NL8301236A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

* % ^ C. van der Lely ÏT.V., Maasland ” Grondbey/erkingsmachine"

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkings-machine voorzien van een aantal in het gestel ondersteunde bewerkingsorganen en een aan het gestel aangebracht draag-gestel voor een met de grondbewerkingsmachine te combineren 5 inrichting welk draaggestel door middel van draaibare steun-organen is ondersteund.

Bij grondbewerkingsmachines van deze soort heeft men het draaggestel zodanig uitgevoerd dat zijn hoogte boven de grond zowel tijdens het bedrijf als tijdens het 10 transport gelijk is hetgeen vooral bij het transport op velden moeilijkheden kan opleveren bijvoorbeeld bij het passeren van plaatselijke inzinkingen of verhogingen.

De uitvinding beoogt nu een draaggestel te verschaffen waarbij tijdens het transport de bovengenoemde moeilijkheden 15 niet kunnen optreden.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het draaggestel ten opzichte van de draaibare steunorganen in hoogterichting verstelbaar is.

Met behulp van deze voorziening kan men voor het 20 transport het hele draaggestel in hoogterichting verplaatsen waardoor de vrije ruimte tussen de grond en het draaggestel zodanig kan worden vergroot en hierdoor de boven aangeduide moeilijkheden niet of nauv/elijks kunnen optreden.

Volgens een verder aspect van de uitvinding kan een 25 draaibaar steunorgaan door middel van een scharnierende veelhoek met het draaggestel zijn verbonden. Op deze wijze wordt een doelmatige verstelling van het draaggestel ten opzichte van de draaibare steunorganen mogelijk.

Aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden zal 30 de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Pig, 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkingsmachine weer voorzien van een draaggestel volgens de uitvinding en een aan dit draaggestel aangebrachte met de grondbewerkingsmachine te combineren inrichting in de vorm 35 van een zaaimachine

Pig. 2 geeft een zijaanzicht weer van de in figuur 1 . 8301236 2 / ^ * afgeheelde combinatie

Fig. 3 geeft een achteraanzicht weer van het draaggestel tijdens het bedrijf van de combinatie terwijl Fig. 4 een achteraanzicht weergeeft van het· 5 draaggestel in de transportstand

Fig. 5 geeft een bovenaanzicht weer van een combinatie als in figuur 1 afgebeeld waarbij het draaggestel is voorzien van anders uitgevoerde draaibare steunorganen.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een 10 grondbewerkingsmachine, in het bijzonder bestemd voor de bereiding van een zaaibed en voorzien van een draaggestel met behulp waarvan een ander werktuig, bijvoorbeeld een zaai- of pootmachine met de grondbewerkingsmachine kan worden gecombineerd.

1 5 De grondbewerkingsmachine omvat een zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkend kokervormig gesteldeel 1, waarin op afstand van bij voorkeur 25 cm om opwaartse, bij voorkeur verticale assen 2 draaibare bewerkingsorganen 3 zijn ondersteund. Elk van de bewerkings-20 organen 3 omvat een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende drager 4, die op het onder het gesteldeel 1 uitstekende einde van een as 2 is aangebracht en die nabij de einden is voorzien van naar beneden gerichte bewerkingselementen 5 in. de vorm van tanden.

25 Binnen het gesteldeel 1 is elk van de assen voorzien van een tandwiel 6, welke tandwielen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is een as 2 van een bewerkings orgaan 3 naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 7 waarin de as via een aan de achterzijde van 30 de tandwielkast aangebrachte toerenvaristor 8 in aandrijvende verbinding staat met een as 9 die zich in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekt en aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt. Het uit de tandwielkast stekende einde van de as 9 kan door middel van een tussenas 10 met de 35 af takas van een trekker worden verbonden. Aan de einden van het gesteldeel 1 zijn platen 11 aangebracht, waarvan de '* breedte naar achteren toeneemt en die tot voorbij de achterzijde van het gesteldeel reiken. Bij de voorzijde draagt elk van de platen 11 een tap 12 waarom een zich langs de 8301236 t "'.'JÉ 3 platen naar achteren ui t strekkende arm 13 verzwenkbaar is.

De armen 13 kunnen door middel van bouten 14, die door een opening in de arm en één van een aantal boven elkaar aangebrachte openingen 15 nabij het achtereinde van de platen 11 kun-5 nen worden gestoken in meerdere standen worden gebracht en vastgezet. De vrije einden van de armen 13 dragen een vrij draaibare rol 16, die aan de omtrek is voorzien van langs-elementen 17 in de vorm van staven, welke worden ondersteund door middel van op afstand van elkaar gelegen steunen 17A.

10 Aan de voorzijde is het gesteldeel 1 voorzien van een bok 18 voor aankoppeling van de machine aan de driepuntshef-inrichting van een trekker. De bovenzijde van de bok 18 is door middel van steunen 19 met de achterzijde van het gesteldeel verbonden.

15 Het draaggestel 20 is achter de grondbewerkingsmachine aangebracht en ten opzichte van het gestel van de machine in hoogterichting verzwenkbaar. Aan het draaggestel 20 kan een verdere inrichting, zoals een zaai- of pootmachine 21 worden aangebracht. Het draaggestel 20 omvat dragers 22, die zich 20 althans nagenoeg horizontaal en in de voortbewegingsrichting A uitstrekken en naar achteren divergeren (fig. 1 en 2). De dragers 22 zijn aan de voorzijde voorzien van een plaat 23·

De beide dragers 22 kunnen door middel van een bout 24, die door een opening in een plaat 23 en door een opening in 25 platen aan de onderzijde van de bok 18 is gestoken aan de machine worden bevestigd. Het draaggestel 20 is om de nabij de voorzijde van het gesteldeel 1 gelegen, zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende in eikaars verlengde gelegen bouten 24 in hoogterichting verzwenkbaar. De beide 30 dragers 22 zijn op enige afstand vóór het midden door middel van een dwarsdrager 25 met elkaar verbonden. De achtereinden van de dragers 22 zijn elk voorzien van een in opwaartse richting, bij voorkeur verticaal, verlopende draagbalk 26.

De draagbalken 26 zijn elk ter hoogte van de dragers 22 en 35 nabij hun boveneinden door middel van een dwarsdrager 27 resp. 28 met elkaar verbonden (fig. 3) · De dwarsdragers 27 en 28 strekken zich althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar en aan de dwarsdrager 25 uit. De dwarsdrager 25 is nabij het midden 8301236 / 4 • w door middel van twee ten opzichte van de voortbewegingsrich-ting naar achteren divergerende steunen 29 met de bovenste dwarsdrager 28 verbonden. Aan de van elkaar af gekeerde zijden is elk van de draagbalken 26 nabij de boven- en onderzijde 5 voorzien van oren 30 waartussen door middel van een as 31 verzwenkbaar een arm 32 is aangebracht. Elk van de armen 32 is met zijn andere einde door middel van een as 31 en oren 32R nabij de boven- resp. onderzijde van een zich evenwijdig aan een draagbalk 26 uitstrekkende, pijpvormige steun 33 aange-10 bracht. De armen 32 met de draagbalk 26 en een steun 33 vormen een scharnierende veelhoek, in het bijzonder een parallellogram 34 dat zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting althans nagenoeg evenwijdig aan een vertikaal vlak dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekt en enigszins schuin naar 15 achteren verlopend is opgesteld (fig. 1), Nabij de scharnierende bevestiging van de onderste arm 32 aan een steun 33 en de scharnierende bevestiging van de bovenste arm 32 aan een draagbalk 26, is verzwenkbaar een hydraulisch of pneumatisch bedienbare verstelcilinder 35 aangebracht.

20 In elk van de pijpvormige steunen 33 is een zich naar onderen uitstrekkende as 36 vrij draaibaar. De as 36 draagt aan zijn ondereinde een dwarsas 37 waarop aan weerszijden van de as 36 een wiel 38 vrij draaibaar is aangebracht. Elk van de wielen 38 omvat een luchtband. De wielen 38 zijn zo-25 danig ten opzichte van elkaar opgesteld dat de afstand tussen de buitenzijden praktisch gelijk is aan de diameter van een wiel (fig. 3)· Zoals uit fig. 2 blijkt verloopt elke as 36 vanaf het ondereinde in een steun 33 schuin naar beneden en naar achteren,, zodat de wielen 38 zelfinstellend zijn. De 30 wielen 38 vormen een draaibaar steunorgaan. De dwarsdragers 27 en 28 zijn door platen 39, welke platen symmetrisch ten opzichte van het midden zijn gelegen, met elkaar verbonden.

De platen 39 zijn, elk uitgaande van de bovenste dwarsdrager 28, in de voortbewegingsrichting A naar voren en naar 35 beneden gericht (fig. 2). Nabij de onderzijde van elk van de platen 39 is een tap 40 aangebracht, waarom een arm 41 in hoogterichting verzwenkbaar is. De armen 41 zijn naar achteren gericht en onder de dwarsdrager 27 doorgevoerd. Nabij het midden van elke arm 41 is door middel van een pen 42 het 8301236 ΐ » ' ..... ...... 5.....

ondereinde van-een draagarm 43 aangebracht. Het boveneinde van elke draagarm 43 is door middel van een as 44 verzwenkbaar aangebracht aan een steun 45, die juist boven het midden aan elk van de platen 39 is bevestigd. De lengte van elke 5 arm 43 kan wórden ingesteld, doordat deze arm een wartel omvat. De pen 42 kan in één van meerdere, in dit uitvoerings-voorbeeld drie, achter elkaar gelegen gaten 46 worden gebracht, een en ander zodanig dat de stand van de armen 43 ten opzichte van de armen 41 kan worden gewijzigd. Nabij 10 het midden van de dwarsdrager 28 zijn twee naar achteren gerichte althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting A gelegen platen 47 bevestigd, die op afstand van elkaar zijn gelegen en elk zijn voorzien van drie boven elkaar gelegen openingen 48. Door middel van een pen 49 die door een van de 15 openingen 48 is gestoken is tussen de platen 47 een arm 50 vrij verzwenkbaar aangebracht. De lengte van de arm 50 is verstelbaar. De armen 41 en 50 vormen een driepuntsbevestiging voor aankoppeling van de driepuntsbevestiging van een met de in het voorgaande beschreven grondbewerkingsmachine te 20 combineren inrichting, zoals de in de figuren schematisch weergegeven zaaimachine 21.

Bij een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een draag-gestel 20A volgens de uitvinding zijn de steunen 33 voorzien van een vrij draaibare arm 51 die naar binnen en schuin naar 25 beneden en achteren is gericht (fig. 5) en een althans nagenoeg horizontale dwarsas 52 heeft, die een draaiingsas vormt voor een draaibaar steunorgaan in de vorm van een wiel 53 met luchtband. De luchtband heeft een loopvlak waarvan de breedte althans nagenoeg overeenkomt met de diameter van het 30 wiel 53. De diameter van de loopwielen 38 resp. 53 bedraagt bij voorkeur + 50 cm.

De werking van de in het voorgaande beschreven combinatie is als volgt:

Tijdens het bedrijf is de grondbewerkingsmachine door middel 35 van de bok 18 mét de driepuntshefinrichting van een trekker verbonden en wordt de grondbewerkingsmachine, het door de paren loopwielen 38 omvattende draaibare stemorganen ondersteund draaggestel 20 en de daaraan aangebrachte zaaimachine, 830 1 23 6 ~ .......... '

• V

ƒ 6 bewogen in een richting volgens pijl A. Hierbij worden de respectieve bewerkingsorganen 3 van de grondbewerkingsmachine vanaf de af takas van de trekker via de tussenas 10 aangedre- . ven in richtingen die met pijlen in fig. 1 zijn weergegeven 5 en waarbij de bewerkingselementen 5 van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen tenminste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. Door middel van de rol 16 kan alvorens met het werk wordt begonnen, de werkdiepte van de bewerkings-organen 3 worden ingesteld. Tijdens het bedrijf wordt het 10 draaggestel 20 dat nabij de voorzijde van het gesteldeel 1 om een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende dwarsas gevormd door de langshartli jnen van de assen 24 verzwenkbaar is, ondersteund door middel van paren loopwielen 38 die in de voortbewegingsrichting A gezien buiten het 15 trekkerspoor zijn gelegen. De paren loopwielen 38 zijn om de opwaarts gerichte as 36 vrij verzwenkbaar en z elfins tellend en hebben per paar een ondersteunend vlak, dat althans nagenoeg gelijk is aan hun diameter. Doordat de parallellogrammen 34 enigszins naar achteren zijn gericht en paren wielen 38 20 zijn toegepast wordt een grote stabiliteit van het draaggestel verkregen. De stand van de parallellogrammen 34 in de werkstand is in fig. 3 weergegeven. Hierbij bevinden de armen 32 zich in een praktisch horizontale stand.

Het draaggestel 20 vormt aldus een doelmatige onder-25 steuning en aankoppeling voor een te combineren inrichting zoals met de zaaimachine 21, waarbij deze inrichting dankzij de driepuntsbevestiging (41,50) aan de achterzijde van het draaggestel tijdens het bedrijf zich onafhankelijk van dit gestel kan bewegen, welk gestel op zijn beurt zich onafhanke-30 lijk van het gestel van de grondbewerkingsmachine in hoogterichting kan bewegen.

Met behulp van paren naast elkaar gelegen loopwielen 38, die -zoals uit fig. 1 blijkt- tijdens het bedrijf buiten het trekkerspoor zijn gelegen, wordt een ondersteuning mogelijk, 35 waarbij de druk op de grond zodanig is verdeeld dat de structuur van het bereide zaaibed praktisch niet ongunstig wordt beïnvloed. Doordat de parallellogrammen 34 praktisch in eikaars verlengde zijn gelegen aan de van elkaar af gekeerde zijden van de draagbalken 26, is men in staat om het geheel 8301236 7 relatief kort achter de trekker te houden, hetgeen vooral voor het transport, zeer belangrijk is.

Voor het brengen van het geheel in een transports tand kan de grondbewerkingsmachine vanaf de trekleer met behulp van 5 de hef inrichting worden geheven, terwijl men tegelijkertijd de verstelcilinders 35 voor de respectieve parallellogrammen 34 kan bekrachtigen. Hierdoor worden deze parallellogrammen en daarmee het draaggestel 20 in een stand gebracht zoals in fig. 4 is weergegeven. De armen 32 sluiten hierbij een hoek 10 in van + 45° met de horizontaal. In deze stand heeft het draaggestel een relatief grote bodemvrijheid. Bij het heffen van het geheel kan men het beste met een -geringe snelheid voorwaarts bewegen, waardoor de loopwielen 3S, die bij het in de transports tand brengen dichter naar de dragers 29 moeten 15 bewegen, de gelegenheid hebben, deze beweging uit te voeren, een en ander wordt hierbij vergemakkelijkt doordat de wiel-paren vrij verzwenkbaar door middel van de as 36 zijn aangebracht.

Bij het draaggestel 20A, ondersteund op een wijze 20 zoals in fig. 5 weergegeven, heeft men tijdens het bedrijf dezelfde werking en kan men voor het in de trans ports tand brengen op de in het voorgaande geschetste wijze, te werk gaan.

Eet brede aanraakvlak van de wielen 53 bij het 25 uitvceringsvoorbeeld volgens fig. 5, kan in nog sterkere mate dan bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld structuurbederf van het zaaibed voorkomen.

De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet 30 beschreven.

Conclusies 8 3 0 1 2 3 6

Claims (25)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal in een gestel ondersteunde bewerkingsorganen en een aan het gestel aangebracht draaggestel, voor een met de grondbe-werkingsmachine te combineren inrichting, welk draaggestel 5 door middel van draaibare steunorganen is ondersteund, met het kenmerk, dat het draaggestel ten opzichte van de draaibare stemorganen in hoogterichting verstelbaar is.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draaibare steunorganen in de voortbe- 10 wegingsrichting van de machine gezien, buiten het trekker-spoor zijn gelegen.

3. Grondbewerkingsmachine voorzien vön een gestel en een aantal in dit gestel ondersteunde bewerkingsorganen waaraan een draaggestel is aangebracht voor een met de 15 grondbewerkingsmachine te combineren inrichting, welk draaggestel door middel van in de voortbewegingsrichting gezien, naast elkaar gelegen draaibare steunorganen is ondersteund, met het kenmerk, dat de draaibare steunorganen voor het draaggestel buiten het trekkerspoor zijn gelegen.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij om althans nagenoeg vertikale assen draaibaar zijn aangebracht en het gestel van de machine door mid-25 del van een rol wordt ondersteund en de draaibare steunorganen voor het draaggestel tijdens het bedrijf tussen de rol en de met de grondbewerkingsmachine te combineren inrichting zijn gelegen.

5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat het draaggestel om een as die zich nabij de voorzijde van het gestel van de machine bevindt, in hoogterichting ten opzichte van het gestel van de machine verzwenkbaar is aangebracht.

6. Draaggestel bestemd voor het combineren van een 35 inrichting met een grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies.

7· Draaggestel bestemd om te worden toegepast bij een grondbewerkingsmachine en waaraan een met de grondbewerkingsmachine te combineren inrichting aanbrengbaar is, welk draag- 8301236 5 ......." ~' 9“ gestel door draaibare steunorganen is ondersteund, met het kenmerk, dat het draaggestel ten opzichte van de draaibare steunorganen in hoogterichting verstelbaar is.

8. Draaggestel volgens conclusie 6 of 7, met het 5 kenmerk, dat een draaibaar steunorgaan is voorzien van een steunvlak dat althans nagenoeg gelijk is aan de diameter van het orgaan.

9. Draaggestel bestemd om te worden toegepast bij een grondbewerkingsmachine en waaraan een met de grondhewer- 10 kingsmachine te combineren inrichting aanbrengbaar is, welk draaggestel door ten minste één draaibaar steunorgaan is ondersteund, met het kenmerk, dat op afstand van elkaar gelegen draaibare steunorganen aanwezig zijn, die een steunvlak vormen met een breedte die + gelyk is .aan de diameter 15 van een draaibaar steunorgaan.

10. Draaggestel volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat op afstand van elkaar gelegen draaibare steunorganen in paren zijn aangebracht.

11. Draaggestel volgens conclusie 10, met het kenmerk, 20 dat de op afstand van elkaar gelegen paren draaibare steunorganen om een gemeenschappelijke opwaarts gerichte as ver-zwenkbaar zijn.

12. Draaggestel bestemd om te worden toegepast bij een grondbewerkingsmachine waaraan een met de grondbewerkings- 25 machine te combineren inrichting aanbrengbaar is, welk draaggestel door middel van op afstand van elkaar gelegen draaibare steunorganen is ondersteund, met het kenmerk, dat twee op afstand van elkaar gelegen paren draaibare steunorganen aanwezig zijn, die om een gemeenschappelijke op-30 waarts gerichte as verzwenkbaar zijn.

13. Draaggestel volgens een der conclusies 10 - 12, met het kenmerk, dat de afstand tussen de van elkaar afgekeerde zijden van een paar draaibare steunorganen althans nagenoeg gelijk is aan de diameter van een draaibaar steunorgaan.

14. Draaggestel volgens een der conclusies 6-13, met het kenmerk, dat een draaibaar steunorgaan door middel van een scharnierende veelhoek in hoogterichting verstelbaar ten opzichte van het draaggestel is aangebracht.

15. Draaggestel bestemd om te worden toegepast bij een 8301236 \ grondbewerkingsmachine en waaraan een met de grondbewerkings-machine te combineren inrichting aanbrengbaar is, welk draaggestel door twee naast elkaar gelegen draaibare steun-organen is ondersteund, met bet kenmerk, dat een draaibaar 5 steunorgaan door middel van een scharnierende veelhoek met het draaggestel verbonden is.

16. Draaggestel volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat een scharnierende veelhoek zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan een vertikaal vlak dwars op de 10 voortbewegingsrichting.

17. Draaggestel volgens een der conclusies 14 - 16, met het kenmerk, dat het draaggestel twee zich in opwaartse richting uitstrekkende draagbalken omvat, die aan de van elkaar af gekeerde zijde elk zijn voorzien van een schamieren- 15 de veelhoek.

18. Draaggestel volgens een der conclusies 14 - 17, met het kenmerk, dat een opwaarts gerichte zwenkas voor een draaibaar steunorgaan in een zich in opwaartse richting uitstrekkend deel van een scharnierende veelhoek is gelegerd.

20 Tg. Draaggestel volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de as zich vóór de as van een draaibaar steunorgaan bevindt .

20. Draaggestel volgens een der conclusies 14-19, met het kenmerk, dat verstelmiddelen aanwezig zijn met 25 behulp waarvan op afstand van een scharnierende veelhoek instelbaar is.

21. Draaggestel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de verstelmiddelen worden gevormd door een verstelcylin-der.

22. Draaggestel volgens een der conclusies 14 - 21, met het kenmerk, dat een scharnierende veelhoek wordt gevormd door een parallellogram.

23. Draaggestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draaibare steunorganen een diameter 35 hebben van + 50 cm.

24· Draaggestel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een draaibaar steunorgaan wordt gevormd door een loopwiel bij voorkeur voorzien van een luchtband.

25. Draaggestel volgens een der voorgaande conclusies, 8301236 s ' ' " “ 11 met liet kenmerk, dat dit aan de achterzijde is voorzien van een driepuntsaankoppeling. o-o-o-o 8301236