NL8801012A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

\.

ft C. van der Lely N.V., Maasland.

GRONDBEWERKINGSMACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal grondbewerkingsorganen en ten minste één rol, die is voorzien van een aantal schraaporganen.

5 Bij bekende grondbewerkingsmachines van deze soort zijn de schraaporganen veelal aan zich naar boven uitstrekkende armen aangebracht, welke armen relatief lang zijn. Hierdoor zijn de armen, zoals in de praktijk is gebleken, gevoelig voor beschadiging door harde voorwerpen, zoals ste-10 nen. Bij de constructie volgens de uitvinding hebben de schraaporganen een zodanige uitvoering dat zij minder gevoelig zijn voor beschadiging, doordat het schraaporgaan een arm omvat die aan de onderzijde van een langs de roi verlopende buisvormige drager verschuifbaar is aangebracht. Hierdoor kan 15 de lengte van de arm relatief kort zijn en de arm bovendien in een zodanige richting verlopen, dat de harde voorwerpen gemakkelijk kunnen worden afgevoerd.

Een volgend facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij een 20 zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende bevestigingsbout voor de arm is aangebracht. Hierdoor kan worden voorkomen dat de bout zodanig wordt beschadigd, dat een lossen van de schraaporganen wordt bemoeilijkt.

Een verder facet van de uitvinding betreft een 25 grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de arm tussen twee zich naar beneden uitstrekkende platen is aangebracht. Met behulp van deze platen kan men een doelmatige klemming van de arm verkrijgen, in het bijzonder indien men door in de platen aangebrachte sleuven een bout 30 aanbrengt, met behulp waarvan de platen tegen de arm worden geklemd.

Aan de hand van enkele in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

.8801012 ·* 2

Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer-kingsmachine weer voorzien van een constructie volgens de uitvinding;

Figuur 2 geeft een zijaanzicht weer van de in 5 figuur 1 afgeheelde machine;

Figuur 3 geeft op vergrote schaal een aanzicht weer volgens de lijn III-III in figuur 1;

Figuur 4 geeft een aanzicht weer volgens de pijl IV in figuur 3;

10 Figuur 5 geeft een aanzicht weer volgens de pijl V

in figuur 4;

Figuur 6 geeft een aanzicht weer volgens figuur 3 van een tweede bevestigingsmogelijkheid voor een afschraap-orgaan, terwijl 15 Figuur 7 een aanzicht weergeeft volgens de pijl VII in figuur 6.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een machine voor de bereiding van een zaaibed. Het gestel van de machine omvat 20 een kokervormig geste Idee 1 1, dat zich dwars op de voortbewe-gingsrichting A van de machine uitstrekt en waarin op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm de opwaartse, bij voorkeur verticale, assen 2 zijn gélegerd van bewer-kingsorganen 3. Elk van de bewerkingsorganen 3 omvat een 25 althans nagenoeg horizontale drager 4, die is aangebracht op het einde van een as 2, dat aan de onderzijde buiten het gesteldeel 1 uitsteekt. Nabij de einden is elke drager 4 voorzien van zich naar beneden uitstrekkende'bewerkings-elementen 5 in de vorm van tanden. De einden van het koker-30 vormig gesteldeel 1 zijn afgesloten door platen 6, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekken en opwaarts zijn gericht. Elk van de platen 6 is nabij de voorzijde voorzien van een as 7, een en ander zodanig, dat de assen in eikaars verlengde zijn gelegen. Om 35 elke as 7 is vrij verzwenkbaar een arm 8 aangebracht, die zich langs de binnenzijde van een plaat 6 naar achteren uitstrekt. Nabij de achterzijde van het gesteldeel 1 is een verstelinrichting 9 aangebracht, met behulp waarvan een arm 8 .8801012 3 om de as 7 in meerdere standen brengbaar en vastzetbaar is, welke verstelinrichting bij dit uitvoeringsvoorbeeld is uitgevoerd als een schroefspindel. Elk van de armen 8 vormt nabij een naar beneden gericht einde een ondersteuning voor 5 een door middel van assen 10 en in legerhuizen ondergebrachte legers vrij draaibaar aangebrachte pakkerrol 11. De pakkerrol 11 omvat een buisvormig deel 12, dat door middel van de assen 10 vrij draaibaar is ondersteund en aan de omtrek is voorzien van kransen tanden 13, die op onderling gelijke afstand van 10 elkaar zijn aangebracht. Tussen de kransen tanden 13 zijn aan de achterzijde afschraaporganen 14 aangebracht, die zijn bevestigd aan een draagbalk 15, welke tussen de einden van zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende steunen 16, die aan de armen 8 zijn bevestigd, is aange-15 bracht. De draagbalk 15 heeft, zoals uit figuur 3 blijkt, een buisvormige uitvoering en een dwarsdoorsnede die rechthoekig is. Hierbij is de draagbalk 15 zodanig opgesteld dat het midden zich ter hoogte van de draaiingsas a van de rol 11 bevindt en de langste rechthoekzijde zich althans nagenoeg in 20 verticale richting uitstrekt. Voor elk van de afschraap-organen 14 is aan de onderzijde van de kokervormige draagbalk 15 door lassen een steun 17 aangebracht, die is gevormd uit plaatvormig materiaal dat U-vormig is'gebogen en zodanig aangebracht, dat de benen van de U naar beneden zijn gericht 25 en zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegings-richting A uitstrekken (figuur 5). Het tussen de benen van de ü gelegen deel heeft een naar beneden gerichte uitstulping 18A en is door middel van lassen aan de onderzijde van de buisvormige draagbalk 15 bevestigd. Zoals uit figuur 5 verder 30 blijkt, is één been van de ü korter dan het andere been en zijn de beide benen aan de onderzijde over een deel haaks omgezet. Tussen de benen van de U-vormige steun 17 is het breedste, zich in opwaartse richting uitstrekkende deel aangebracht van een stripvormige arm 18, die zich vanaf de voor-35 zijde van de steun 17 over een gedeelte schuin naar beneden en naar voren uitstrekt (figuur 3), waarbij dit gedeelte althans nagenoeg tangentiaal is gelegen ten opzichte van de draaiingsas a van de rol 11. Tussen de door de benen gevormde ,8801012 * * 4 platen van de U-vormige steun 17 is de arm 18 zodanig aangebracht, dat het bovenste deel tegen de uitstulping 18A in het tussen de benen gelegen deel rust. De bevestiging vindt plaats door middel van een enkele bout 19, die zich althans 5 nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting A en in horizontale richting uitstrekt. De bout 19 is verplaatsbaar in een sleuf 20, die zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt en in elk van de benen van de ü-vormige steun 17 is aangebracht. Door middel van de benen van de uit plaat gebo-10 gen U-vormige steun 17 en de aanwezigheid van de sleuf 20 kan door middel van de enkele bout 19 een zeer doelmatige en betrouwbare klemming van een arm 18 tussen de benen worden verkregen, waaraan de uitstulping 18A eveneens bijdraagt. De bout 19 is tegen verdraaiing geborgd door middel van een 15 haaks omgebogen deel van de onderzijde van het korte been (figuur 5). De steun 17 is nabij de voorzijde door middel van een schuin naar boven en naar achteren gerichte schoor 20A met de voorzijde van de buisvormige draagbalk 15 verbonden (figuur 3). De onderzijde van de arm 18 is voorzien van een 20 steunplaat 21, die zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt en in dwarsdoorsnede een aan de bovenzijde holle of concave uitvoering heeft (figuur 5). Tegen de steunplaat 21 is door middel van een tweede steunplaat 22 en door middel van bouten 23, die zich aan weerszijden van de arm 25 bevinden, een sehraapelemen.t 24 aangebracht, dat evenals de steunplaten 21 en 22 aan de bovenzijde een hol of concaaf verloop heeft (figuur 5). De voorzijde van het schraapelement 24 heeft een verloop, dat is aangepast aan de 'buitenomtrek van de buisvormige drager 12 van de rol 11, zodat deze voor-30 zijde over de hele breedte tegen de drager 12 kan rusten.

In figuur 6 en 7 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij een steun 17 door middel van bouten 17A aan de buisvormige drager 15 is bevestigd. De bouten 17A zijn aan de bovenzijde van een steun 17 aangebracht en bevinden zich 35 vóör en achter de buisvormige drager 15A die een althans nagenoeg vierkante dwarsdoorsnede heeft. Aan de bovenzijde bevindt zich tussen de bouten een klemstrip 17B, die door middel van moeren die op de bouten zijn gedraaid, is vastge- .8801012 * * 5 klemd tegen de bovenzijde van de drager 15A. Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is op elk van de assen 2 van een bewerkingsorgaan 3 een tandwiel 25 aangebracht met rechte vertanding, een en ander zodanig, dat de tandwielen op de 5 assen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. De as 2 van een nabij het midden gelegen bewerkingsorgaan 3 is naar boven verlengd en reikt met de verlenging in een tandwielkast 26, die op de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 is bevestigd.

10 Binnen de tandwielkast 26 staat de as via een conische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as, die via een aan de achterzijde van de tandwielkast 26 aangebrachte toeren-variator 27 in verbinding staat met een daarboven gelegen as, 15 welke aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt. Het uitstekende einde van de laatstgenoemde as kan via een tussenas 28 met de aftakas van een trekker worden verbonden.

Nabij de voorzijde is het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van een bok 29, die een driepuntsbevestiging heeft voor 20 aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker.

De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt.

Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 29 met de driepuntshef inrichting van een trekker 25 verbonden en worden bij voortbeweging van de machine in een richting volgens pijl A, de respectieve bewerkingsorganen 3 vanaf de af takas van de trekker via de tussenas 28 en de in het voorgaande beschreven overbrenging aangedreven, zodanig dat twee naast elkaar gelegen bewerkingsorganen in tegen-30 gestelde zin roteren en zij met hun bewerkingselementen 5 ten minste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. Tijdens het bedrijf rust de machine op de pakkerrol 11, met behulp waarvan door middel van de verstelinrichting 9 aan de achterzijde van het kokervormig gesteldeel 1 de werkdiepte 35 van de bewerkingsorganen 3 kan worden ingesteld. Met behulp van de door middel van de buisvormige draagbalk 15 en de U-vormige steunen 17 aangebrachte, zich tot tussen de kransen tanden 13 van de pakkerrol 11 uitstrekkende schraaporganen .8801012 i v 6 14, kan tijdens het bedrijf worden bereikt, dat de pakkerrol van aanhangende aarde wordt vrijgehouden, welke aarde, zoals uit figuur 3 blijkt, doordat de voorzijde van het schraap-eleraent 24 zich op een omtrekshoek van ten minste 60° bene-5 den het horizontale vlak door de draaiingsas a van de rol bevindt, praktisch onmiddellijk wordt afgeschraapt, zodat zich geen grote kluiten kunnen vormen. Met behulp van de enkele bout 19, waarmee de arm 18 van een schraaporgaan aan een U-vormige steun 17 is bevestigd, kan gemakkelijk een 10 nastelling van de respectieve schraapetementen 24 worden verkregen door verschuiving van de arm 18. De holle of concave uitvoering van een schraapelement 24 vormt een effectieve versteviging van dit schraapelement, zodat beschadiging door een zich eventueel tussen de kransen tanden 12 vastzet-15 tende steen minder gemakkelijk kan optreden. Dit is eveneens het geval door het feit, dat de arm 18 van het schraaporgaan lager dan de draaiingsas a van de rol 11 aan de onderzijde van de buisvormige draagbalk 15 is bevestigd en zich hierbij over een gedeelte althans nagenoeg tangentiaal ten opzichte 20 van de draaiingsas a van de rol 11 uitstrekt, zodat voor de stenen die worden losgemaakt een zekere geleiding aanwezig is. De buisvormige draagbalk 15 heeft een grote stijfheid, terwijl desondanks een lichte constructie fen een gemakkelijke bevestiging van de schraaporganen mogelijk blijft. Door de 25 lengte waarover de arm 18 door de steun 17 wordt ondersteund is het geheel weinig gevoelig voor vervorming en beschadiging.

De uitvinding is niet beperkt tot het 'vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet 33 beschreven.

» 880 1 012.

Claims (25)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal grondbewerkingsorganen en ten minste één rol, die is voorzien van een aantal schraaporganen, met het kenmerk, dat het schraaporgaan een arm omvat, die aan de onderzijde van een 5 langs de rol verlopende buisvormige drager verschuifbaar is aangebracht.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de arm van een schraaporgaan door middel van een althans nagenoeg horizontaal gelegen bout aan de buis- 10 vormige drager is bevestigd.

3. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal grondbewerkingsorganen en ten minste één rol, die is voorzien van een aantal schraaporganen, met het kenmerk, dat een schraaporgaan een arm heeft, die door middel van een althans 15 nagenoeg horizontaal gelegen bout aan een drager is bevestigd.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buisvormige drager een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft.

5. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal grondbewerkingsorganen en ten minste één rol, die is voorzien van een aantal schraaporganen, met het kenmerk, dat de schraaporganen zijn aangebracht aan een buisvormige drager met een rechthoekige dwarsdoorsnede.

6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een schraaporgaan een aan de bovenzijde hol of concaaf uitgevoerd schraapelement omvat.

7. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal grondbewerkingsorganen en ten minste één rol, die is voorzien 30 van een aantal schraaporganen, met het kenmerk, dat het schraaporgaan een arm omvat waaraan een hol of concaaf uitgevoerd schraapelement is bevestigd.

8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de arm van een schraaporgaan 35 door slechts één bout aan de drager is bevestigd.

9. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal .8801012 t grondbewerkingsorganen en ten minste één rol, die is voorzien van een aantal schraaporganen, met het kenmerk, dat een schraaporgaan een arm omvat die door middel van slechts één bout aan een drager is bevestigd.

10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een arm van een schraaporgaan tussen twee zich naar beneden uitstrekkende platen van een steun aan de drager is aangebracht.

11. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal 10 grondbewerkingsorganen en ten minste één rol, die is voorzien van een aantal schraaporganen, met het kenmerk, dat een schraaporgaan een arm heeft, die tussen twee zich naar beneden uitstrekkende platen aan een drager is aangebracht.

12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10 of 11, 15 met het kenmerk, dat de platen de benen vormen van een uit plaat vervaardigde U-vormige steun, waarvan het tussen de benen gelegen deel aan de drager is bevestigd.

13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het tussen de benen gelegen deel is voorzien 20 van een naar beneden gerichte uitstulping, waartegen de bovenzijde van de arm is gelegen.

14. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de benen van de U-vormige steun in lengte verschillen en aan de onderzijde over een deel haaks 25 zijn omgezet.

15. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 10 - 14, met het kenmerk, dat de steunen voor de armen van de schraaporganen zich aan de onderzijde van de drager bevinden.

16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de arm van een schraaporgaan stripvormig is, waarbij het breedste deel van de strip zich in opwaartse richting uitstrekt.

17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het deel van de arm dat een 35 schraapelement draagt, zich althans nagenoeg tangentiaal ten opzichte van de rotatieas van de rol uitstrekt.

18. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 2 - 17, met het kenmerk, dat de bout voor de bevestiging van .8801012 de arm zich althans nagenoeg evenwijdig aan de langshartlijn van de drager uitstrekt.

19. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 12 - 18, met het kenmerk, dat de bout is aangebracht in een 5 sleuf die zich bevindt in de door de benen van de U-vormige steun gevormde platen, en welke sleuf zich in de voort-bewegingsrichting uitstrekt.

20. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 6 - 19, met het kenmerk, dat een schraapelement is aange- 10 bracht aan de onderzijde van een steunplaat, die zich aan de onderzijde van een arm bevindt en een tweede steunplaat aanwezig is, die zich onder het schraapelement bevindt.

21. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 6 - 20, met het kenmerk, dat het schraapelement zich althans 15 nagenoeg in horizontale richting uitstrekt.

22. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 6 - 21, met het kenmerk, dat de voorzijde van het schraapelement een gebogen verloop heeft, een en ander zodanig, dat het is aangepast aan de buitenomtrek van een buisvormige 20 drager van de rol.

23. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het midden van de drager voor de schraaporganen althans nagenoeg ter hoogte van de draaiingsas van de rol is gelegen.

24. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een aantal om opwaarts gerichte assen draaibare bewerkingsorganen aanwezig is, waarachter de rol in hoogterichting verplaatsbaar is aangebracht.

25. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het 30 voorgaande en weergegeven in de figuren. .8801012