NL9000990A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9000990A
NL9000990A NL9000990A NL9000990A NL9000990A NL 9000990 A NL9000990 A NL 9000990A NL 9000990 A NL9000990 A NL 9000990A NL 9000990 A NL9000990 A NL 9000990A NL 9000990 A NL9000990 A NL 9000990A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hollow beam
machine according
soil cultivation
cultivation machine
parts
Prior art date
Application number
NL9000990A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9000990A priority Critical patent/NL9000990A/nl
Publication of NL9000990A publication Critical patent/NL9000990A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/08Tools; Details, e.g. adaptations of transmissions or gearings
    • A01B33/082Transmissions; Gearings; Power distribution
    • A01B33/085Transmissions; Gearings; Power distribution specially adapted for tools on a vertical shaft

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Power Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grond-bewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkings-organen aandrijven in een holle balk zijn ondergebracht.
De uitvinding beoogt een in constructief opzicht voordelige uitvoeringsvorm van de holle balk. Overeenkomstig de uitvinding heeft de grondbewerkingsmachine, zoals deze in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat de holle balk hoofdzakelijk uit gietijzer of dergelijk materiaal is vervaardigd. Hierdoor wordt het voordeel verkregen, dat de lagerbussen voor de tandwielen een geheel kunnen vormen met de holle balk zelf.
Een beperking doet zich echter voor indien men machines met verschillende werkbreedte wil fabriceren. Beschadiging van de holle balk en/of de daarin aanwezige aandrijving kan eveneens hoge kosten met zich meebrengen.
De uitvinding beoogt dan ook verder een holle gestelbalk te verschaffen, waarbij ook deze nadelen zijn opgeheven. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat de holle balk uit delen bestaat, die door ten minste één trek-stang zijn verbonden.
Op deze wijze kan men bij de fabricage van de holle gestelbalk gebruik maken van een verregaande uniformiteit van de delen, waardoor de fabricage sneller en gemakkelijker kan plaatsvinden, terwijl men door het aanbrengen van meer of minder delen op eenvoudige wijze de machine een bepaalde werkbreedte kan geven. Bovendien kan men - indien één van de delen of de erin aanwezige aandrijving wordt beschadigd - een en ander gemakkelijk vervangen. Door de speciale plaatsing van de trekstang wordt voorkomen dat deze tijdens het bedrijf eventueel in de grond aanwezige obstakels de kans geeft de bewerkingsorganen te blokkeren en hierdoor eventuele schade te veroorzaken.
Een verder aspect van de uitvinding betreft een holle balk, die uit delen bestaat welke openingen omvatten voor zich in opwaartse richting uitstrekkende verbindings-organen, alsmede openingen voor zich in althans nagenoeg horizontale richting uitstrekkende verbindingsorganen. Op deze wijze kan men de respectieve delen een horizontale deling geven, waardoor tot de aandrijving behorende tandwielen gemakkelijker kunnen worden gemonteerd en gedemonteerd.
Een verder facet van de uitvinding betreft een holle balk, waarvan althans een deel is voorzien van een montageplaat waarop een tandwielbak kan worden aangebracht via welke de in de holle balk aanwezige tandwielen vanaf een af takas van de trekker aandrijf baar zijn. De holle balk kan zijn voorzien van bouten, waarvan het onderste deel zich nabij de onderwand van de holle balk bevindt. Met behulp van deze bouten kunnen aanbouwdelen, zoals een bok en de reeds genoemde tandwielkast, zonder gevaar voor breuk bij de holle gestelbalk op relatief eenvoudige wijze worden aangebracht.
De uitvinding zal aan de hand van enkele in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grond-bewerkingsmachine weer voorzien van een constructie volgens de uitvinding;
Figuur 2 geeft op grotere schaal een gedeeltelijke doorsnede weer volgens de lijn II-II in figuur 1;
Figuur 3 geeft op grotere schaal een doorsnede weer volgens de lijn III-III in figuur 1;
Figuur 4 geeft op grotere schaal in bovenaanzicht een gedeelte weer van de holle gestelbalk;
Figuren 5 en 6 laten een doorsnede zien van het onderste, respectievelijk bovenste gedeelte van de holle gestelbalk volgens de uitvinding;
Figuur 7 geeft een bovenaanzicht weer van een gedeelte van een holle gestelbalk bij een machine volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding;
Figuur 8 geeft een doorsnede weer volgens de lijn VIII-VIII in figuur 7;
Figuur 9 geeft een bovenaanzicht weer van een holle gestelbalk voorzien van een constructie volgens een derde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding;
Figuur 10 geeft een doorsnede weer volgens de lijn X-X in figuur 1;
Figuur 11 geeft een doorsnede weer volgens figuur 2 van de bevestiging van een tandwielkast bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 9 en 10;
Figuur 12 is op grotere schaal een doorsnede volgens de lijn XII-XII in figuur 11.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
De inrichting omvat een zich dwars op de voort-bewegingsrichting A uitstrekkende holle gestelbalk 1, waarin op hierna nader te beschrijven wijze, de aandrijving is aangebracht voor naast elkaar in de holle gestelbalk ondersteunde om opwaartse, bij voorkeur verticale assen 2, respectievelijk een as 2A draaibare bewerkingsorganen 3. De bewerkingsorganen 3 hebben elk een althans nagenoeg horizontale drager 4, die onder de holle gestelbalk 1 op de as 2, respectivelijk 2A is aangebracht. De einden van de drager 4 zijn voorzien van zich naar beneden uitstrekkende, als tanden uitgevoerde bewerkingsorganen 5. Elk van de assen 2 en de as 2A van een bewerkingsorgaan 3 is ondersteund in een afzonderlijk uit gegoten materiaal, bijvoorbeeld gietijzer, gevormd deel 6, respectivelijk 6A, welke delen op hieronder nader te beschrijven wijze tegen elkaar zijn geklemd, waarbij zij de holle gestelbalk 1 vormen. Bij het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld zijn elf delen 6 en een nabij het midden gelegen deel 6A aanwezig. Elk van de delen 6 en het deel 6A omvat een onder- en bovengedeelte 7 en 8, respectievelijk 7 en 8A, een en ander zodanig dat nabij het midden van het deel 6, respectievelijk 6A een althans nagenoeg horizontale deling aanwezig is. De vorm van de respectieve gedeelten 7 en 8, respectievelijk 8A is in onder-, respectievelijk bovenaanzicht rechthoekig, waarbij de lange rechthoekzijden zich dwars op de langshartlijn van de holle gestelbalk 1 uitstrekken. Het onderste gedeelte 7 van de delen 6, respectievelijk het deel 6A heeft een althans nagenoeg vlakke onderzijde die in het midden is voorzien van een cirkel vormige opening 9 met een naar buiten, respectievelijk naar binnen gerichte ringvormige uitstulping 10, respectievelijk 11. De hoogte van de naar beneden gerichte op de onderzijde aansluitende ringvormige uitstulping 10 is althans nagenoeg drie maal zo groot als die van de naar binnen gerichte ringvormige uitstulping 11.
Het onderste gedeelte 7 heeft vier vanaf de onderzijde naar boven gerichte wanden 12 en 13. De wanden 12 verlopen volgens de langste rechthoekzijden en zijn elk voorzien van rechthoekige uitsparingen 14 die symmetrisch ten opzichte van het midden van elke wand zijn gelegen (figuur 5).
De hoogte van een rechthoekige uitsparing 14 bedraagt ± 2/3 van de totale hoogte van een opstaande wand 12. De tegenover elkaar gelegen opstaande zijden van de rechthoekige uitsparingen 14 zijn verbonden door middel van de wanden 13 die verlopen volgens een gedeelte van een cirkel, waarvan het middelpunt samenvalt met de langshartlijn van de ringvormige uitstulpingen 10 en 11 (fig. 4 en 5).
Zoals uit de figuur 5 blijkt, is de bovenzijde van elke cirkel vormige verlopende wand 13 voorzien van een aan de binnenzijde gelegen opstaande rand. Aan de naar binnen gerichte uitstulping 11 zijn verstevigingsribben 15 aangebracht, welke naar de overgang van de wanden 13 in de rechte wanden 12 verlopen, een en ander zodanig dat vier verstevigingsribben 15 in een kruisvorm ten opzichte van elkaar zijn opgesteld (zie fig. 4 en 5).
De aan weerszijden van een rechthoekige uitsparing 14 gelegen gedeelten van de rechte wanden 12 zijn door middel van een dwarsrib 16 met elkaar verbonden, welke rib tevens aansluit op de buitenzijde van een cirkelvormig verlopende wand 13. Onder de dwarsrib 16 zijn de wanden 12 nabij de einden voorzien van een horizontaal gelegen boring 17, een en ander zodanig dat de hartlijnen van de respectieve boringen in eikaars verlengde zijn gelegen. Tussen een cirkelvormig verlopende wand 13 en een wand 12 is verder een verbin dingsdeel 18 gelegen, dat zich in het verlengde van de onderzijde van het gedeelte 7 uitstrekt en is voorzien van een opwaarts gerichte boring 19, waarvan de langshartlijn zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de langshartlijn van de ringvormige uitstulpingen 10 en 11. Het bovenste gedeelte 8 van een deel 6 en het bovenste gedeelte 8A van een deel 6A heeft een uitvoering, die praktisch het spiegelbeeld is van het zojuist beschreven onderste gedeelte 7. Overeenkomende onderdelen zijn dan ook met dezelfde verwijzings-cijfers aangegeven.
Bij het gedeelte 8, respectievelijk 8A zijn de cirkelvormig verlopende wanden 13 voorzien van een opstaande rand die zich aan de buitenzijde bevindt, . een en ander zodanig dat deze rand kan samenwerken met de rand op de gebogen wanden 13 van het onderste gedeelte 7. Het gedeelte 8 is in het midden aan de bovenzijde voorzien van een uitstulping 20, die cirkelvormig is en qua diameter praktisch overeenstemt met de diameter van de cirkel vormige opening in het onderste gedeelte 7. Bij het gedeelte 8A is de bovenzijde voorzien van een naar boven gerichte ringvormge uitstulping 21, die aan de buitenzijde steunribben 22 heeft en aansluit op een cirkel vormige opening.
Voor het tegen elkaar klemmen van de gedeelten 7 en 8, respectievelijk 7 en 8A zijn door de openingen 19 bouten 23 gestoken. In elk uit de bovenbeschreven gedeelten 7 en 8, respectievelijk 7 en 8A opgebouwd deel 6, respectievelijk 6A is door middel van legers 24, de zich in althans nagenoeg verticale richting uitstrekkende as 2, respectievelijk 2A ondersteund. De legers 24 bevinden zich aan de bovenzijde in de cirkelvormige uitstulping 20, respectievelijk 21 en aan de onderzijde binnen de uitstulpingen 10 en 11, welke uitstulpingen legerhuizen vormen. Elke as 2 en de as 2A is in de ruimte gevormd tussen de boven- en onderzijde en binnen de wanden 12 en 13 van de respectieve gedeelten 7 en 8, respectievelijk 7 en 8A voorzien van een tandwiel. De respectieve delen 6 en het deel 6A kunnen met de buitenzijde van de langswanden 12 tegen elkaar worden geklemd door middel van een door de boringen 17 te voeren verbindingsorgaan in de vorm van een trekstang 2 6. Op deze wijze zijn, zoals in fig. 1 is weergegeven, elf delen 6 en een nabij het midden gelegen deel 6A, elk met een breedte van + 25 cm ter verkrijging van de holle gestelbalk 1 tegen elkaar geklemd. Hierbij zijn de einddelen 6 aan de buitenzijden voorzien van een tegen de buitenste langswand rustende naar buiten gestulpte plaat 27, waartegen klemmiddelen rusten, gevormd door moeren 28, die op de van schroefdraad voorziene einden van de treks tangen 26 zijn gedraaid. De moeren 28 zorgen voor een effectieve afsluitende klemming van de delen 6 en het deel 6A tegen elkaar. Bij het tegen elkaar brengen van de respectieve delen 6 en het deel 6A komen de in de delen aanwezige tandwielen 25 die, zoals uit fig. 4 blijkt, met hun vertanding tot buiten de rechthoekige openingen 14 in de respectieve langswanden 12 reiken, met elkaar in aandrijvende verbinding, een en ander zodanig dat naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 tijdens het bedrijf in tegengestelde zin kunnen worden aangedreven. Zoals uit de figuren 2 en 3 blijkt, bevinden de trekstangen 26 zich tussen de verlengden van de boven- en onderzijde van een deel 6, respectievelijk 6A, waarbij de bovenste trekstang aan de voor- en achterzijde juist boven de rib 16 is gelegen en de onderste trekstang zich aan de voor- en achterzijde juist onder de rib 16 bevindt.
De in het deel 6A gelegerde as 2A reikt tot in een tandwielkast 30 en is binnen de tandwielkast 30 voorzien van een conisch tandwiel 29. De tandwielkast 30 is bevestigd op de als montageplaat dienst doende bovenzijde van het deel 6A door middel van de bouten 23 die de gedeelten 7 en 8A tegen elkaar klemmen. De bovenzijde van het gedeelte 8A is hiertoe voorzien van een cirkelvormige rand, waarmee de onderzijde van de tandwielkast 30 kan samenwerken. Binnen de tandwielkast 30 staat het conisch tandwiel 29 in aandrijvende verbinding met een conisch tandwiel 31 op een zich in de voórt-bewegingsrichting A uitstrekkende as 32 die in de tandwielkast is gelegerd en aan de achterzijde via een toerenvariator 33 in aandrijvende verbinding staat met een eveneens in de tandwielkast gelegerde zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 34 die aan de vorzijde buiten de tandwiel kast 30 uitsteekt. Door middel van de bouten 23 die de respectieve gedeelten 7 en 8 van de delen 6 tegen elkaar klemmen en een lengte hebben die praktisch overeenstemt met de hoogte van deze delen is nabij het midden van de holle gestelbalk 1 een bok 35 aangebracht. De bok 35 is voorzien van een driepuntsbevestiging en is aan weerszijden van de tandwielkast 30 door middel vah de bouten 23 en zich aan de onderzijde van de bok bevindende lippen 36 bevestigd. De bovenzijde van de bok 35 is door middel van schoren 37 en 38 bevestigd aan platen 39 die zijn vastgezet door middel van bouten 23 die behoren tot een derde, van een einde van de holle balk 1 afgerekend, deel 6. Door middel van de bouten 23 van een vanaf de einden van de holle gestelbalk 1 af gerekend tweede deel 6, zijn nabij de door- en de achterzijde steunen 40 aangebracht voor een verzwenkbaar in de steunen gelegerde arm 41. De arm 41 draagt een plaat 42, die tijdens het bedrijf een stand inneemt zoals in fig. 1 is weergegeven en welke plaat tijdens het bedrijf met een buitenste bewerkingsorgaan 3 kan samenwerken. Aan weerszijden van tot de bok 35 behorende zich in de voortbewegingsrichting A uistrekkende zijden is juist boven de holle gestelbalk 1 verzwenkbaar een zich tot achter de holle gestelbalk uitstrekkende arm 43 aangebracht. De achtereinden van de armen 43 zijn verbonden door middel van een drager 44, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine en althans nagenoeg evenwijdig aan de holle gestelbalk uitstrekt. De drager 44 is aan de einden voorzien van zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkende steunen 45, waarin vrij draaibaar een rol 46 is gelegerd. De rol 46 die zich over de gehele werkbreedte van de machine uitstrekt, is aan de omtrek voorzien van niet nader weergegeven zich in de langsrichting van de rol uitstrekkende verdichtings-elementen in de vorm van staven. De armen 43 zijn door middel van een verstelmechanisme dat bijvoorbeeld een pen 47 en gaten voor de pen of een schroefspinde 1 omvat in hoogte-richting verstelbaar, een en ander zodanig dat hierdoor de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 instelbaar is.
Tijdens het bedrijf is de in het voorgaande beschreven inrichting door middel van de bok 35 met de drie-puntshefinrichting van een trekker verbonden en wordt deze voortbewogen in een richting volgens pij 1 A, waarbij vanaf de aftakas en de in het voorgaande beschreven overbrenging naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 in tegengestelde zin in draaiing worden gebracht en hun naar beneden gerichte als tanden uitgevoerde bewerkingsorganen 5 tenminste aan elkaar grenzende stroken bewerken. Met behulp van de in het voorgaande beschreven constructie is de holle gestelbalk 1, die het hoofdbestanddeel van de machine uitmaakt op simpele wijze uit uniforme delen te vervaardigen, waarbij men zonder extra voorzieningen inrichtingen kan verkrijgen met verschillende werkbreedten, waarbij de respectieve bewerkingsorganen 3 met hun rotatieassen op ± 25 cm van elkaar zijn gelegen. De delen 6 en 6A geven door hun kompakte opbouw, waarbij een tandwiel 25 nauw wordt omsloten aan de holle gestelbalk 1 een relatief grote stijfheid. Doordat de delen 6 en 6A uit twee gedeelten bestaan, kan men de tandwielen 25 gemakkelijk monteren en demonteren. Door toepassing van de met elkaar samenwerkende randen van de cirkelvormig verlopende wanden 13 van de respectieve gedeelten 7 en 8, respectievelijk 7 en 8A van een deel 6, respectievelijk een deel 6A wordt door middel van de bouten 23 een effectieve dichte bevestiging van de gedeelten verkregen, terwijl men verder de bouten 23 zonder breukgevaar voor de delen kan gebruiken voor het aanbrengen van aanbouw-delen, zoals de op de holle gestelbalk 1 aangebrachte tandwielkast 30, de bok 35 voor aankoppeling aan de drie-puntshefinrichting van de trekker en de nabij de einden van de holle gestelbalk aangebrachte platen 42. De respectieve delen van de holle gestelbalk 1 kunnen door gieten worden voorgefabriceerd, waarbij men geschikte materialen als bijvoorbeeld gietijzer kan gebruiken; echter kunnen ook lichtere materialen die een grote stijfheid en sterkte hebben, worden gebruikt.
In de figuren 7 en 8 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij een holle gestelbalk IA is opgebouwd uit elf delen 47 en een nabij het midden gelegen niet nader weergegeven deel, welke delen als één geheel uit geschikt materiaal bijv. gietijzer zijn gegoten. Elk deel 47 omvat een in bovenaanzicht rechthoekige bovenzijde en is zo ondergebracht, dat de langste rechthoekzijde althans nagenoeg loodrecht staat op de langshartlijn van de holle gestelbalk IA. De delen 47 omvatten een rechthoekige ruimte. De rechthoekige ruimte wordt begrensd door zich in de langsrichting van de holle gestelbalk IA uitstrekkende wanden 48, die de voor-, respectievelijk achterzijde van de holle gestelbalk vormen. Aan de einden is elke wand 4 8 voorzien van oren 49. De oren 49 zijn aan de boven- en onderzijde door middel van een rib 50, die op een wand 48 aansluit met elkaar verbonden. Elk van de oren 49 is nabij de boven- en onderzijde ter hoogte van een rib 50 voorzien van een boring. De boringen in de respectieve oren 49 zijn in eikaars verlengde gelegen. Door de boringen in de oren 49 zijn de trekstangen 26 gestoken, die aan de einden van de holle gestelbalk IA als bij het vorige uitvoeringsvoorbeeld door middel van moeren 28 en platen 27 zijn aangebracht en daarbij de delen 47 als in fig. 7 weergegeven, tegen elkaar klemmen. In elk deel 47 is op dezelfde wijze als bij het voorgaande uitvoerings voorbeeld een as 2 van een bewerkingsorgaan 3 gelegerd. Het nabij het midden van de holle gestelbalk IA gelegen niet nader weergegeven deel is voorzien van een as 2A die aan de bovenzijde buiten het deel uitsteekt en aan de bovenzijde op dezelfde wijze is ondersteund als de as 2A in het deel 6A bij het voorgaande uit-voeringsvoorbeeld. De as 2A staat binnen de tandwielkast 30 op dezelfde wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld met de as 34 in aandrijvende verbinding. Op de assen 2 en de as 2A in de delen van de holle gestelbalk zijn de tandwielen 25 aangebracht, die met elkaar in aandrijvende verbinding staan. De binnenzijde van de ruimte van de delen 47 en het deel dat de as 2A ondersteunt is aan de boven- en onderzijde voorzien van kruis vormig verlopende ribben 52, waarvan er twee althans nagenoeg evenwijdig aan de wanden 48 verlopen. De ribben 50 van elk deel 47 zijn nabij de oren 49 voorzien van boringen 53, waardoor bouten 23 brengbaar zijn voor het aanbrengen van de bovengenoemde tandwielkast 30, de bok 35 en de platen 42 op een wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld.
Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld is een compacte stijve opbouw van een holle gestelbalk voor machines met een verschillende werkbreedte op eenvoudige en snelle wijze te verwezenlijken. De respectieve delen kunnen uit gietijzer zijn vervaardigd, doch ook uit ander geschikt materiaal zijn gegoten. De trekstangen 26 liggen ook hier tussen het verlengde van het onder- en bovenvlak van een deel, zodat tijdens bedrijf geen vuil en of harde voorwerpen als stenen tussen de stangen en de dragers 4 van de bewerkingsorganen 3 komt.
In de figuren 9 - 11 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven van ee machine volgens de uitvinding met een uit delen 54 en een deel 54A samengestelde holle gestelbalk 55. Het aantal delen 54 waaruit de holle gestelbalk 55 is samengesteld, bedraagt bij dit uitvoeringsvoorbeeld eveneens elf, terwijl het deel 54A zich eveneens nabij het midden van de gestelbalk bevindt. De delen 54 en het deel 54A zijn uit geschikt materiaal, bijvoorbeeld gietijzer, als één geheel gegoten. In bovenaanzicht gezien, hebben de delen 54 en het deel 54A een rechthoekige vorm, waarbij de langste rechthoek-zijden zich althans nagenoeg loodrecht op de langshartlijn van de holle gestelbalk 55 uitstrekken.
De ruimte binnen de respectieve delen wordt begrensd door een boven- en onderzijde, waarop aan de voor-en achterzijde een opstaande wand aansluit, een en ander zodanig dat de opstaande wanden van tegen elkaar geklemde delen de voor-, respectievelijk achterwand van de holle gestelbalk vormen. Aan de onderzijde is elk van de delen 54 en het deel 54A in het midden voorzien van een cirkelvormige opening, waarop een naar binnen gerichte ringvormige uitstulping 56 aansluit. De uitstulping 56 bevindt zich in het midden van een trechter 57. De trechter 57 reikt via een kort althans nagenoeg horizontaal gedeelte tot de langszijden en aan de voor- en aan de achterzijde tot een zich in de langsrichting van de holle gestelbalk 55 uitstrekkende naar binnen gestulpte richel die overgaat in de voor-, respectievelijk achterwand van het betreffende deel. Zoals uit de figuren 10 en 11 blijkt, strekt de ringvormige uitstulping 56 zich tot boven de bovenzijde van de trechter 57 uit. De trechter kan dienst doen voor het opvangen van de resten van de gebroken legers, slijpsel, etc., zodat dit de tandwielen niet kan beschadigen. Aan de buitenzijde kan de trechter zorgen voor een geleiding van stenen en dergelijke, zodat deze zich minder gemakkelijk tussen de onderzijde van de holle gestelbalk en de dragers van de bewerkingsorganen vastzetten. De ringvormige uitstulping 56 is door middel van kruisvormig opgestelde verstevigingswanden 58, 59 met de zijden van de trechter 57 verbonden. Hierbij strekken de verstevigingswanden 58 zich althans nagenoeg loodrecht op de langshartlijn van de holle gestelbalk 55 uit. Aan de bovenzijde is een deel 54 in het midden voorzien van een cirkelvormige uitsparing, waarvan de diameter overeenstemt met die van de cirkelvormige opening aan de onderzijde. Op de opening sluiten een naar buiten en een naar binnen gerichte ringvormige uitstulping 60, respectievelijk 61 aan. De ringvormige uitstulpingen 56, 60 en 61 vormen legerhuizen voor legers 62, met behulp waarvan de as 2 van een bewerkings-orgaan 3 is ondersteund. De bovenzijde van de ringvormige uitstulping 61 is met behulp van een kap 63 afgesloten. Op de as 2 is in de ruimte van een deel 54 een tandwiel 25 bevestigd. Het nabij het midden van de holle gestelbalk 55 gelegen deel 54A is aan de onderzijde op een met de delen 54 overeenkomende wijze uitgevoerd. Aan de bovenzijde echter heeft het deel 54A een opwaarts gericht cilindrisch gedeelte 64, waarop aan de bovenzijde een montageplaat 65 is aangebracht die cirkelvormig is. De diameter van de montageplaat is groter dan de afstand tussen de voorste en achterste wand van een deel (fig. 11). In het midden is de montageplaat 65 voorzien van een opening, waarop aan de bovenzijde een ringvormige uitstulping 66 aansluit, welke uitstulping een legerhuis vormt voor twee boven elkaar gelegen legers 64, met behulp waarvan een as 65 van een bewerkingsorgaan 3 is ondersteund. De as 65 reikt tot in de tandwielkast 30, waarvan de onderzijde door middel van een rand aan de bovenzijde van de montageplaat 65 en bouten op de montageplaat is vastgezet.
Binnen de tandwielkast 30 staat de as 65 op een wijze overeenkomend met die bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden in aandrijvende verbinding met de zich in de voortbewegings-richting A uitstrekkende as 34 die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en via een tussenas met de af takas van een trekker koppelbaar is.
Nabij de tegen elkaar rustende zijden van naast elkaar gelegen delen zijn aan de onderzijde nabij het midden naar beneden gerichte verdikkingen 66A aanwezig, die voorkomen, dat stenen en dergelijke harde voorwerpen tussen de onderzijde van de holle balk en de dragers van de bewer-kingsorganen klemraken. Nabij de voor- en achterzijde zijn op de boven- en onderzijde nabij langszijden van de respectieve delen oren 67, respectievelijk 68 aangebracht (figuur 9). Aan de onderzijde bevinden de oren 68 zich in de uitsparing gevormd door de op de overgang van de trechter 57 in de opstaande voor-, respectievelijk achterwand gelegen naar binnen gestulpte richel.
De oren 67 en 68 omvatten in eikaars verlengde gelegen boringen. De boringen in de oren 68 zijn voorzien van een bus 70, waardoor evenals door de boringen 69 een trek-stang 56 is gestoken. Door middel van de bus 70 wordt een centrering verkregen, waardoor twee delen effectief tegen elkaar sluiten. Door het gebruik van de bussen 70 wordt een grotere weerstand tegen beschadiging door stenen en dergelijke verkregen, terwijl de boringen niet nauwkeurig op de afmeting van de trekstang afgestemd behoeven te zijn. De treks tang gaat ruim door de bussen 70. De klemming wordt bij dit uitvoerings voorbeeld via de treks tangen 51 teweeggebracht door middel van een plaat 72, die de delen 54 aan de einden afsluit. Elke plaat 72 vertoont aan de binnenzijde een uitholling voor een tandwiel 25. De plaat heeft vier ter hoogte van de trekstang 51 gelegen uithollingen, waarin de koppen van door de plaat gestoken bouten 71 zijn gelegen. Tussen het van schroefdraad voorziene einde van elke stang 51 en een bout 71 bevindt zich een wartel 28A, waarmede de klemming van de respectieve delen wordt verkregen. Door toepassing van deze constructie kan men de werkbreedte van de machine gelijk maken aan de transportbreedte. Indien dit laatste noodzakelijk is, legt men de armen 74 aan de binnenzijde van de platen 72.
Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de grootte van de tandwielen 25 ten opzichte van de respectieve delen 54 en het deel 54A zodanig bemeten dat de tandwielen in naast elkaar gelegen delen met elkaar in aandrijvende verbinding zijn.
De platen 72 aan de einden van de holle gestelbalk 55 zijn aan de achterzijde sectorvormig en aan de voorzijde voorzien van een bout 73, waarom een zich langs de platen naar achteren uitstrekkende arm 74 verzwenkbaar is. De arm 74 is aan de achterzijde van de platen 72 door middel van een bok 75 in meerdere standen in een sleuf brengbaar en vastzet-baar en in hoogterichting verstelbaar, een en ander zodanig dat een tussen de einden van de armen 74 vrij draaibaar aangebrachte rol 46 in meerdere standen ten opzichte van de bewerkingsorganen 3 brengbaar is en aldus de werkdiepte van deze bewerkingsorganen kan bepalen.
Nabij het midden van de holle gestelbalk 55 is een bok 76 aangebracht, die bij dit uitvoerings voorbeeld onder aan de voor- en achterzijde is voorzien van bus vormige delen 76 waardoor een trekstang 51 is gevoerd, een en ander zodanig dat hierdoor de bok ten opzichte van de holle gestelbalk 55 is gefixeerd. Op overeenkomstige wijze kunnen de vrij ver-zwenkbare armen voor de platen 24 volgens het eerste uit-voeringsvoorbeeld zijn aangebracht. Een van de nabij het einde van de holle balk 55 gelegen delen 54 is aan de bovenzijde voorzien van een door een dop 77 afgesloten vulopening voor het inbrengen van een smeermiddel.
Ook bij dit laatste uitvoerings voorbeeld kan men een holle gestelbalk op eenvoudige snelle wijze uit uniforme delen samenstellen, welke delen uit daarvoor geschikt materiaal, bijvoorbeeld gietijzer, kunnen zijn gegoten.
De trekstangen zijn bij dit uitvoeringsvoorbeeld aan de onderzijde boven het verlengde van de onderzijde van de delen 54, respectievelijk het deel 54A gelegen, zodat deze trekstangen tegen vuil zijn beschermd en niet gemakkelijk harde voorwerpen tussen deze trekstangen en de bovenzijde van de bewerkingsorganen kunnen klemraken. Door de specifieke opstelling van de oren 67 en 68 kan een bij uitstek compacte constructie worden verkregen.
Vanzelfsprekend wordt bij de klemming van de respectieve delen bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden gebruik gemaakt van pakkingsmateriaal, dat echter in de figuren niet is weergegeven.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.

Claims (35)

1. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de holle balk hoofdzakelijk uit gietijzer of dergelijk materiaal is vervaardigd.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de holle balk uit delen bestaat die door ten minste één trekstang zijn verbonden.
3. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de holle balk uit delen bestaat die door ten minste één trekstang zijn verbonden.
4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de delen waaruit de gestel-balk is opgebouwd in althans nagenoeg horizontale richting zijn gedeeld.
5. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de holle balk zowel in een opwaarts gericht vlak als in een hoofdzakelijk horizontaal vlak is gedeeld.
6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de gedeelten waaruit een deel is opgebouwd althans nagenoeg spiegelbeeldig zijn uitgevoerd.
7. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 4-6, met het kenmerk, dat een gedeelte althans nagenoeg rechthoekig is met langswanden, die zich althans nagenoeg loodrecht op de langshartlijn van de holle balk uitstrekken, tegen elkaar worden geklemd en waartussen cirkelvormig verlopende wanden zijn aangebracht.
8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de wanden verlopen volgens een cirkel met het middelpunt op de langshartlijn van de as van een bewer-kingsorgaan.
9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de volgens een cirkelboog verlopende wanden zijn voorzien van een rand, een en ander zodanig dat de respectieve randen ter klemming van de gedeelten tegen elkaar met elkaar samenwerken.
10. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de aansluiting van de volgens een cirkelboog verlopende wanden op de langswanden is gelegen nabij de opstaande zijden van in de langswanden aanwezige rechthoekige openingen.
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat nabij de overgang van de volgens een cirkelboog verlopende wanden en de langswanden openingen zijn aangebracht voor bouten, met behulp waarvan de respectieve gedeelten van een deel tegen elkaar zijn geklemd.
12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de respectieve delen aan de boven- en onderzijde nabij hun midden zijn voorzien van legerhuizen voor de legering van de as van een bewerkings-orgaan.
13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat binnen een deel op de as een tandwiel is aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen in tegen elkaar geklemde delen via in de langswanden aanwezige openingen door middel van hun tanden met elkaar in aandrijvende verbinding staan.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zich althans nagenoeg loodrecht op de langs hart lijn van de holle balk uitstrekkende langswanden van de delen nabij hun einden zijn voorzien van openingen, waardoor een trekstang is gestoken.
15. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de openingen onder de bovenzijde, respectievelijk boven de onderzijde van een deel zijn gelegen.
16. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat een trekstang boven, respectievelijk onder een zich in de langsrichting van de holle gestelbalk uitstrekkende lip is gelegen.
17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderzijde van een deel trechtervormig is.
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bovenzijde van een deel een montageplaat vormt, waarop een tandwielkast aanbrengbaar is.
19. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de holle balk een montageplaat omvat, waarop een tandwielbak is aangebracht en de montageplaat althans een deel van de bovenwand van de holle balk vormt.
20. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18 of 19, en conclusie 11, met het kenmerk, dat de tandwielbak is aangebracht door middel van bouten die de gedeelten van een deel tegen elkaar klemmen.
21. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de holle balk één of meer bouten omvat, waarvan het onderste deel zich nabij de onderwand van de holle balk bevindt.
22. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de bouten een lengte hebben die althans nagenoeg overeenstemt met de hoogte van de holle balk.
23. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op de holle balk door middel van de bouten aanbouwdelen als een bok voor aankoppeling van de machine aan de driepuntshefinrichting van een trekker aanbrengbaar zijn.
24. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een deel aan de onderzijde kegelvormig is.
25. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een trekstang is gevoerd door een aan de onderzijde van twee naast elkaar gelegen delen aangebrachte centreerbus.
26. Grondbewerkingsraachine volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de trekstang met speling door de centreerbus is gevoerd.
27. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle balk in haar onderwand ten minste één lagerhuis heeft, waarin een as, die een bewerkingsorgaan draagt, gelagerd is.
28. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de holle balk in haar onderwand ten minste één lagerhuis heeft, waarin een as, die een bewerkingsorgaan draagt, gelagerd is.
29. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle balk in haar onderwand ten minste één lagerhuis heeft, dat in één stuk met de holle balk gegoten is.
30. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de holle balk in haar onderwand ten minste één lagerhuis heeft, dat in één stuk met de holle balk gegoten is.
31. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de deling van de holle balk ongeveer midden tussen twee lagerhuizen verloopt.
32. Grondbewerkingsmachine met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, waarbij de tandwielen die de bewerkingsorganen aandrijven in een holle balk zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de deling van de holle balk ongeveer midden tussen twee lagerhuizen verloopt.
33. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk, dat in een lagerhuis een bewerkingsorgaan is aangebracht.
34. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 31 - 33, met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan aan de onderzijde van de holle balk is aangebracht.
35. Grondbewerkingsmachine, zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren.
NL9000990A 1990-04-25 1990-04-25 Grondbewerkingsmachine. NL9000990A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9000990A NL9000990A (nl) 1990-04-25 1990-04-25 Grondbewerkingsmachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9000990 1990-04-25
NL9000990A NL9000990A (nl) 1990-04-25 1990-04-25 Grondbewerkingsmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9000990A true NL9000990A (nl) 1991-11-18

Family

ID=19857001

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9000990A NL9000990A (nl) 1990-04-25 1990-04-25 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9000990A (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0549075A1 (en) * 1991-12-23 1993-06-30 C. van der Lely N.V. An agricultural machine
EP0713635A2 (de) * 1992-04-29 1996-05-29 Rabewerk GmbH + Co. Bodenbearbeitungsmaschine, insbesondere Kreiselegge

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0549075A1 (en) * 1991-12-23 1993-06-30 C. van der Lely N.V. An agricultural machine
EP0713635A2 (de) * 1992-04-29 1996-05-29 Rabewerk GmbH + Co. Bodenbearbeitungsmaschine, insbesondere Kreiselegge
EP0713635A3 (de) * 1992-04-29 1999-06-16 Rabewerk GmbH + Co. Bodenbearbeitungsmaschine, insbesondere Kreiselegge

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004448A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8301254A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7903571A (nl) Rol voor het aandrukken van aarde.
NL9000990A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL7810716A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602430A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602429A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801489A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203047A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9002567A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801012A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0268540B1 (fr) Machine de travail du sol
NL8501212A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7810717A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602005A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203978A (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine met een tweede machine, bijvoorbeeld een zaaimachine.
NL8300682A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602211A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8402020A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder geschikt voor de bereiding van een zaaibed.
NL8701010A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8803046A (nl) Grondbewerkingsmachine.