NL8304183A - Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal. - Google Patents

Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8304183A
NL8304183A NL8304183A NL8304183A NL8304183A NL 8304183 A NL8304183 A NL 8304183A NL 8304183 A NL8304183 A NL 8304183A NL 8304183 A NL8304183 A NL 8304183A NL 8304183 A NL8304183 A NL 8304183A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spreading
members
spreading member
spread
spreader
Prior art date
Application number
NL8304183A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8304183A priority Critical patent/NL8304183A/nl
Priority to DE3442465A priority patent/DE3442465C2/de
Priority to DK198405585A priority patent/DK172504B1/da
Priority to GB08430036A priority patent/GB2150802B/en
Priority to IT8423899A priority patent/IT1178711B/it
Priority to FR848418524A priority patent/FR2555856B1/fr
Publication of NL8304183A publication Critical patent/NL8304183A/nl
Priority to GB08622653A priority patent/GB2180432B/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Fertilizing (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Sowing (AREA)

Description

4 v
i A
C. van der Lely N.V., Weverskade 10, Maasland.
"Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal"
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal, in het bijzonder een kunstmeststrooier voor het verspreiden van kunstmest, voorzien van een gestel, een reservoir en ten 5 minste één om een zich in hoogterichting uitstrekkende draai-ingsas beweegbaar verspreidorgaan, dat ten opzichte van het te bestrooien oppervlak dwars op de tij'dens bedrijf van de inrichting normale voortbewegingsrichting van de inrichting scheef gesteld kan worden.
10 Een inrichting van deze soort is bekend uit het
Duitse Auslegeschrift 1.180.562. Deze bekende inrichting kan aan de hefinrichting van een trekker gekoppeld worden. Hierbij kan de inrichting dwars op de normale voortbewegingsrichting scheef gesteld worden door één van de beide onderste 15 hefarmen van de driepuntshefinrichting van de trekker te verstellen ten opzichte van de andere hefarm. Hierbij is de scheefstelling van de strooi-inrichting moeilijk zodanig uit te voeren dat de gewenste scheefgestelde stand snel bereikt kan worden.- Het vanuit de scheefgestelde stand weer in de 20 normale stand terugbrengen, waarbij het verspreidorgaan weer evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak om zijn draaiings-as beweegbaar is vraagt eveneens uitvoerig passen en meten. Verder is uit het Duitse Auslegeschrift 1.180.562 een strooi-inrichting bekend die aan een tussengestel aangebracht kan 25 worden om de inrichting scheef te kunnen stellen. Met deze constructie kan de inrichting ook niet gemakkelijk even scheef gesteld worden om daarna weer snel in de horizontale stand teruggezet te kunnen worden. Bij de inrichting volgens het genoemde Duitse Auslegeschrift wordt de scheefstelling zo-30 danig gebruikt, dat daarmede het materiaal aan weerszijden van de inrichting even ver uitgestrooid kan worden, wanneer het te bestrooien oppervlak zich niet in één vlak uitstrekt.
Een doel van de uitvinding is het verkrijgen van een inrichting van genoemde soort die gemakkelijk ingesteld 35 kan worden om het strooibeeld te kunnen beïnvloeden. Volgens 8304183 1 ’ * - 2 - de uitvinding kan dit verkregen worden met een inrichting waarbij het verspreidorgaan ten opzichte van het gestel en/of het reservoir scheef gesteld kan worden en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen vastzetbaar is.
5 Op deze wijze kan bijvoorbeeld over een randstrook van een te bestrooien oppervlak zodanig materiaal uitgestrooid worden dat deze randstrook over zijn breedte gelijkelijk van materiaal wordt voorzien en een scherpe aflopende begrenzingsrand heeft.
10 Een gunstig, üitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding kan verkregen worden wanneer het verspreidorgaan ten opzichte van het gestel en/of het reservoir om een zwenkas scharnierbaar is aangebracht.-
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de inrich-15 ting volgens de uitvinding is boven het verspreidorgaan een doseerorgaan aangebracht dat aansluit aan het reservoir, waarbij het doseerorgaan tezamen met het verspreidorgaan verstelbaar is ten opzichte van het gestel en/of het reservoir. Hierdoor zal het materiaal, via het doseerorgaan, ongeacht de 20 stand van het verspreidorgaan, steeds ten opzichte van de rijrichting op dezelfde plaats aan het verspreidorgaan worden toegevoerd. Hierdoor zal bij het scheefstellen van het verspreidorgaan de plaats van toevoer op het verspreidorgaan van het materiaal niet veranderen, waardoor een vaste ligging 25 van de strooihoek waarover het materiaal de omtrek van het verspreidorgaan verlaat gehandhaafd kan blijven. Deze vaste ligging van de strooihoek is van voordeel voor het bereiken van een gelijkmatig uitstrooien van het materiaal.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werk-30 wijze voor het gebruik van een inrichting voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van kunstmest, welke inrichting is voorzien van een gestel en ten minste één om een draaiingsas beweegbaar verspreidorgaan waarmede met materiaal tijdens het bedrijf 35 over een zich naar beide zijden van de inrichting uitstrekkende strook uitgestrooid kan worden. Volgens de uitvinding wordt voor het bestrooien van de strook grond het verspreidorgaan scheef gesteld, gezien in de normale voortbewegings-richting van de inrichting, waarbij het verspreidorgaan schuin 8304183 « * - 3 - naar beneden in die richting van dat deel van de te bestrooien strook scheef gesteld wordt, dat aan één zijde van de inrichting is gelegen en over de afstand vanaf de inrichting tot de rand van dat deel van de strook die het verst van de 5 inrichting is gelegen, gelijkelijk met materiaal bestrooid moet worden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden van inrichtingen volgens de uitvinding.
10 Figuur 1 geeft een schematisch achteraanzicht 'van een strooinrichting weer, waarbij de beide verspreidorganen scheef zijn opgesteld.
Figuur 2 geeft een schematisch bovenaanzicht weer van de strooisectoren van beide verspreidorganen.
15 Figuur 3 geeft schematisch het strooibeeld weer dat bij het uitstrooien met de inrichting volgens de fig.
1 en 2 verkregen kan worden.
Figuur 4 is een schematisch achteraanzicht van de inrichting volgens fig. 1, waarbij de verspreidorganen naar 20 de andere zijde scheef zijn opgesteld.
Figuur 5 geeft schematisch een bovenaanzicht weer van de strooisectoren waarover het materiaal wordt uitgestrooid met de verspreidorganen opgesteld volgens fig. 4.
Figuur 6 geeft schematisch het strooibeeld weer 25 dat bereikt wordt met de stand van de verspreidorganen volgens fig. 4.
Figuur 7 geeft een vooraanzicht van een gedeelte van de strooi-inrichting weer die overeenkomt met de fig.1.
Figuur 8 is een zijaanzicht van de inrichting vol-30 gens fig. 7, gezien in de richting volgens de pijl VIII in fig. 7.
Figuur 9 geeft een schematisch achteraanzicht weer van een ander uitvoeringsvoorbeeld van een strooi-inrichting volgens de uitvinding, waarbij slechts één verspreidorgaan 35 scheef is opgesteld.
Figuur 10 geeft in bovenaanzicht schematisch de strooisectoren weer die verkregen worden met de verspreidorganen in de stand volgens fig. 9.
Figuur 11 geeft het strooibeeld weer dat bereikt 8304183 4 « - 4 - wordt met de inrichting volgens de fig. 9.
Figuur 12 geeft de inrichting volgens fig. 9 weer, waarbij de beide verspreidorganen scheef in tegengestelde richtingen zijn opgesteld.
5 Figuur 13 geeft het strooibeeld weer dat met de stand van de verspreidorganen volgens fig. 12 bereikt kan worden.
Figuur 14 geeft een schematisch achteraanzicht van de inrichting volgens de fig. 9 en 12 weer,, waarbij de ver-10 spreidorganen in naar elkaar toegekeerde richting scheef naar beneden zijn opgesteld.
Figuur 15 geeft een strooibeeld weer dat bereikt wordt met de stand van de verspreidorganen.volgens fig. 14.
Figuur 16 geeft een vooraanzicht van een gedeelte 15 van de' inrichting weer overeenkomend met de inrichting volgens de fig. 9.
Figuur 17 is een zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 16, gezien in de richting volgens de pijl XVII in fig. 16.
20 Figuur 18 is een vooraanzicht van een gedeelte van een ander uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij de scharnierassen voor de verspreidorganen op een andere plaats zijn gelegen.
Figuur 19 is een schematisch bovenaanzicht van de 25 inrichting volgens fig. 18.
Figuur 20 geeft een scharnier van een strooi-orgaan weer, gezien in de richting volgens de lijn XX - XX in fig.19.
De in fig. 1 weergegeven inrichting geeft een reservoir 1 met twee tuitvormige afvoergedeelten 2 en 3. Onder 30 de afvoergedeelten 2 en 3 zijn verspreidorganen 4 en 5 aangebracht, die roteerbaar zijn om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen 6 en 7. De verspreidorganen worden om de draaiingsassen 6 en 7 in draaiing gebracht in de richting volgens de pijlen 8 en 9, waarbij de naar elkaar toege-35 keerde zijden van de verspreidorganen naar voren bewegen, gezien ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 10 van de inrichting. De assen 6 en 7 van de verspreidorganen liggen in een vlak 29 dat zich loodrecht op de rijrichting 10 uitstrekt. De verspreidorganen 4 en 5 zijn zodanig uitge- 8304183 it * - 5 - voerd en worden met zodanige snelheid aangedreven dat, in combinatie met de plaats van toevoer van het materiaal vanuit de afvoergedeelten 2 en 3 naar de verspreidorganen, de t beide verspreidorganen het materiaal over praktisch met el-5 kaar samenvallende sectoren 13 en 14 zullen uitstrooien. Het materiaal wordt hierbij ten opzichte van de rijrichting 10 pp afstand voor de draaiingsassen 6.en 7 van de verspreidorganen daaraan toegevoerd. De afvoergedeelten 2 en 3 en' de daarin niet nader weergegeven uitstroomopeningen zijn symme-10 trisch opgesteld ten opzichte van een in de horizontale 'stand van de inrichting vertikaal vlak 15 dat de langshartlijn van de inrichting bevat en zich in de normale voortbewegingsrich-ting 10 uitstrekt. In een stand van de verspreidorganen 4 en 5, waarbij zij evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak 15 zijn gelegen zullen zij het materiaal naar weerszijden van het vlak 15 even ver uitstrooien over afstand 16 die bijvoorbeeld ongeveer 24 meter is, zodat de inrichting met materiaal over een totale breedte van ongeveer 48 meter uitstrooit.
De strooisectoren zullen dan ongeveer een vorm hebben die 20 schematisch in fig. 2 is weergegeven met aan de linkerzijde van het vlak 15 de getrokken lijnen en aan de rechterzijde de gestippelde lijnen. In de stand die in fig. 1 is weergegeven zijn de beide verspreidorganen 4 en 5 onder een zelfde hoek 18 van ongeveer 5° in dwarsrichting scheef opgesteld, waarbij 25 zij gezien in de rijrichting 10 naar rechts schuin naar beneden zijn gericht. Hierdoor strooien de verspreidorganen 4 en 5 het materiaal uit volgens de in fig. 2 geheel met getrokken lijnen weergegeven sectoren 13 resp. 14. Door de schuine opstelling zijn de randlijnen 19 en 20 van deze strooi-30 sectoren, schuin neerwaarts gericht, zodanig dat het materiaal gezien in de rijrichting 10 aan de rechter zijde van de inrichting over kortere afstand 17 wordt uitgestrooid dan naar de linkerzijde. De afstand 17 kan beïnvloed worden door de grootte van de hoek 18. De grootte van de hoek 18 wordt bij-35 voorkeur zodanig gekozen dat de afstand 17 ongeveer de helft is van de afstand 16. Door slechts de verspreidorganen scheef te stellen zal naar de rechterzijde van het vlak 15 praktisch evenveel materiaal worden uitgestrooid, dan wanneer de strooi-organen 4 en 5 horizontaal oftewel evenwijdig aan het te 8304183 » ï - 6 - bestrooien oppervlak zijn gelegen. Hierdoor ontstaat een strooibeeld zoals in fig. 3 is weergegeven, waarbij over de afstand 17 het materiaal gelijkelijk verdeeld op het te bestrooien oppervlak neerkomt. ifaar de linkerzijde zal het 5 materiaal in afnemende hoeveelheid vanaf het vlak 15 over de afstand 16 uitgestrooid worden zodat, in het strooibeeld zoals in fig. 3 is weergegeven, praktisch een recht neergaande lijn ontstaat vanaf het vlak 15 tot aan het punt op de afstand 16 van het vlak 15. Hierbij zullen de naar de 10 linkerzijde van het vlak 15 gelegen uiterste randen 21 en 22 van de strooisectoren zich praktisch.op gelijke wijze uitstrekken als bij een horizontale stand van de verspreidorga-nen. In horizontale stand van de verspreidorganen zullen ook naar de rechterzijde de uiterst rechts gelegen randen van 15 de secotren verlopen overeenkomstig de randen 21 en 22. De strooiranden van de sectoren zullen zich dan uitstrekken volgens de lijnen 23 en 24 zoals gestippeld in fig. 2 is weergegeven. Hierbij zullen dan de beide strooisectoren symmetrisch zijn ten opzichte van het vlak 15 en zich naar beide 20 zijden van het vlak 15 praktisch even ver uitstrekken zodat het materiaal naar weerszijden over 24 meter uitgestrooid wordt.
Het zal duidelijk zijn dat door de vorm en grootte van de verspreidorganen, alsmede hun draaisnelheden de af-25 standen 16 en 17 van in dit uitvoeringsvoorbeeld weergegeven 24 m resp. 12 m. ook anders gekozen kan worden. Voor het verkrijgen van strooisectoren zoals in fig. 2 is weergegeven zijn de verspreidorganen 4 en 5 symmetrisch aan elkaar uitgevoerd, gezien loodrecht op deze verspreidorganen. Bij 30 deze symmetrische uitvoering kunnen de verspreidorganen echter zodanig ten opzichte van elkaar om hun draaiingsassen 6 en 7 zijn gelegen dat zij niet symmetrisch ten opzichte van elkaar zijn opgesteld ten opzichte van het vlak 15.
Met de stand van de verspreidorganen zoals in fig.1 35 is weergegeven kan bijvoorbeeld een randstrook van een te bestrooien oppervlak zodanig bestrooid worden dat deze randstrook overeenkomend met de breedte 17 bij een volgende strooi-gang niet meer van materiaal behoeft te worden voorzien. In een volgende naastgelegen strooigang zal het materiaal over 8304183 » « \ · - 7 - de afstand 16 op dezelfde wijze, doch in tegengestelde richting in afnemende dichtheid, uitgestrooid worden, zodat in totaal een gelijkmatig strooibeeld verkregen wordt.
In fig. 4 is de inrichting overeenkomend met fig.1 5 weergegeven waarbij de verspreidorganen 4 en 5 naar de andere zijde onder een hoek 18 scheef zijn opgesteld. Bij deze opstelling van de verspreidorganen wordt dan het materiaal uitgestrooid over sectoren 25 en 26, die gelijk zijn aan; doch symmetrisch ten opzichte van het vlak 15 zijn gelegen 10 ten opzichte van de sectoren 13 en 14. Hierbij ontstaat èen strooibeeld volgens fig. 6 dat identiek is aan een strooibeeld volgens fig. 3 doch tegengesteld is gericht gezien in de breedterichting van de machine.
Door de verspreidorganen 4 en 5 ten opzichte van 15 het gestel en het reservoir naar keuze naar rechts of links te kunnen scheefstellen, kan dus zowel naar de rechter als de linkerzijde een randstrook van een te bestrooien oppervlak bestrooid worden, zodanig dat het materiaal praktisch over de gehele breedte gelijkelijk wordt verspreid.
20 De beide verspreidorganen 4 en 5 worden elk scheef- gesteld ten opzichte van het reservoir en het gestel van de inrichting, zodanig dat de beide verspreidorganen op gelijke hoogte boven het te bestrooien oppervlak gelegen blijven.
Dit is van belang om een zo gelijkmatig mogelijke versprei-25 ding van het materiaal over het te bestrooien oppervlak te verkrijgen. De verspreiding over het oppervlak is namelijk mede afhankelijk van de hoogte waarover de verspreidorganen boven het te bestrooien oppervlak zijn gelegen.
In de fig. 7 en 8 is een gedeelte van een inrich-30 ting weergegeven die overeenkomt met de inrichting volgens de fig. 1 en 4. Zoals in de fig. 7 en 8 is weergegeven is elk van de afvoertuiten 2 en 3 aan de onderzijde open, welke open onderzijde een uitstroomopening 31 vormt. De openingen 31 zijn afgedekt door bolvormige doseerringen 32, die ieder 35 als het ware een deel van een bol vormen. De doseerringen 32 zijn ieder voorzien van twee afvoeropeningen 33 en 34.
Aan de buitenzijde van de bolvormige ringen zijn verstelbare afsluitorganen 35 en 36 aangebracht, waarmede de afvoeropeningen 33 en 34 naar keuze meer of minder afgedekt kunnen 8304183 ♦ i ' » - 8 - worden. De verstelinrichting voor deze afsluitorganen is verder niet weergegeven. De doseerringen 32 zijn met hun bovenzijde vrij om het ondereinde van de betreffende afvoer-tuit gelegen (fig. 7). De doseerringen 32 rusten op de ver-5 spreidorganen 4 resp. 5 en liggen centrisch om de draaiings-assen 6 resp. 7. De ringen 32 zijn gecentreerd om in de ver-spreidorganen centraal gelegen centreerschijven 37, zoals in het rechtergedeelte van fig. 7 nader is weergegeven. De verspreidorganen 4 en 5 zijn in de fig. 7 en 8 horizontaal 10 weergegeven en niet volgens de fig. 1 scheefgesteld. De op de verspreidorganen rustende doseerringen zijn gekoppeld met niet nader weergegeven vastzetinrichtingen 30, zodat zij bij rotatie van de verspreidorganen niet met deze mee roteren.
De verspreidorganen omvatten schijfvormige gedeelten 38 15 waarop verspreidarmen 39 zijn aangebracht. De verspreidarmen 39 zijn bij beide'verspreidorganen ten opzichte van de draai-ingsassen 6 en 7 en ten opzichte van de resp. draairichtingen 8 en 9 identiek uitgevoerd en opgesteld. De doseerringen 32 liggen met hun bovenzijde met speling om de ondereinden van 20 de afvoertuiten 2 en 3, welke afvoertuiten zijn voorzien van uitkragende randen 39.
De verspreidorganen 4 en 5 zijn bevestigd aan assen 41, die zijn gelegerd in tandwielkasten 42 resp. 43.
Elk van de tandwielkasten 42 en 43 is vast bevestigd aan 25 draagarmen 44 en 46. Deze draagarmen zijn verbonden met een leger 47. De legers 47 zijn ieder verdraaibaar aangebracht aan een steunas 48, die vast in het gestel van de inrichting is bevestigd. De as 48 is in dit uitvoeringsvoorbeeld door middel van platen 49, 50 vast bevestigd aan het reservoir 30 1. Midden tussen de afvoertuiten 2 en 3 is een kast 51 met overbrengingsorganen aangebracht, die is voorzien van een draagarm 52, die scharnierend om een zwenkas 53 is. De as 53 is aan gesteldelen 54 bevestigd, die de onderzijden van de afvoertuiten 2 en 3 met elkaar verbinden. Vast aan de 35 gesteldelen 54 is een gestelplaat 55 aangebracht, met meerdere grendelopeningen 56. Naar keuze kan in een van de ope-ningen 56 een aan de arm 52 aangebrachte grendelpen 57 gestoken worden. De onderzijde van de kast 51 is voorzien van een lip 58 waaraan door middel van een scharnieras 59 stuur- 8304183 9 * » m * - 9 - stangen 60 en 61 zijn bevestigd. De stuurstangen 60 en 61 zijn resp. door scharnierassen 62 en 63 gekoppeld met lippen 64 en 65 die zijn aangebracht aan de onderzijde van de tand- * wielkasten 42 en 43. De kast 51 heeft een ingaande as 66 waar-5 van het vooreinde 67 door middel van een tussenas koppelbaar is met de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig. De as 66 is door middel van overbrengingsorganen in de over-brengingskast 51 gekoppeld met een uitgaande as 68 waarop vast is verbonden een dubbele snaar of kettingschijf 69. De 10 schijf 69 is door middel van snaren of kettingen 70 en 71 gekoppeld met snaar- of riemschijven 72 en 73 die zijn aangebracht op in de tandwielkasten 42 en 43 gelegerde assen 74 en 75. De assen 74 en 75 zijn - zoals in fig. 8 voor de as 74 is aangegeven - gelegerd in de tandwielkast 42 en een 15 leger 45 dat aan de armen 44 en 46 is bevestigd. De as 74, en overeenkomstig de as 75, zijn door middel van conische tandwielen 76 gekoppeld met de assen 41, resp. de as 42, waaraan de verspreidorganen 4 resp. 5 zijn bevestigd.
Bij het gebruik van de inrichting wordt deze aan 20 bijvoorbeeld de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld, wat in de tekeningen niet nader is weergegeven. Bij deze koppeling van de inrichting met de trekker wordt de as 66 met de aftakas van de trekker gekoppeld. Via de as 66, de overbrengingen in de kast 51, de snaren 70 en 25 71 en de overbrengingen in de tandwielkasten 42 en 43 kunnen de assen 41 en daarmede de verspreidorganen 4 en 5 met de gewenste snelheid in rotatie gebracht worden in de richting volgens de pijlen 8 en 9. De tandwielkast 51 is bijvoorkeur voorzien van wisselwielen of andeis mechanismen om de draai-30 snelheid van de verspreidorganen 4 en 5 te kunnen regelen.
De inrichting is in het bijzonder geschikt om gebruikt te worden als kunstmeststrooier of voor het strooien van ander korrel- en/of poedervormig materiaal waarbij het te verspreiden materiaal in het reservoir 1 gedaan kan worden om het 35 uit te strooien tijdens het voortbewegen van de inrichting over het land. In de normale werkstand, waarbij materiaal naar beide zijden van de inrichting even ver uitgestrooid moet worden, zijn de verspreidorganen 4 en 5 evenwijdig aan 8304183 ' ' * r - 10 - het te bestrooien oppervlak oftewel horizontaal bij een horizontale stand van de inrichting opgesteld, zoals in fig. 7 is weergegeven. Materiaal kan vanuit het reservoir 1 door de afvoeropeningen 33 en 34 aan de verspreidorganen worden 5 toegevoerd, zodat deze het materiaal kunnen uitstrooien. De afvoeropeningen 33 en 34 monden uit boven een plaats op de verspreidorganen die voor de assen 6 en 7 zijn gelegen ten opzichte van de rijrichting 10. Het zwaartepunt van de afvoeropeningen 33 en 34 in elke doseerring 32 ligt in het, bij 10 de horizontale stand van de inrichting, vlak 11 resp. 12, dat zich in de rijrichting 10 uitstrekt en de assen 6 en 7 bevat. De verspreidorganen 4 en 5 kunnen naar keuze scheef-gesteld worden in een stand volgens fig. 1 of fig. 2. Hiervoor worden de verspreidorganen 4 en 5 versteld ten opzichte 15 van het reservoir en het gestel van de inrichting. Deze verstelling kan bewerkstelligd worden door het verdraaien van de arm 52 om de scharnieras 53. Hiervoor kan de grendelpen 57 weggenomen worden uit een van de gaten 56. De verdraaiing van de arm 52 zal via de stuurstangen 60 en· 61 ook een verdraai-20 ing veroorzaken van de tandwielkasten 42 en 43, en daarmede van de assen 41 en de verspreidorganen 4 en 5, om de zwenk-assen 48. Indien de verspreidorganen 4 en 5 in de gewenste stand gedraaid zijn kan de grendelpen 57 weer in een van de . gaten 56 gestoken worden, zodat de stand van de verspreid-25 organen 4 en 5 om de assen 48 is vergrendeld. De armen 44 en 46 zijn met de arm 52 evenwijdig aan elkaar gelegen, terwijl de scharnierassen 48 en 53 en de assen 74, 75 en 68 gezamenlijk op de zijde van een parallellogram zijn gelegen dat tussen deze assen wordt gevormd. De assen 59, 62 en 65 30 liggen op een lijn evenwijdig aan de lijn tussen de assen 68, 74 en75.
Door de ligging van de doseerringen 32 op de verspreidorganen 4 resp. 5 zijn de afvoeropeningen 33 en 44 steeds in dezelfde stand ten opzichte van de draaiingsassen 35 van verspreidorganen gelegen. Hierdoor zal bij het verstellen van de verspreidorganen om de zwenkassen 48 de stand van de afvoeropeningen ten opzichte van de verspreidorganen niet veranderen. Hierdoor zal het materiaal praktisch steeds op dezelfde plaatsen ten opzichte van de draaiingsassen 6 en 8304183 f t ' 9 - 11 - 7 aan de verspreidorganen worden toegevoerd. Het materiaal zal hierbij steeds zodanig uitgestrooid kunnen worden dat het materiaal over dezelfde omtrekshoek rond de draaiings-assen van de verspreidorganen*de omtrek van de verspreid-5 organen zal verlaten.
Met een constructie waarbij de scharnierassen van beide verspreidorganen in een parallellogramconstructie zijn gelegen zullen de verspreidorganen steeds tegelijkertijd over eenzelfde hoek verdraaid worden. Hierdoor is een goede stand 10 van de verspreidorganen gemakkelijk te bereiken en is steeds gewaarborgd is dat de beide verspreidorganen onder dezelfde hoek scheef ten opzichte van het te bestrooien oppervlak zijn gelegen resp. evenwijdig aan dit oppervlak liggen. Hierdoor wordt een gelijkmatige uitstrooiing van het materiaal op gun-15 stige wijze beïnvloed. De doseerringen 32 zijn volgens een deel van een bol gevormd waarbij elk punt van de binnenzijde op dezelfde afstand van een middelpunt is gelegen. Dit middelpunt ligt bijvoorkeur zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld op de hartlijn 78 van de as 48. Hierdoor blijft de doseerring 20 32 goed om het ondereinde van de afvoerdelen 2 resp 3 gelegen bij verstellen van de verspreidorganen om de assen 48.Het aantal gaten 56 kan zodanig gekozen worden dat de verspreidorganen in een of naar keuze in een van meerdere standen scheefgesteld kunnen worden. Deze scheefstelling, die in fig.
25 1 en in de gestippeld weergegeven stand in fig. 7 ongeveer 5° is, kan afhankelijk zijn van de vorm van de verspreidorganen. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat elk verspreid-orgaan een schijf 79 die vanuit het centrale deel naar de omtrek toe conischvormig omhoog verloopt. Op de schijf 79 30 zijn werpschoepen 80 aangebracht, die in dit uitvoeringsvoorbeeld voor elk verspreidorgaan gelijk zijn aan elkaar, maar ook onderling anders van vorm kunnen zijn. De schoepen 80 van het verspreidorgaan 4 zijn symmetrisch gevormd ten opzichte van de schoepen van het verspreidorgaan 5 ten opzichte 35 van het vlak 15. De verspreidorganen liggen symmetrisch ten opzichte van het vlak 15 doch kunnen zodanig om hun assen 6 en 7 ten opzichte van elkaar verdraaid zijn opgesteld dat de schoepen 80 niet symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van dit vlak 15.
8304183 * - 12 -
Figuur 9 geeft een achteraanzicht van een schematisch weergegeven strooier volgens de uitvinding weer. Deze inrichting heeft een reservoir 81 met afvoergedeelten 82 en 83 waaronder verspreidorganen 84 en 85 zijn aangebracht. De verspreid-5 organen 84 en 85 zijn evenals in het voorgaande uitvoerings-voorbeeld verdraaibaar om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen 86 en 87. Tijdens bedrijf worden de verspreidorganen in draaiing om hun draaiingsassen gebracht'in de richting volgens de pijlen 88, 89. De verspreidorganen 10 84 en 85 zijn verzwenkbaar om scharnierassen 90 en 91 aaft het gestel 92 van de inrichting aangebracht. De zwenkassen 90 en 91 liggen in de horizontale stand van de inrichting horizontaal en strekken zich in de normale voortbewegings-richting 93 van de inrichting uit.
15 Tijdens bedrijf van de inrichting wordt materiaal vanuit het reservoir 81 aan de verspreidorganen toegevoerd terwijl deze in draaiing worden gebracht. De draairichting van de verspreidorganen, de diameter daarvan en de draaisnelheden zijn zodanig gekozen in combinatie met de toevoer-20 plaatsen 94 en 95 van het materiaal aan de verspreidorganen dat de verspreidorganen het materiaal over strooisectoren 96 en 97 uitstrooien die in hoofdzaak ieder aan één zijde van een verticaal vlak 98 zijn gelegen dat zich in de rijrichting 93 uitstrekt en is gelegen midden tussen de ver-25 spreidorganei84 en 85. De toevoerplaatsen 94 en 95 liggen op afstand van de draaiingsassen 86 en 87 aan de naar elkaar toegekeerde zijden van deze assen. De zwaartepunten van de plaatsen 94 en 95 liggen hierbij in een vlak 108 dat dwars op de rijrichting 93 is gelegen en de assen 86 en 87 bevat.
30 Het vlak 98 ligt vertikaal bij een horizontale stand van de inrichting. In de weergegeven stand is het verspreidorgaan 84 evenwijdig gelegen aan het te bestrooien oppervlak waarbij de strooisector 96 wordt begrensd door strooisectorranden 99 en 100 waarbij de rand 99 zich met een grote component 35 loodrecht op het vlak 98 zijwaarts uitstrekt, terwijl de rand 100 zich ten opzichte van het vlak 98 slechts met een kleine component zijwaarts uitstrekt. Het horizontaal gelegen verspreidorgaan 94 zal het materiaal zijwaarts uitstrooien over een afstand 101 vanaf het vlak 98 welke afstand bijvoorbeeld 8304183
f I
- 13 - 18 m. kan zijn. In de horizontale stand van het verspreid-orgaan 85 zal dit het materiaal eveneens over een afstand naar de andere zijde van het vlak 98 uitstrooien die gelijk is aan de afstand 101 zodat hét materiaal dan over een breed-5 te van ongeveer 36 m. uitgestrooid wordt waarbij de uit-strooiafstand aan weerszijden van het vlak 98 even groot is.
Het verspreidorgaan 85 is zodanig scheef gesteld dat de strooisector 97 een begrenzing heeft van een naar de zijkant van de machine gelegen sectorrand 102 die een zij-10 waarts gerichte komponent heeft die aanzienlijk kleiner is dan bij de strooisectorrand 99. De strooisector 97 heeft een uitstrooisectorrand 103 die ongeveer overeenkomt met de rand 100 en ongeveer symmetrisch ten opzichte van deze rand 100 is gelegen ten opzichte van het vlak 98. Door de scheef-15 stelling van het verspreidorgaan 85 onder een hoek 104 van bijvoorbeeld ongeveer 5° zal het materiaal uitgestrooid worden over de sector 97 waarbij het materiaal over een afstand 105 vanaf het vlak 98 zijwaarts wordt gestrooid, die ongeveer de helft is van de afstand 101. Gezien in de norma-20 le voortbewegingsrichting 93 zal het materiaal dus naar de rechter zijde over een afstand van ongeveer 9 m. uitgestrooid worden. Door de scheefstelling van het verspreidorgaan 85 en het horizontaal houden van het verspreidorgaan 84 wordt een strooibeeld 106 verkregen zoals in fig. 11 is weer-25 gegeven Op deze wijze kan een randstrook van een te bestrooien oppervlak bestrooid worden zodanig dat het materiaal over de breedte van deze rand, welke gelijk is aan de afstand 105 gelijkmatig van materiaal worden voorzien tot aan de buitenrand gerekend vanaf de inrichting van deze randstrook. Naar 30 de andere zijde toe zal, zoals in het bijzonder uit fig. 11 blijkt, het materiaal met afnemende dichtheid over een deel 109 van de afstand 101 uitgestrooid worden in een richting vanaf de inrichting. Het deel 109 van de strook 101 waarover met afnemende dichtheid materiaal wordt gestrooid, zal 35 bij een volgende strooigang, die ligt naast de in fig. 9, 10 en 11 weergegeven strooigang, met tegengestelde afnemende dichtheid bestrooid worden. Hierdoor zal over de strook 109 toch een praktisch gelijkmatig strooibeeld verkregen worden.
De weergegeven wijze voor het uitstrooien van 8304183 - 14 - materiaal over randstroken zoals in het voorgaande uitvoe-ringsvoorbeeld volgens de fig. 1 - 8 en het uitvoeringsvoor-beeld volgens de fig. 9 - 11 is weergegeven is in het bij-
T
zonder goed toe te passen bij"het strooien van materialen 5 over landbouwgronden. Hierbij kunnen bijvoorbeeld meststoffen, in het bijzonder korrel- en/of poedervormige meststoffen, met de inrichting uitgestr.ooid worden waarbij strooibeelden worden verkregen zoals in de fig. 3, 6 en 11 is aangegeven.
Bij deze wijze van werken met de inrichting, waarbij beide 10 of een verspreidorgaan scheef gesteld wordt ten opzichte' van het te bestrooien oppervlak kan over de gehele breedte van de randstrook een gelijkmatig strooibeeld worden verkregen. Hierbij is de afbakening van het strooibeeld praktisch stijl (fig. 3, 6 en 11) zodat de strooidichtheid over de gehele 15 breedte van de randstrook gelijk is. Op deze wijze kunnen de randstroken op te bestrooien akkers op de gewenste wijze van meststoffen of andere materialen voorzien worden zonder dat naastgelegen akkers bestrooid worden of strooimateriaal in sloten of op paden of wegen terecht komt wat verlies van 20 de uit te 'strooien materialen veroorzaakt en ongewenste bestrooi ing van oppervlakken die niet bestrooid behoeven te worden.
Het zal duidelijk zijn dat met een inrichting als volgens fig. 9 ook een randstrook naar de linkerzijde van 25 de inrichting, gezien in de voortbewegingsrichting 93 bestrooid kan worden. Dit kan bereikt worden door het verspreidorgaan 85 horizontaal te houden en het verspreidorgaan 84 scheef te stellen onder een hoek 104 overeenkomstig voor het verspreidorgaan 85 in fig. 9 is weergegeven. Men verkrijgt dan 30 een strooibeeld dat symmetrisch is aan het strooibeeld 106 in fig. 8, gezien ten opzichte van het verticale vlak 98. Wanneer de schijf 85 en het verspreidorgaan 84 beide horizontaal staan, dan zal de strooisector 110 waarover het orgaan 85 het materiaal uitstrooit, gelijk zijn aan de strooisector 35 96, waarbij de buitenrand van de gestippeld weergegeven strooisecotr 101 zich zal uitstrekken volgens tie lijn 107.
Hoewel in fig. 9 een van de beide verspreidorganen scheef is opgesteld is het ook mogelijk beide 'verspreidorganen scheef op te stellen in aan elkaar tegengestelde richtingen 8304183 > - 15 - zoals in fig. 12 is weergegeven. Hierbij zal elk van de ver-spreidorganen het materiaal zijwaarts uitstrooien over een zogenaamde verkorte afstand. Deze afstanden zullen wanneer de verspreidorganen zoals in het uitvoeringsvoorbeeld van 5 fig. 9, over een hoek 104 van 5° worden scheefgesteld, gelijk zijn aan de afstand 105. Wanneer men de verspreidorganen zo opstelt zal een strooibeeld 111 verkregen worden zoals in fig. 13 is weergegeven. Bij de stand van de verspreidorganen weergegeven in fig. 12 zullen beide verspreidorganen het 10 materiaal aan weerszijden van het vlak 98 gelijkmatig verdeeld met gelijke dichtheid over de gehele verkorte breedte 105 uitstrooien. Hierdoor zal een strooibeeld ontstaan, zoals in fig. 13 is weergegeven waarbij het materiaal over de totale bestrooide breedte 112, die gelijk is aan tweemaal de 15 afstand 105, met gelijke strooidichtheid tot aan de strooiranden toe wordt bestrooid. De uiterste randen 115 en 116 van het strooibeeld verlopen dan zeer stijl, zoals in fig. 13 is weergegeven.
De onafhankelijk van elkaar scheef te stellen ver-20 spreidorganen 84 en 85 kunnen ook scheefgesteld worden in schuin naar beneden naar elkaar toegekeerde richtingen, zoals in fig. 14 is weergegeven. Hierdoor zullen de aanvankelijk elkaar over een bepaalde afstand overlappende strooisectoren zoals in fig. 10 is weergegeven elkaar over geringere afstand 25 overlappen, waarbij de sectorranden 100 en 103 onder nog scherpere hoeken ten opzichte van de rijrichting 93 komen te liggen. Naar de buitenzijde toe zal het materiaal over gelijke afstanden 114 uitgestrooid worden, die praktisch gelijk zijn aan, of slechts iets groter zijn dan de afstand 101. Door 30 de weergegeven scheefstelling van de verspreidorganen zal het strooibeeld 117 echter meer driehoekig worden zoals in fig. 15 is weergegeven. Aldus wordt een gelijkmatige verminderde dichtheid van de verspreiding van het materiaal naar de randen van de totale -bestrooide breedte 118 toe verkregen. 35 Door de weergegeven scheefstelling waarbij het materiaal naar zijwaarts toe enigszins omhoog wordt uitgestrooid kan deze breedte 118 iets groter zijn dan twee maal de afstand 101.
Bij het uitstrooien van het materiaal over sectoren die ieder het materiaal praktisch aan één zijde van 8304183 ρ 4 - 16 - het symmetrievlak 98 uitstrooien zullen de toevoerplaatsen 94 en 95 gewoonlijk naar de naar elkaar toegekeerde zijden van de draaiingsassen 86 en 87 zijn gelegen. De toevoerplaatsen 94 en 95 liggen dus over ongeveer 90° verdraaid in de 5 richting volgens de pijlen 88 en 89 in vergelijking met de toevoerplaatsen bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1 - 8. De toevoerplaatsen in het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 1-8, welke plaatsen voor de draaiingsassen 6 en 7 zijn gelegen, gezien in de rijrichting 10 kan met 10 succes toegepast worden om met beide verspreidorganen he't materiaal over strooisectoren uit te strooien die elkaar praktisch geheel overlappen.
In de fig. 16 en 17 is op vergrote schaal een deel van een inrichting volgens fig. 9 weergegeven. Deze inrichting 15 omvat een van overbrengingsorganen 131 voorziene kast 120, die als het. ware deel uitmaakt van het gestel 92. De tandwielkast 120 is bevestigd aan gestelbalken 12, die zich uitstrekken tussen de ondereinden van de afvoertuiten 82 en 83. De uiteinden van de tandwielkast 120 liggen onder het centrale 20 deel van de afvoertuiten en van de verspreidorganen 84 en 85. Aan de voorzijde van de tandwielkast 120 zijn, nabij de uiteinden daarvan, tandwielkasten 122 en 123 aangebracht waarin de assen 124 zijn gelegerd waaraan de verspreidorganen 84 resp. 85 vast zijn bevestigd. De tandwielkasten 122 en 25 123 zijn om zwenkassen 125 verzwenkbaar ten opzichte van de tandwielkast 120. De zwenkassen 125 liggen bij een horizontale stand van de inrichting horizontaal en strekken zich in de normale voortbewegingsrichting 93 van de inrichting uit. De tandwielkasten 122 en 123 zijn voorzien van naar vo-30 ren uitstekende armen 126 waarvan de vooreinden zijn gelegerd in legers 127, die zijn bevestigd aan een vast in het gestel gelegen draagarm 128. Vast met de arm 126 is gekoppeld een verstelarm 129, die is voorzien van een grendelpen 130. De pen 130 kan naar keuze in een van meerdere gaten 131 35 worden gestoken, die in de draagarm 128 zijn aangebracht.
In de tandwielkast 120 zijn een aantal om horizontale assen draaibare tandwielen 131 gelegen, die een met de hartlijn op een scharnieras 125 gelegen as 132 aandrijven, die in de einden van de tandwielkast 120 is gelegen en die met de 8304183 . « - 17 - respectieve tandwieloverbrengingen 133 in de tandwielkasten 122 respectievelijk 123 zijn aangebracht. Een van de assen van de tandwielen 131 is voorzien van een as 134, die met de aftakas van een trekker of'dergelijk voertuig, waaraan 5 de inrichting koppelbaar is, gekoppeld kan worden. Deze as 134 ligt zodanig in de rij tandwielen 131 dat beide verspreid-organen 84 tijdens bedrijf in de gewenste draairichtingen 88 en 89 om hun draaiingsassen zullen roteren. In dit uit-voeringsvoorbeeld ligt de scharnieras 125 voor elk van de 10 verspreidorganen 84 resp. 85 in een vlak dat zich in de normale voortbewegingsrichting uitstrekt en bij een horizontale stand van de machine verticaal is gelegen en de hartlijnen van de betreffende afvoerbuiten 82 resp 83 bevatten. In dit uitvoeringsvoorbeeld is aan de ondereinden van de afvoer-15 tuiten 82 en 83 een doseermechanisme 135 aangebracht, die een horizontale plaat omvat, welke de bodem van de afvoer-tuiten vormt en waarin een of meerdere afvoeropeningen zijn aangebracht, welke naar keuze meer of minder afgesloten kunnen worden door een afsluitplaat wat niet nader is weergegeven.
20 Dez-e afvoeropeningen liggen uiteraard boven de toevoerplaat-sen 94 en 95.
De verstelarm 129 en de draagarm 128 zijn nabij de voorzijde van de verspreidorganen aangebracht en zullen dus vanaf de trekker bediend kunnen worden. Hiervoor kunnen 25 deze verstelarmen 129 eventueel zijn voorzien, van verlengingen om ze gemakkelijker bereikbaar te doen zijn vanaf de trekker. Deze ligging van de draag- en verstelarmen voor de verspreidorganen, gerekend in de rijrichting 93, heeft het voordeel 30 dat het materiaal, dat in hoofdzaak ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 93 naar achteren wordt uitgestrooid, niet in aanraking kan komen met de draag- en verstelarmen.
Met de weergegeven constructie kan een gemakkelijk 35 uit te voeren constructie verkregen worden waarbij de verspreidorganen onafhankelijk van elkaar verstelbaar zijn. Het zal- duidelijk zijn dat de weergegeven constructie meer of minder schematisch is weergegeven en ook op andere wijze uitgevoerd kan worden om het doel te bereiken dat de verspreidorganen onafhankelijk van elkaar scheef gesteld kunnen worden 8304183 - 18 - ora zwenkassen die evenwijdig liggen aan het te bestrooien oppervlak en zich in de rijrichting uitstrekken resp. Bij een horizontale stand van de inrichting zijn de zwenkassen zoals in de figuren is weergegeven, horizontaal gelegen.
5 Evenals in het eerste uitvoeringsvoorbeeld is elk van de ver-spreidorganen 84 voorzien van een schijfvormig gedeelte 136, waarop verspreidarmen 137 zijn gelegen. Hierbij is in deze uitvoeringsvoorbeelden het conischvormige gedeelte van dé schijf 136 onder een hoek van ongeveer 5° schuin omhoog gericht 10 naar de omtrek toe en gerekend in een horizontale stand van de verspreidorganen. Het materiaal wordt door openingen in het doseermechanisme 135 uit het reservoir afgevoerd, zodanig dat het op de plaatsen 94 en 95 op de werpschijven terecht komt, welke plaatsen excentrisch ten opzichte van de draai-15 ingsassen van de verspreidorganen zijn gelegen.
. In de fig. 18, 19 en 20 is een ander uitvoeringsvoorbeeld weergegeven voor het overeenkomstig de fig. 9, 12 en 14 onafhankelijk van elkaar kunnen scheefstellen van de verspreidorganen. Met de fig. 9, 16 en 17 overeenkomende 20 onderdelen zijn in de fig. 18 - 20 met dezelfde verwijzings-cijfers aangegeven. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de * fig, 18 - 20 zijn de assen 124 van de verspreidorganen 84 en 85 gelegerd in tandwielkasten 141. Deze tandwielkasten zijn voorzien van oren 142 die scharnierend zijn aangebracht 25 om een scharnieras 143. De scharnieras 143 is gelegerd in oren 144 die vast zijn bevestigd aan een steunbalk 145, die aan de gestelbalken 121 is bevestigd. De balk 145 strekt zich horizontaal uit bij horizontale stand van de inrichting, zodanig dat de beide scharnierassen 143 voor de tand-30 wielkasten 141 van de beide verspreidorganen op gelijke hoogte liggen. De hartlijnen van de scharnierassen 143 liggen op een afstand 146 van het verticale vlak 147 dat zich in de rijrichting uitstrekt en de hartlijn van de afvoertuig omvat, welke hartlijn samenvalt met de draaiingsas van de 35 verspreidorganen in de horizontale stand daarvan. De tand-- wielkast 141, die onder het verspreidorgaan 84 is gelegen, is voorzien van een koppelas 148, die zich vanuit de tandwielkast naar voren uitstrekt en koppelbaar is met een tussen-as 156, die met de aftakas van een trekker koppelbaar is, S3 0 4 t 8 3 ί * - 19 - waaraan de inrichting gekoppeld kan worden. De tandwielkasten 141 bezitten conische tandwielen 149, waarvan er een met de werpschijfas 124 is bevestigd, terwijl de ander is gekoppeld met een koppelas 150, die zich tussen de beide tandwiel-5 kasten 141 uitstrekt en is gelegen binnen de U-vormige balk 145. De koppelas 150 omvat twee kruiskoppelingen en twee ten opzichte van elkaar verschuifbare delen. De oren 142 die vast aan de tandwielkasten 141 zijn bevestigd, zijn vast verbonden met een zich naar voren uitstrekkende verstelarm 10 151, die op ongeveer dezelfde wijze als in fig. 16 en 17 is weergegeven is verbonden met een verstelarm 152. De arm 152 omvat een grendelpen 153, die naar keuze in een van de gaten 154 van een draagarm 155 gestoken kan worden, waarin de arm 151 is gelegerd.
15 Ook bij deze inrichting kunnen de verspreidorganen 84 resp. 85 scheef gesteld worden door het verdraaien van de verspreidorganen om de zwenkassen 143. Deze verzwenking kan uitgevoerd worden via de verstelarmen 152 waarvoor de grendelpen 153 uit een van de gaten 154 genomen wordt en 20 na verstelling weer in het gewenste gat 154 is aan te brengen, om de gewenste scheefgestelde stand van het betreffende ver-spreidorgaan te kunnen vastzetten.
In dit uitvoeringsvoorbeeld is de scharnieras 143 op zodanige afstand 146 van het vlak 147 gelegen dat in 25 bovenaanzicht gezien de scharnieras 143 ongeveer onder het zwaartepunt van de afvoeropeningen in het doseerorgaan is gelegen. Hierdoor zal bij scheefstelling van het betreffende verspreidorgaan de plaats 94 resp. 95 waar het materiaal op het verspreidorgaan terechtkomt zo min mogelijk veranderen 30 ten opzichte van de draaiingsas van de verspreidorganen.
Hierdoor zal het materiaal ook bij scheefgesteld verspreidorgaan het verspreidorgaan‘verlaten over dezelfde omtrekshoek om de draaiingasas 86 resp. 87 als bij horizontale stand van de verspreidorganen. Op deze wijze kan een gelijkmatige 35 verspreiding gunstig beïnvloed worden.
De inrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder gemakkelijk te gebruiken voor het uitstrooien van, materiaal over een stuk land. In een eerste strooigang kan dan op een afstand 17 (fig. 1-3) of 105 (fig. 9 -11) vanaf 8304183 - 20 - de rand van het te bestrooien stuk land gereden worden. Hierbij worden .de beide verspreidorganen 4 en 5 of het betreffende verspreidorgaan 85 schuin naar beneden scheefgesteld in de richting van de te bestrooien randstrook. Om over deze 5 randstrook materiaal uit te strooien, waarbij de dichtheid van materiaal over de gehele breedte van deze strook gelijk is. In een volgende naastgelegen strooigang kunnen dan beide \ verspreidorganen horizontaal oftewel evenwijdig aan het 'te bestrooien oppervlak geplaatst worden. De verstelling van 10 de verspreidorganen is met de inrichting volgens de uitvinding snel en gemakkelijk door te voeren. In de horizontale stand van de verspreidorganen wordt dan naar weerszijden van de inrichting het materiaal over gelijke afstanden uitgestrooid. Hierbij wordt het materiaal naar de uiterste ran-15 den van de te bestrooien strook toe met afnemende dichtheid uitgestrooid om de. gewenste overlap te verkrijgen met de strooibanen van de naastgelegen strooigangen. Bij het bevestigd zijn van de inrichting aan de trekker behoeft deze bevestiging niet veranderd te worden tussen de strooigang langs 20 de rand van het stuk land en volgende strooigangen. Ook behoeven geen andere verstellingen a*an de inrichting doorgevoerd te worden tussen de strooigang voor het bestrooien van de randstrook en de volgende strooigangen. Er kan aldus snel gewerkt worden. De in te stellen scheefstelling is ver-25 der gemakkelijk te verkrijgen evenals de daarna gewenste horizontale stand van de verspreidorganen. Bij voorkeur wordt de scheefstelling zodanig ingesteld dat de randstrookbreedte 17 of 105 gelijk is aan de helft van de afstand 16 of 101.
Dit is van voordeel voor eerdere of latere bewerkingen, waar-30 bij dan over dezelfde sporen gereden kan worden.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven doch heeft ook betrekking op datgene wat in de tekeningen is weergegeven en daaruit voor de vakman volgt.
-Conclusies- 8304183

Claims (30)

1. Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal, in het bijzonder een kunstmeststrooier voor het verspreiden van kunstmest* ’voorzien van een gestel, een reservoir en ten minste één om een zich in hoogterichting 5 uitstrekkende draaiingsas beweegbaar verspreidorgaan, dat ten opzichte van het te bestrooien oppervlak dwars op de tijdens bedrijf van de inrichting normale voortbewegingsrichting van de inrichting scheefgesteld kan worden, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan ten opzichte van het 10 gestel en/of het reservoir scheefgesteld kan worden en naar keuze in één van ten minste twee verse Mil end e standen vastzetbaar is.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan ten opzichte van het gestel en/of 15 het reservoir om een zwenkas scharnierbaar is aangebracht.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zwenkas evenwijdig is gelegen aan een vlak dat zich evenwijdig uitstrekt aan de normale voortbewegingsrichting van de inrichting tijdens bedrijf daarvan en in de horizontale 20 stand van de inrichting is gelegen.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de zwenkas evenwijdig is gelegen aan de normale voortbewegingsrichting van de inrichting.
5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het 25 kenmerk, dat de zwenkas althans nagenoeg evenwijdig is gelegen aan een vlak waaraan het verspreidorgaan evenwijdig verdraaibaar is om zijn draaiingsas.
6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de zwenkas hoger is gelegen dan het ver- 30' spreidorgaan. 7« Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de zwenkas lager is gelegen dan het verspreidorgaan.
8. Inrichting volgens een der conclusies 2-7, met 35 het kenmerk, dat de zwenkas in een vlak is gelegen dat de draaiingsas van het verspreidorgaan bevat bij een horizontale stand van de inrichting en het verspreidorgaan.
9· Inrichting volgens een der conclusies 2 -7, met 8304183 * fc. V - 22 - het kenmerk, dat de zwenkas evenwijdig aan en op afstand van een vlak is gelegen dat de draaiingsas van het verspreidorgaan omvat en zich vertikaal en in de normale rijrichting van de inrichting uitstrekt bij een horizontale stand van de 5 inrichting.
10. Inrichting volgens een der conclusies 2-9, met het kenmerk, dat tussen het reservoir en het verspreidorgaan een doseerinrichting is aangebracht dat ten minste één afvoer-opening bezit waardoor tijdens bedrijf materiaal vanuit het 10 reservoir naar het verspreidorgaan kan worden af gevoerd,. . waarbij althans in een horizontale stand van de inrichting de zwenkas in een vertikaal zich in de rijrichting uitstrekkend \ vlak is gelegen dat althans nagenoeg het zwaartepunt van de afvoeropening of de afvoeropeningen bevat.
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat boven het verspreidorgaan een doseer-orgaan is aangebracht dat aansluit aan het reservoir waarbij-het doseerorgaan tesamen met het verspreidorgaan verstelbaar is ten opzichte van het gestel en/of het reservoir.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het doseerorgaan met zijn onderzijde tegen het verspreidorgaan aanligt, waarbij het doseerorgaan tegen meeverdraaien met het verspreidorgaan is geborgd.
13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het ken-25 merk, dat het doseerorgaan met de onderzijde om de buitenomtrek van een centrisch om de draaiingsas van het verspreidorgaan gelegen centreerorgaan is gelegen dat met het verspreidorgaan is verbonden.
14. Inrichting volgens een der conclusies 10 - 13, met 30 het kenmerk, dat het doseerorgaan is voorzien van een of meer afvoeropeningen die naar keuze meer of minder afsluitbaar zijn door een afsluitorgaan. 15« Inrichting volgens een der conclusies 10 - 14, met het kenmerk, dat het doseerorgaan volgens een gedeelte van 35 een bol is gevormd waarbij praktisch alle punten van de binnenzijde van de doseerorganen op gelijke afstand zijn gelegen van een middelpunt.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het middelpunt althans nagenoeg op de zwenkas van het 8304183 - 23 - verspreidorgaan is gelegen.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting twee verspreidorganen •e omvat, waarbij een op een aandrijfmechanisme aansluitbare 5 overbrengingskast aanwezig is van waaruit de beide verspreidorganen aandrijfbaar zijn.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de overbrengingskast van middelen is voorzien die kunnen worden verbonden met de aftakas van een trekker of dergelijk 10 voertuig. 19* Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee verspreidorganen, die zodanig met elkaar zijn verbonden dat zij gelijktijdig scheef gesteld kunnen worden.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de verspreidorganen zodanig met elkaar zijn verbonden dat zij gelijktijdig over dezelfde hoeken scheef gesteld kunnen worden.
21. Inrichting volgens conclusie 19 of 20, met het 20 kenmerk, dat de beide verspreidorganen in een parallellogram-constructie met elkaar zijn verbonden voor gelijktijdige scheef stelling van de verspreidorganen ten opzichte van het gestel en/of het reservoir.
22. Inrichting volgens conclusies 19 - 21, met het 25 kenmerk, dat de beide verspreidorganen zodanig zijn uitgevoerd en in rotatie worden gebracht en tijdens bedrijf zodanig van materiaal worden voorzien dat elk van de beide verspreidorganen het materiaal over een sector uitstrooit, waarbij deze sectoren praktisch geheel samenvallen.
23. Inrichting volgens een der conclusies 1-18, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee verspreidorganen die onafhankelijk van elkaar scheef gesteld kunnen worden.
24. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de inrichting twee verspreidorganen bezit die in de normale voortbewegingsrichting van de inrichting gezien, naast elkaar zijn gelegen, waarbij de draaiingsassen van deze verspreidorganen in een vlak zijn gelegen, dat zich althans nagenoeg loodrecht uitstrekt op de 8304183 -24-. normale voortbewegingsrichting van de inrichting en bij een horizontale stand van de inrichting althans nagenoeg verticaal is gelegen.
25. Inrichting volgens een" der conclusies 21 - 24, voor 5 zover afhankelijk van conclusie 17» met het kenmerk, dat de overbrengingskast scharnierbaar in het gestel is gelegerd en verstelbaar en naar keuze in een van meerdere standen ten opzichte van het gestel vastzetbaar is, waarbij de over-· brengingskast door middel van stuurstangen met tandwielkasten 10 is verbonden waarin de assen van de verspreidorganen zijn gelegerd.
26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan aan een as.is bevestigd die in een tandwielkast is gelegerd waarbij de 15 tandwielkast scharnierbaar om een zwenkas in het gestel van de inrichting is aangebracht. 27. ‘ Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de tandwielkast door middel van een draagarmc ons truc tie verzwenkbaar \ om een zwenkas is aangebracht, die boven het 20 verspreidorgaan is gelegen waarbij de draagarmc onstruc tie ten opzichte van de verspreidrichting van. het materiaal vanaf het verspreidorgaan aan die zijde van het verspreidorgaan is gelegen die tegengesteld is aan de verspreidrichting van het materiaal tijdens het bedrijf van de inrichting.
28. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan is aangebracht aan een deel van het gestel dat twee dwars op de normale rijrichting van elkaar gelegen afvoertuiten van het reservoir met elkaar verbindt.
29. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 26 - 28, met het kenmerk, dat de tandwielkast aan het einde van een overbrengingskast is bevestigd die zich dwars op de normale voortbewegingsrichting uitstrekt en overbrengings-organen omvat door welke twee op afsfand van elkaar gelegen 35 verspreidorganen aandrijfbaar zijn, waarbij een van de uit tandwielen bestaande overbrengingsorganen aan een as zijn aangebracht, die met de af takas van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
30. Inrichting volgens conclusies 26 - 28, met het 8304183 ✓ > - 25 - kenmerk, dat de tandwielkast waarin een as van een verspreid-orgaan is gelegerd, van een ingaande as is voorzien die met de aftakas van een trekker of der gelijk voertuig koppelbaar is, terwijl de overbrengings organen in deze tandwielkast 5 door middel van een koppelingsas met de overbrengings organen in de tandwielkast van een tweede verspreidorgaan zijn gekoppeld. 3'1. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zwenkassen voor twee verspreid-10 organen aan de naar elkaar toegerichte zijden en op afstand van de draaiingsassen van de verspreidorganen zijn gelegen.
32. Werkwijze voor het gebruik van een inrichting voor het verspreiden van materiaal in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van kunstmest, welke inrichting is 15 voorzien van een gestel en ten minste één om een draaiingsas beweegbaar verspreidorgaan, waarmede het materiaal tijdens bedrijf over een zich naar beide zijden van de inrichting ’ uitstrekkende strook uitgestrooid kan worden, met het kenmerk, dat voor het bestrooien van de strook grond het 20 verspreidorgaan scheef gesteld wordt, gezien in de normale voortbewegingsrichting van de inrichting, waarbij het verspreidorgaan schuin naar beneden in die richting van die te bestrooien strook scheef gesteld wordt, die aan een zijde van de inrichting is gelegen en over de afstand vanaf de 25 inrichting tot de rand van dat deel van de strook die het verst van de inrichting is gelegen gelijkelijk met materiaal bestrooid moet worden.
33· Werkwijze volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan zodanig scheef gesteld wordt dat 30 het materiaal over dat deel van de strook over een afstand vanaf het verspreidorgaan wordt uitgestrooid die gelijk is aan ongeveer de helft van de afstand waarover het materiaal wordt uitgestrooid bij een stand van het verspreidorgaan evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak. 35 34· Werkwijze voor het verspreiden vaamateriaal in het bijzonder een kunstmeststrooier voor het verspreiden van kunstmest voorzien van twee in de rijrichting gezien naast elkaar gelegen verspreidorganen die tijdens bedrijf van de inrichting het materiaal uitstrooien over sectoren die 40 zich aan weerszijden van de inrichting uitstrekken en 8304183 V * % ψ - 26 - praktisch geheel samenvallen, met het kenmerk, dat heide verspreidorganen tegelijkertijd en in dezelfde waarde scheef-gesteld worden voor het zodanig bestrooien van dat deel van T de strook dat zich aan een zijtle van de inrichting uitstrekt dat 5 over de gehele afstand, gerekend vanaf de inrichting tot aan de rand van dat deel van de strook dat het verst van de inrichting is gelegen, het materiaal gelijkelijk wordt verdeeld.
35. Inrichting zoals hiervoor is beschreven en in de 10 tekeningen is weergegeven.
36. Werkwijze zoals hiervoor is beschreven en uit de tekeningen blijkt. * · “" ·"* 8304183
NL8304183A 1983-12-06 1983-12-06 Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal. NL8304183A (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8304183A NL8304183A (nl) 1983-12-06 1983-12-06 Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
DE3442465A DE3442465C2 (de) 1983-12-06 1984-11-22 Streugerät, insbesondere Mineraldungstreuer
DK198405585A DK172504B1 (da) 1983-12-06 1984-11-23 Spredemaskine, specielt gødningsspredemaskine
GB08430036A GB2150802B (en) 1983-12-06 1984-11-28 Material spreaders
IT8423899A IT1178711B (it) 1983-12-06 1984-12-05 Dispositivo per lo spantimento di materiali su una superfie e relativo metodo di impiego
FR848418524A FR2555856B1 (fr) 1983-12-06 1984-12-05 Dispositif pour repandre de la matiere granuleuse telle notamment qu'engrais, herbicides, semences, graviers
GB08622653A GB2180432B (en) 1983-12-06 1986-09-19 Material spreaders

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8304183 1983-12-06
NL8304183A NL8304183A (nl) 1983-12-06 1983-12-06 Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8304183A true NL8304183A (nl) 1985-07-01

Family

ID=19842835

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8304183A NL8304183A (nl) 1983-12-06 1983-12-06 Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.

Country Status (6)

Country Link
DE (1) DE3442465C2 (nl)
DK (1) DK172504B1 (nl)
FR (1) FR2555856B1 (nl)
GB (2) GB2150802B (nl)
IT (1) IT1178711B (nl)
NL (1) NL8304183A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9100739A (nl) * 1991-04-29 1992-11-16 Multinorm Bv Strooier.
FR2683698B1 (fr) * 1991-11-20 1994-11-18 Rauch Landmaschinenfabrik Gmbh Epandeur centrifuge pour epandre du produit granule.
EP0613613A1 (de) * 1993-02-27 1994-09-07 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Schleuderdüngerstreuer
EP0870423A1 (de) * 1997-04-10 1998-10-14 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Verfahren zum Ausbringen einer einzingen Düngersorte oder von gleichzeitig mehreren Düngersorten mit einem Schleuderdüngerstreuer
US6102526A (en) 1997-12-12 2000-08-15 Array Printers Ab Image forming method and device utilizing chemically produced toner particles
DE19902552B4 (de) * 1999-01-22 2004-11-11 Rauch Landmaschinenfabrik Gmbh Verfahren zum Verteilen von Dünger mittels eines Zweischeibenstreuers
US6932286B2 (en) * 2001-11-07 2005-08-23 Fred P. Smith Combination drop and broadcast spreader
CN109927162B (zh) * 2019-04-01 2024-05-24 湖南三一快而居住宅工业有限公司 叠合板布料机及其控制系统和控制方法

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7223964U (de) * 1972-11-30 H Amos Landmaschinenfab Kg Zweischeiben-Streuwerk
GB341607A (en) * 1929-11-09 1931-01-22 Ernest William Calvert Improvements in and relating to road sanding and like appliances
GB586054A (en) * 1944-02-26 1947-03-05 Anthony Co Improvements in machines for distributing fertilizers and like materials
GB633255A (en) * 1948-02-09 1949-12-12 Christopher John Clarke Improvements in or relating to apparatus for distributing and spreading manure and other fertilisers on the ground
GB733935A (en) * 1952-11-17 1955-07-20 William Edmund Lea Improvements in or relating to mechanical spreaders and distributors
GB856546A (en) * 1957-12-23 1960-12-21 Lieselotte Dreyer Improvements in and relating to centrifugal distributors more especially for distributing manure
DE1180562B (de) * 1957-12-23 1964-10-29 Amazonen Werke Dreyer H Schleuderstreuer, insbesondere zum Aus-streuen von mineralischem Duenger
FR1211897A (fr) * 1957-12-23 1960-03-18 Amazonen Werke Dreyer H Distributeur centrifuge, notamment pour la distribution d'engrais minéraux
GB889606A (en) * 1958-11-28 1962-02-21 Anthony Joseph Torrey Improvements in sand spreading mechanisms
FR1523961A (fr) * 1967-05-25 1968-05-03 Amazonen Werke Dreyer H épandeur centrifuge, notamment pour engrais
DE2031557A1 (de) * 1970-06-26 1971-12-30 Fahrzeug- Und Landmaschinenfabrik Sebastian Unsinn, 8890 Aichach Vorrichtung zum Streuen von körnigem Streugut
DE2041804A1 (de) * 1970-08-22 1972-02-24 Max Pietsch Streuvorrichtung fuer veraenderliches Streubild
FR2378132A2 (fr) * 1977-01-20 1978-08-18 Lebon Et Cie Epandeuse
NL8200958A (nl) * 1982-03-09 1983-10-03 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
DE3223764A1 (de) * 1982-06-25 1983-12-29 Hubert Ing.(grad.) 4796 Salzkotten Wiegelmann Vorrichtung zum ausstreuen von koernigem und/oder pulverigem gut, insbesondere kunstduenger oder saatgut
EP0663143B1 (en) * 1983-06-03 2001-03-07 Maasland N.V. A spreader for spreading material

Also Published As

Publication number Publication date
GB2150802B (en) 1988-08-17
IT8423899A0 (it) 1984-12-05
GB8622653D0 (en) 1986-10-22
DK558584A (da) 1985-06-07
IT1178711B (it) 1987-09-16
DE3442465A1 (de) 1985-06-20
FR2555856B1 (fr) 1990-06-29
IT8423899A1 (it) 1986-06-05
FR2555856A1 (fr) 1985-06-07
GB2150802A (en) 1985-07-10
GB2180432B (en) 1988-08-17
DK558584D0 (da) 1984-11-23
DE3442465C2 (de) 1995-08-03
DK172504B1 (da) 1998-10-26
GB2180432A (en) 1987-04-01
GB8430036D0 (en) 1985-01-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPS6312663B2 (nl)
NL8701870A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
EP0532055B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Ausbringen von Düngemitteln mittels eines Zentrifugaldüngerstreuers
NL8304183A (nl) Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
NL7810805A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
US6116526A (en) Implement for spreading granular and/or pulverulent material
NL8403183A (nl) Werkwijze voor het strooien van meststoffen.
NL8301973A (nl) Inrichting en werkwijze voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
NL192240C (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8105285A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8800409A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van gewas.
DE10214652A1 (de) Verfahren zum Verteilen von Streugut und Zentrifugalstreuer zur Durchführung des Verfahrens
NL8500759A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrelen/of poedervormig materiaal.
NL8601148A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal.
JPH0530806A (ja) 堆肥散布機
NL8403271A (nl) Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
NL9002317A (nl) Inrichting voor het strooien van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL9201689A (nl) Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
NL8302365A (nl) Inrichting voor het verspreiden van verspreidbare stoffen.
NL8105284A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL9002318A (nl) Inrichting voor het strooien van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8104120A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8104119A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
BE876046A (fr) Inrichting voor het strooien van korrel- en/of poedervormig materiaal
NL8400155A (nl) Werktuig voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BI The patent application has been withdrawn