NL8501884A - Inrichting voor het melken van dieren. - Google Patents

Description

C. van der Lely N,V., Weverskade 10, Maasland.

"Inrichting voor het melken van dieren"

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste een melkplaats en ten minste één melkmachine, voorzien van althans een, aan een speen van het dier aansluitbare 5 melkbeker.

Bij een dergelijke inrichting en bij het gebruik ervan is het van belang dat de nodige hygiëne wordt gewaarborgd. Het reinigen van de spenen van de uier, voordat het melken begint, kan de hygiëne ten goede komen.

10 In deze aanvrage wordt onder reinigen zowel het wassen, het spoelen als het ontsmetten verstaan, en kan zowel door middel van een reinigingsvloeistof (bij voorbeeld water) als door middel van een spray plaatsvinden.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het mel-15 ken van dieren, waarbij zowel het reinigen van de spenen als het aanbrengen van de melkbekers op effectieve wijze kan plaatsvinden.

Hiertoe is volgens de uitvinding de melkbeker voorzien van een reinigingsinrichting, zodat met het positi-20 oneren van de melkbeker ten opzichte van de speen tevens de reinigingsinrichting op de gewenste plaats wordt gebracht. Daarbij kan een effectieve reiniging plaatsvinden, doordat het reinigen beperkt kan blijven tot dat deel van de uier of van de speen dat daarvoor in aanmer-25 king komt. Bovendien kan een tijdsbesparing worden verkregen doordat de reinigingsinrichting en de melkbeker gelijktijdig naar de gewenste plaats worden gebracht, en gelijktijdig op de betreffende speen van de uier kunnen worden aangebracht. Bij voorkeur is de melkbeker nabij 30 zijn bovenzijde voorzien van de reinigingsinrichting, zodat tijdens het reinigen de melkbeker zich onder de speen bevindt.

Voorts kan volgens de uitvinding de reinigingsinrichting in hoofdzaak symmetrisch om de hartlijn van de 35 melkbeker gepositioneerd zijn, zodat de reinigingsinrichting zich symmetrisch om de betreffende speen van de uier S5v-354 i- % - 2 - bevindt wanneer de melkbeker zich daaronder bevindt.

Het reinigen kan door middel van het op de speen spuiten van een spray tot stand worden gebracht, doch indien gebruik wordt gemaakt van een reinigingsvloeistof 5 kan volgens een ander kenmerk van de uitvinding voor het toevoeren van de reinigingsvloeistof naar de reinigings-inrichting gebruik worden gemaakt van de melkslang van de melkbeker, die daarvoor ter beschikking is wanneer er niet gemolken wordt en daarbij tevens wordt gereinigd. 10 Voor het vervolgens drogen van de speen kan, volgens een nader kenmerk van de uitvinding, al of niet verwarmde lucht door dezelfde melkslang naar de speen worden getransporteerd, hetgeen tevens het effect kan hebben dat de melkslang wordt gedroogd.

15 Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de melkbeker in hoogterichting ten opzichte van de reini-gingsinrichting verschuifbaar zijn, waardoor na het reinigen van de betreffende speen de melkbeker omhooggebracht kan worden teneinde het melkproces te kunnen starten. De 20 melkbeker verschuift daarbij binnen de reinigingsinrichting omhoog, waarbij de buitenkant van de melkbeker de binnenkant van de reinigingsinrichting kan afsluiten.

Bij een inrichting voorzien van een melkstel met meerdere melkbekers kan volgens een ander kenmerk van 25 de uitvinding althans één melkbeker met de reinigingsinrichting in een horizontaal vlak verplaatsbaar aan het melkstel zijn aangebracht. Hierdoor is het mogeiijk om het melkstel voor het aanbrengen in te stellen op de onderlinge stand van de spenen van het dier. Volgens een 30 nader kenmerk van de uitvinding kunnen een of meer melkbekers met reinigingsinrichting in verschillende standen op“ het melkstel fixeerbaar zijn.

Teneinde het aanbrengen van de melkbeker met reinigingsinrichting te vergemakkelijken kan volgens een 35 kenmerk van de uitvinding de reinigingsinrichting voorzien zijn van een flexibele, conische vanginrichting voor de speen, waarbij de trechtervorm van de vanginrichting een juiste plaatsing van de reinigingsinrichting ten opzichte van de speen kan bevorderen en tevens door aanslui- 8501884 - 3 - * : * :* ting op de uier een afdichting rondom de speen tot stand kan brengen.

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de reinigingsinrichting een borstel omvatten, welke 5 borstel roteerbaar kan zijn uitgevoerd. Daarbij kan volgens de uitvinding de borstel in hoofdzaak ringvormig zijn uitgevoerd, en wel met naar binnen gerichte haren, waarbij de borstel om de speen kan worden gepositioneerd, zodat de haren naar de speen gericht zijn. Onder "ringvor-10 mig" wordt hier tevens "buisvormig" verstaan.

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de borstel aan zijn buitenomtrek zijn gelagerd, zodat een rotatie om de symmetrieas van het ringvormige lichaam kan worden uitgevoerd zonder ondersteuning in het centra-15 le gedeelte. Daarbij kan de borstel door middel van een electromotor worden aangedreven.

Volgens de uitvinding kan de borstel een zodanige vorm hebben dat de haren vanuit het ringvormige lichaam naar binnen gericht zijn doch niet tot de hartlijn reiken 20 zodat het centrale gedeelte van de borstel hol is.

Voorts kunnen volgens de uitvinding meerdere reini-gingsinrichtingen aan een ondersteuning zijn aangebracht, waarbij ten minste één reinigingsinrichting in een horizontaal vlak verplaatsbaar en fixeerbaar is ten opzichte 25 van een andere reinigingsinrichting, zodat de reinigings-inrichtingen overeenkomstig de positie van de spenen van het betreffende dier in een gewenste positie kunnen worden gebracht.

Een inrichting voor het melken van dieren, zoals 30 koeien, met ten minste een melkplaats en ten minste een melkmachine met meerdere, aan een melkstel aangebrachte melkbekers kan volgens een kenmerk van de üitvinding. voorzien zijn van een electronische kamera voor het waarnemen van de positie van de spenen van de uier van het dier 35 en van middelen om op grond van de waargenomen positie de stand van de melkbekers in te stellen. Hierbij is het niet vereist dat de stand van de spenen van het dier vooraf bekend zijn en bijvoorbeeld in het geheugen van een computer zijn opgeslagen, doch vindt de aanpassing aan 850 1 8 8 4 ί * - 4 - de stand van de spenen van het betreffende dier plaats afhankelijk van de werkelijke stand op het moment dat het dier zich op de melkplaats bevindt. Het door de elec-tronische kamera opgenomen beeld van de uiers kan op be-5 kende wijze electronisch worden afgetast, op grond waarvan de positie van de spenen kan worden vertaald naar een gewenste instelling van de melkbekers. De hiervoor gebruikte electronische kamera kan optisch werken, waarbij het nuttig kan zijn de spenen, of delen ervan te voor-10 zien van een blijvende kleur. De electronische kamera kan echter ook een infrarood beeld opnemen, waarbij de spenen en de uier gedetecteerd worden wegens het warmteverschil tussen de spenen, de uier en de omgeving.

Volgens een kenmerk van de uitvinding kan de elec-15 tronische kamera tussen de melkbekers zijn aangebracht en opwaarts gericht zijn zodat een totaalbeeld van de uier met de spenen vanaf de onderzijde wordt opgenomen, hetgeen een goed overzicht geeft voor het verkrijgen van de gewenste informatie.

20 Volgens een kenmerk van de uitvinding kan daarbij het melkstel voorzien zijn van een reinigingsinrichting of kan elke melkbeker voorzien zijn van een reinigingsinrichting .

Bij een inrichting voor het melken van dieren, 25 zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste een melkmachine met een melkstel voorzien van melkbekers, kan volgens een ander kenmerk van de uitvinding een ver-zwenkbare klap aanwezig zijn waaraan het melkstel is aangebracht. Een dergelijke verzwenkbare klap kan daarbij 30 zowel dienen voor het ondersteunen van het melkstel als voor het beschermen respectievelijk afschermen van het •4 melkstel, zowel in niet operationele toestand waarbfj het afdekken of afschermen van het melkstel gewenst is, als in operationele toestand waarbij het gewenst is te 35 voorkomen dat het melkstel beschadigd of vervuild wordt door het dier.

De klap kan daarbij verzwenkbaar zijn om een in hoofdzaak horizontale as ter hoogte van de vloer van de 8501884 « i; - 5 - melkplaats, zodat de klap in neergeklapte toestand een deel van de vloer van de melkplaats vormt. Daarbij kan, volgens een nader kenmerk van de uitvinding, de klap, in 21jn positie waarin gemolken wordt, een bescherming 5 vormen voor het melkstel ten opzichte van de achterpoten van het dier, met name wanneer de as waarom heen de klap verzwenkbaar is dwars ten opzichte van de melkplaats en vlak vóór de achterpoten van het dier is gepositioneerd.

Daarbij kan de klap volgens de uitvinding een zoda-10 nige vorm hebben dat, in de positie waarin gemolken wordt het middengedeelte lager is dan beide zijgedeel-ten, zodat het middengedeelte niet in aanraking met de uier van het dier kan komen. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de klap door middel van hydrau-15 lische of pneumatische middelen verstelbaar zijn.

Volgens de uitvinding kunnen middelen aanwezig zijn om het melkstel langs de verzwenkbare klap te verplaatsen, zodat het melkstel naar de uier kan worden bewogen wanneer de klap zich in operationele positie bevindt.

20 Daarbij kan de beweging van het melkstel ten opzichte van de klap volgens de uitvinding plaats vinden door middel van een roteerbare schroefspindel of door middel van hydraulische of pneumatische activators. Volgens een kenmerk van de uitvinding kan het melkstel daarbij voor-25 zien zijn van een reinigingsinrichting, of kan elke melkbeker voorzien zijn van een reinigingsinrichting.

Bij een inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste een melkmachine voorzien van een aan de uier van het dier 30 aankoppelbaar melkstel, kan volgens de uitvinding het melkstel voorzien zijn van een reinigingsinrichting en kan reinigingsvloeistof worden toegevoerd en melk worden afgevoerd via de melkslang, waarbij de melkbeker op afstand van de speen kan worden gepositioneerd wanneer de 35 reinigingsvloeistof via de melkslang wordt toegevoerd.

De reinigingsvloeistof kan daarbij tegen de speen spuiten.

Ook kunnen volgens de uitvinding middelen aanwezig zijn om voer te doseren tijdens het melken, zodat het eten van bijvoorbeeld krachtvoer en het melken gecombi- 8501884 $ * - 6 - neerd kan worden.

Volgens de uitvinding kan voorts de melkplaats zijn ingebouwd in een loopstal, waarbij het dier zich, al dan niet van buitenaf daartoe aangezet, naar de raelk-5 plaats kan begeven teneinde gemolken te worden.

In verband met een effectieve benutting van de ruimte kan het melkstel, volgens de uitvinding, in zijn rustpositie zich onder de vloer van de melkplaats bevinden. Ook is een dergelijke afgezonderde positie voor het 10 melkstel van belang teneinde beschadiging en vervuiling te voorkomen.

Teneinde het aanbrengen van melkstel of een melkbeker te vergemakkelijken kunnen volgens een kenmerk van de uitvinding middelen aanwezig zijn om de bewegingsvrij-15 heid van het dier op de melkplaats in voorwaartse, achterwaartse, zijwaartse of opwaartse richting te beperken.

De inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, kan in een loopstal of op het veld of andere plaatsen waar de dieren vrij kunnen bewegen, aangebracht 20 zijn, en de werking kan als volgt beschreven worden.

Een koe, die gemolken moet worden, begeeft zich naar de melkplaats waar de koe voorwaarts, achterwaarts, zijwaarts en opwaarts in haar bewegingsmogelijkheden beperkt is. Een klap in de vloer, vóór de achterpoten 25 van de koe, beweegt zich dan vanuit een ongeveer horizontale stand naar een opwaarts gerichte stand, waardoor de melkmachine gemakkelijk aan de uier van de koe kan worden aangesloten. Tevens verhindert de klap dat de koe met haar achterpoten het melkstel kan beschadigen.

30 Het melkstel dat zich onder de zich ongeveer hori zontaal uitstrekkende klap bevond, beweegt zich met de klap vanuit een ongeveer horizontale stand naar een opwaarts gerichte stand.

Daarna wordt met de kamera, die aan het melkstel 35 aangebracht is, de positie van de spenen bepaald. Deze gegevens worden in een computer of andere besturings apparatuur verwerkt, waarna de melkbekers automatisch in de juiste stand voor het aansluiten van de melkbekers aan de spenen van de koe worden gebracht.

8501884 - 7 -

Nabij de kamera bevindt zich apparatuur om afstand ultrasonor te meten. Hiermede wordt de afstand van het melkstel tot de uier van de koe gemeten, waarna door middel van besturingsapparatuur het melkstel tot de juiste 5 stand naar omhoog wordt bewogen voor een gunstige aansluiting van de spenen van de uier aan het melkstel.

Een melkbeker omvat een flexibele, konische vanginrichting, een reinigingsinrichting en de bekende pulserende melkinrichting. Als het melkstel aan de uier van 10 de koe is aangesloten, wordt water naar de reinigingsinrichting gevoerd. De reinigingsinrichting omvat een roterende, fijnharige borstel, die door een kleine electromotor wordt aangedreven. Het water wordt door de melkbeker toegevoerd en door een aparte spoelwaterafvoerlei-15 ding afgevoerd.

Als de reiniging afgelopen is en het spoelwater afgevoerd is, kan door de toevoer van eventueel voorgewarmde lucht de speen drooggeblazen worden. Daarna wordt de melkbeker ten opzichte van de reinigingsinrichting 20 omhoog bewogen.

Nadat de koe automatisch gemolken is trekt het melkstel zich onder de vloerhoogte terug, waarbij de vloer wordt gesloten. De koe kan dan de melkplaats verlaten.

25 Het automatisch melken kan vier of meer keren per 24 uur plaats vinden, hetgeen de melkopbrengst kan vergroten. Verder kan de melkmachine meer continu gebruikt worden, hetgeen de bedrijfskosten verlaagt.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder 30 verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting voor het melken worden beschreven.

» - Fig. 1 - 8501884

/ V

- 8 -

Fig. 1 toont een dier op de melkplaats, waarbij de melkmachine is aangesloten;

Fig. 2 is een schematische doorsnede van een melkbeker met reinigingsinrichting, aangegeven met II - II in 5 fig. 4;

Fig. 3 toont schematisch een aangesloten melkstel;

Fig. 4 heeft een doorsnede langs de lijn IV - IV van fig. 3;

Fig. 5 toont schematisch een achteraanzicht van 10 de inrichting;

Fig. 6, 7, 8 en 9 tonen schematisch de verschillende standen van de melkmachine.

In de verschillende figuren zijn overeenkomstige onderdelen met gelijke verwijzingscijfers weergegeven.

15 Figuur 1 toont een dier 1, in dit geval een koe, die zich op een melkplaats bevindt. Het dier 1 bevindt zich daarbij tussen een door een buisframe 2 gevormde zijdelingse afscheiding en kan daarbij eten uit een voerbak 3 die aan een uitgangsdeur 4 is bevestigd. De 20 uitgangsdeur 4 kan door middel van zwenkarmen 5 naar boven zwenken wanneer het dier de melkplaats verlaat.

Een zwenkbare klap 6, die om.een ter hoogte van de vloer 7 van de melkplaats aangebrachte scharnieras 8 kan zwenken is in opwaarts gerichte stand weergegeven. Het zwenken 25 van klap 6 om scharnieras 8 wordt tot stand gebracht door een hydraulische of pneumatische cylinder eenheid 9. De scharnieras 8 bevindt zich vlak voor de achterpoten 10 van de koe. Door middel van een om scharnieras 11 zwenkbare beugel 12 wordt de koe in de positie gehouden 30 waarbij de achterpoten nabij de scharnieras 8 staan, althans wordt voorkomen dat de koe zich achterwaarts begeeft. De beugel 12 wordt daarbij door middel van » hydraulische of pneumatische cylinder eenheid 13 verzwenkt.

De melkmachine 14, die schuifbaar bevestigd is 35 aan klap 6, is in figuur 1 in de aan de uier aangesloten stand weergegeven. Zoals uit de figuur blijkt vormt de klap 6 een bescherming van de melkmachine tegen beschadiging of vervuiling vanaf de achterzijde, dat wil zeggen de zijde waar de achterpoten 10 van het dier zich bevinden.

8501884 * V.

- 9 -

Figuur 2 toont schematisch een melkbeker 15 die voorzien is van een reinigingsinrichting 16 die aangesloten is op de schematisch weergegeven speen 17 van een dier. de weergegeven eenheid is voorzien van een stati-5 onair deel 18 waaraan een flexibel trechtervormig deel 19 is aangebracht, dat de vanginrichting voor de speen 17 vormt. Het trechtervormige deel 19 vormt tevens een afsluiting tegen de uier van het dier. Binnen het stationaire deel 18 bevindt zich een ringvormig deel, in 10 dit geval een buisvormig deel 20 dat binnen het stationaire deel 18 om zijn lengteas kan roteren en daarbij aangedreven wordt door een schematisch weergegeven electromotor 21j bij voorbeeld via een wormwiel 22. Het buisvormige deel 20 is aan de binnenzijde voorzien van 15 haren 23, die een naar binnen gerichte borstel vormen.

Door rotatie van het buisvormige deel 20 bewegen de haren 23 zich over de speen waardoor deze speen gereinigd en gemasseerd kan worden. Tijdens het reinigen kan water of andere vloeistof via de melkslang 24 worden 20 toegevoerd en via leiding 25 worden afgevoerd. Ook kan via leiding 24 eventueel verwarmde lucht worden toegevoerd teneinde de speen 17 en eventueel delen van de melkmachine drogen.

Het stationaire deel 18 is tevens voorzien van 25 een electromotor 26 die voorzien is van een tandwiel 27 dat samenwerkt met een tandheugel 28 dat aan de melkbeker 15 verbonden is. Door middel van electromotor 26 kan de melkbeker 15 in vertikale richting worden verplaatst naar de speen 17 teneinde het melkproces 30 mogelijk te maken.

De melkbeker 15 is voorzien van een melkslang 24 die tijdens het melken de melk afvoert. Voorts is een pulsatieslang 29 aanwezig. Via de pulsatieslang 29 kan op overigens bekende wijze in de speenhouder 30 een 35 wisselende druk tot stand worden gebracht.

De in fig. 2 weergegeven inrichting kan door middel van een aan het stationaire deel 18 aangebrachte ondersteuning in een positie onder de speen 17 worden gebracht, waarna de inrichting door een bovenwaarts 8501884 > * - 10 - gerichte verplaatsing wordt aangesloten op de speen 17. Teneinde de speen 17 te reinigen wordt vervolgens het buisvormige deel 20 enige tijd geroteerd, waarbij reinigingsvloeistof via melkslang 24 wordt toegevoerd 5 en via afvoerslang 25 wordt afgevoerd. Na een vooraf bepaalde tijd wordt het toevoeren van reinigingsvloeistof gestopt en wordt voorverwarmde lucht via de melkslang 24 toegevoerd en nadat voldoende droging tot stand is gebracht wordt de melkbeker 15 omhoog bewogen en kan 10 het melkproces beginnen.

Fig. 3 is een zijaanzicht waarin twee inrichtingen overeenkomstig fig. 2 zijn weergegeven. Fig. 3 correspondeert met een gedeelte van fig. 1. In fig. 3 is een gedeelte van de vloer 7 van de melkplaats weergegeven, 15 waarbij klap 6 om scharnieras 8 in een in hoofdzaak vertikale stand verzwenkt is. Aan klap 6 is een geleidings-stang 31 bevestigd waarlangs een ondersteuning 32 verplaatsbaar is door middel van een overigens niet weergegeven electromotor of op enige andere wijze zoals hydrau-20 lisch of pneumatisch. De ondersteuning 32 is verbonden met het stationaire gedeelte 18 van de twee weergegeven melkeenheden 33, die elk gevormd worden door melkbeker 15, vangdeel 19 en stationair deel 18. De verschillende leidingen van de melkeenheden worden samengevoegd 25 in de melkklauw 34 en lopen vervolgens naar een ander deel van de melkmachine.

De ondersteuning 32 is voorts voorzien van een electronische kamera 35 voor het waarnemen van de spenen, op grond van welke waarneming de melkeenheden 33 ten 30 opzichte van de ondersteuning 32 in een ten opzichte van de koe geschikte stand te positioneren. Voorts is de" ondersteuning voorzien van een sensor 38, bijvoorbeeld een ultrasonore zender en ontvanger, waarmee de afstand tot de uier kan worden bepaald en met behulp waarvan 35 de hoogte van de inrichting kan worden ingesteld.

Het zal duidelijk zijn dat in fig. 3 de melkeenheden 33 in de reinigingspositie zijn weergegeven, dat wil zeggen dat de melkbeker 15 zich in de naar beneden uitgeschoven positie bevindt ten opzichte van het stati- 8501884 'm * - 11 - onaire deel 18.

Fig. 4 geeft een schematisch onderaanzicht van de in fig. 3 weergegeven inrichting..Daarbij is de in fig. 2 weergegeven doorsnede aangegeven met de pijlen 5 II - II. Fig. 4 toont de klap 6, waarbij is weergegeven dat de beide zijgedeelten 36 hoger reiken dan het middengedeelte van de klap 6, zodat bij het zwenken van klap 6 om scharnieras 8 de uier van het dier niet wordt geraakt. Aan klap 6 is de geleidingsstang 31 bevestigd 10 en tevens is de schroefspindel 37 weergegeven teneinde de ondersteuning 32 in hoogterichting te verstellen.

Op de ondersteuning is de electronische kamera 35 en de ultrasonore sensor 38 weergegeven. .

De vier weergegeven melkeenheden 33 zijn elk scharnie-15 rend om een as 39 aan de ondersteuning 32 bevestigd.

Door middel van schematisch weergegeven electromotoren 40 kan de boekverdraaiing van elke melkeenheid ten opzichte van de scharnieras 39 worden ingesteld, zodat elke melkeenheid in een voor het betreffende dier geschik-20 te positie kan worden gefixeerd.

In fig. 4 zijn voorts electromotoren 26 weergegeven die door middel van tandwielen 27 en tandheugels 28 de melkbekers 15 in hoogterichting ten opzichte van de . reinigingsinrichting kunnen verschuiven. Ook zijn bij 25 elk van de vier melkeenheden de verschillende slangen weergegeven, te weten de melkslang 24 voor het toevoeren van reinigingsvloeistof en lucht en het afvoeren van melk, afvoerslang 25 voor het afvoeren van reinigings-vloeistof en pulsatieslang 29 voor het toevoeren van 30 een wisselende druk naar de speenhouder.

Met streeplijnen is schematisch de opening in de vloer 7 van de melkplaats weergegeven, welke opening een vorm heeft die in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van de klap 6.

35 Fig. 5 toont schematisch een aanzicht dat overeen komt met pijl V in fig. 3 dat wil zeggen van achteren tegen de klap 6 waarbij de hoger reikende zijdelen 36 duidelijk zijn weergegeven. Achter klap 6 bevindt zich het gedeelte van de melkmachine dat wordt aangesloten· 3391334 9 - 12 - aan de uier van het dier, waarbij twee melkeenheden 33 zichtbaar zijn, elk met de flexibele trechter-vormige vanginrichting 19. De beide melkeenheden 33 zijn met de met streeplijnen weergegeven ondersteuning 32 ver-5 bonden, welke ondersteuning op de eerder beschreven wijze in hoogterichting verschuifbaar is verbonden met de klap 6. De klap 6 is scharnierbaar om as 8, waartoe een hydraulische cylinder aanwezig is waarvan de zuiger-stang 41 onder in fig. 5 is weergegeven.

10 De figuren 6, 7, 8 en 9 tonen de verschillende stadia van het proces dat met de inrichting voor het melken kan worden uitgevoerd.

Figuur 6 toont een deel van de vloer 7 van de melk-plaats waarbij de klap 6 omlaag is gezwenkt en daardoor 15 deel uitmaakt van de vloer van de melkplaats. Nadat het dier, in dit geval een koe, de melkplaats heeft betreden, zullen zijn achterpoten zich nabij het scharnierpunt 8 van de klap 6 bevinden. Indien de achterpoten 10 zich te ver naar voren bevinden, zullen deze naar achteren schuiven - 20 bij het in de vertikale stand brengen van klap 6, zoals dat in fig. 7 is weergegeven. Indien de achterpoten .10 zich te ver naar achteren bevinden, zal het dier door middel van de in figuur 1 weergegeven beugel 12 naar voren worden gedreven, tot de juiste positie van de achterpoten is be-25 reikt. Daartoe kunnen in de vloer 7 van de melkplaats sensors aanwezig zijn voor het detecteren van de positie van de achterpoten 10.

Zoals uit fig. 6 blijkt, vindt het aan de uier van het dier aan te sluiten deel van de melkmachine zich in 30 de onwerkzame positie onder de vloer, zodat enerzijds daardoor geen ruimte op de melkplaats of in de stal wordt ingeno-mén, terwijl anderzijds door het onderbrengen ervan .in een afzonderlijke ruimte de nodige hygiëne kan worden gehandhaafd.

Nadat het dier de melkplaats heeft betreden, wordt 35 door middel van hydraulische cylinder 9 de klap 6 in de opwaartse positie gebracht, waardoor een opening in de vloer van de melkplaats ontstaat waar doorheen het aan de uier van het dier aan te sluiten deel 14 van de melkmachine naar boven kan worden bewogen (Fig. 7).

8501884 - 13 -

Nadat de verschillende melkeenheden 33 op de eerder beschreven wijze in de voor het betreffende dier geschikte positie ten opzichte van de ondersteuning 32 zijn gebracht, wordt de ondersteuning 32 verder naar boven bewogen langs 5 de geleidingsstang 31, totdat de spenen 17 van de uier omvat worden en het trechtervormige gedeelte 19 tegen de uier aanligt. De melkbekers 15 bevinden zich dan nog in de naar beneden geschoven positie, zoals ook weergegeven in fig.

2, zodat de reinigingsinrichting de spenen van het dier 10 kan reinigen, ontsmetten, drogen en/of masseren, vorzover dat gewenst is. Deze situatie is in fig. 8 weergegeven.

Vervolgens worden de melkbekers 15 op de beschreven wijze naar boven geschoven, zodat het melkproces kan beginnen, hetgeen is weergegeven in fig. 9.

15 Na het beëindigen van het melken, hetgeen gedetec teerd kan worden door bijvoorbeeld een flowmeter die ergens in de melkslang is aangebracht, wordt de ondersteuning via de geleidingsstang 31 wederom naar beneden bewogen, zodat de klap 6 door middel van hydraulische cylinder 9 20 naar de in hoofdzaak horizontale positie kan worden gezwenkt, waarna het dier de melkplaats van verlaten.

De besturing van de inrichting kan volgens de uitvinding door middel van een computer geschieden, terwijl voor het bewegen van de verschillende onderdelen hydraulische, pneu-25 matische of elektrische middelen aanwezig kunnen zijn.

De voerdosering tijdens het melken kan eveneens door een computer bestuurd worden, waartoe de dieren voorzien kunnen zijn van een herkenningssysteem, bijvoorbeeld een zender aan een halsband, zodat de voerdosering kan worden aangepast 30 aan de omstandigheden van het betreffende dier. Tevens kan daarbij een registratie plaatsvinden van bijvoorbeeld hét aantal keren en de tijdstippen dat het dier de melk-plaats bezoekt, de temperatuur en andere gegevens met betrekking tot de melk, enz.

35 Het gegeven uitvoeringsvoorbeeld dient als zodanig beschouwd te worden en dient slechts ter toelichting van de uitvinding die niet als beperkt tot dit uitvoeringsvoor -beeld dient te worden beschouwd.

.. j 1 8 8 4

Claims (43)

0 · Conclusies : — j*/ —

1. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine, voorzien van althans een, aan een speen van het dier aansluitbare melkbeker, met het 5 kenmerk, dat de melkbeker voorzien is van een reinigings-inrichting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de reinigingsinrichting in hoofdzaak symmetrisch om de hartlijn van de melkbeker gepositio- 10 neerd is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat reinigingsvloeistof naar de reinigingsinrichting kan worden toegevoerd door de melk-slang van de melkbeker.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat lucht kan worden toegevoerd door de melkslang van de melkbeker.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkbeker in hoogterich- 20 ting verschuifbaar is ten opzichte van de reinigingsinrichting.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij meerdere melkbekers aan een melkstel zijn aangebracht, met het kenmerk, dat althans één 25 melkbeker met reinigingsinrichting in een horizontaal vlak verplaatsbaar aan het melkstel is aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een melkbeker met reinigingsinrichting in verschillende standen fixeerbaar is.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de reinigingsinrichting voorzien is van een flexibele, konische vanginrichting voor de speen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclu-35 sies, met het kenmer, dat de reinigingsinrichting een borstel omvat.

10. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine, gekenmerkt door een reinigingsinrichting met ten minste één roteerbare borstel. 8501884 » Μ- - 15 -

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de borstel in hoofdzaak ringvormig is uitgevoerd met naar binnen gerichte haren, waarbij de borstel om een speen kan worden gepositioneerd.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de borstel aan zijn buitenomtrek is gelagerd.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de haren van de borstel in hoofdzaak 10 naar de hartlijn van de borstel gericht zijn en niet tot die hartlijn reiken.

14. Inrichting volgens een der conclusies 9 - - 13, met het kenmerk, dat de borstel door een electromotor aandrijfbaar is.

15. Inrichting volgens een der conclusies 10 — - 14, met het kenmerk, dat meerdere reinigingsinrichtingen aan een ondersteuning zijn aangebracht, waarbij ten minste één reinigingsinrichting in een horizontaal vlak verplaatsbaar en fixeerbaar is ten opzichte van 20 een andere reinigingsinrichting

16. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine met meerdere, aan een melkstel aange- . brachte melkbekers, gekenmerkt door een electronische 25 kamera voor het waarnemen van de positie van de spenen van de uier van het dier en middelen om op grond van de waargenomen positie de stand van de melkbekers in te stellen.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het 30 kenmerk, dat de electronische kamera tussen de melkbekers is aangebracht en opwaarts gericht is.

18·. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het melkstel voorzien is van een reinigingsinrichting.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat elke melkbeker voorzien is van een reinigingsinrichting. 8501884 - 16 -

20. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine met een melkstel voorzien van melkbekers, gekenmerkt door een verzwenkbare klap waaraan het melk-5 stel is aangebracht.

21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de klap verzwenkbaar is om een in hoofdzaak horizontale as ter hoogte van de vloer van de melkplaats.

22. Inrrhting volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de klap, in zijn positie waarin gemolken wordt, een bescherming vormt voor het melkstel ten opzichte van de achterpoten van het dier.

23. Inrichting volgens conclusie 21 en 22, met 15 het kenmerk, dat de as dwars ten opzichte van de melkplaats en vlak voor de achterpoten van het dier is gepositioneerd.

24. Inrichting volgens een der conclusies 20- - 23, met het kenmerk, dat de klap een zodanige vorm 20 heeft dat, in zijn positie waarin gemolken wordt, een midden-gedeelte lager is dan de beide zij-gedeelten.

25. Inrichting volgens een der conclusies 20 " - 24, met het kenmerk, dat de klap door middel van hydraulische of pneumatische middelen verstelbaar is.

26. Inrichting volgens een der conclusies 20 - - 25, gekenmerkt door middelen om het melkstel langs de klap te verplaatsen.

27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de middelen een roteerbare schroefspindel 30 omvatten.

28. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de middelen hydraulische of pneumatische activators omvatten.

29. Inrichting volgens conclusies 20 - 28, met 35 het kenmerk, dat het melkstel voorzien is van een reini-gingsinrichting.

30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat elke melkbeker voorzien is van een reini- 3301394 J* - - 17 - ging sinrichting.

31. Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien,' met ten minste één melkplaats en ten minste één melkmachine voorzien van een aan de uier van het dier 5 aankoppelbaar melkstel, met het kenmerk, dat het melkstel voorzien is van een reinigingsinrichting en dat door een melkslang reinigingsvloeistof kan worden toegevoerd en melk kan worden afgevoerd.

32. Inrichting volgens conclusie 31, met het 10 kenmerk, dat een melkbeker op afstand van de speen kan worden gepositioneerd als de reinigingslvoeistof wordt toegevoerd.

33. Inrichting volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk, dat via de melkslang water of lucht kan 15 worden toegevoerd.

34. Inrichting volgens één der conclusies 31- - 33, met het kenmerk, dat de reinigingsinrichting een flexibele konische vanginrichting voor een speen omvat.

35. Inrichting volgens een der conclusies 31- - 34, met het kenmerk, dat de reinigingsinrichting een roteerbare borstel omvat.

36. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het doseren van 25 voer tijdens het melken.

37. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkplaats in een loop-stal is ingebouwd.

38. Inrichting volgens een der voorgaande conclu-30 sies, met het kenmerk, dat het melkstel in zijn rust- positie zich onder de vloer van de melkplaats bevindt.

39. Inrichting volgens conclusie 38, met het -kenmerk, dat het melkstel om een in hoofdzaak horizontale as verzwenkbaar is van de ruststand naar een werk- 35 zame stand.

40. Inrichting volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat de as zich ongeveer op de hoogte van de vloer van de melkplaats bevindt. 6501384 - 18 -

41. Inrichting volgens een der conclusies 20-- 30 en 38 - 40, met het kenmerk, dat het melkstel over een hoek van ongeveer 90° verzwenkbaar is.

42. Inrichting volgens een der voorgaande conclu-5 sies, met het kenmerk, dat de melkplaats voorzien is van middelen om de bewegingsvrijheid van het dier in voorwaartse, achterwaartse, zijwaartse of opwaartse richting te beperken.

43. Inrichting volgens een of meer voorgaande 10 conclusies, gekenmerk, door één of meer van de maatregels van andere conclusies. -o-o-o-o-o- 9501884