NL8500554A

NL8500554A - Luchtzuiveringsinrichting.

Info

Publication number: NL8500554A
Application number: NL8500554A
Authority: NL
Original assignee: Environmental Air Control
Priority date: 1984-04-17
Filing date: 1985-02-28
Publication date: 1985-11-18
Also published as: CA1252742A; GB8504435D0; US4560395A; IT8567348A0; IT1208803B; BE902186A; FR2562992B1; GB2157765B; IT8553224V0; NL194155B; DE3513902A1; DE3513902C2; FR2562992A1; GB2157765A; NL194155C

Description

« Ί a -1- 24518/CV/tl

Korte Aanduiding:Luchtzuiveringsinrichting.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op ventilator en filtersamenstellen voor het inbrengen van een gefiltreerde luchtstroom 5 in omsloten omgevingen en in het bijzonder op compacte ventilator en filtersamenstellen,die zijn aangepast voor gebruik in het verkrijgen van een laminaire stroom van schone lucht in overeenstemming met wettelijke vereisten in werkruimte omgevingen,zoals die in schone kamers en schone luchtwerkstations,waar de ventilator en filterelementen zijn 10 aangebracht in een gemeenschappelijke distributieruimte in dichte fysische nabijheid tot elkaar ten einde iedere eenheid compacter uit te voeren terwijl keerschotorganen zijn aangebracht voor het verdelen en geleiden van de lucht, welke beweegt van de ventilator over een HEPA filterelement,zodat de van de eenheden of samenstellen komende 15 lucht classificeerbaar is als een klasse 100 lucht bewegende met stromingswaarden van ongeveer 90 voet per minuut ( plus of min 10 voet per minuut ) en bij een statische druk van 0,5 inch tot 1,3 inch waterdruk.

Het gebied van schone lucht technologie is snel groeiende met 20 schone luchtsystemen en/of omgevingen ,die worden ontwikkeld in een groot aantal verschillende vormen. Statische of geintegreerde systemen zijn ontworpen en opgenomen in constructies of bouwwerken om te voorzien in de reinging van lucht in de werkruimte van dergelijke constructies. Als een alternatief zijn snel samen te stellen modulaire schone 25 luchtruimtes ontwikkeld,die kunnen worden geïnstalleerd binnen een bestaande ruimte of bouwwerk voor het verkrijgen van afzonderlijke schone luchtruimtes binnen dergelijke bouwwerken zonder wijziging van de bestaande^const^na^tie te vereisen. Voor kleinere gebieden zijn schone luchtwerkstations/welke voorzien in werkomsluitingen op werkbankhoogte 30 met schone lucht laminaire stroming van gefiltreerde lucht,welke continu daar doorheen circuleert.

Onverschillig welke toepassing of vorm van schone luchtomgeving gebruikt wordt,moet de lucht,die in de omgeving wordt ingebracht,worden gehouden in een gereinige toestand om zowel te beschermen tegen 35 monster en proefstuk verontreiniging^nom het aan de omringende omgeving afgeven van verschillende gevaarlijke stoffen,chemicaliën en dergelijke - ' V ~ \ *. 4 -2- 24518/CV/tl te voorkomen. In een poging om veiligheid en kwaliteit te waarborgen binnen schone luchtomgeving en schone lucht werkstations zijner een aantal regelingen vastgesteld,waaraan moet worden voldaan opdat een systeem kan worden gebruikt in een veilige capaciteit als een schone luchtom-5 geving.

Er zijn momenteel talrijke schone luchtwerkstationsen modulaire schone luchtruimtes en gedwongen luchtsystemen welke voldoen aan wettelijke eisen om te voorzien in een schone luchtstroom welke mensen zal beschermen evenals de omringende omgeving tegen een per ongeluk plaatsvin-10 dende verontreiniging. Er zijn echter bij bestaande schone luchtsystemen andere problemen. Beschikbare systemen voorzien van schone lucht werkstations zijn veel ruimte in beslag nemend' en kostbaar ten gevolge van de afmeting van de onderdelen,die zijn gebruikt om een geschikte luchtstroming en luchtreiniging te handhaven. Hoe groter de onderdelen van 15 een systeem,hoe groter de onkosten om^lysteem op te nemen,te transporteren en te verwerken.

In gebruikelijke schone lucht werkstations en modulaire schone ruimtes of kamers wordt lucht in het algemeen gecirculeerd door een centrifugaal waaier of ventilatoreenheid,welke is aangebracht binnen een 20 bij de achterzijde of bovenzijde van een filterkamer gelegen ringvormig orgaan. Lucht wordt van de ventilatoreenheid of het huis gevoerd in de filterruimte waar de lucht beweegt door HEPA filters.Deeltjes van 0,3 micron en groter worden verwijderd uit de lucht ,welke door de HEPA filters beweegt. Zoals^rermeld zijn gebruikelijke schone luchtventi-25 lators en filtereenheden in het algemeen bijzonder groot daar de ven-tilatoreenheden hetzij zijn aangebracht in een afzonderlijk huis boven-strooms van de filterverdeelkamers of omdat de ventilatoreenheden,welke normaal centrifugaalwaaiers omvat,zodanig zijn aangebracht ,dat de afvoer van de ventilatorwaaiers is in de richting van de luchtstroming.

30 Daar vele schone kamersystemen de vorm innemen van hetzij werk stations of modulaire schone kamers of ruimtes ,hoe compacter de onderdelen van dergelijke stations of kamers kunnen worden gemaakt,des te goedkoper, gemakkelijker te hanteren en te vervaardigen dergelijke systemen zullen zijn.Indien de filtreer en circulatie- elementen van 35 schone luchtsystemen verder doelmatiger kunnen zijn en compact kunnen worden opgenomen zal de effectieve afmeting van de werkruimte 5 ξ ' ·· " s 4

β V

-3- 24518/CV/tl kunnen worden vergroot zonder de totale afmetingen van de systemen te wijzigen.

Compacte vertilator en filtersamenstellen voor gebruik in schone luchtomgevingen waarin de ventilatorwaaiers zijn aangebracht binnen 5 een ring of mantel binnen het bovenste gedeelte van de filter- distributieruimte. Het waaiersamenstel is zodanig aangebracht dat in de filterdistributieruimte bewegende lucht radiaal naar buiten wordt gericht ten opzichte van het vlak van een HEPA filterelement,dat benedenstrooms van de waaier is aangebracht en daarna door keerschot-10 organen geleid ten einde te worden verdeeld over het bovenstroomse vlak van het HEPA filterelement. Een voorfilter kan verwijderbaar zijn geplaatst nabij de inlaatzijde van de distributieruimte om aanvankelijk grote deeltjes uit de lucht te verwijderen voordat de lucht in de inlaat van de waaiereenheid beweegt. De centrifugaalwaaier is zo-15 danig aangebracht,dat de zich radiaal uitstrekkende bladen lucht naar buiten richten bij een punt onmiddellijk nabij de binnenrand van de opening in de inlaatzijde van de distributieruimte. Inwendige keer-schotorganen geleiden de lucht naar buiten en naar beneden. De waaier is in het bijzonder opgesteld binnen een tussengeplaatst keerschotorgaan 20 dat de waaier scheidt van het HEPA filterelement. Het tussengeplaatste keerschotelement voorkomt dat lucht opnieuw binnentreedt in de waaier nadat het naar buiten is gedrongen naar de zijkanten van de distributieruimte.

In een de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van de ui tv im ding omvat 25 het onderste keerschotorgaan zich naar boven en naar buiten uitstrekkende geïsoleerde wandgedeelten,welke de luchtstroom richten naar keerschotorganen gelegen aan tegenover elkaar gelegen zijden van de filterdistributieruimte. De luchtstroom wordt vervolgens gericht door de zijkeerschotorganen door van sleuven voorziene schermen naar het HEPA 30 filterelement.

Het is een eerste oogmerk van de uitvinding ventilator en filtersamenstellen te verkrijgen voor gebruik met schone luchtomgeving uitrusting ten einde laminaire stroming te verkrijgen van klasse 100 schone lucht in zeer compacte omsluitingen in vergelijking met meer 35 gebruikelijke ventilator en filtersamenstellen.

Een ander oogmerk van de uitvinding is het verkrijgen van ventilator tï S * ' ” S 4 •ν' *·* * 1 * t -4- 24518/CV/tl en filtersamenstellen voor gebruik in schone luchtomgevingen waarin de ventilators en filters zijn aangebracht in gemeenschappelijke distributie-ruimtes. Luchtstroomwsasfen van ongeveer 90 voet per minuut kunnen gemakkelijk worden verkregen onder gebruikmaking van trommel type centrifugaal-5 waaiers die zijn aangebracht om althans in hoofdzaak evenwijdig af te voeren ten opzichte van het vlak van de filterelementen.De door de waaiers gerichte lucht beweegt radiaal naar buiten onmidfellijk nabij de bovenste binnenranden van de distributieruimtes en onderste keerschotor-ganen omgeven de waaiereenheid gedeeltelijk,zich niet meer uitstrekkend 10 dan ongeveer twee-derde van de hoogte van de waaierbladen naar het boveneinde van de distributieruimtes om daardoor de recirculatie van lucht in de waaierbladen te voorkomen en om bij te dragen in het geleiden van lucht over de benedenstroomse filterelementen.

Het is een ander oogmerk van de huidige uitvinding ventilator 15 en HEPA filtersamenstellen te verkrijgen voor gebruik in schone luchtomgevingen, die kunnen voorzien in klasse 100 laminaire stromingslucht bij snelheden van 90 voet per minuut waarin de totale hoogte of diepte van de samenstellen, van inlaat tot uitlaat,aanzienlijk is verminderd ten opzichte van de waaier en filteropstellingen voor schone luchtom-20 gevingen volgens de bekende stand van de techniek.

Het is nog een ander oogmerk van de huidige uitvinding ventilator en filtersamenstellen te verkrijgen voor gebruik in schone luchtomgevingen ,welke lucht leveren volgens wettelijk geregelde eisen en binnen commercieel acceptabele geluidsniveau’s ,terwijl constante 25 drukken en gelijkmatige stromingssnelheden worden gehandhaafd over de filterelementen.

Het is een verder oogmerk van de uitvinding compacte ventilator en filtersamenstellen te verkrijgen voor gebruik in schone luchtomgevingen waarin de afmeting van de samenstellen het mogelijk zal maken,dat van 30 dergelijke samenstellen voorziene uitrusting kunnen worden opgenomen met een doelmatiger gebruik van de ruimte, terwijl dergelijke samenstellen ook gemakkelijker te transporteren of af te leveren zijn en goedkoper te vervaardigen zijn.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 35 van enige in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de constructie volgens de uitvinding. ‘ ^ f jm f O ^ , * ; 5 ftS.

2· v v v' « * -5- 24518/CV/tl

Fig. 1 toont in perspectief een aanzicht van een uitvoeringsvorm van een ventilator en waaiersamenstel aangebracht op het bovenste gedeelte van een schone lucht werkstation ten einde een verticale luchtstroming naar beneden in het werkstation te verkrijgen.

5 Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede over fig.1,gezien volgens de lijn 2- 2 in fig.1.

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede gezien volgens de lijn 3- 3 in fig.2, waarbij delen van het bovenoppervlak van de waaier zijn weggebroken.

Fig. 4 is een met fig.2 overeenkomende doorsnede,waarbij de 10 aanbrenging van het HEPA filter in gewijzigde uitvoeringsvorm is weergegeven.

Fig. 5 toont in perspectief een?voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van een ventilator en filtersamenstel vervaardigd in overeenstemming met de huidige uitvinding.

15 Fig. 6 toont in perspectief een aanzicht van het onderste lucht keerschot samenstel van het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig.5.

Fig. 7 is een dwarsdoorsnede gezien volgens de lijn 7- 7 in fig.8.

Fig. 8 toont op vergrote schaal een dwarsdoorsnede volgens de lijn 8- 8 in fig.5.

20 Fig. 9 toont in perspectief een luchtscherra gebruikt bij de uit- voeringsvoorbeelden volgens fig.5 - 8.

Het weergegeven eerste uitvoeringsvoorbeeld van het compacte ventilator en filtersamenstel 10 volgens de huidige uitvinding is weergegeven als aangebracht zijnde 98e bovenzijde 11 van een gebruikelijk 25 schone lucht werkstation 12. Het ventilator en filtersamenstel vormt een bron van schone luchttoevoer in het inwendige van het werkstation.

Het ventilator en filtersamel omvat een filterdistributieruimte?voorzien van een bovenste oppervlak 14 en rechthoekig georiënteerde zijwanden 15,16,17 en 18. Het onderste gedeelte van de distributieruimte 30 13 is algemeen open bij 20 en omvat een naar binnen gerichte omtreksflens 19· De onderopening 20 is afgedekt door een scherm 21 ten einde de doorgang van voorwerpen omhoog in de distributieruimte te voorkomen.

Een voorfiltersamenstel 22 is aangebracht in afgedichte ingrijping op het bovenoppervlak 14 van de distributieruimte met behulp van tril-35 ling dempende verbindingsorganen 23. Het bovenste gedeelte 24 van het voorfiltersamenstel 22 is geopend om luchtstroming daardoorheen toe te rj f: Λ “ ? i,

i, _? . yy sJ

-6- 24518/CV/tl staan. Een paar van op afstand van elkaar en tegenover elkaar gelegen profieldelen 25 en 26 strekken zich van de voorzijde 27 naar de achterzijde 28 van de voorfilterkamer uit aan tegenover elkaar gelegen zijkanten van de opening,zoals afgebeeld in fig.2. Een gebruikelijk 5 filterelement 10,zoals een wasbaar polyurethaanschuira is schuifbaar opgenomen in de tegenover elkaar opgestelde profielen en dient daarbij als een voorfilter voor het verzamelen van grotere zich in de lucht bevindende deeltjes.

Met verdere verwijzing naar fig.2.is de onderwand 31 van de voor-10 filterkamer uitgerust met een algemeen cirkelvormige opening 32.Een algemeen conisch gevormd keerschot 33 is gelast of op andere wijze in de opening 32 bevestigd. De zijwanden van het keerschot verlopen taps naar binnen onder het vormen van een algemeen cirkelvormige tweede opening 34 bij een punt onder het bovenoppervlak 14 van de distributie-15 ruimte 13.

Ten einde lucht aan te trekken in de distributieruimte 13,is een ventilatoreenheid 35 aangebracht in de opening 34 tussen de voorfilterkamer en de filterdistributieruimte. De ventilatoreenheid 35 omvat een motor 36 en kooitrommeltype centrifugaalventilator 37 welke is voorzien 20 van een aantal zich radiaal uitstrekkende een weinig gekromde bladen 38, die zijn opgesteld nabij de buitenomtrek van de waaier. De waaier is aandrijvend verbonden met de motoraandrijfas 41 en wordt daarop vastgehouden met behulp van een daarop vergrendelde naaf 42. De motor is aangebracht op de onderwand of oppervlak 31 van de voorfilterkamer met be-25 hulp van een aantal steunen 43 ,die bij een einde 44 langs de lengte van het motorhuis zijn bevestigd en zich daarvan naar buiten toe ui&trekken naar een tweede einde 45,dat is bevestigd aan de onderwand van de voorfilterkamer. Een trillingsdempingselement 46 kan zijn aangebracht tussen de steun 43 en de onderwand van de voorfilterkamer.

30 Een gebruikelijk HEPA filter 48 is aangebracht onder of beneden strooms van het ventilatorsamenstel ten einde daardoorheen door de ventilatorwaaier gedrongen lucht te filteren. Het HEPA filter is aangebracht binnen een frame 49 en in afdichtende ingrijping tegengehouden met de binnenste zijwanden van de distributieruimte 13 door langgestrekte 35 bevestigingsklemmen 50.Zoals afgebeeld omvat het bovenoppervlak van het filterframe 49 een veerkrachtige pakking 51 welke in ingrijping is met •3 ^ 'ΐ Ά 4 ‘nJ Ό 1·**' 4 -7- 24518/CV/tl * ft het bovenste gedeelte 52 van de instelbare bevestigingsklemmen 50.

De pakking en het bovenste gedeelte van de bevestigingsklem voorkomt luchtdoorgang om het filter zodat alle lucht wordt gevoerd door het HEPA filterelement 48 en gereinigd voor binnentreden van de schone 5 luchtomgeving gelegen onder het ventilator en filtersamenstel. De bovenste gedeelten 52 van de klemmen zijn gelast of op andere wijze bevestigd aan de wanden van de distributieruimte en de onderste gedeelten 53 van de klemmen zijn instelbaar gedragen door instelschroeven 54. Het onderste gedeelte van het filterframe is veilig ondersteund op 10 de onderste gedeelten van de klemmen.

De ventilator 37 is loodrecht opgesteld ten opzichte van de hartlijn, welke zich centraal van het ventilator en filtersamenstel uitstrekt.

Op deze wijze wordt lucht door de waaier aangezogen door het voorfil-terelement en door opening 34 en daarna naar buiten gericht naar de 15 zijkanten van de distributieruimte 13. Zoals aangeduid door de pijlen in fig.2 wordt de lucht daarna naar binnen gericht naar het hart van de distributieruimte en beweegt door het HEPA filterelement.

Ten einde de doelmatigheid en de luchtstroomkarakteristieken van het ventilator en filtersamenstel te verbeteren is een tussenge-20 plaatst keerschotsamenstel 55 aangebracht tussen het waaier en filterelement. Het tussengeplaatste keerschotsamenstel omvat een althans in hoofdzaak vlak plaatorgaan 56 ,dat zich uitstrekt tussen de zijwanden 17 en 18 van de distributieruimte.Een opening 57 is aangebracht in het centrale gedeelte van het plaatorgaan en een schijfvormige 25 keerschotplaat 58 is opgesteld boven de opening en gelast of op andere wijze bevestigd aan de onderzijde van het plaatorgaan 56. Het tussengeplaatste keerschotsamenstel is opgehangen in een stand tussen de waaier en het HEPA filter door middel van langgestrekte bevestigings-bouten 60,die zijn opgenomen in trilling dempende hulzen. De bouten 30 verbinden het plaatorgaan 56 met de bovenwand 14 van de distributieruimte.

Ten einde trilling en geluid binnen de distributieruimte te verminderen is een geluidisolerend of dempend materiaal 62 met behulp van een hechtmiddel bevestigd aan de onderzijde van het plaatorgaan 56.

35 Een centrale opening 64 kan ook zijn aangebracht binnen het centrale gedeelte van het schijfvormige orgaan 58 door welke de naaf 42 van de - “ ; -; 5 c k

4 V

-8- 24518/CV/tl motor zich kan uitstrekken zodat waaier en onderste keerschotorganen compact zijn opgesteld binnen de distributieruimte.

De luchtstroom door de distributieruimte is verder verbeterd door het aanbrengen van zijkeerschotten 66,welke zullen werken om de 5 luchtstroom althans in hoofdzaak in een gebogen wijze te geleiden naar beneden en naar binnen naar het HEPA filterelement. In fig.2 zijn de zijkeerschotten weergegeven als althans in hoofdzaak C-vormige tril-lingsdempingselementen 67 zijnde,die met behulp van hechtmiddel zijn bevestigd aan het onderoppervlak van de bovenwand 13 van de filterdis-10 tributieruimte en welke zich gebogen naar buiten uitstrekken tot in-grijping met de zijwanden 15 en 16 en verticaal daarlangs weer naar binnen gebogen bij hun ondereinden.Daardoor voorzien de keerschotelementen 67 in continu gebogen oppervlak om luchtstroom weg te geleiden van de zijwanden.Ofschoon de keerschotorgaan afgebeeld in fig.2 zijn 15 samengesteld uit geluiddempend materiaal kunnen de zijkeerschotten zijn vervaardigd uit metaal of kunststof en gevormd om te bewerkstelligen dat de luchtstroom wordt gericht tussen het tussengeplaatste keer-schotsaraenstel en het filterelement .

Tijdens de werking van de waaier wordt lucht in de richting weer-20 gegeven door de pijlen in fig. 2 gedrongen en een weinig omhoog gevoerd door het schijfvormige keerschotelement en naar buiten. De zijkeerschot-elementen geleiden de lucht naar binnen en naar beneden naar het HEPA filter. Opgemerkt wordt,dat de gebogen zijwanden van het schijfvormige keerschotorgaan zich omhoog uitstrekken tot niet meer dan ongeveer 25 twee-derde van de hoogte van de waaierbladen 38.Het doel van het schijfvormige keerschotorgaan is te voorkomen dat lucht,welke is gebotst tegen de zijwanden en de zijkeerschotorganen van de distributieruimte weer wordt teruggevoerd langs het onderste gedeelte van de waaierbladen waardoor een negatieve tegendruk op de waaier zou worden veroorzaakt.

30 >De zijwanden van het tussengeplaatste keerschot kunnen gekromd verlopen of zich naar buiten uitstrekken ten opzichte van de waaierbladen zodat de daardoor geleide luchtstroom niet zal worden onderbroken of gestopt. Daarom moet geen rand of flens samenhangen met het tussengeplaatste keerschot,welke zich naar binnen zal uitstrekken van het schijfvormige or- 35 gaan en in hoofdzaak loodrecht of onder een scherpe hoek ten opzichte $ van de hartlijn van de waaier. De C-vormige zijkeerschotorganen dienen a f 0 5 5 4 • i -9- 24518/CV/tl om de positieve druk verder te vergroten en de luchtstroomsneiheid te stabiliseren door de luchtstroom naar beneden te richten afgekeerd van de waaierbladen en over het HEPA filter.

Door proeven is bepaald,dat de verticale waaierbladen zodanig 5 moeten zijn gericht ,dat de bovenste gedeelten 40 daarvan althans in hoofdzaak in lijn zijn met het onderste binnenste gedeelte van de bovenwand van de distributieruimte 13 of het onderoppervlak van ieder naar binnen uitstekend daaraan bevestigd element. Met betrécking hiertoe zijn,zoals afgebeeld in fig.2, de bovenste gedeelten van de waaierbladen 10 in lijn gebracht met het binnenoppervlak van het geluiddempende materiaal 6? dat de zijkeerschotten 66 vormt. Indien de waaierbladen een weinig boven het geluiddempende materiaal 67,dat is bevestigd aan de bovenwand van de distributieruimte, zijn aangebracht,zal een tegedruk worden ontwikkeld, door de lucht ,die door de rand daarvan wordt terug afgebogen 15 naar de waaierbladen. Deze tegendruk zal een vermindering in de luchtstroomwaarde veroorzaken. Indien de waaierbladen zijn aangebracht op een afstand onder het onderoppervlak van de bovenwand van de distributieruimte wordt ook de verticale hoogte van de distributieruimte onnodig vergroot.

20 In fig. 4 is een gewijzigde uitvoeringsvorm van het uitvoerings- voorbeeld van de uitvinding volgens fig.1- 3 weergegeven. In deze gewijzigde uitvoeringsvorm is het HEPA filterelement rechtstreeks bevestigd, bij voorbeeld met behulp van een hechtmiddel ,aan de binnenwanden van de distributiekamer langs het onderste gedeelte daarvan. Daar het filter 25 rechtstreeks is bevestigd aan de zijwanden van de distributieruimte is er geen behoefte om de instelbare bevestigingsklemmen 50 afgebeeld in fig.2 aan te brengen en kan dus het filterelement dichter bij de waaier worden bevestigd en kan de gehele distributieruimte in verticale hoogte worden verkleind. Dit uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is dan ook 30 een nog compactere constructie dan die van het uitvoeringsvoorbeeld afgebeeld in fig.2.

In het gewijzigde uitvoeringsvoorbeeld volgens fig.4 kan vervanging van het HEPA filter worden bewerkstelligd door het gehele distri-butieruimtehuis weg te werpen nadat het waaiermotor en voorfiltersamen-35 stel daarvan is verwijderd . Een dergelijke wegwerpfiltereenheid zal vervanging van de HEPA filtereenheid gemakkelijker maken en minder tijd- 8500554

Λ V

-10- 24518/CV/tl rovend dan mogelijk zal zijn onder gebruikmaking van het in fig.2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Bovendien zal er,doordat het filter positief is afgedicht op de zijwanden van de distributieruimte,geen luchtlekkage daartussen zijn en moet dus lucht stromende door de kamer 5 altijd door het HEPA filterelement stromen.

In aanvulling öp de wijziging in de filterbevestiging weergegeven in de uitvoeringsvorm volgens fig.4 zijn de gebogen zijkeerschotorganen 66 gewijzigd en is een gewijzigde vormgeving van zijschotorganen 80 door lassen of andere middelen bevestigd aan de zijwanden van de dis-10 tributieruimtes. De zijkeerschotorganen 80 zijn,zoals weergegeven, C-vormig in dwarsdoorsnede en zijluit hetzij metaal of kunststof materiaal vervaardigd. Zoals met de pijlen aangeduid wordt de waaier verlatende lucht radiaal naar buiten gericht naar de keerschotorganen 80, waar de lucht verder wordt geleid tussen het schijfvormige keer-15 schotorgaan en het HEPA filterelement.

Zoals in het de loorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld kan het in fig.4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn voorzien van een geluiddempend materiaal,dat is geplaatst langs de binnenzijde van de bovenwand van de distributiekamer,zoals afgebeeld bij 82. Het bovenste 20 gedeelte van de waaier 40 is in lijn gebracht met het binnenvlak 83 van het dempingsmateriaal zodat geen nadelige luchtturbulentie wordt voortgebracht,zoals hierboven besproken. Indien het dempingsmateriaal niet wordt gebruikt zal de bovenrand van de waaier in het algemeen in lijn zijn met de binnenrand van het conische keerschot 33 dat de 25 opening 34 in de distributieruimte of het middenvlak van de bovenwand 14 begrenst.

In de fig.5- 9 is een verder de voorkeur gegeven uitvoerings-beeld van de constructie volgens de uitvinding weergegeven. In tegenstelling met de constructies van de voorgaande uitvoeringsvormen om-30 vat het huidige uitvoeringsbeeld voor een compact ventilator en filtersamenstel 90 een distributieruimte 91 voorzien van een onderste lichaamsgedeelte 92 en een verwijderbare bovenste afdekking of dekselgedeelte 93. Het ventilator en filtersamenstel 90 is ontworpen om te worden aangebracht op het bovenoppervlak van een schone lucht 35 werkstation, zoals beschreven met betrekking tot het eerste uitvoeringsvoorbeeld ,of kah zijn,aangebracht in een plafond ten einde s 5 0 0 3 5 4 -11- 24518/CV/tl gezuiverde lucht te voeren in een schone luchtruimte.

Het lichaamsgedeelte 92 van de distributieruimte 91 omvat een althans inhoofdzaak rechthoekig gestel voorzien van eerste en tweede paren tegenover elkaar gelegen zijwanden 94 resp.95. Ieder van de 5 zijwanden van het lichaamsgedeelte van de distributieruimte hebben bovenste en onderste zich naar binnen toe uitstrekkende flenzen zoals afgebeeld bij 96 en 97. Een grote luchtafvoeropening 98 wordt begrensd door de onderste naar binnen verlopende flenzen 97 van de zijwanden.

Ten einde door de distributieruimte gaande lucht te reinigen is een 10 HEPA filter 99 met behulp van een hechtmiddel bevestigd binnen de zijwanden 94 en 95 ten einde daarmede in afdichtende ingrijping te zijn . Op deze wijze moet alle lucht,die door de ruimte gaat,door het HEPA filterelement bewegen.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig.7 en 8 omvat het afdekkings-15 of dekselgedeelte 93 van de distributieruimte een bovenste althans in hoofdzaak rechthoekig wandorgaan 100 voorzien van zich naar beneden toe uitstrekkende flenzen 101,die zich van de omtrek daarvan uitstrekken.

Een algemeen cirkelvormige opening 102 is aangebracht in het centrale gedeelte van de bovenwand en een ringvormig naar binnen taps verlopend 20 kraagorgaan 103 is daardoorheen opgestelde en is daaraan gelast of op andere wijze bevestigd langs zijn buitenste gedeelte. Het kraagorgaan 103 vormt en luchtinlaatopening 104 in de distributieruimte.

Een algemeen rechthoekig keerschot ondersteunend gesteldeel 105 is ondersteund in zich naar buiten uitstrekken^verhouding tot de boven-25 wand 100 van het deksel 93 en omvat twee paren tegenover elkaar gelegen en althans in hoofdzaak evenwijdige zijwandei106 resp.107. Ieder van de zijwanden 106 en 107 omvat van flenzen voorziene eindgedeelten 108,die zijn gelast of op andere wijze bevestigd aan het bovenoppervlak of wand 100. Algemeen is de afmeting van rechthoekig keerschotónders teunend 30 gesteldeel 105 een weinig kleiner dan die van de rechthoekige gesteldelen van het lichaamsgedeelte van de distributieruimte zodat een luchtruimte daartussen is gevormd zoai§^ij1(?10. De bovenwand van het deksel is echter van een afmeting om te waarborgen dat de flensgedeelten 101 zich uitstrekken langs de buitenoppervlakken van de zijwanden van het lichaams-35 gedeelte van de distributieruimte en in algemeen aanliggende ingrijping daarmede. Het deksel is bevestigd aan de zijwanden van het lichaamsgedeel-

9 9 0 Π 5 A

-12- 24518/CV/tl te van de distributieruimte door gebruikmaking van schroeven of soortgelijke losmaakbare bevestigingsorganen 111,welke zich uitstrekken door de flensgedeeltei 101 van hdtdeksel en in de zijwanden 94 en 95 van de distributieruimte.

5 In dit uitvoeringsvoorbeeld is een ventilatoreenheid 115 aange bracht binnen de opening 104. De ventilatoreenheid omvat een centrifugaal waaier 116 en een motor 117. De waaier en motor zijn constructief althans in hoofdzaak gelijk aan de waaier 37 en motor 36 beschreven aan de hand van de uitvoeringsvoorbeelden afgeheeld in de fig.1-4. De motor 10 117 is verbonden met een stroombron via een krachtleiding 118 en een aansluitdoos 119· De ventilatoreenheid is opgehangen aan het deksel 93 door bevestiging daaraan met behulp van een paar evenwijdige beves-tigingssteunen 120,die met behulp van geschikte middelen aan het deksel zijn bevestigd. In fig.8 zijn de steunen 120 ,zoals is weergegeven, 15 met behulp van schroefdraadbevestigingsorganen 121 bevestigd aan een paar op afstand van elkaar gelegen flenzen 122,die aan het deksel 93 zijn gelast of op andere wijze bevestigd.

Een voorfiltersamenstel 125 is aangebracht op het bovenste gedeelte 100 van het deksel 93 boven het ventilatorsamenstel 115. Het voorfilter-20 samestel omvat dichte zijwandgedeelten 126,die aan het bovenvlak 100 van het deksel 93 zijn gelast of op andere wijze bevestigd. Ieder van de zijwandgedeelten 126 heeft een paar op afstand van elkaar gelegen zich naar binnen toe uitstrekkende flensdelen 127,die zich naar binnen uitstrekken vanaf het bovenste gedeelte daarvan ten einde daarin een 25 voorfilterelement 128 te ondersteunen.Evenals bij het voorfiltersamenstel 22 van het eerste uitvoeringsvoorbeeld zal door de waaier in de compacte ventilator en filtereenheid aangezogen lucht aanvankelijk bewegen door het filterelement 128 dat kan zijn vervaardigd als een wasbaar polyurethaan schuim en welke dient als een voorfilter voor het ver-30 zamelen van grote in de lucht zwevende deeltjes.

Evenals bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding is het inwendige van de compacte ventilator en filtereenheid ontworpen om de luchtstroom daardoorheen te voeren op zodanige wijze dat deze gelijkmatig wordt verdeeld over het vlak van het HEPA filterelement 99. 35 Ten einde de lucht naar beneden te voeren en de luchtstroom .gelijkmatig te verdelen ten opzichte van het HEPA filter zijn een paar 8500554 -13- 24518/CV/tl althans in hoofdzaak C-vormige zijkeerschotorgaan 132 aangebracht in tegenover elkaar liggende verhouding nabij de zijkanten van de distri-butieruimte 106. De einden van de zijkeerschotorganen zijn gelast of op andere wijze bevestigd aan de evenwijdige zijwanden 107,welke zich 5 vanaf het deksel 93 naar beneden toe uitstrekken.

Zoals in het bijzonder uit fig.7 blijkt hebben de zijkeerschotorganen 132 een bovenste gedeelte,dat zich uitstrekt in een geluiddempend materiaal 133,dat met behulp van hechtmiddel is bevestigd aan de onderzijde van de bovenwand 100 van het deksel 93. Aanvullend heeft het binnen-10 vlak 134 van ieder keerschotorgaan een geluiddempend materiaal 135,dat daaraan is bevestigd. Opgemerkt wordt,dat de isolerende of geluiddempende materialen 133 en 135 een algemeen continu oppervlak vormen,dat zich vanaf de waaier 116 naar buiten en naar beneden toe uitstrekt en vervolgens naar binnen ten opzichte van het bovenoppervlak 130 van het HEPA 15 filter 99-

Ten einde iedere tegendruk tegen de waaierbladen 136 te voorkomen doordat de lucht door de zijkeerschotten 132 wordt afgebogen is een tussengeplaatst keerschotorgaan 140 aangebracht op de zijwanden 107 van het deksel 93 ten einde te zijn gelegen tussen de waaier 116 en het 20 ΚΕΡΑ filter 99. De details van het tussengeplaatste keerschotorgaan zijn weergegeven in fig.6. Het tussengeplaatse keerschotorgaan omvat een onderste algemeen vlak wandgedeelte 142,zich omhoog uitstrekkende zij-wandgedeelten 143 en buitenste flensgedeelten 144. Opgemerkt wordt,dat het onderwandgedeelte zich althans in hoofdzaak uitstrekt over de 25 breedte van het waaierorgaan 116 en dat de zich omhoog uitstrekkende zij-wandgedeelten 143 zich omhoog uitstrekken tot een hoogte,welke ongeveer twee-derde van de hoogte van de bladen 136 van de waaier niet zal overschrijden. De buitenste flensgedeelten van het tussengeplaatste keerschotorgaan strekken zich naar buiten uit naar de zijwandkeerschotorganen 30 134 en eindigen op afstand daarvan ten einde een luchtstroombaan daartussen te verkrijgen.

Om het geluidniveau tijdens bedrijf van de compacte ventilator en filtereenheid te verminderen is het tussengeplaatste keerschotorgaan uitgerust met verschillende lagen geluiddempend materiaal 146 en 147,die 35 met hechtmiddel zijn bevestigd langs de gehele lengte en breedte daarvan. Geluiddempende materialen zijn ook met behulp van hechtmiddel bevestigd 35 0 0 5 5·*· -14- 24518/CV/tl langs het onderoppervlak van de zich naar buiten uitstrekkende flensgedeelten 144,zoals afgebeeld bij 148. Evenals bij de voorgaande uitvoe-ringsvoorbeelden zullen de naar buiten gerichte flensgedeelten van het ""-tussengeplaatste keerschotgaan voorkomen dat de luchtstroom de waaier-5 bladen opnieuw binnentreedten daarbij een negatieve tegendruk veroorzaakt en aanvullende turbulentie in het gebied van de waaier.

Het tussengeplaatste keerschotorgaan is ook uitgerust met een paar zijwandinsteekorganen 149,die tegenover elkaar zijn ondersteund tussen de zich omhoog uitstrekkende wandgedeelten 143. De keerschotinsteekorga-10 nen dienen voor het verkrijgen van ondoorlaatbare zijwanden ten einde iedere luchtstroom te verhinderen tegen zijdelings bewegen ten opzichte van de flensgedeelten 144 .Zoals in de figuren afgebeeld zijn de zij-keerschotinsteekorganen 149 bevestigd over het geluiddempende materiaal, dat het tussengeplaatste keerschotorgaan afdekt.

15 Om de lucht,welke tussen het tussengeplaatste keerschotorgaan en de zijkeerschot organErf/¾ verspreiden zijn een paar langgestrekte in hoofdzaak concave poreuse luchtschermen 150 aangebracht tussen het tussengeplaatste keerschotorgaan en de zijkeerschotorganen. Zoals afgebeeld in fig.7 is een langgestrekte rand 151 van de schermen bevestigd 20 aan de onderzijde van het tussengeplaatste keerschotorgaan nabij de aansluiting tussen het zich omhoog uitstrekkende zijwandgedeelte en het naar buiten gerichte flensgedeelte daarvan. Het andere randgedeelte •152 van het scherm wordt ondersteund door het onderste oppervlakgedeelte van de zijkeerschotorganen. Een aantal openingen 154 zijn op afstand 25 van elkaar gelegen aangebracht over het gebied van het verspreidings-scherm ten einde luchtstroom daardoorheen toe te staan.

Evenals bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden is het belangrijk, dat de waaier 116 juist kan worden aangebracht binnen de distri-butieruimte van de compacte ventilator en filtereenheid. Met betrekking 30 hiertoe moet de bovenrand van de waaier 152 algemeen in lijn zijn met het binnenoppervlak van het isolerende materiaal 133 dat is bevestigd aan het onderoppervlak van het deksel 93. Op deze wijze zal er geen negatieve luchtstroom zijn,die wordt geschapen door lucht,die wordt geleid tegen de zijkant van het geluidempende materiaal 133.

35 Ten gevolge van compactheid van de ventilator en filtereenheid is het noodzakelijk,dat een opening 160 is aangebracht door de bovenste a 5 a π ~ * i 3v V v. & -15- 24518/CV/tl laas: var. geluiddempend materiaal 147 ten einde het raogelijk te maken, dat-de naaf 161 van de aandrijfas 162 van de ventilator daarin kan worden opgesteld.

De werking van het de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld van de 5 compacte ventilator en filtereenheid is overeenkomend met die besproken ten opzichte van de voorgaande uitvoeringsvormen. Indien de waaier in werking wordt gesteld wordt lucht aangetrokken door het voorfilterelement 128,met behulp waarvan grote deeltjes worden verwijderd. De lucht beweegt dan door de trechtervormige opening 103 in de centrifugaal 10 waaier 106. Luchtstroming van de centrifugale waaier volgt hoofdzakelijk de pijlen af geheeld in fig.7 met de lucht naar buiten bewegend naar de zijwanden 106 van het deksel 93. De lucht wordt een weining omhoog afgebogen door het tussengeplaatste keerschotorgaan 140 en naar de zij-keerschotorganen 134,waarop de lucht weer naar beneden wordt gericht door 15 de ..luchtverspreidingspanelen 150.Indien de lucht beweegt door de lucht-verspreidingspanelen wordt de luchtstroom geleid over het gehele gebied van het bovenoppervlak 130 van het HEPA filtereeleraent 99,zodat een gelijkmatige stroming van lucht daardoorheen beweegt.

20 8500554

Claims

1. Compacte luchtzuiveringsinrichting voor het verkrijgen van een schone luchtstroom naar een schone luchtomsluiting voorzien van een eerste huis met eerste en tweede eindgededten en althans nagenoeg gesloten zijwandgedeelten,inlaat en afvoeropeningen opgesteld door de 5 eerste en tweede eindgedeelten ,een ventilatororgaan aangebracht door de inlaatopening ten einde zich inwendig van het eerste huis uit te strekken,waarbij het ventilatororgaan een motor heeft,welke aandrijvend is verbonden met een centrifugaalwaaier,die is opgesteld in het eerste huis ten einde lucht radiaal naar buiten af te voeren ten opzichte van 10 de inlaatopening ,waarbij de centrifugaalwaaier verder is voorzien van een aantal zich radiaal uitstrekkende bladen en een filterorgaan is aangebracht in het eerste huis nabij de afvoeropening zodat alle lucht uit het eerste huis stroomt door de afvoeropening en beweegt door het filterorgaan en een eerste keerschotorgaan is opgesteld nabij 15 centrifugaalwaaier en tussen de centrifugaalwaaier en het fil terorgaan, terwijl het eerste keerschotorgaan is voorzien van zich naar buiten toe uitstrekkende wandgedeelten,welke zich ten opzichte van het ventilatororgaan naar buiten toe uitstrekken in de richting van de zijwanden van het eerste huis ten einde radiaal ten opzichte van 20 de centrifugaalwaaier een luchtstroomruimte te vormen tussen het eerste keerschotorgaan en de zijwanden van het eerste huis en tweede keerschotorganen radiaal buiten de centrifugaalwaaier en het eerste keerschotorgaan zijn opgesteld,waarbij het tweede keerschotorgaan binnen-oppervlakken heeft om de luchtstroom vanaf de centrifugaalwaaier 25 naar binnen te geleiden en tussen het eerste keerschotorgaan en het filterorgaan zodat lucht ingebracht in het huis door de centrifugaalwaaier radiaal ten opzihte van de centrifugaalwaaier naar buiten zal worden gericht en geleid door het eerste keerschotorgaan naar het tweede keerschotorgaan en daarna door genoemd tweede keerschotorgaan 30 tussen het eerste keerschotorgaan en het luchtfilterorgaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1 voorzien van een voorfilter aangebracht op het eerste einde van het eerste huis en zich uitstrekkend over genoemde inlaatopening daarin,waarbij het voorfilterorgaan een tweede huis omvat voorzien van althans nagenoeg gesloten zijwandge- 35 deelten en eerste en tweede eindgedeelten,die inlaat resp.afvoerope ningen hebben ,terwijl een naar keus verwijderbaar filterorgaan door 35 0 0 5 5 4 -17- 24518/CV/tl hefc tweede huis wordt gedragen en middelen.zijn aangebracht om het voor-filterorgaan te bevestigen aan het eerste eindgedeelte van het eerste huis zodat de genoemde afvoeropening van het voorfilterorgaan althans nagenoeg in lijn is gebracht met de inlaatopening van het eerste huis.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat de inrichting is voorzien een althans in hoofdzaak conisch keerschotorgaan,dat is opgesteld door de inlaatopening in het eerste huis ten einde daardoorheen bewegende lucht in de centrifugaalwaaier te geleiden.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het ken-10 iperk,dat het twwede keerschotorgaan is voorzien van eerste en tweede delen,die aan weerszijden van de centrifugaalwaaier zijn opgesteld,waarbij ieder van de eerste en tweede delen in dwarsdoorsnede althans in hoofdzaak C-vormig is en zich uitstrekken tussen tegenover elkaar gelegen zijkanten van de zijwanden van het eerste huis zodanig dat zij althans in hoofdzaak 15 evenwijdig aan elkaar verlopen.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat ieder van genoemde eerste en tweede delen van het tweede keerschotorgaan zich gedeeltelijk althans nagenoeg evenwijdig uitstrekken ten opzichte van het eerste eindgedeelte van het eerste huis en gekromd naar 20 beneden verlopen ten opzichte van de zijwanden en daarna naar binnen naar het inwendige van het eerste huis.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de eerste en tweede delen van het tweede keerschotorgaan een basisgedeelte hebben en een paar op afstand van elkaar gelegen zich verticaal 25 uitstrekkende wandgedeelten,waarbij een van genoemde zich naar buiten uitstrekkende wandgedeelten zich in het eerste huis naar binnen toeüit-strekt naar het eerste eindgedeelte daarvan en de ander van de zich naar buiten uitstrekkende wandgedeelten zich van het eerste huis naar binnen uitstrekt en naar het luchtfilterorgaan. 30

7- Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,voorzien van een luchtverspreidingsorgaan,dat zich uitstrekt tussen de eerste en tweede organen van het tweede keerschotorgaan en het eerste keerschotorgaan, waarbij het luchtverspreidingsorgaan is voorzien van een aantal zich daardoorheen uitstrekkende openingen,zodat lucht bewegende van het tweede 35 keerschotorgaan naar het luchtfilterorgaan door genoemde openingen in het luchtverspreidingsorgaan beweegt. 8500554 -18- 24518/CV/tl

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het eerste keerschotorgaan een plaat omvat,welke zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan het eerste eindgededfce van het eerste huis uitstrekt en de plaats is voorzien van een althans in hoofdzaak centraal 5 opgestelde opening met een althans in hoofdzaak concaaf gedeelte aangebracht in de opening door de plaat,terwijl de centrifugaalwaaier gedeeltelijk is opgesteld in het concave gedeelte van genoemde plaat en aan het eerste keerschotorgaan geluiddempend materiaal is bevestigd.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 10 dat de ringvormige zijwand van het concave gedeelte van het eerste keerschotorgaan zich uitstrekt naar het eerste eindgedeelte van het huis over een afstand althans in hoofdzaak niet groter dan twee-derde van de hoogte van de bladen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 15 dat het eerste keerschotorgaan een uitgespaard gebied omvat begrensd door een plaat en een paar tussengelegen gedeelten die zich vanaf tegenover elkaar gelegen zijkanten van de plaat uitstrekken naar het eerste eindgedeelte van het eerste huis waarbij de zich naar buiten uitstrekkende wandgedeelten zich van de tussengelegen gedeelten uitstrekken naar het 20 tweede keerschotorgaan aan tegenover elkaar gelegen zijden van de centrifugaalwaaier, terwijl althans een laag geluidempend materiaal het eerste keerschotorgaan althans in hoofdzaak bedekt.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het eerste keerschotorgaan een paar op afstand van elkaar gelegen 25 zijwanden omvat,die zijn opgesteld tussen genoemde tussengeplaatste gedeelten terwijl de centrifugaalwaaier althans gedeeltelijk is opgesteld in het uitgespaarde gedeelte van het eerste keerschotorgaan.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het eerste eindgedeelte van het huis is bedekt door een geluiddempend 30 materiaal,dat zich vanaf het eerste huis naar binnen toe uitstrekt.

13. Inrichting, volgens conclusie 12, met het kenmerk,dat het waaier-blad eerste en tweede einden omvat waarbij de eerste einden van de waai-erbladen zijn gericht nabij het eerste eindgedeelte van het eerste huis en de tweede einden van de bladen zijn opgesteld nabij de eerste keer- 35 schotorganen,waarbij de eerste einden van de bladen zodanig zijn aange bracht dat zij althans nagenoeg in een vlak liggen met het geluid- 8500554 -19- 24518/CV/tl dempend materiaal dat is bevestigd aan het eerste eindgedeelte van het eerste huis.

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het filter is voorzien van een bevestigingssteunsamenstel dat is 5 bevestigd aan de zijwanden van het eerste huis en een HEPA filter in het filterframe is aangebracht,waarbij het filterframe inlaat en uit-laateinden heeft en instelbaar is aangebracht op het steunsamenstel, en het filterframe verder is voorzien van een pakking langs genoemd inlaateinde waarbij de pakking in luchtdichte verhouding in ingrijping 10 is met het bevestigingssteunsamenstel waardoor luchtstroming door het eerste huis wordt gevoerd door het HEPA filter.

15. Inrichting volgas een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het eerste huis onderste en bovenste gedeelten omvat en het filter-orgaan in het onderste gedeelte is aangebracht,terwijl het eersteel het 15 tweede keerschotorgaan worden gedragen door het bovenste gedeelte en het bovenste en het onderste gedeelte losneembaar met elkaar zijn verbonden .

16. Compacte luchtzuiveringsinrichting voor het verkrijgen van een schone luchtstroom naar een schone luchtomsluiting voorzien van een 20 filterdistributieruimte met gesloten zijwanden,en eerste en tweede eind-wanden, een luchtinlaatopening door de eerste eindwand en een luchtuit-laatopening door de tweede eindwand,de inlaat en uitlaatopeningen althans in hoofdzaak in lijn opgesteld zijnde met de centrale hartlijn van de· distributieruimte,met het kenmerk,dat een ventilatoreenheid is 25 aangebracht door de inlaatopening en is voorzien van een centrifugaal-waaier ,die draaibaar en aandrijvend is aangebracht op een motor,waarbij de centrifugaalwaaier een aantal zich radiaal uitstrekkende bladen heeft, die zijn opgesteld om naar binnen door de inlaatopening bewegende lucht radiaal althans in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de centrale 30 hartlijn van de distributieruimte te geleiden,terwijl de centrifugaalwaaier geheel binnen de distributieruimte is opgesteld met de bladen zich uitstrekkend langs hun lengte van nabij het eerste einde van de distributiekamer naar het tweede einde daarvan,een filterorgaan aangebracht op de zijwanden van de distributiekamer nabij het tweede einde 35 daarvan,een eerste keerschotorgaan aangebracht binnen de distributieruimte tussen de centrifugaalwaaier en het filterorgaan,een paar tweede 8500554 -20- 24518/CV/tl keerschotorganen radiaal buiten opgesteld aan tegenover elkaar gelegen zijden van de centrifugaalwaaier en binnen de distributieruimte,waarbij het tweede keerschotorgaan althans een luchtafbuigoppervlak heeft om de van de centrifugaalwaaier radiaal naar buiten bewegende lucht naar 5 binnen in de distributiekamer en naar het filterorgaan te voeren,terwijl genoemd eerste keerschotorgaan wandgedeelten heeft,die zich gedeeltelijk uitstrekken tussen de bladen van de centrifugaalwaaier en het tweede keerschotorgaan om te voorkomen dat door het tweede keerschotorgaan afgebogen lucht op de bladen botst. 10.

17. Inrichting volgens conclusie 16,met het kenmerk,dat de zijwandge-deelten van het eerste keerschotorgaan een uitgespaarde opening naar de eerste eindwand van de distributieruimte vormen en de bladen van de centrifugaalwaaier althans gedeeltelijk en in hoofdzaak centraal van en tussen de zijwandgedeelten en gedeeltelijk binnen het uitgespaarde 15 gebied van het eerste keerschotorgaan zijn opgesteld zodat althans eenderde van de hoogte van de bladen zich buiten het uitgespaarde gebied naar de eerste eindwand van de distributieruimte uitstrekken.

18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat genoemde wandgedeelten van het eerste keerschotorgaan een bovenrand 20 hebben en een flensorgaan dat zich naar buiten uitstrekt van genoemde bovenrand naar de zijwanden van de distributieruimte,en aan de flensorganen geluiddempende middelen zijn bevestigd.

19· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het tweede keerschotorgaan is bevestigd aan de eerste eindwand van de 25 distributieruimte met behulp van een aantal trilling dempende bevestigings-organen die eerste6?tweede einden hebben,waarbij de trilling dempende bevestigingsorganen zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan de hartlijn van de distributieruimte uitstrekken en de eerste einden van de trilling dempende organen zijn bevestigd aan het eerste einde van de distributie-30 ruimte en de tweede einden daarvan zijn opgesteld bij een punt althans een-derde van de baan langs genoemde lengte van de bladen van de centrifugaalwaaier .

20. Inrichting voor het verkrijgen van een schone luchtstroom naar een schone luchtomsluiting voorzien van een huis met onderste en bovenste 35 gedeelten ,middelen voor het losneembaar verbinden van de eerste en tweede gedeelten in samengebouwde verhouding,een luchtinlaatopening door het bovenste gedeelte van het huis en een luchtafvoeropening door het 8500554 -21- 24518/CV/tl onderste gedeelte van het huis ,een filterorgaan aangebracht in afgedichte verhouding met het onderste gedeelte van het huis zodat alle door de luchtafvoeropening bewegende lucht eerst beweegt door het filterorgaan,een ventilator aangebracht door de luchtinlaatopening,waar-5 bij de ventilator een centrifugaalwaaier heeft,die binnen het huis en nabij de inlaatopening is opgesteld ten einde lucht snel naar buiten af te voeren ten opzichte van de inlaatopening,een eerste luchtkeerschot-orgaan gedragen door het bovenste gedeelte van het huis ten einde te zijn opgesteld tussen de centrifugaalwaaier en het filterorgaan ,het 10 eerste luchtkeerschotorgaan voorzien zijnde van een uitgespaard gedeelte en zich naar buiten uitstrekkende wandgedeelten,terwijl de centrifugaalwaaier althans gedeeltelijk is opgesteld binnen het uitgespaarde gedeelte van het eerste luchtkeerschotorgaan,en een tweede luchtkeerschotorgaan wordt gedragen door het bovenste gedeelte van het huis ten einde radiaal 15 naar buiten te zijn gericht en op afstand te zijn gelegen van het eerste luchtkeerschotorgaan waarbij het tweede luchtkeerschotorgaan binnenopper-vlakken heeft voor het afbuigen van luchtstroming van de centrifugaalwaaier naar binnen en tussen het eerste luchtkeerschotorgaan en het filter waardoor de stroom lucht/'ntlraèuiten zal worden gericht door de 20 centrifugaalwaaier en het eerste keerschotorgaan naar het tweede keer-schotorgaan en daarna door het tweede keerschotorgaan tussen het eerste keerschotorgaan en het filter zodat de stroom van lucht over het lucht-filterorgaan wordt verdeeld.

21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 25 dat de inrichting is voorzien van een verspreidorgaan,dat zich uitstrekt tussen het eerste en het tweede keerschotorgaan ,waarbij het luchtver-spreidorgaan is voorzien van een aantal zich daardoorheen uitstrekkende openingen,zodat de door het tweede luchtkeerschotorgaan geleide lucht door de openingen wordt gevoerd en tussen het eerste luchtkeerschotorgaan 30 en het filterorgaan.

22. Inrichting volgens conclusie 21,met het kenmerk,dat het tweede luchtkeerschotorgaan is voorzien van eerste en tweede afbuigorganen, die althans in hoofdzaak op afstand en evenwijdig aan elkaar aan weerszijden van de centrifugaalwaaier zijn opgesteld waarbij het luchtversprei- 35 dingsorgaan is opgesteld tussen ieder van de eerste en tweede afbuigor-ganen en het eerste luchtkeerschotorgaan. 8500554 -22- 24518/CV/tl

23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de eerste en tweede afbuigorganen althans in hoofdzaak C-vormig in dwarsdoorsnede zijn en het luchtverspreidingsorgaan althans in hoofdzaak concaaf gevormd is en zich althans gedeeltelijk uitstrekt onder de 5 zich naar buiten toe uitstrekkende wandgedeelten van het eerste keer-schotorgaan.

24. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van geluiddempend materiaal,dat is aangebracht op het bovenste gedeelte van het huis en zich daarvan naar binnen 10 uitstrekt nabij de inlaatopening en naar de eerste en tweede keerschotor-ganen. 8500554