere tand die het grondbewerkingsorgaan bezit. De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een grondbewerkingsmachine met een gesteldeel en één of meer om opwaarts gerichte assen aandrijfbare grondbewerkingsorganen, met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan ten minste één tand omvat die ongeveer in het verlengde van de as van het grondbewerkingsorgaan is aangebracht en die langer is dan ten minste één verdere tand die het grondbewerkingsorgaan bezit. De in het verlengde van de as van een grondbewerkingsorgaan aangebrachte tand heeft bij voorkeur een breedte die groter is dan tweemaal de dikte van de tand. De uitvinding heeft dan ook voorts nog betrekking op een grondbewerkingsmachine met een gesteldeel en één of meer om opwaarts gerichte assen aandrijfbare grondbewerkingsorganen, met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan ten minste één tand omvat die ongeveer in het verlengde van de as van het grondbewerkingsorgaan is aangebracht en die een breedte heeft die groter is dan tweemaal de dikte van de tand. De in het verlengde van de as van het grondbewerkingsorgaan aangebrachte tand is bij voorkeur vervaardigd uit bladverenstaal.
In een eerste uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is de bladverenstalen tand gevormd uit twee met elkaar verbonden en aan de onderzijde van de drager van een grondbewerkingsorgaan bevestigde bladveren. Deze bladveren zijn bij voorkeur over meer dan de helft van hun lengte tegen elkaar aan aangebracht. De aldus verkregen verende tand kan zijn bevestigd aan een grondbewerkingsorgaan dat is voorzien van twee verdere, diametraal ten opzichte van de as van het grondbewerkingsorgaan aangebrachte starre tanden. Hierdoor wordt het mogelijk, de grondbewerkingsorganen van de bekende rotorkopeggen te voorzien van een in het verlengde van de as van het grondbewerkingsorgaan aangebrachte bladverenstalen tand.
In een tweede uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is de bladverenstalen tand gevormd uit twee met elkaar verbonden en nabij de onderzijde van de as van het grondbewerkingsorgaan aan deze as bevestigde bladveren. De bladveren zijn bij voorkeur op afstand van en parallel aan elkaar tegen twee rechte vlakken aan het ondereinde van de as van een grondbewerkingsorgaan aangebracht. De bladveren in deze uitvoeringsvorm zijn bij voorkeur door middel van kraagvormige, over de bladveren en een deel van de as van een grondbewerkingsorgaan aangebrachte steunplaten en een bout-verbinding met de as van het grondbewerkingsorgaan verbonden. Door deze constructie kunnen de bladveren met behulp van slechts één bout en moer onbeweeglijk ten opzichte van het verdere grondbewerkingsorgaan worden vastgezet. De bladveren afzonderlijk hebben in deze uitvoeringsvorm bij voorkeur een breedte die groter is dan driemaal hun dikte.
In weer een andere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding omvat het grondbewerkingsorgaan ten minste één verende tand, waarvan het ene uiteinde aan de as van het grondbewerkingsorgaan is bevestigd. De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een grondbewerkingsmachine met een gesteldeel en één of meer om opwaarts gerichte assen aan-drijfbare grondbewerkingsorganen, met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan ten minste één verende tand omvat, waarvan het ene uiteinde aan de as van het grondbewerkingsorgaan is bevestigd.
In weer een andere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding omvat het grondbewerkingsorgaan ten minste één ronde verende tand en ten minste één uit één of meer blad-veren bestaande tand. De uitvinding heeft dan ook verder nog betrekking op een grondbewerkingsmachine met een gesteldeel en één of meer om opwaarts gericht^ assen aandrijfbare grond-bewerkingsorganen, met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan ten minste één ronde verende tand en ten minste één uit één of meer bladveren bestaande tand omvat. Het ene uiteinde van een ronde verende tand is bij voorkeur rondom de as van een grondbewerkingsorgaan aangebracht. Dit uiteinde van de ronde verende tand kan zijn geborgd in een sleuf in de as van het grondbewerkingsorgaan. Zijn twee ronde verende tanden aanwezig, dan zullen de desbetreffende bevestigings-uiteinden in tegengestelde draairichting rond de as van het grondbewerkingsorgaan zijn aangebracht. Het vrije uiteinde van een ronde verende tand kan zowel opwaarts als neerwaarts zijn gericht, terwijl, wanneer twee ronde verende tanden aanwezig zijn, de ene opwaarts kan zijn gericht en de andere neerwaarts. De ronde verende tanden zijn bij voorkeur met een zodanige speling om de as van een grondbewerkingsorgaan aangebracht dat de tanden, wanneer de grondbewerkingsmachine in bedrijf is, tegen de draairichting van het grondbewerkingsorgaan in, naar achteren kunnen veren, waarbij het rondom de as van het grondbewerkingsorgaan aangebrachte deel van de tanden hier vaster omheen wordt getrokken. De ronde verende tanden zijn bij voorkeur aangebracht op een asdeel met ronde doorsnede, waarvan het ene uiteinde is voorzien van ten minste twee rechte, onderling parallelle vlakdelen voor de bevestiging van een bladverenstalen tand. Dit uiteinde kan uiteraard een rechthoekige of vierkante doorsnede bezitten. Bij voorkeur is tussen een ronde verende tand en de bladverenstalen tand rond de as van het grondbewerkingsorgaan een ring aangebracht.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Fig. 1 geeft op schematische wijze een bovenaanzicht van een grondbewerkingsmachine, waarin de grondbewer-kingsorganen overeenkomstig de uitvinding zijn toegepast;
Figuren 2 en 3 tonen een eerste uitvoeringsvorm van het grondbewerkingsorgaan overeenkomstig de uitvinding, waarbij Fig. 2 een dwarsdoorsnede volgens de lijn II - II in Fig. 1 toont;
Figuren 4 en 5 tonen een tweede uitvoeringsvorm van het grondbewerkingsorgaan overeenkomstig de uitvinding, waarbij Fig. 5 een dwarsdoorsnede volgens de lijn V - V in Fig. 4 laat zien.
De uitvinding is niet beperkt tot de hier gegeven uitvoeringsvoorbeelden; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvinding. De uitvinding heeft voorts betrekking op alle details, al dan niet beschreven, in de voornoemde figuren.
De in de figuren weergegeven inrichting heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een machine voor de bereiding van een zaaibed. De machine omvat een kokervormig gesteldeel 1 dat zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. In het kokervormig gesteldeel 1 zijn op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm de zich in opwaartse, bij voorkeur verticale, richting uitstrekkende assen 2 van grondbewerkingsorganen 3 gelegerd. De einden van het kokervormig gesteldeel 1 zijn afgesloten door middel van platen 4, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekken. Nabij de voorzijde is elk van de platen 4 voorzien van een dwarsas 5, een en ander zodanig dat de langs-hartlijnen van de respectieve dwarsassen 5 in eikaars verlengde zijn gelegen. Om elk van de assen 5 is een arm 6 vrij verzwenkbaar, welke arm 6 zich langs de binnenzijde van de platen 4 naar achteren uitstrekt. Elke arm 6 is door middel van een nabij de achterzijde van het gesteldeel 1 gelegen verstelinrichting 7 in de vorm van een schroefspindel in meerdere standen brengbaar en vastzetbaar. Nabij de achterzijde is elk van de armen 6 voorzien van een steun 8, die zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt. Tussen de steunen 8 is vrij draaibaar een rol 9 gelegerd door middel van assen 10 en in legerhuizen ondergebrachte legers. De rol 9 is uitgevoerd als pakkerrol en omvat op de gebruikelijke wijze een cilindrische drager 11, waarop op onderling gelijke afstanden kransen tanden zijn aangebracht. Tussen deze kransen tanden zijn op bekende wijze aan de achterzijde βίε chraaporganen aangebracht, die zijn bevestigd aan een buisvormige drager 12, welke is aangebracht tussen de uiteinden van steunen 13 die aan de achterzijde van de armen 6 zijn bevestigd. Aan weerszijden van het kokervormig gesteldeel 1 zijn zijplaten 14 aangebracht, welke rond assen 15 zijwaarts en in hoogterichting beweegbaar zijn.
Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is elk van de assen 2 voorzien van een tandwiel 16 met rechte vertanding, een en ander zodanig dat de tandwielen 16 op de assen 2 van naast elkaar gelegen grondbewerkingsorganen 3 met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden van het gesteldeel 1 is de as van een grondbewerkingsorgaan 3 verlengd en reikt met deze verlenging tot in een tandwielkast 17, waarin de as door middel van een conische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding staat met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as, die via een zich aan de achterzijde van de tandwielkast 17 bevindende toeren-variator 18 in aandrijvende verbinding staat met een daarboven gelegen as 19. De as 19 bevindt zich, in bovenaanzicht gezien, in het midden van het kokervormig gesteldeel 1 en strekt zich in de voortbewegingsrichting A uit. De as 19 steekt aan de voorzijde buiten de tandwielkast 17 uit en kan door middel van een tussenas met de aftakas van een trekker worden verbonden. Nabij de voorzijde is het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van een bok 20 die een driepunts-bevestiging heeft voor aankoppeling aan de driepuntshef-inrichting van een trekker.
De in het kokervormig gesteldeel 1 gelegerde, opwaarts gerichte assen 2 zijn nabij het midden voorzien van een borst 21, waarom een kogelleger 22 is aangebracht. Dit kogelleger 22 is ondergebracht in een huis 23 dat in een uitsparing aan de onderzijde van het kokervormig gesteldeel 1 rust. Het huis 23 reikt over enige afstand tot binnen het kokervormig gesteldeel 1 en heeft aan de bovenzijde een naar binnen gerichte rand 24, waartegen het kogelleger 22 rust.
Aan de onderzijde rust het kogelleger 22 op een binnen het huis 23 aangebrachte veerring 25. Om de as 2 is verder een tegen de onderzijde van het kogelleger 22 rustende bus 26 aangebracht, waartegen een opsluitring 27 is gelegen die zich binnen het huis 23 bevindt en de onderzijde van het huis 23 afsluit. Door middel van een aan het huis 23 aangebrachte, althans nagenoeg nabij het midden gelegen flens 28 kan het huis 23 met behulp van bouten 29 en een al dan niet vast aan de binnenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 met dit kokervormig gesteldeel verbonden ringvormig element 30 aan de onderzijde van het kokervormig gesteldeel 1 worden vastgezet, een en ander zodanig dat het kogelleger 22 zich ongeveer op dezelfde hoogte bevindt als de onderplaat van het kokervormig gesteldeel 1. Op het kogelleger 22 rust de naaf 31 van een tandwiel 16, welke naaf 31 tot de naar binnen gerichte rand 24 van het huis 23 reikt, een en ander zodanig dat hiertussen praktisch geen ruimte aanwezig is. Aan de bovenzijde rust de naaf 31 van het tandwiel 16 tegen een ring 32 die zich bevindt in een uitsparing van de as 2. Over de ring 32 is een opsluitring 33 aangebracht. Boven deze opsluitring 33 bevindt zich een kogelleger 34 dat is ondergebracht in een huis 35. Het huis 35 is gevormd door een afdekplaat 36, welke is voorzien van een rand 37 die het kogelleger 34 omsluit en welke over enige afstand tot binnen het kokervormig gesteldeel 1 reikt en wel zodanig dat van het kogelleger 34 zich ongeveer op dezelfde hoogte bevindt als de bovenplaat van het kokervormig gesteldeel 1. Het huis 35 is voorts voorzien van een flens 38. Via de flens 38 kan met behulp van bouten 39 en een al dan niet vast aan de binnenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 met dit kokervormig gesteldeel 1 verbonden ringvormig element 40 aan de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 worden vastgezet. De ringvormig elementen 30 en 40 kunnen desgewenst aan de bovenzijde van de onderplaat, respectievelijk de onderzijde van de bovenplaat van het kokervormig gesteldeel 1 worden vastgelast of vastgelijmd, bijvoorbeeld met Araldite.
In de in de figuren 2 en 3 weergegeven uitvoeringsvorm is op het aan de onderzijde uit het legerhuis 23 stekende einde van elke as 7, dat is voorzien van spiebanen, de naaf 41 van een drager 42 geschoven. De naaf 41 rust tegen de opsluitring 27 aan de onderzijde van het legerhuis 23. Onder de naaf 41 is een opsluitring 43 aangebracht die door middel van een moer 44, die op het van schroefdraad voorziene ondereinde van de as 2 is gedraaid, op zijn plaats wordt gehouden. De einden van de drager 42 zijn voorzien van houders 45, waarin de bevestigingsdelen van zich althans nagenoeg evenwijdig aan de as 2 uitstrekkende tanden 46 zijn aangebracht. De tanden 46 zijn voorzien van een werkzaam deel dat ten opzichte van de rotatierichting van het grondbewer-kingsorgaan tijdens bedrijf slepend staat opgesteld. Behalve de tanden 46, is voorts een ongeveer in het verlengde van de as 2 van het grondbewerkingsorgaan 3 aangebrachte verende tand 47 aanwezig. De verende tand 47 is langer dan de tanden 46. De breedte van de tand 47 is groter dan tweemaal de dikte van deze tand. De tand 47 is vervaardigd uit bladverenstaal en is in het bijzonder gevormd uit een tweetal bladveren 48 en 49, welke bladveren over meer dan de helft van hun lengte tegen elkaar zijn aangebracht en met behulp van bouten 50 zijn bevestigd aan de onderzijde van de drager 42 van een grondbewerkingsorgaan 3. De desbetreffende bevestigings-plaatsen op de drager 42 kunnen zijn afgeplat, hoewel, zoals in de figuren 2 en 3 is aangegeven, ook gebruik kan worden gemaakt van op de vorm van de drager afgestemde ringen.
In de in de figuren 4 en 5 weergegeven uitvoeringsvorm is aan de onderzijde van het uit het legerhuis 23 stekende gedeelte van de as 2 van een grondbewerkingsorgaan 3 een plaatvormig element 51 aangebracht. Tegen dit plaatvormig element 51 kan met behulp van bouten 52 een tweede plaatvormig element 53 worden vastgezet. Aan dit tweede plaatvormig element is een asdeel 54 vastgezet, dat in het verlengde van het in het kokervormig gesteldeel 1 gelegerde asdeel is gelegen. In plaats van de as 2 op te delen in twee stukken, zoals in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is aangegeven, kunnen de beide plaatvormige elementen 51 en 53 ook worden weggelaten en kan een uit één geheel bestaande as 2 worden toegepast. Een uit twee delen bestaande as 2 vereen voudigt echter de vervanging van het grondbewerkingsorgaan 3. Het bovenste gedeelte van het asdeel 54 heeft een ronde doorsnede, terwijl het onderste gedeelte van dit asdeel is voorzien van ten minste twee rechte, onderling parallelle vlakdelen, waarbij in een bijzondere uitvoeringsvorm de doorsnede van dit onderste gedeelte van het asdeel 54 een rechthoekige of vierkante doorsnede heeft. Aan het onderste gedeelte van het asdeel 54 is een ongeveer in het verlengde van de as 2 van het grondbewerkingsorgaan 3 gelegen verende tand 55 aangebracht. Ook deze tand 55 is vervaardigd uit bladverenstaal. Evenals voor de tand 47, geldt ook voor de tand 55 dat deze een breedte heeft die groter is dan tweemaal de dikte van de tand. De bladverenstalen tand 55 is gevormd uit twee met elkaar verbonden, aan de onderzijde van het asdeel 54 bevestigde bladveren 56 en 57. Deze bladveren 56 en 57 liggen op afstand van en parallel aan elkaar tegen twee rechte vlakken aan het ondereinde van het asdeel 54. De bladveren 56 en 57 zijn door middel van kraagvormige, over de bladveren 56, 57 en een deel van het asdeel 54 aangebrachte steunplaten 58 en een bout met moer 59 met het asdeel 54 verbonden. De bladveren 56 en 57 afzonderlijk hebben een breedte die groter is dan driemaal hun dikte.
Behalve de bladverenstalen tand 55 omvat het grondbewerkingsorgaan 3 in de in fig. 4 en 5 afgebeelde uitvoeringsvorm een tweetal verende tanden 60 en 61 met een ronde doorsnede. Het uiteinde van beide verende tanden 60 en 61 verloopt spiraalvormig rond het bovenste gedeelte van het asdeel 54. Het asdeel 54 is voorzien van een sleuf 62, in welke sleuf het laatste gedeelte van het spiraalvormig rond het asdeel 54 aangebrachte deel van de tanden 60 en 61 is geborgd. Het vrije uiteinde van de ronde verende tand 60 is neerwaarts gericht, terwijl het vrije uiteinde van de ronde verende tand 61 opwaarts is gericht. De spiraalvormige uiteinden van de tanden 60 en 61 zijn in tegengestelde draairichting rond het bovenste stuk van het asdeel 54 aangebracht, en wel zodanig dat een speling aanwezig is tussen het spiraalvormige gedeelte van de tanden en het asdeel 54, waardoor de tanden 60 en 61, wanneer de grondbewerkings- machine in bedrijf is, tegen de draairichting van het grond-bewerkingsorgaan 3 in naar achteren kunnen veren, waarbij het rondom het asdeel 54 aangebrachte deel van de tanden 60, 61 hier vaster omheen wordt getrokken. Evenals de tanden 46 in het eerste uitvoeringsvoorbeeld, zijn ook de tanden 60 en 61 in dit,tweede uitvoeringsvoorbeeld niet volledig parallel aan de as 2 opgesteld, maar ten opzichte van de draairichting van het grondbewerkingsorgaan 3 enigszins naar achteren. Tussen de tanden 60 en 55 is een ring 63 aangebracht. Mocht één van de tanden 60 of 61 vervangen dienen te worden, dan dient de bout 59 te worden losgemaakt en verwijderd, waarna de blad-veren 56 en 57 en vervolgens de ring 63 kunnen worden weggenomen. De tanden 60 en 61 kunnen dan met hun uiteinde in de sleuf 62 door deze sleuf omlaag worden bewogen en worden afgenomen. Plaatsing van een nieuwe tand 60 of 61 geschiedt door deze handelingen in omgekeerde volgorde uit te voeren.

Claims (26)

1. Grondbewerkingsmachine met een gesteldeel (1) en één of meer om opwaarts gerichte assen (2) aandrijfbare grondbewerkingsorganen (3), met het kenmerk, dat een grond-bewerkingsorgaan (3) ten minste één verende tand (47, 55) omvat, die ongeveer in het verlengde van de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) is aangebracht.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verende tand (4 7, 55) langer is dan ten minste één verdere tand (46; 60, 61) die het grondbewerkingsorgaan (3) bezit.
3. Grondbewerkingsmachine met een gesteldeel (1) en één of meer om opwaarts gerichte assen (2) aandrijfbare grondbewerkingsorganen (3), met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan (3) ten minste één tand (47, 55) omvat, die ongeveer in het verlengde van de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) is aangebracht en die langer is dan ten minste één verdere tand (46; 60, 61) die het grondbewerkingsorgaan (3) bezit.
4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in het verlengde van de as (2) van een grondbewerkingsorgaan (3) aangebrachte tand (47, 55) een breedte heeft, die groter is dan tweemaal de dikte van de tand (47, 55).
5. Grondbewerkingsmachine met een gesteldeel (1) en één of meer om opwaarts gerichte assen (2) aandrijfbare grondbewerkingsorganen (3), met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan (3) ten minste één tand (47, 55) omvat, die ongeveer in het verlengde van de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) is aangebracht en die een breedte heeft, die groter is dan tweemaal de dikte van de tand (47, 55).
6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in het verlengde van de as (2) van een grondbewerkingsorgaan (3) aangebrachte tand (47, 55) is vervaardigd uit bladverenstaal.
7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bladverenstalen tand (47) is gevormd uit twee met elkaar verbonden en aan de onderzijde van de drager (42) van een grondbewerkingsorgaan (3) bevestigde bladveren (48, 49).
8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bladveren (48, 49) over meer dan de helft van hun lengte tegen elkaar aan zijn aangebracht.
9. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verende tand (47) is bevestigd aan een grondbewerkingsorgaan (3) dat is voorzien van twee verdere diametraal ten opzichte van de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) aangebrachte starre tanden (46).
10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bladverenstalen tand (55) is gevormd uit twee met elkaar verbonden en nabij de onderzijde van de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) aan deze as (2) bevestigde bladveren (56, 57).
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de bladveren (56, 57) op afstand van en parallel aan elkaar tegen twee rechte vlakken aan het ondereinde van de as (2) van een grondbewerkingsorgaan (3) zijn aangebracht.
12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de bladveren (56, 57) door middel van kraagvormige, over de bladveren (56, 57) en een deel van de as (2) van een grondbewerkingsorgaan (3) aangebrachte steunplaten (58) en een boutverbinding (59) met de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) zijn verbonden.
13. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 10 - 12, met het kenmerk, dat de bladveren (56, 57) afzonderlijk een breedte hebben, die groter is dan driemaal hun dikte..
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan (3) ten minste één verende tand (60, 61) omvat, waarvan het ene uiteinde aan de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) is bevestigd.
15. Grondbewerkingsmachine met een gesteldeel (1) en één of meer om opwaarts gerichte assen (2) aandrijfbare grondbewerkingsorganen (3) , met het kenmerk, dat een grond-bewerkingsorgaan (3) ten minste één verende tand (60, 61) omvat, waarvan het ene uiteinde aan de as (2) van het grond-bewerkingsorgaan (3) is bevestigd.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan (3) ten minste één ronde verende tand (61, 61) en ten minste één uit één of meer bladveren bestaande tand (55) omvat.
17. Grondbewerkingsmachine met een ges te Idee 1 (1) en één of meer om opwaarts gerichte assen (2) aandrijfbare grondbewerkingsorganen (3), met het kenmerk, dat een grondbewerkingsorgaan (3) ten minste één ronde verende tand (60, 61) en ten minste één uit één of meer bladveren bestaande tand (55) omvat.
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 14 - 17, met het kenmerk, dat het ene uiteinde van een ronde verende tand (60, 61) rondom de as (2) van een grondbewerkingsorgaan (3) is aangebracht.
19. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het ene uiteinde van de ronde verende tand (60, 61) is geborgd in een sleuf (62) in de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3).
20. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 14 - 19, met het kenmerk, dat twee ronde verende tanden (60, 61) aanwezig zijn, waarvan de desbetreffende bevestigings-uiteinden in tegengestelde draairichting rondom de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) zijn aangebracht.
21. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 18 - 20, met het kenmerk, dat het vrije uiteinde van een ronde verende tand (60) neerwaarts is gericht.
22. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 18 - 21, met het kenmerk, dat het vrije uiteinde van een ronde verende tand (61) opwaarts is gericht.
23. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 14 - 22, met het kenmerk, dat de ronde verende tanden (60, 61) met een zodanige speling rondom de as (2) van een grondbewerkingsorgaan (3) zijn aangebracht, dat de tanden (60, 61), wanneer de grondbewerkingsmachine in bedrijf is, tegen de draairichting van het grondbewerkingsorgaan (3) in naar achteren kunnen veren, waarbij het rondom de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) aangebrachte deel van de tanden (60, 61) hier vaster omheen wordt getrokken.
24. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 14 - 23, met het kenmerk, dat de ronde verende tanden (60, 61) zijn aangebracht om een asdeel (54) met ronde doorsnede, waarvan het uiteinde is voorzien van ten minste twee rechte, onderling parallelle vlakdelen voor de bevestiging van een bladverenstalen tand (55).
25. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat tussen een ronde verende tand (60) en de bladverenstalen tand (55) rond de as (2) van het grondbewerkingsorgaan (3) een ring (63) is aangebracht.
26. Grondbewerkingsmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies en/of zoals weergegeven in de beschrijving en/of de bijgaande tekeningen.
NL9002567A 1990-11-26 1990-11-26 Grondbewerkingsmachine. NL9002567A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9002567A NL9002567A (nl) 1990-11-26 1990-11-26 Grondbewerkingsmachine.
EP91203067A EP0488466A1 (en) 1990-11-26 1991-11-22 A soil cultivating machine
FR9114540A FR2669502A1 (fr) 1990-11-26 1991-11-26 Machine pour travailler le sol a unites de travail entrainees en rotation par des arbres verticaux, et comprenant une dent elastique centrale.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9002567 1990-11-26
NL9002567A NL9002567A (nl) 1990-11-26 1990-11-26 Grondbewerkingsmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9002567A true NL9002567A (nl) 1992-06-16

Family

ID=19858030

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9002567A NL9002567A (nl) 1990-11-26 1990-11-26 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0488466A1 (nl)
FR (1) FR2669502A1 (nl)
NL (1) NL9002567A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AU708366B2 (en) * 1994-11-24 1999-08-05 Ro-Tree Corporation Australia Pty. Limited Cultivator
AUPM963094A0 (en) * 1994-11-24 1994-12-15 Ro-Tree Corporation Australia Pty. Limited Cultivator
NL2028992B1 (en) * 2021-08-19 2023-02-24 Van Tuijl Innovations B V Tilling apparatus
CN114946299B (zh) * 2022-05-25 2023-08-29 胡泽锋 一种用于农耕、播种、收获的多地形功能机

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB605940A (en) * 1944-12-15 1948-08-04 Wharton And Olding Ltd Improvements relating to cultivating and tilling machines
US2622498A (en) * 1944-12-15 1952-12-23 Wharton William Cultivating and tilling machine
GB1460372A (en) * 1973-01-16 1977-01-06 Lely Nv C Van Der Soil cultivating implements
NL169946C (nl) * 1973-01-16 1982-09-16 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL7409705A (nl) * 1974-07-18 1976-01-20 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
NL7409854A (nl) * 1974-07-22 1976-01-26 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
FR2348625A7 (fr) * 1976-04-15 1977-11-10 Breviglieri Oreste Perfectionnements aux herses rotatives servant de sarcleuses pour le travail de la terre arable
NL8902017A (nl) * 1977-11-30 1989-12-01 Patent Concern Nv Grondbewerkingsmachine.

Also Published As

Publication number Publication date
FR2669502B1 (nl) 1995-04-21
FR2669502A1 (fr) 1992-05-29
EP0488466A1 (en) 1992-06-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004448A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203046A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9002567A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8301254A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7903571A (nl) Rol voor het aandrukken van aarde.
NL8001383A (nl) Meervoudige machine met vertikale assen voor het bewerken van landbouwgrond met rijen planten.
NL8300154A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203047A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300913A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0262734B1 (en) Soil cultivating machines
NL8801489A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204259A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801012A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602005A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0264987A1 (en) Soil cultivating machines
NL192557C (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
NL8501212A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0189957B1 (en) Soil cultivating machine
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192496C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8303089A (nl) Rol, in het bijzonder een pakkerrol, die in het bijzonder bestemd is om te worden gebruikt bij een grondbewerkingsmachine voorzien van aangedreven bewerkingsorganen.
NL8803046A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203045A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800289A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed