NL8602430A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents
Grondbewerkingsmachine. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8602430A NL8602430A NL8602430A NL8602430A NL8602430A NL 8602430 A NL8602430 A NL 8602430A NL 8602430 A NL8602430 A NL 8602430A NL 8602430 A NL8602430 A NL 8602430A NL 8602430 A NL8602430 A NL 8602430A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- frame part
- soil cultivation
- machine according
- cultivation machine
- roller
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B33/00—Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
- A01B33/06—Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft
- A01B33/065—Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft comprising a plurality of rotors carried by an elongate, substantially closed transmission casing, transversely connectable to a tractor
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B29/00—Rollers
- A01B29/04—Rollers with non-smooth surface formed of rotatably-mounted rings or discs or with projections or ribs on the roller body; Land packers
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
- Agricultural Machines (AREA)
Description
i * •u» W » - ' * C. van der Lely N.V., Maasland.,. ‘ . ’·· • * ' 4. » - "GRONDBEWERKINGSMACHINE" -
De uitvinding'hereft betrekking op"ëen grond-......
bewerkingsmachine voorzien' van om opwaarts gerichte assen -aandrijf bare bew,erkingsorganen en ten minste :één onder- „ . .
steuningsrol.
5 Grondbewerkingsmachines van deze soort, die veelal worden ingezet voor de bereiding van een zaaibed', worden steeds meer gecombineerd met een machine, zojais een' zaai-- ’ machine, .teneinde in één werkgang het zaaigoed in een zo . ^„ optimaal mogelijk bereid zaaibed· te brengen.
10 Een nadeel bij de gebruikte combinaties, is dat deze niet getransporteerd kunnen worden in een opstelling ten opzichte van elkaar als tijdens het bedrijf, daar hierbij de hefinrichting van de trekker te zwaar wordt belast, hetgeen ongewenst is. ~ - - ·, .
:· .15 .. . Teneinde dit nadeel te voorkomen heeft me-n tot nu " t ·* toe relatief gecompliceërde voorzieningën getroffen om, alvorens tot het transport over te gaan, de zaaimachine in een positie te brengen die zich dichter achter de trekker bevindt.
20 Met de constructie volgens de uitvinding wordt nu een opbouw van de machine verkregen waarbij, indien deze wordt gecombineerd met een zaaimachine, men geen aparte voorzieningen behoeft te treffen voor het transport van het geheel. ; _ 25 Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat d.e voorzijde van de rol, in bovenaanzicht gezien, onder de achterzijde van een de bewerkingsorganen dragend gesteldeel is gelegen.
Door toepassing van deze constructie kan men de 30 machine zodanig compact bouwen, dat een achter de machine aangebrachte zaaimachine in dezelfde stand als tijdens het bedrijf kan worden getransporteerd, zonder dat hierbij de hefinrichting van de trekker' órigëwènst 'wordt’ belast.
• - Een -volgend facet van de uitvinding betreft een
____—-ar-_dSSS
86(12 43 0 * 2 machine van bovengenoemde soort, waarbij tussen de onderzijde van een de bewerkingsorganen dragend gesteldeel en de bovenzijde van de bewerkingsorganen legers zijn aangebracht, een en ander zodanig, dat de afstand tussen de onderzijde 5 van het gesteldeel en de bovenzijde van de bewerkingsorganen ten minste de halve diameter van de rol bedraagt. Door toepassing van deze voorziening kan de rol zich met de voorzijde in de ruimte tussen de onderzijde van het gesteldeel en de bovenzijde van de bewerkingsorganen bevinden.
10 Een volgend facet van de uitvinding betreft een machine van bovengenoemde soort, waarbij aan de voorzijde een afscherming is aangebracht die, in bovenaanzicht gezien, althans gedeeltelijk onder het de bewerkingsorganen dragende gesteldeel is aangebracht. Toepassing van deze voorziening 15 vergroot de mogelijkheid voor een compacte opbouw van de machine.
Een verder facet van de uitvinding, waarbij een compacte opbouw van de machine wordt verkregen, betreft een voorziening waarbij de machine is voorzien van aankoppel-20 punten voor aankoppeling aan de hefinrichting van de trekker, welke aankoppelpunten boven een de bewerkingsorganen dragend gesteldeel zijn aangebracht. Ter verstijving van het gesteldeel kan men hierbij de einden door middel van een zijwand, die uit twee tegen elkaar bevestigde platen 25 bestaat, afsluiten.
Aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grond-30 bewerkingsmachine volgens de uitvinding weer;
Figuur 2 geeft een aanzicht weer volgens de pijl II in figuur 1;
Figuur 3 geeft op vergrote schaal een vooraanzicht ' weer van een einde van een gesteldeel dat de bewerkings-35 organen van de machine draagt;
Figuur 4 geeft een aanzicht weer volgens de lijn IV-IV in figuur 3;
Figuur 5 geeft een aanzicht weergeeft volgens de 8602430 3 lijn V-V in figuur 4, waarbij voor de duidelijkheid slechts een gedeelte van dit aanzicht is afgebeeld.
Figuur 6 geeft een aanzicht weer volgens de lijn VI-VI in figuur 3.
5 De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed. '
De machine- omvat een zich dwars op de voortbewe-gingsrichting A .uitstrekkend kokervormig gesteldeel lf 10 waarin op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm de zich in opwaartse, bij voorkeur verticale, richting uitstrekkende assen 2 van bewerkingsorganen 3 zijn gelegen. Elk van de assen 2 reikt over een afstand, die bij voorkeur ± 25 cm bedraagt, tot onder de onderzijde van het kokervormig 15 gesteldeel 1 (figuur 4) en is ondergebracht in een buisvormig deel 4. Elk buisvormig deel 4 reikt aan de bovenzijde met een rand tot binnen een overeenkomstige uitsparing in de onderzijde van het kokervormig gesteldeel 1. Aan de bovenzijde is elk buisvormig deel 4 voorzien van een flens 5, die 20 door middel van bouten 6 en een aan de binnenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 aanwezige flens 7 is vastgezet. Elke as 2 is nabij de onderzijde in het buisvormig deel 4 door middel van een leger 8 ondersteund en nabij de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 door middel van een 25 leger 9. Op het einde van elke as 2, dat buiten het buisvormig deel 4 uitsteekt, is door middel van een naaf en een moer 10, die met schroefdraad op het betreffende einde van de as 2 kan samenwerken, een drager 11 aangebracht, die zich althans nagenoeg horizontaal uitstrekt en nabij de einden is 30 voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkings-elementen 12 in de vorm van tanden. Elk van de einden van het kokervormig gesteldeel 1 is afgesloten door middel van een plaat 13, die bij voorkeur een dikte heeft van 10 mm. De plaat 13 sluit aan de bovenzijde via afdichtmateriaal aan op 35 een afdekplaat 14 aan de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 en reikt aan de onderzijde tot onder het gesteldeel 1. Tegen de plaat 13 is een tweede plaat 15 aangebracht, die een geringere dikte van bij voorkeur 5 mm 8602430 * 4 * heeft. De plaat 15 is qua vorm identiek aan de plaat 13; echter reikt de plaat 15 tot boven de afdekplaat 14 (figuren 2 en 4). De platen 13 en 15 zijn» in zijaanzicht gezien, in hoofdzaak driehoekig, waarbij de basis van de driehoek 5 althans nagenoeg horizontaal verloopt en zich aan de bovenzijde bevindt, terwijl de top van de driehoek tussen het midden en de voorzijde van de onderzijde van het kokervormig gesteldeel 1 en op enige afstand hieronder is gelegen. Nabij het laagste punt van de platen 13 en 15 is door middel 10 van een bout 16 een arm 17 verzwenkbaar aangebracht. De arm 17 strekt zich langs de buitenzijde van de plaat 15 naar achteren uit en is op een geringe afstand van bij voorkeur ± 10 cm van de achterzijde van het kokervormig gesteldeel 1 door middel van een bout 18 scharnierend verbonden met een 15 naar beneden gerichte steun 19. Hierbij is het door de bout 18 gevormde scharnierpunt boven het midden van de steun 19 gelegen, welke steun zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt. Aan de bovenzijde is de steun 19 door middel van een bout 20 scharnierend verbonden met het 20 achtereinde van een arm 21, die zich althans nagenoeg parallel uitstrekt aan de arm 17 en aan de voorzijde door middel van een bout 22 scharnierend is verbonden met het ondereinde van een opwaarts gerichte arm 23. De arm 23 omvat twee aan weerszijden van de arm 21 gelegen stripvormige 25 delen, die door middel van om de bout 22 aangebrachte afstandsbussen 24 en 25 op hun plaats worden gehouden. Nabij het midden is door de stripvormige delen van de arm 23 een bus 26 gevoerd, welke bus 26 met een flens vormig deel tegen de buitenzijde van een stripvormig deel en tegen de binnen-30 ste plaat 13 rust. Door de bus 26 is een bout 27 gestoken, die door middel van een ring en een moer is vastgezet, een en ander zodanig, dat de stripvormige delen van de arm 23 om de bus 2 6 verzwenkbaar zijn. Nabij de bovenzijde is door de stripvormige delen van de arm 23 een bout 28 gevoerd, welke 35 bout tussen de stripvormige delen is omgeven door een bus 29, die aan één einde van een althans nagenoeg horizontale stang 30 is bevestigd (figuur 4 en 5). Het andere einde van de stang 30 is gevoerd door een blok 31, dat door middel van 8602430 * 5 een pen 32 verzwenkbaar is aangebracht tussen zich in opwaartse richting uitstrekkende platen 33. Het einde van de stang 30 is voorzien van moeren die met schroefdraad op het einde van de stang kunnen samenwerken en met behulp waarvan 5 tussen het blok 31 en de achterzijde van de bus 29 om de stang aangebrachte schotelveren 34 tegen elkaar worden gehouden. De platen 33 strekken zich in opwaartse richting uit en zijn elk met de onderzijde, die de basis van een driehoek vormt waarvan de top zich boven de achterzijde van 10 het kokervormig gesteldeel 1 bevindt, bevestigd op de afdek-plaat 14 aan de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1.
De platen 33 zijn aan de bovenzijde met elkaar verbonden (figuur 3 en 4). Aan de achterzijde is tussen de platen 33 nabij de bovenzijde door middel van een pen 35 verzwenkbaar 15 een schroefspindel 36 aangebracht. Het ondereinde van de schroefspindel 36 is gevoerd door een blok 37, dat zich bevindt tussen de platen 33 en de bovenzijde van een strip 38, die is voorzien van een sleuf 39, welke in het verlengde van het ondereinde van de schroef spindel 36 is 20 gelegen. In de sleuf 39 is een pen 40 beweegbaar, welke pen is aangebracht aan de binnenzijde van de arm 21. In de in de figuren weergegeven stand van de armen 17 en 21 is de pen 40 tegen de onderzijde van de schroefspindel 36 gelegen. Aan de ondereinden van de steunen 19 zijn door middel van legers en 25 een as 41 vrij draaibaar de einden van een ondersteuningsrol 42 aangebracht, die bij voorkeur een diameter heeft van ± 50 cm en waarvan de voorzijde zoals uit de figuren 2 en 4 blijkt in bovenaanzicht gezien onder de achterzijde van het kokervormig gesteldeel 1 is gelegen. De rol 42 is aan de 30 omtrek voorzien van drie over gelijke omtrekshoeken aangebrachte buisvormige langselementen 43, die ten opzichte van de draaiingsas van de rol schroeflijnvormig verlopen, een en ander zodanig, dat de hoek tussen de einden van een buisvormig langselement ten minste 120° en bij voorkeur ± 180° 35 bedraagt. De buisvormige langselementen 43 zijn aangebracht op de einden van spaken 44, die met elkaar een hoek van ± 120° insluiten. De spaken 44 zijn vervaardigd uit tegen elkaar gelegen strippen (figuur 4). De breedste zijden van 8602430 6 de strippen strekken zich althans nagenoeg evenwijdig uit aan de draaiingsas van de rol. De drie tegen elkaar gelegen strippen die de spaken 44 vormen, bevinden zich nabij de einden van de rol 42 en met een onderling gelijke afstand 5 daartussen. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn zeven door drie strippen gevormde groepen van drie spaken 44 voor de ondersteuning van de buisvormige langselementen 43 aanwezig. Op enige afstand van de einden, ongeveer ter hoogte van het op één na buitenste bewerkingsorgaan 3, is de voorzijde van 10 het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van een lip 45 (figuur 1 en 6), die vanaf zijn bevestiging enigszins schuin naar beneden en naar voren verloopt. De lip 45 vormt een ondersteuning voor een staaf 46, waarvan het andere einde door middel van een vorkachtig deel 47 en een pen 48 scharnierend 15 is aangebracht aan een oor 49, dat zich bevindt op de voorzijde van een plaatvormige afscherming 50. Tussen de lip 45 en het vorkachtig deel 47 is om de staaf 46 een drukveer 51 aangebracht. De afscherming 50 verloopt vanaf de onderzijde over enige afstand schuin naar voren en naar boven om via 20 een knik over te gaan in een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend gedeelte waarvan de lengte + 2 maal de lengte van het eerstgenoemde gedeelte bedraagt. Het gedeelte dat zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt gaat via een knik over in een gedeelte, dat zich 25 schuin naar boven en naar achteren uit strekt tot de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 1, waar dit gedeelte via een knik overgaat in een gedeelte dat althans nagenoeg evenwijdig is gelegen aan de onderzijde van het kokervormig gesteldeel en door de spanning van de veer 51 tegen deze 30 onderzijde van het gesteldeel 1 wordt gedrukt. De afscherming 50 is aan elk van de einden voorzien van platen 52, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken. De platen 52 zijn door middel van bouten 53 scharnierend aangebracht nabij de 35 voorzijde van de platen 13 en 15 welke zich aan de einden van het kokervormig gesteldeel 1 bevinden. Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is met behulp van een bus 54 op elk van de assen 2 van de bewerkingsorganen 3 een tandwiel 55 aange- 8602430 7 bracht met rechte vertanding, een en ander zodanig, dat de tandwielen op de assen 2 van naast elkaar gelegen bewer-kingsorganen 3 met elkaar in aandrijvende verbinding staan.
De as van een nabij het midden van het kokervormig gestel-5 deel 1 gelegen bewerkingsorgaan 3 is over enige afstand naar boven verlengd en reikt met deze verlenging in een tandwielkast 56, waarbinnen op de verlenging een conisch tandwiel 57 is aangebracht. Aan de achterzijde werkt het conisch tandwiel 57 samen met een conisch tandwiel 58 dat, zoals uit 10 de figuur blijkt, zich althans nagenoeg boven de achterzijde van het kokervormig gesteldeel 1 bevindt en is aangebracht op een as 59, die zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekt en zowel aan de voor- als aan de achterzijde buiten de tandwielkast 56 uitsteekt. De bovenzijde van het koker-15 vormig gesteldeel 1 is voorzien van een bok 60, die aan de voorzijde een driepuntsbevestiging heeft voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker, welke driepuntsbevestiging, in bovenaanzicht gezien, zich althans nagenoeg boven de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 20 bevindt. Aan de onderzijde omvat de driepuntsbevestiging drie op afstand achter elkaar gelegen, opwaarts verlopende sleuven 61 in elk waarvan naar keuze een einde van een onderste hefarm van de driepuntsaankoppeling van de trekker aanbrengbaar is. De sleuven zijn aangebracht in opwaarts 25 gerichte delen 60A van de bok, die bestaan uit op afstand van elkaar gelegen platen. De opwaarts gerichte delen van de bok 60 zijn door middel van een dwarsbalk 60B aan de bovenzijde met elkaar verbonden. Het bovenste aankoppelpunt van de driepuntsbevestiging bevindt zich nabij het midden van de 30 balk 60B.
De werking van de in het voorgaande beschreven inrichting is als volgt:
Tijdens het bedrijf is de in het voorgaande ' beschreven machine door middel van de, in bovenaanzicht 35 gezien, zich praktisch boven de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 1 bevindende driepuntsbevestiging, die de sleuven 61 omvat, met de driepuntshefinrichting van een trekker gekoppeld. Hierbij kunnen, zoals afgebeeld de onder- Λ 8602430 r ' 8 ste hefarmen van de driepuntsbevestiging van de trekker door middel van·een pen in hoogterichting beweegbaar in de middelste sleuf 61 zijn aangebracht. Het aan de voorzijde van de tandwielkast 56 buiten de tandwielkast uitstekende 5 einde van de as 59 is via een tussenas 62 met de aftakas van de trekker verbonden, waarbij via deze tussenas en de in het voorgaande beschreven overbrenging tijdens de voortbeweging van de machine in een richting volgens pijl A de bewer-kingsorganen 3 in draaiing worden gebracht. Hierbij roteren 10 naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 in tegengestelde zin (figuur 1) en bewerken de bewerkingsorganen met hun bewerkingselementen 12 ten minste aan elkaar grenzende stroken grond. De werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 is instelbaar met behulp van de rol 42 die, zoals reeds ver-15 meld, slechts drie buisvormige, schroeflijnvormig om de draaiingsas aangebrachte langselementen 43 omvat. De rol 42 kan met behulp van de armen 17 en 21, die deel uitmaken van een scharnierende vierhoek 68 en de respectievelijke schroefspindels 36 vanuit een stand als in de figuren weer-20 gegeven, waarbij de rol zijn hoogste stand inneemt, naar beneden worden bewogen, waardoor de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 geringer wordt. Het naar beneden bewegen komt tot stand doordat de pen 40 die aan de bovenste arm 21 is aangebracht, door het einde van de schroef spinde ls 36 in de 25 sleuf 39 naar beneden wordt gedrukt. De laagste stand van de rol 42 wordt bereikt indien de pen 40 aan de onderzijde van de sleuf 39 is aangekomen. Hierbij neemt de rol 42 een stand in, waarbij de bewerkingsorganen 3 een werkdiepte hebben die bijvoorbeeld geschikt is voor het bereiden van een zaaibed 30 bij de bietencultuur. De rol 42 is volgens de uitvinding zo dicht achter het kokervormig gesteldeel 1 gelegen, dat in elke stand van de rol de voorzijde zich, in bovenaanzicht gezien, onder de achterzijde van het kokervormig gesteldeel 1 bevindt. In de hoogste stand die in de figuren is weerge-35 geven is de voorzijde van de rol 42 althans voor een deel gelegen in de ruimte tussen de onderzijde van het kokervormig gesteldeel 1 en de bovenzijde van de bewerkingsorganen 3, door de verlenging van de assen 2 is verkregen.
8602430 . 4 9 :
Doordat slechts drie buisvormige langselementen 43 zijn toegepast die, zoals reeds vermeld, schroeflijnvormig over een hoek van ten minste 120° en bij voorkeur van ± 180° om de draaiingsas van de rol zijn aangebracht, kan op effec-5 tieve wijze een aanhechten van aarde, vooral op zware natte gronden, worden voorkomen. Aarde, die tussen de op relatief grote afstand van elkaar gelegen buisvormige langselementen 43 is geraakt, kan gemakkelijk worden gelost. Hierbij speelt tevens een rol het feit, dat slechts relatief dunne, door 10 tegen elkaar gelegen strippen gevormde spaken 44 ter ondersteuning van de buisvormige langselementen 43 aanwezig zijn.
' Achter de rol kan verder nog een egalisatieorgaan 63 zijn aangebracht. Het egalisatieorgaan 63 is hierbij aangebracht door middel van armen 64, die zich schuin naar boven en naar 15 voren uitstrekken en aan de steunen 19 zijn bevestigd. Het egalisatieorgaan 63 wordt gevormd door een hoekijzer, dat zodanig is opgesteld, dat de benen een omgekeerde V vormen.
Indien de rol 42 tijdens het bedrijf op een hard voorwerp stoot of indien tussen de bewerkingsorganen 3 en de rol 42 20 harde voorwerpen komen, kan de rol om het scharnierpunt van de steun 19 met de onderste arm 17 verzwenken, waarbij de bovenste arm 21 naar voren beweegt tegen de werking in van de op het boveneinde van de arm 23 werkende schotelveren 34, die een verend mechanisme vormen. Op deze wijze wordt 25 beschadiging voorkomen en kan de rol snel opnieuw in zijn werkstand worden teruggebracht. De veerspanning van de schotelveren 34 is instelbaar. De aan de voorzijde aanwezige afscherming 50 is door de om de staaf 46 aangebrachte druk-veer 51 zodanig belast, dat de bovenzijde, die een aanslag 30 vormt over de gehele breedte tegen de onderzijde van het kokervormig gesteldeel 1 rust. Met behulp van de afscherming 50 kan worden voorkomen, dat stenen of dergelijke harde voorwerpen in de ruimte tussen de onderzijde van het kokervormig gesteldeel en de bovenzijde van de bewerkingsorganen 35 3 geraken, waarbij zij deze onderzijde en/of de bovenzijde van de bewerkingsorganen kunnen beschadigen. Indien tussen de bovenzijde van de bewerkingsorganen 3 en de achterzijde van de afscherming 50 desondanks toch nog een hard voorwerp, 8602430 ίο zoals een steen geraakt, kan de afscherming om het door de bout 53 gevormde scharnierpunt, dat zich onder de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 1 bevindt, tegen de werking van de drukveer 51 in naar voren verzwenken, waarbij het 5 harde voorwerp kan worden gelost en beschadiging kan worden voorkomen. Doordat bij de in het voorgaande beschreven constructie de rol 42 zodanig kort achter het kokervormig gesteldeel 1 is aangebracht dat de voorzijde, in bovenaanzicht gezien, onder de achterzijde van het kokervormig 10 gesteldeel 1 is gelegen en de afscherming 50, in bovenaanzicht gezien, zich geheel onder de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 1 bevindt en verder de driepuntsbevestiging, in bovenaanzicht gezien, zich praktisch boven de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 15 bevindt, kan een zeer compacte bouw van de machine worden verkregen. De machine kan dicht achter de trekker worden aangebracht, mede doordat de voorzijde van de via de tussenas 62 met de aftakas van de trekker te koppelen as 59 zich althans nagenoeg ter hoogte van een vlak door de 20 draaiingsassen van de bewerkingsorganen 3 bevindt. De aldus uitgevoerde machine is bijzonder geschikt voor combinatie met een zaaimachine 62A, zoals schematisch in de figuren 1 en 2 is weergegeven.
Voor deze combinatie is de bok 60 aan de onder-25 zijde nabij het midden van het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van verzwenkbaar aangebrachte armen 65, die zich naar achteren uitstrekken en elk ter hoogte van de achterzijde van de rol 42 zijn voorzien van een bevestigingspunt voor een driepuntsbevestiging. De bovenzijde van de bok 60 30 is voorzien van een arm 66, die zich, in bovenaanzicht, midden tussen de armen 65 bevindt en een bovenste aankoppel-punt vormt van een driepuntsbevestiging. De achterzijden van de onderste armen 65 zijn door middel van een in lengte veranderbare ketting 67 met de bovenzijde van de bok 60 35 verbonden. Door de compacte opbouw van de machine, waarbij, in de voortbewegingsrichting gerekend de afstand tussen de aankoppelpunten op de bok 60 en de voorzijde van de rol kleiner is dan de afstand tussen de voor- en achterzijde van 8602430 11 het gesteldeel 1, welke afstand kleiner is dan 40 cm en bij voorkeur 25 -cm bedraagt, kan men het geheel transporteren, zonder dat extra voorzieningen voor het brengen van de zaaimachine in een transportstand noodzakelijk zijn. Hierbij 5 voorkomen de kettingen, dat de onderste armen voor de drie-puntsbevestiging op de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 komen te rusten. Bij het transport wordt als gevolg van de compacte opbouw van de machine de hef-inrichting van de trekker niet op ongewenste wijze belast.
10 De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet - beschreven.
8602430
Claims (28)
1. Grondbewerkingsmachine voorzien van om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen en ten minste één ondersteuningsrol, met het kenmerk, dat de voorzijde van de rol, in bovenaanzicht gezien, onder de achterzijde van 5 een de bewerkingsorganen dragend gesteldeel is gelegen.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de onderzijde van het de bewerkingsorganen dragend gesteldeel en de bovenzijde van de bewerkingsorganen een ruimte aanwezig is, waarin zich de 10 voorzijde van de rol kan bevinden.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de assen voor de bewerkingsorganen zich vanaf de onderzijde van het gesteldeel naar beneden uitstrekken over een lengte, die de halve diameter van de rol 15 bedraagt.
4. Grondbewerkingsmachine voorzien van om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen en ten minste één ondersteuningsrol, met het kenmerk, dat tussen de onderzijde van een de bewerkingsorganen dragend gesteldeel 20 en de bovenzijde van de bewerkingsorganen legers zijn aangebracht, een en ander zodanig, dat de afstand tussen de onderzijde van het gesteldeel en de bovenzijde van de bewerkingsorganen ten minste de halve diameter van de rol bedraagt.
5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol slechts drie als buizen uitgevoerde langselementen omvat.
6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de buisvormige langselementen schroef- 30 lijnvormig om de draaiingsas van de rol zijn aangebracht over een omtrekshoek van ten minste 120°.
7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buisvormige langselementen zijn bevestigd op spaken, die door strippen zijn 35 gevormd.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 8602430 3-7, met het kenmerk, dat de assen van de bewerkings-organen zijn ondersteund door legers, die zich bevinden in een onder het gesteldeel aangebracht buisvormig deel.
9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met 5 het kenmerk, dat het buisvormig deel door middel van twee flenzen aan de onderzijde van het gesteldeel is bevestigd.
10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat een leger zich aan de onderzijde van het buisvormig deel bevindt en een tweede leger voor de as 10 nabij de bovenzijde van het gesteldeel is gelegen.
11. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de voorzijde van de machine een afscherming aanwezig is die, in bovenaanzicht gezien, onder de voorzijde van het de bewerkingsorganen 15 dragende gesteldeel is gelegen,
12. Grondbewerkingsmachine voorzien van om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen en ten minste één ondersteuningsrol, met het kenmerk, dat de machine aan de voorzijde een afscherming heeft die, in bovenaanzicht 20 gezien, althans gedeeltelijk onder het de bewerkingsorganen dragende gesteldeel is aangebracht.
13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de afscherming verzwenkbaar is om een scharnier, dat onder het gesteldeel is gelegen.
14. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat voor de afscherming een aanslag aanwezig is, welke aanslag zich onder het gesteldeel bevindt.
15. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de aanslag wordt gevormd door de onderzijde 30 van het gesteldeel waarmee een bovenste gedeelte van de afscherming kan samenwerken.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 11 - 15, met het kenmerk, dat de afscherming verzwenkbaar is tegen de werking van een verend mechanisme in dat tussen de 35 voorzijde van het gesteldeel en de voorzijde van de afscherming is aangebracht.
17. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 11 - 16, met het kenmerk, dat de afscherming zich naar 8602430 beneden uitstrekt over een afstand die overeenkomt met de afstand tussen de onderzijde van het gesteldeel en de bovenzijde van de bewerkingsorganen.
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat deze is voorzien van aan-koppelpunten voor aankoppeling van de machine aan de hef-inrichting van een trekker, welke aankoppelpunten, in bovenaanzicht gezien, boven de voorzijde van zijn tandwiel-bak zijn gelegen.
19. Grondbewerkingsmachine voorzien van om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, met ten ^ minste één ondersteuningsrol, met het kenmerk, dat de machine is voorzien van aankoppelpunten voor aankoppeling aan de hefinrichting van een trekker, welke aankoppelpunten 15 boven een de bewerkingsorganen dragend gesteldeel zijn aangebracht.
20. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de onderste aankoppelpunten sleufvormig zijn uitgevoerd, waarbij de sleuven zich althans nagenoeg in 20 verticale richting uitstrekken.
21. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat meerdere sleuven op afstand achter elkaar zijn aangebracht.
22. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat een einde van het de bewerkingsorganen dragende gesteldeel is afgesloten door middel van twee aan elkaar bevestigde platen, waarvan er één aan de binnenzijde van het gesteldeel is gelegen en de andere aan de buitenzijde tot boven de bovenzijde van het gesteldeel 30 reikt.
23. Grondbewerkingsmachine voorzien van om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen en ten minste één ondersteuningsrol, met het kenmerk, dat een de bewerkingsorganen dragend gesteldeel een zijwand omvat, die een. 35 einde van het gesteldeel afsluit en uit twee tegen elkaar bevestigde platen bestaat.
24. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat de buitenste plaat een dikte heeft die 8602430 - 2 geringer is dan de binnenste plaat.
25. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol door middel van een scharnierende vierhoek aan het de bewerkingsorganen dragende 5 gesteldeel is aangebracht.
26. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de scharnierende vierhoek een verend mechanisme omvat.
27. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 26, met 10 het kenmerk, dat het verend mechanisme kan samenwerken met de bovenste arm van de scharnierende vierhoek.
28. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. 8602430
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8602430A NL8602430A (nl) | 1986-09-26 | 1986-09-26 | Grondbewerkingsmachine. |
EP87201835A EP0262734B1 (en) | 1986-09-26 | 1987-09-24 | Soil cultivating machines |
DE8787201835T DE3773103D1 (de) | 1986-09-26 | 1987-09-24 | Bodenbearbeitungsmaschine. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8602430A NL8602430A (nl) | 1986-09-26 | 1986-09-26 | Grondbewerkingsmachine. |
NL8602430 | 1986-09-26 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8602430A true NL8602430A (nl) | 1988-04-18 |
Family
ID=19848598
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8602430A NL8602430A (nl) | 1986-09-26 | 1986-09-26 | Grondbewerkingsmachine. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0262734B1 (nl) |
DE (1) | DE3773103D1 (nl) |
NL (1) | NL8602430A (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3814149A1 (de) * | 1988-04-27 | 1989-11-09 | Amazonen Werke Dreyer H | Landwirtschaftliche bestellkombination |
CN103918362B (zh) * | 2014-04-29 | 2015-12-02 | 吉林大学 | 一种仿形仿生镇压辊 |
CN105594359B (zh) * | 2016-01-13 | 2017-06-23 | 吉林大学 | 一种带有可径向伸缩镇压辊片的镇压辊 |
CN107295853A (zh) * | 2017-05-24 | 2017-10-27 | 蒙城县育田机械有限公司 | 一种用于玉米播种机的立式旋转拔刀装置 |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1940335U (de) * | 1966-03-18 | 1966-06-08 | Clemens Schopf | Mehrzweckanbaugeraet fuer zugmaschinen. |
NL7018468A (nl) * | 1970-12-18 | 1972-06-20 | Lely Nv C Van Der | |
NL161967C (nl) * | 1970-12-21 | 1983-08-16 | Lely Nv C Van Der | Verbetering aan een grondbewerkingsmachine. |
NL7402788A (nl) * | 1974-03-01 | 1975-09-03 | Lely Nv C Van Der | Grondbewerkingsmachine. |
NL7613261A (nl) * | 1976-11-29 | 1978-05-31 | Lely Nv C Van Der | Grondbewerkingsmachine. |
NL8202356A (nl) * | 1982-06-11 | 1984-01-02 | Lely Nv C Van Der | Grondbewerkingsmachine. |
NL8202358A (nl) * | 1982-06-11 | 1984-01-02 | Lely Nv C Van Der | Grondbewerkingsmachine. |
DE3402064C2 (de) * | 1984-01-21 | 1994-03-03 | Koeckerling Geb | Bodenbearbeitungsgerät |
-
1986
- 1986-09-26 NL NL8602430A patent/NL8602430A/nl not_active Application Discontinuation
-
1987
- 1987-09-24 DE DE8787201835T patent/DE3773103D1/de not_active Expired - Fee Related
- 1987-09-24 EP EP87201835A patent/EP0262734B1/en not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE3773103D1 (de) | 1991-10-24 |
EP0262734B1 (en) | 1991-09-18 |
EP0262734A1 (en) | 1988-04-06 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8100519A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL192558C (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8204705A (nl) | Grondbewerkingsrol. | |
NL8602430A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8602429A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8400269A (nl) | Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine. | |
NL7907081A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8903162A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8204655A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8403460A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8203045A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8801489A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
FR2559339A1 (fr) | Herse rotative | |
NL8602005A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8701344A (nl) | Grondbewerkingsinrichting voorzien van een rol. | |
NL8101312A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8602211A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8100119A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8403369A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL9000990A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL9002567A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8402020A (nl) | Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder geschikt voor de bereiding van een zaaibed. | |
NL8300682A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8701725A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL8203978A (nl) | Combinatie van een grondbewerkingsmachine met een tweede machine, bijvoorbeeld een zaaimachine. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |