NL8701870A - Machine voor het verspreiden van materiaal. - Google Patents

Machine voor het verspreiden van materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8701870A
NL8701870A NL8701870A NL8701870A NL8701870A NL 8701870 A NL8701870 A NL 8701870A NL 8701870 A NL8701870 A NL 8701870A NL 8701870 A NL8701870 A NL 8701870A NL 8701870 A NL8701870 A NL 8701870A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spreading
machine
openings
machine according
outflow
Prior art date
Application number
NL8701870A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=19850429&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL8701870(A) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8701870A priority Critical patent/NL8701870A/nl
Priority to EP88201703A priority patent/EP0303325B2/en
Priority to DE3886130T priority patent/DE3886130T3/de
Publication of NL8701870A publication Critical patent/NL8701870A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/001Centrifugal throwing devices with a vertical axis
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices
    • A01C17/008Devices controlling the quantity or the distribution pattern

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Fertilizing (AREA)

Description

V
C. van der Lely N.V., Maasland MACHINE VOOR HET VERSPREIDEN VAN MATERIAAL
De uitvinding heeft betrekking op een machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder van korrel-en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aandrijfbaar 5 verspreidorgaan.
Een doel van de uitvinding is een machine van deze soort te verkrijgen waarmede de verspreiding van het materiaal op gunstige wijze regelbaar is. Volgens de uitvinding kan de machine hiervoor middelen omvatten om het strooibeeld 10 zodanig te beïnvloeden dat de machine, indien ze achteroverhellend aan de trekker wordt bevestigd, een bevredigend strooibeeld produceert. Volgens een verdere uitvoeringsvorm kan een gunstige machine volgens de uitvinding verkregen worden wanneer het verspreidorgaan om een zich in hoogte-15 richting uitstrekkende draaiingsas aandrijfbaar is voor het verspreiden van het materiaal en het verspreidorgaan zodanig kantelbaar is, dat het naar keuze in één van ten minste twee standen aanbrengbaar is, waarbij het in de ene stand tijdens bedrijf van de machine neerwaarts hellend is opgesteld in de 20 richting waarin het materiaal wordt uitgestrooid en in de andere stand parallel is gelegen aan het te bestrooien oppervlak, waarbij de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan tijdens bedrijf geschiedt excentrisch ten opzichte van de draaiingsas van het verspreidorgaan en over 25 een hoek om de draaiingsas van het verspreidorgaan en waarbij de toevoer in zijn verdeling om de draaiingsas aan het verspreidorgaan regelbaar is.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding kan verder verkregen worden wanneer de 30 verdeling van de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan regelbaar is in ten minste twee verschillende standen, zodanig dat in de ene stand ;meer materiaal in het midden van de toevoerplaats van het materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd dan bij de beide randen van de 8701870 * 2 ¥.
toevoerplaats, terwijl in de andere stand in het midden van de toevoerplaats minder materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd dan nabij de randen van deze toevoerplaats.
Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld van de machine 5 volgens de uitvinding zijn hierbij drie uitstroomopeningen aangebracht in een uitstroomorgaan, dat samenwerkt met een instelorgaan waarin ten minste drie instelopeningen zijn aangebracht, die naar keuze in samenwerking met de uitstroomopeningen aangebracht kunnen worden, respectievelijk 10 uit samenwerking van deze uitstroomopeningen genomen kunnen worden, waarbij de middelste van de drie instelopeningen en/of de buitenste van de drie instelopeningen in doorlaat-grootte verschillen van de middelste uitstroomopening en/of de buitenste uitstroomopeningen.
15 Volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding omvat de machine een afvoer-mechanisme met van openingen voorziene schijven, waarbij ten minste één der openingen in de ene schijf ten opzichte van een andere opening in een andere schijf zodanig verstelbaar 20 is, dat de grootte van één opening zich meer wijzigt dan de grootte van de andere opening. Op deze wijze is de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan gemakkelijk in zijn verdeling in te stellen, waardoor ook de verdeling van het tijdens bedrijf uitgestrooide materiaal over de strooiwaaier 25 en daarmede over de strooibreedte instelbaar is.
Het materiaal kan met de machine volgens de uitvinding op zodanige wijze verdeeld aan het verspreidorgaan toegevoerd worden dat daarmede de verdeling over de strooiwaaier, waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt 30 uitgestrooid, regelbaar is. Dit is in het bijzonder van belang als het verspreidorgaan naar keuze in één van ten •minste twee verschillende standen ten opzichte van het te bestrooien oppervlak instelbaar is, waarbij het in de ene stand een grotere hoek insluit met dit oppervlak dan in de 35 andere stand. Het verspreidorgaan kan bijvoorbeeld in de ene stand evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak, dus een hoek van 0° met dit oppervlak insluitend, opgesteld zijn en in de andere stand een hoek van enkele graden, bijvoorbeeld 87 01 8 7 0
V
3 5°, met het oppervlak insluiten. Het materiaal zal hierbij in de ene stand althans ongeveer volgens een deel van een cirkel om de draaiingsas van het verspreidorgaan op het oppervlak terecht komen en in de andere stand volgens een deel van een 5 ellips. Hieraan kan dan de verdeling van het materiaal over de strooiwaaier aangepast worden.
Een gemakkelijk bedienbare machine wordt volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld van de machine verkregen wanneer het instelorgaan ten minste twee groepen van ten 10 minste drie instelopeningen omvat, waarbij naar keuze de ene of de andere groep in samenwerking gebracht kan worden met de uitstroomopeningen van het uitstroomorgaan. De instelling van het instelorgaan kan hierbij verder vergemakkelijkt worden wanneer de beide groepen instelopeningen van het instelorgaan 15 zodanig zijn aangebracht, dat de instelopeningen van de ene groep althans gedeeltelijk zijn gelegen tussen de instelopeningen van de andere groep. Op deze wijze behoeft het instelorgaan voor het veranderen van de verdeling van de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan over 20 slechts betrekkelijk geringe afstand verplaatst te worden.
Een verdere verdeling van de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan en daarmede van de verdeling van het materiaal over de strooiwaaier, waarover het materiaal tijdens bedrijf wordt uitgestrooid, kan volgens de 25 uitvinding verkregen worden wanneer de machine een regel-orgaan met ten minste één regelopening omvat, die meer of minder in samenwerking gebracht kan worden met een uit-stroomopening en/of een instelopening.
De hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid aan 30 het verspreidorgaan kan worden toegevoerd is volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvin- ding op gunstige wijze te regelen wanneer de machine een doseerorgaan omvat, waarmede de uitstroomopeningen, waardoor het materiaal tijdens bedrijf van de machine aan het ver-35 spreidorgaan wordt toegevoerd, meer of minder afsluitbaar zijn. ,
Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding omvat deze ten minste twee meetorganen 8701870 S; 4
A
waarmede de uitstrooiing van het materiaal door het ver-spreidorgaan meetbaar is, waarbij de meetorganen met een afleesinrichting zijn verbonden en het meetresultaat van de meetorganen op de afleesinrichting zichtbaar voor de bestuur-5 der van de machine wordt weergegeven. Op deze wijze kan de bestuurder van de machine op gunstige wijze de verspreiding van het materiaal tijdens bedrijf volgen. Aan de hand van deze gegevens kan de bestuurder, indien nodig, de instelling van de machine regelen. De bedieningspersoon kan op deze 10 wijze vanaf zijn zitplaats in afhankelijkheid van de waarnemingen op de afleesinrichting bijvoorbeeld de werkbreedte waarover het materiaal - door de machine wordt verspreid instellen en/of bijvoorbeeld de hoeveelheid materiaal die per hectare wordt uitgestrooid controleren en zonodig instellen. 15 Ook kan hierbij nagegaan worden of het materiaal bijvoorbeeld gelijkmatig verspreid wordt en, indien gewenst aan weerszijden van de machine op de juiste wijze wordt verspreid. Indien de afleesinrichting een automatische regeling heeft voor het instellen van de verschillende waarden, is op de 20 af leesinrichting te volgen dat een en ander naar wens verloopt en geen storingen optreden. Indien met de aflees-inrichting niet een automatische regeling wordt bediend, kan de bestuurder in afhankelijkheid van de weergegeven indicaties op de afleesinrichting de verschillende bedienings-25 organen van de machine met de hand instellen, zodat het materiaal naar wens uitgestrooid kan worden.
De hoeveelheidsregeling is volgens een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding op gunstige wijze te regelen wanneer de machine een meet-30 inrichting voor het wegen van de in de voorraadbak aanwezige hoeveelheid materiaal omvat, welke meetinrichting is aange-· bracht tussen althans een deel van de voorraadbak en het gestel van de machine.
De werkbreedte van de machine is op gunstige wijze 35 in te stellen wanneer het verspreidorgaan aandrijfbaar is via een met het verspreidorgaan samenwerkend frictiewiel, welk frictiewiel naar keuze in één van ten minste twjee verschillende afstanden vanaf de draaiingsas van het verspreidorgaan 8701870 5 ' * aanbrengbaar is voor het naar keuze instellen van één van ten minste twee verschillende toerentallen van het verspreid- orgaan.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 5 hand van de tekeningen van een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een machine volgens de uitvinding, die met een trekker is gekoppeld.
Figuur 2 geeft op vergrote schaal een bovenaan-10 zicht van een deel van de machine volgens figuur 1 weer, gezien volgens de lijn IJ-II in figuur 3.
Figuur 3 geeft op vergrote schaal een verticale doorsnede van een deel van de machine weer, gezien volgens de lijn III-III in figuur 2.
15 Figuur 4 geeft op vergrote schaal een bovenaan zicht weer van meerdere in de machine onder elkaar gelegen onderdelen in een stand waarbij deze onderdelen ten opzichte van elkaar in horizontale richting verschoven zijn.
Figuur 5 geeft op schematische wijze een bovenaan-20 zicht weer van een deel van de machine.
Figuur 6 geeft op schematische wijze een bovenaanzicht weer van een stand van de uitstroomopeningen van de voorraadbak.
Figuur 7 geeft op schematische wijze een bovenaan-25 zicht weer van een sectorvormige uitstrooiwaaier behorende bij figuur 6.
Figuur 8 geeft op schematische wijze een bovenaanzicht weer van een andere stand van de uitstroomopeningen en
Figuur 9 geeft een bovenaanzicht weer van een uit-30 strooiwaaier behorende bij figuur 8.
De in de figuren weergegeven machine volgens de •uitvinding omvat een gestel 1, dat koppelingsorganen 2 bezit waarmede de machine aan de hefinrichting 3 van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is. De koppelingsorganen 2 zijn 35 aan een zich, bij horizontale stand van de machine, verticaal uitstrekkende bok aan de voorzijde van het gestel 1 aangebracht. Het gestel omvat twee draagbalken 5, die op gelijke hoogte en evenwijdig aan elkaar aan de bovenzijde van de bok 8701870 s 6 6 zijn bevestigd. De draagbalken 5 strekken zich vanaf de bok 6 naar achteren toe uit ten opzichte van de normale voort-bewegingsrichting 7 van de machine.
De machine omvat een voorraadbak 8 waaraan een 5 draagbeugel 9 is bevestigd. De draagbeugel 9 is, in bovenaanzicht, U-vormig en omvat evenwijdig aan elkaar gelegen delen, die boven de draagbalken 5 zijn gelegen. De draagbeugel 9 rust op de bovenzijde van de bok 6 en op de draagbalken 5 door middel van drie, een weeginrichting vormende, 10 weegdozen 10.
De machine omvat verder een verspreidorgaan 13, dat onder de voorraadbak 8 is gelegen. Het verspreidorgaan 13 is roteerbaar om een draaiingsas 14. De draaiingsas 14 strekt zich in hoogterichting uit en is, bij horizontale stand van 15 de machine, verticaal gelegen. De draaiingsas 14 valt, zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld, bij voorkeur samen met de verticale hartlijn van de voorraadbak 8. Het verspreidorgaan 13 is aan een draagas 15 bevestigd, die draaibaar is gelegerd in een leger 16. Het verspreidorgaan 13 en de draagas 15 zijn 20 tevens enigszins in hoogterichting, evenwijdig aan de draaiingsas 14, beweegbaar ten opzichte van het leger 16. Het verspreidorgaan 13 wordt beïnvloed door, aan de onderzijde van de draagas 15 op niet nader weergegeven wijze aangebrachte, schotelveren 17, een en ander zodanig, dat deze 25 veren het verspreidorgaan 13 neerwaarts in de richting van het leger 16 trachten te bewegen. Het leger 16 is aangebracht tussen twee evenwijdig aan elkaar gelegen gestelbalken 18 die door steunen 21 met het gestel 1 zijn verbonden.
Tussen de gesteïbalken 18 en evenwijdig daaraan is 30 een aandrijfas 19 aangebracht. Eén einde van de aandrijfas 19 is gelegerd in het leger 16. Het andere einde steekt tot vóór ‘ een de vooreinden van de gestelbalken 18 met elkaar verbindend deel, waarin het is gelegerd. De aandrijfas bezit aan het vooreinde een van spiegleuven voorzien aankoppeleinde 20. 35 Aan de aandrijfas 19 is een frictiewiel 22 aangebracht. Het frictiewiel 22 is verschuifbaar in de . lengterichting van de aandrijfas, doch draaivast met deze as 19 verbonden. Om een zijwaarts buiten het frictiewiel 22 uitstekende doch vast 870 f8 70
' V
7 , daarmee verbonden naaf is een bus 23 roteerbaar aangebracht.
De bus 23 is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen pennen 24. De pennen 24 zijn gelegen in sleufgaten van een gaffel 25 die een deel van een vers telmechanisme 26 5 voor het frictiewiel 22 vormt. Het vers telmechanisme 26 omvat twee parallel aan elkaar gelegen armen 27 die scharnierbaar met de gaffel 25 en scharnierbaar met een gestelsteun 28 zijn gekoppeld. De armen 27 vormen met de gestelsteun 28 en de gaffel 25 een paral lel vormige verstelarm voor het frictiewiel 10 22. Met één van de amen 27 is een, in dit uitvoeringsvoor beeld, hydraulisch verstelorgaan 29 verbonden. Hierbij is één einde van het verstelorgaan scharnierend gekoppeld met een arm 27 en het andere einde scharnierend met het gestel 1 {figuur 2), wat niet nader is weergegeven.
15 Het verspreidorgaan 13 omvat een verspre idp laat 31 op de bovenzijde waarvan, in dit uitvoeringsvoorbeeld zes, verspreidschoepen 32 zijn aangebracht. De verspreidschoepen 32 zijn gekromd, gezien in bovenaanzicht. Zij liggen ten opzichte van de normale draairichting 33 van het verspreid-20 orgaan met hun het dichtst bij de draaiingsas 14 gelegen einden vóór op de het verst van de draaiingsas 14 gelegen uiteinden. De uiteinden van de verspreidschoepen liggen, zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt, ongeveer rakend aan een radiaal door de draaiingsasas 14. De verspreid-25 schoepen 32 zijn in doorsnede goot vormig en liggen met hun open zijde in de draairichting 33. Nabij de achterzijde zijn de verspreidschoepen 32 voorzien van bevestigingssteunen 34, waarmede zij door middel van boutverbindingen met de ver-spreidplaat 13 zijn bevestigd. De bovenzijden van elk van de 30 aan elkaar gelijke verspreidschoepen 32 strekken zich volgens een schuin gelegen binnenrand 35 en een tegengesteld schuin 'gelegen bovenrand 36 uit, gezien evenwijdig aan de verspreid-plaat 13 en loodrecht op de draaiingsas 14. Het punt waar de binnenrand 35 en de bovenrand 36 elkaar snijden vormt het 35 hoogste punt van een werpschoep. Op deze plaats hebben de werpschoepen een hoogte 37, die meer dan tweemaal zo groot is als de hoogte 38 aan de het verst van de draaiingsas 14 gelegen uiteinden van de verspreidschoepen. Binnen dé ver- 870 f 870 6 8 spreidschoepen 32 is op de verspreidplaat 31 een verstevi-gingsplaat 39 aangebracht. Deze verstevigingsplaat 39 is evenals de verspreidplaat 31 rond, in bovenaanzicht gezien, en ligt met de omtrek nabij de het dichtst bij de draaiingsas 5 14 gelegen einden van de verspreidschoepen. Het verspreid- orgaan 32 is door middel van bouten 41 vast gekoppeld met een vast aan de draagas 15 bevestigde koppelplaat 40.
Het ondereinde van het reservoir omvat een uit-stroomorgaan 45. Het uitstroomorgaan 45 is schotelvormig met 10 een bodem 46 en een schuin omhoog lopende, naar boven toe divergerende wand 47. De wand 47 is gevormd volgens een conisch vlak. De bodem 46 is rond en strekt zich in dit uitvoeringsvoorbeeld loodrecht op de draaiingsas 14 uit. Nabij de bovenrand van de wand 47 zijn vier sleufgaten 48 15 aangebracht. Bouten 49 zijn door de sleufgaten gestoken en door middel van deze bouten 49 is het uitstroomorgaan 45 met het overige deel van de voorraadbak 8 gekoppeld. Het uitstroomorgaan 45 is hierbij verdraaibaar ten opzichte van de onderzijde van het overige deel van de voorraadbak 8 om de 20 draaiingsas 14. De verdraaiingsmogelijkheid om de draaiingsas 14 wordt bepaald door de lengte van de sleufgaten 48. In dit uitvoeringsvoorbeeld is het uitstroomorgaan 45 over ongeveer 30° om de draaiingsas 14 verdraaibaar. Nabij de bovenrand van de wand 47 bezit het uitstroomorgaan 45 een verstelarm 50, 25 waarin drie gaten 51, 52 en 53 zijn aangebracht. In het gat 52 is de arm 50 scharnierend gekoppeld met een verstelorgaan 55, dat in dit uitvoeringsvoorbeeld een hydraulisch verstelorgaan is. Het verstelorgaan 55 is verder scharnierend verbonden met een op niet nader weergegeven wijze vast aan het 30 gestel bevestigde steun 54.
Tegen de onderzijde van de bodem 46 is een draag-- ring 56 bevestigd door middel van bouten 57 (figuur 3). Het boveneinde 58 van de as 15 is door de draagring 56 en de bodem 46 gestoken en reikt tot in de onderzijde van de voor-35 raadbak 8. Aan het in de voorraadbak 8 stekende boveneinde 58 is een afvoerschijf 59 bevestigd. Deze afvoerschijf is conisch gevormd waarbij zij, vanaf de om het boveneinde 58 aangebrachte naaf 60, schuin naar beneden is gericht. De 8701870 9--.
diameter van de schijf 59 is bijna net zo groot als de diameter van de bodem 46. Hierbij ligt de omtrek van de afvoer-schijf 59 op slechts geringe afstand boven de bodem 46. De schijf 59 is zodanig gevormd dat zij over een hoek van onge-5 veer 10° vanaf de naaf 60 schuin naar beneden toe helt ten opzichte van een vlak loodrecht op de draaiingsas 14. Deze hoek is bij voorkeur niet groter dan 20° en niet kleiner dan 5°.
Tussen de bodem 46 van het uitstroomorgaan 45 en 10 een uitkragende rand aan de onderzijde van de draagring 56 is een sponning 61 gevormd. In deze sponning zijn meerdere organen draaibaar om de draaiingsas 4 gelegerd. Deze organen rusten hierbij op de uitkragende rand aan de onderzijde van de draagring 56 en zijn draaibaar om het centrale gedeelte 15 van deze draagring waardoor de bouten 57 zich uitstrekken. Tegen de, vanuit het binnenste van de voorraadbak 8 gerekend, buitenzijde van het uitstroomorgaan 45 is een instelorgaan 64 aangebracht. Het instelorgaan 64 omvat een bodemgedeelte 65 dat draaibaar in de sponning 61 is gelegen en een wanddeel 66 20 dat overeenkomstig het wanddeel 47 is gevormd. De bodem 65 en het wanddeel 66 strekken zich echter slechts over een hoek van ongeveer 145° om de draaiingsas 14 uit. Hierbij vormt, in vergelijking met het schotelvormig uitstroomorgaan 45, het instelorgaan 64 een gedeelte van een schotelvormig orgaan. 25 Tegen de onderzijde van het instelorgaan 64 is een doseer-orgaan 67 aangebracht. Het doseerorgaan 67 is op practisch dezelfde wijze gevormd als het instelorgaan 64 en omvat een bodemgedeelte 68 met een wandgedeelte 69. Het bodemgedeelte 68 is draaibaar in de sponning 61 onder de bodem 65 aange-30 bracht. Tegen de van de voorraadbak 8 afgekeerde buitenzijde van het doseerorgaan 67 is een regelorgaan 70 aangebracht.
• Het regelorgaan 70 omvat een bodem 71 en éen wand 72. Op overeenkomstige wijze als de organen 64 en 67 vormt het regelorgaan 70 een orgaan dat overeenkomt met een gedeelte 35 van een schotelvormig orgaan, zoals het uitstroomorgaan 45. Het regelorgaan 70 strekt zich met de bovenzijde van het wandgedeelte 72 over ongeveer 180° om de draaiingsas 14 uit. De organen 45, 64, 67 en 70 zijn ten opzichte van elkaar ver- 8701870 ίο draaibaar om de draaiingsas 14 en ook gezamenlijk verdraaibaar om de draaiingsas 14.
Het uitstroomorgaan 45 is voorzien van drie uit-stroomopeningen 76, 77 en 78. Deze openingen zijn in de wand 5 47 aangebracht. De onderranden van de openingen 76, 77 en 78 liggen nabij de bodem 46. De openingen 76 tot 78 strekken zich over een hoek 79 om de draaiingsas 14 uit. De hoek 79 is in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 120°. De drie openingen 76 - 78 strekken zich ieder over een hoek 80 om de draai-10 ingsas 14 uit. Deze hoek 80 is in dit uitvoeringsvoorbeeld voor elke opening gelijk en is ongeveer 20°. De openingen 76 - 78 liggen verdraaid op gelijke afstanden ten opzichte van de naast gelegen uitstroomopeningen over een hoek 83 van ongeveer 30°. De beide buitenste openingen 77 en 78 van de 15 drie openingen zijn aan elkaar gelijk en strekken zich, in bovenaanzicht gezien, in radiale richting over een hoogte 81 uit. De middelste opening 76 van de drie openingen 76-78 strekt zich, in bovenaanzicht gezien, over een radiale afstand 82 uit die groter is dan de afstand 81. De hoogte 82 20 van de opening 76 is in dit uitvoeringsvoorbeeld iets meer dan 1½ maal de hoogte 81 van de afvoeropeningen 78 en 77. De openingen 76 - 78 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld zodanig gevormd dat twee overstaande zijden zich, in bovenaanzicht gezien, radiaal ten opzichte van de draaiingsas 14 uit-25 strekken, terwijl de andere twee overstaande zijden centrisch om de draaiingsas 14 zijn gebogen. De vorm van de openingen kan desgewenst ook anders gekozen worden.
Het instelorgaan 64 heeft zes instelopeningen 86 -91. De zes instelopeningen 86 - 91 strekken zich over een 30 hoek 92 van ongeveer 150° om de draaiingsas 14 uit. Elk van de instelopeningen 86 tot 91 strekt zich om de draaiingsas 14 •over een hoek 93 van ongeveer 20° uit. Hierbij strekt elk van de openingen 86 - 91 zich over een hoek 93 uit die gelijk is aan de hoek 80 waarover elk van de openingen 76 - 78 zich 35 uitstrekt om de draaiingsas 14. De opening 86 heeft, in bovenaanzicht gezien en radiaal gemeten, een hoogte 94. De hoogte 94 van de opening 86 is gelijk aan de hoogte 82 van de opening 7 6. De openingen 87 en 88 strekken zich over gelijke 8701870 f 11 hoogten 95 uit, gezien in bovenaanzicht en evenwijdig aan de draaiingsas 14. De hoogte 95 is ongeveer gelijk aan één derde van de hoogte 94. De openingen 87 en 88 liggen aan weerszijden van de opening 86 en deze drie openingen 86 - 88 5 liggen op dezelfde wijze om de as 14 gegroepeerd als de openingen 76 - 78. De openingen 89 en 90 hebben gelijke hoogten 96 terwijl de opening 91 een hoogte 97 heeft die iets groter is dan de hoogte 95 van de openingen 87 en 88 en iets kleiner dan de hoogte 96 van de openingen 89 en 90. De hoogte 10 96 is gelijk aan de hoogte 81 van de openingen 77 en 78 waarbij de hoogte 94 ongeveer gelijk is aan 1½ maal de hoogte 96. De opening 91 is samen met de openingen 89 en 90 op dezelfde wijze om de draaiingsas 14 gegroepeerd als de openingen 76 - 78. De opening 89 ligt tussen de openingen 86 15 en 87 terwijl de opening 91 tussen de openingen 86 en 88 is gelegen. De opening 90 ligt aan die zijde van de opening 88 die is af gekeerd van de zijde waar de opening 91 is gelegen ten opzichte van de opening 88. De wand 66 strekt zich om de draaingsas 14 slechts over een weinig geringere afstand uit 20 als de grootte van de hoek 92, zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 4. Het instelorgaan 64 heeft aan de bovenzijde van de wand 66 een verstelarm 98 in het uiteinde waarvan een gat 99 is aangebracht. De uitstroomopeningen 7 6 - 78 en de instelopeningen 86 - 90 hebben aan de ten opzichte van de 25 draairichting 33 voorgelegen randen uitstekende puntvormige delen 100.
Het doseerorgaan 67 heeft in zijn wandgedeelte 69 drie doseeropeningen 101, .102 en 103. Deze doseëropeningen 101 - 103 zijn op dezelfde'wijze om de draaingsas 14 gegroe- 30 peerd als de openingen 76 - 78 in het uitstroomorgaan 45.
Hierbij strekt elk van de openingen 101 - 103 zich over een 'hoek om de draaiingsas 14 uit gelijk aan de hoek 80. De openingen 101 - 103 liggen op afstanden van elkaar verdraaid om de draaiingsas 14 gelijk aan de hoek 83 tussen de 35 openingen 76 - 78. Het doseerorgaan 67 is aan de bovenzijde van de wand 69 voorzien van een verstelarm 104 waarin twee gaten 105 en 106 zijn aangébracht.
Het regelorgaan 70 is van drie regelopeningen 109, 8701870 12 110 en 111 voorzien. Deze openingen 109 - 111 liggen op dezelfde wijze om de draaiingsas 14 gegroepeerd als de openingen 76 - 78 in het uitstroomorgaan 45. Hierbij strekken de openingen 109 - 111 zich over een hoek 79 van ongeveer 5 120° om de draaiingsas 14 uit. De regelopening 109 strekt zich om de draaiingsas 14 om een hoek 112 uit die groter is dan de hoek 80. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de hoek 112 ongeveer 25° . Deze hoek 112 is dus 5° groter dan de hoek 80 waarover de afvoeropening 76 zich om de draaiingsas 14 uit-10 strekt. De openingen 110 en 111 strekken zich over hoeken om de draaiingsas 14 uit die gelijk zijn aan de hoek 80 en daarom met dit verwijzingscijfer zijn aangegeven. De hoeken tussen de openingen 109 en 110 resp. 109 en 114 zijn aan elkaar gelijk. Hierbij is de opening 109 over hoeken 113 van 15 ongeveer 27,5° om de draaiingsas 14 ten opzichte van de openingen 110 en 111 verdraaid gelegen. De grootte van de hoek 112 en daarmede van de hoeken 113 kan ook anders gekozen worden bij gelijke hoek 79. Het regelorgaan 70 is nabij een eindrand aan de bovenzijde van de wand 72 voorzien van een 20 verstelarm 114. Bij het uiteinde van de arm 114 is deze voorzien van een gat 115. De organen 64 en 67 zijn qua grootte praktisch gelijk aan elkaar. Het regelorgaan 70 strekt zich over een iets grotere hoek uit om de draaiingsas 14 als de organen 64 en 67, een en ander zoals in het bij-25 zonder blijkt uit figuur 4.
De organen 45, 64, 67 en 70 zijn onderling gekoppeld door verstelorganen, zoals in het bijzonder in figuur 2 is weergegeven. De verstelarm 50 van het uitstroomorgaan 45 is door middel van een vers telorgaan 118 gekoppeld met de 30 verstelarm 98 van het instelorgaan 64. Het verstelorgaan 118 wordt in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een Bowden 'kabelconstructie, waarbij het einde van het verstelorgaan nabij het flexibele deel 119 van deze Bowden kabelconstructie via het gat 53 scharnierend met de verstelarm 50 van het 35 uitstroomorgaan 45 is verbonden. De verstelarm 50 van het uitstroomorgaan 45 is door middel van.een verstelorgaan 120 gekoppeld met de verstelarm 104 van het doseerorgaan 67. Het verstelorgaan 120 is in dit uitvoeringsvoorbeeld een hydrau- 8701870 13 lisch verstelorgaan met dubbelwerkende cilinder. Het ver-stelorgaan 120 is hierbij scharnierend gekoppeld met de ver-stelarm 50 in het gat 51. Het andere einde van het verstelorgaan 120 is scharnierend gekoppeld met de verstelarm 104 in 5 het gat 105 daarvan. Het doseerorgaan 67 is door middel van een verstelorgaan 121 gekoppeld met het regelorgaan 70. Het verstelorgaan 121 is hierbij aangebracht tussen de arm 104 van het doseerorgaan 67 en de verstelarm 114 van het regelorgaan 70. Het verstelorgaan 121 is in dit uitvoeringsvoor-1Q beeld een hydraulisch orgaan met dubbelwerkende cilinder. Het verstelorgaan 121 is scharnierend gekoppeld met de verstelarm 104 in het gat 106. Met de verstelarm 114 is het verstelorgaan 121 scharnierend gekoppeld via het gat 115 in de verstelarm 114.
15 Aan de voorraadbak 8 is een beugel 125 door middel van één of meerdere steunen 124 bevestigd. De beugel 125 ligt centrisch om de draaiingsas 14. De beugel strekt zich hierbij over een hoek 126 van meer dan 180° om de draaiingsas 14 uit. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de hoek 126 gelijk aan onge-20 veer 170° (figuur 5). Aan de beugel 125 zijn vijf meetorganen in de vorm van sensoren 127 - 131 aangebracht. De sensoren 127 en 131 liggen hierbij nabij het einde van de beugel 125. De sensor 129 ligt in het midden van de beugel terwijl de beide andere sensoren 128 en 129 ongeveer midden tussen de 25 sensor 129 en resp. de sensoren 127 en 131 zijn gelegen. De sensoren 127 - 131 zijn via een bekabeling 132 gekoppeld met een afleesinrichting 133. De beugel 125 ligt op een zodanige afstand van de draaiingsas. 14 dat, gezien in bovenaanzicht, respectievelijk evenwijdig" aan de draaiingsas 14, de beugel 30 juist buiten de omtrek van het verspreidorgaan 13 is gelegen. De sensoren 127 - 131 kunnen van elke gewenste soort zijn om • de passage van uitgestrooid materiaal te kunnen meten. De passage van materiaal kan bijvoorbeeld gemeten worden door elementen van de sensoren die op geluidsgolven of licht-35 golven reageren. De elementen kunnen bijvoorbeeld ook elementen zijn die door aanraking door uitgestrooid materiaal metingen verrichten. De aangeraakte elementen kunnen via geluid of schakelingen hun meetresultaat doorgeven aan ver- 8701870 14 dere delen van de sensoren. In dit uitvoeringsvoorbeeld hebben de sensoren 127 - 131 hebben zich vanaf de beugel 125 naar beneden toe uitstrekkende elementen. Deze elementen strekken zich althans zodanig uit dat zij reiken tot onder 5 het vlak waarin het materiaal door het verspreidorgaan 13 tijdens bedrijf wordt uitgestrooid. Hierom zullen de sensoren bij voorkeur reiken tot onder een vlak dat de bovenzijde van de verspreidplaat 31 van het verspreidorgaan 13 omvat.
Het verspreidorgaan 13 is nabij de omtrek voorzien 10 van een indicatie-orgaan 136 dat samenwerkt met een vast ten opzichte van het gestel van de inrichting gelegen sensor 135. De sensor 135 is via een kabel 137 met de afleesinrichting 133 gekoppeld.
De weegdozen 10 zijn via een bekabeling 138 15 eveneens met de afleesinrichting 133 gekoppeld. De aflees-inrichting 133 is door middel van een leidingsysteem 139 gekoppeld met de hydraulische verstelorganen 55, 120 en 121. Het bedieningsorgaan 159 van de Bowden kabe Icons truc tie 119 van het verstelorgaan 118 is eveneens gekoppeld met de 20 afleesinrichting 133. Het leidingsysteem 139 omvat verder een leiding die met het verstelorgaan 29 van het verstelmechanisme 26 is gekoppeld. De aansluitingen van de leidingen 139 met de hydraulische dubbelwerkende verstelorganen is niet nader weergegeven.
25 De voorraadbak 8 heeft aan de bovenzijde een steun 143 waaraan door middel van een horizontale, zich dwars op de rijrichting 7 uitstrekkendè scharnieras 142 een wijzer 141 is aangebracht. De wijzer 141,. die vrij hangend is om het scharnier 142, reikt met zijn onderzijde tot nabij een stripvormig 30 orgaan 144, dat van een schaalverdeling 145 is voorzien.
Het verspreidorgaan 13 heeft in dit uitvoe-"ringsvoorbeeld een diameter 146 van ongeveer 100 cm. Bij voorkeur is de diameter 146 niet kleiner dan 70 cm en niet groter dan 150 cm.
35 Voor het gebruik van de machine wordt deze ten opzichte van het te bestrooien oppervlak voortbewogen, terwijl het verspreidorgaan in rotatie wordt gebracht om de draaiingsas 14. De machine volgens de uitvinding is in het 8701870 15 , bijzonder bedoeld voor het uitstrooien van korrel- en/of poedervormig materiaal, zoals kunstmest, over het land. Het te verspreiden materiaal wordt vanuit de voorraadbak 8 aan het verspreidorgaan 13 toegevoerd en over een brede strook 5 verspreid tijdens het voortbewegen van de machine in de richting 7 over het te bestrooien oppervlak. Voor het gebruik wordt de machine met behulp van de koppelingsorganen 2 aan de hefinrichting 3 van een trekker 4 of dergelijk voertuig gekoppeld. Hierbij wordt door middel van een tussenas 147 de 10 aandrijfas 19 via zijn vooreinde 20 met de aftakas 148 van de trekker gekoppeld. De voorraadbak 8 wordt met het te verspreiden materiaal gevuld. De organen 45, 64, 67 en 70 die te zamen een afvoermechanisme 73 vormen worden zodanig ingesteld, dat materiaal vanuit de voorraadbak 8 door meerdere 15 openingen van elk van de organen kan uitstromen en aan het verspreidorgaan kan toevloeien. Tijdens voortbewegen in de richting 7 wordt het verspreidorgaan 13 in rotatie gebracht om de draaiingsas 14 in de richting volgens de pijl 33. Hierbij wordt het materiaal door het verspreidorgaan over een 20 sectorvormige waaier om de draaiingsas verspreid. Deze sectorvormige strooiwaaier ligt tijdens normaal bedrijf gewoonlijk naar achteren gericht ten opzichte van de voortbe-wegingsrichting 7. Tijdens normaal bedrijf ligt de strooiwaaier zodanig dat het materiaal naar weerszijden van de 25 inrichting wordt uitgestrooid, een en ander zodanig dat het materiaal naar beide zijden van een middenvlak 149, dat de draaiingsas 14 bevat en evenwijdig is gelegen aan de rijrichting 7, even ver wordt uitgestrooid. De grootte van de strooiwaaier om de draaiingsas 14 wordt afhankelijk van de 30 soort materiaal in hoofdzaak bepaald door de wijze van toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan, de vorm van • het verspreidorgaan en de rotatiesnelheid daarvan. De machine volgens de uitvinding is zodanig uitgevoerd dat de strooi-sector waarover het materiaal wordt uitgestrooid een strooi-35 waaier 150 geeft, waarvan de begrenzingslijnen 151 en 152 althans nagenoeg loodrecht op het .middenvlak 149 zijn gelegen, een en ander zoals in figuur 5 is weergegeven. Het materiaal zal hierbij de omtrek van het verspreidorgaan ver- 8701870 16 laten over een hoek 153 van ongeveer 180° om de draaiingsas 14. Het materiaal zal hierbij de omtrek van het verspreid-orgaan over de hoek 153 verlaten binnen de strooipunten 154 en 155. In deze punten 154 en 155 sluiten de begrenzingslij-5 nen 151 en 152 van de strooiwaaier 150 aan. De begrenzings-lijnen 151 en 152 vormen hierbij een begin- en einduitstrooi-lijn waarlangs het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid in de verschillende richtingen binnen de sector 153.
10 De afstand waarover het materiaal door het ver spreidorgaan wordt uitgestrooid hangt, afgezien van de soort materiaal, in hoofdzaak af van de draaisnelheid van het verspreidorgaan. Om de afstand waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid en daarmede de breedte 15 waarover het materiaal wordt uitgestrooid, te kunnen regelen, is de rotatiesnelheid van het verspreidorgaan te regelen. Hiervoor wordt het verspreidorgaan via het frictiewiel 22 aangedreven, dat tegen de onderzijde van het verspreidorgaan 13 drukt. Om slip te voorkomen en een goede aan ligging van 20 het frictiewiel tegen de onderzijde van het verspreidorgaan te verkrijgen is het verspreidorgaan onder invloed van de schotelveren 17 enigszins verend ten opzichte van het leger 16. De schotelveren 17 zijn hierbij zodanig dat zij de onderzijde van het verspreidorgaan met een zekere spanning tegen 25 de omtrek van het frictiewiel 22 zullen houden. Het frictiewiel 22 kan over de aandrijfas 19, in de richting van de draaiingsas 14 respectievelijk daar vanaf, verschoven worden door middel van het vers telmechanisme 26. Door het frictiewiel dichter nabij de draaiingsas aan te brengen kan de 30 draaisnelheid van het verspreidorgaan verhoogd worden. Omgekeerd kan de draaisnelheid van het verspreidorgaan verminderd 'worden. Bij een aandrijfsnelheid van de aftakas van de trekker en daarmede van de aandrijfas 19 van ongeveer 540 toeren per minuut, kan in dit uitvoeringsvoorbeeld de draai-35 snelheid van het verspreidorgaan 13 geregeld worden binnen de grenzen van ongeveer 300 - 600 omwente-lingen per minuut. Het materiaal kan hierbij over een effectieve strooibreedte tot 36 meter worden uitgestrooid. Het verspreidorgaan is in dit 6701870 17 uitvoeringsvoorbeeld zodanig uitgevoerd, dat het materiaal over een werkelijke breedte van ongeveer 48 meter, dat is aan weerszijden van het middenvlak 149 24 meter, uitgestrooid kan worden. De verplaatsing van het frictiewiel 22 over de aan-5 drijfas 19 kan op gunstige wijze geschieden door het ver-stelorgaan 29 via de een parallellogramconstructie vormende verstelarmen 27. Aldus is de strooibreedte binnen de maximale strooibreedte van ongeveer 48 meter te regelen. Bij voorkeur zal met een minimaal in te stellen toerental de strooibreedte 10 teruggebracht kunnen worden tot ongeveer 10 meter.
Het materiaal wordt bij voorkeur zodanig uitgestrooid, dat in het midden van de strooibreedte meer materiaal per oppervlakte-eenheid wordt verspreid dan naar de uiteinden van de strooibreedte toe. De verdeling van het 15 materiaal over de strooibreedte is te beïnvloeden door de wijze van toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan. Om de verdeling van het materiaal over de strooibreedte te kunnen regelen, is het instelorgaan 64 voorzien van de verschillende openingen 86 - 90 aangebracht.
20 Een verspreiding over de grote strooiwaaier 150, die zodanig is gelegen dat het materiaal aan weerszijden van het vlak 149 even ver wordt uitgestrooid zoals in figuren 5 -9 is weergegeven, wordt verkregen als de uitstrooiopeningen althans in hoofdzaak zijn gelegen voor het vlak 157 dat de 25 draaiingsas 14 bevat en zich dwars op de normale rijrichting 7 uitstrekt. Verder liggen de uitstrooiopeningen hierbij op gunstige wijze aan die zijde van het middenvlak 149 waar het deel van het verspreidorgaan is gelegen, dat met de draairichting 33 in hoofdzaak naar voren toe beweegt ten opzichte 30 van de normale rijrichting 7. Hierbij liggen in dit uitvoe-ringsvoorbeeld de uitstroomopeningen 77 en 78 van het uit-• stroomorgaan 45 zodanig dat de vlakken 149 respectievelijk 157 zich althans nagenoeg door deze openingen uitstrekken. Met de draairichting 33 ligt hierbij de uitstroomopening 76 35 voor het vlak 157 en, gezien in de rijrichting 7, links van het vlak 149.
Indien de draairichting van het verspreidorgaan tegengesteld aan de draairichting 33 zou zijn gekozen en mede 8701870 18 daarvoor de kromming en ligging van de verspreidschoepen zouden zijn aangepast, dan zou de ligging van de afvoer-openingen 76 - 78 over ongeveer 90° in de richting 33 verdraaid zijn gelegen. Gezien in figuur 4, zou de opening 77 5 dan nabij het vlak 157 zijn gelegen en de opening 78 nabij het vlak 149, zodanig dat de opening 78 aan de voorzijde en de opening 77 naar rechts toe ten opzichte van de rijrichting zou zijn gelegen.
Voor verspreiding over de grote strooiwaaier 150 10 binnen de loodrecht op het middenvlak 149 gelegen begren-zingslijnen 151 en 152 zijn de uitstroomopeningen 76 - 78 over ongeveer of meer dan 90° om de draaiingsas 14 verspreid aangebracht. De uitstrooiopeningen zijn hierbij excentrisch ten opzichte van de draaiingsas 14 gelegen. In dit uitvoe-15 ringsvoorbeeld is de hoek 79 120°. Om een verdeling van het materiaal over de strooibreedte 156 zodanig te verkrijgen dat in het midden meer materiaal uitgestrooid wordt dan nabij de uiteinden van deze strooibreedte, wordt in het bijzonder bij een horizontale stand van het verspreidorgaan 13, respectie-20 velijk een stand van het verspreidorgaan evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak, in het midden van de toevoerplaats van het materiaal aan een verspreidorgaan meer materiaal per tijdseenheid toegevoerd dan nabij de uiteinden van deze toevoerplaats. De toevoerplaats van het materiaal aan het ver-25 spreidorgaan wordt bepaald door de hoek 79 waarover de toevoer aan het verspreidorgaan plaats vindt. In dit uitvoe-ringsvoorbeeld met de ligging van de openingen 76 - 78 boven het verspreidorgaan valt de toevoerplaats ongeveer samen met de hoek 79. Dit in het bijzonder omdat de uitstroomopeningen 30 76 - 78 betrekkelijk dicht op het verspreidorgaan aan sluiten. Om de genoemde verdeling om het verspreidorgaan te -kunnen verkrijgen, is de hoogte 82 van de opening 76 aanzienlijk groter dan de hoogte 81 van de uitstroomopeningen 77 en 78. Om de genoemde verdeling van het materiaal over de 35 strooibreedte, bij een stand van het verspreidorgaan evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak, waarbij het materiaal over ongeveer een halfcirkelvormige waaier, zoals in figuur 7 is weergegeven, wordt uitgestrooid, te kunnen ver 8701870 9 19 krijgen, worden de instelopeningen 86, 87 en 88 in samenwerking geplaatst met de respectieve uitstroomopeningen 76 -78. Doordat de openingen 87 en 88 een hoogte 95 hebben die kleiner is dan de hoogte 81 wordt de doorlaatgrootte van de 5 openingen 77 en 78 gedeeltelijk geblokkeerd door de wand 66.
De hoogte 94 van de opening 86 is gelijk aan de opening 82.
De verdeling van de toevoer van het materiaal aan het ver-spreidorgaan wordt dan ook in hoofdzaak bepaald door de oppervlakten van de respectieve openingen 86 - 88.
10 De doorlaatgrootte van de openingen 86 - 8 8 kan verder geregeld worden om de hoeveelheid materiaal, die per tijdseenheid vanuit de voorraadbak 8 aan het verspreidorgaan 13 wordt toegevoerd, te kunnen regelen. Hiervoor dient het doseerorgaan 67, dat zodanig is aangebracht dat de openingen 15 101 - 103 in meer of mindere mate in samenwerking gebracht kunnen worden met de openingen 76 - 78 en respectievelijk de daarmede samenwerkende instelopeningen 86 - 88. Door verdraaiing van het doseerorgaan 67 ten opzichte van het uit-stroomorgaan 45 en het instelorgaan 64 kunnen de openingen 20 101 - 103 meer of minder samenvallen met de openingen 86 - 88, zodat op deze wijze de werkelijke doorlaatgrootte van de openingen waardoor materiaal aan het verspreidorgaan kan worden toegevoerd, geregeld kan worden. Aldus is de hoeveelheid. materiaal die per tijdseenheid vanuit de voorraadbak 8 25 aan het verspreidorgaan kan toestromen regelbaar.
Het regelorgaan 70 wordt gewoonlijk zodanig ingesteld ten opzichte van dé organen 45, 64 en 67 dat de openingen 109 - 111 geheel onder de openingen 76 - 78 en de daarmede samenwerkende openingen van de organen 64 en 67, 30 zijn gelegen. De verdeling van het materiaal over de toevoer-plaats op het verspreidorgaan kan door het regelorgaan 70 • enigszins nader worden ingesteld, daar de breedte 80 van de openingen 110 en 111 gelijk is aan de breedte van de openingen 77 en 78 in het uitstroomorgaan 45 en de daarmede 35 samenwerkende openingen van de organen 65 en 67 en daar de breedte 112 van de opening 109 groter is dan de opening 76 en de daarmede samenwerkende openingen van de organen 65 en 67.
Door verdraaiing van het regelorgaan 70 kunnen de regel- 8701870 * 20 openingen 110 en 111 gedeeltelijk naast de uitstroomopeningen 77 en 78 komen te liggen zodat deze gedeeltelijk gesloten worden zonder dat de bredere regelopening 112 de uitstroom-opening 76 gedeeltelijk afsluit. Aldus is aan de uiteinden 5 van de toevoerplaats van het materiaal aan het verspreid-orgaan minder materiaal per tijdseenheid toe te voeren dan in het midden van deze toevoerplaats. Aldus wordt ook in het midden van de strooibreedte meer materiaal per tijdseenheid uitgestrooid dan naar de begrenzingsranden 151 en 152 toe.
10 Verstelling van de verschillende organen van de machine kan met behulp van de betreffende verstelorganen geschieden vanaf de nabij de bestuurderszitplaats van de trekker, of ander voertuig waaraan de machine is gekoppeld, geplaatste bedieningsorganen.
15 De machine volgens de uitvinding is ook toe te passen wanneer deze als zelfrijdend voertuig wordt uitgevoerd.
In het uitvoeringsvoorbeeld waarbij de machine aan een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, zijn de 20 verschillende organen bedienbaar door middel van aan het afleesorgaan aangebrachte bedieningsorganen. Het afleesorgaan 133 en daarmede de bedieningsorganen zijn door middel van flexibele verbindingen met de betreffende verstelorganen gekoppeld. Het afleesorgaan met de bedieningsorganen behoren 25 aldus bij de machine volgens de uitvinding, doch kunnen op meer of minder grote afstand van het gestel daarvan aangebracht worden, bijvoorbeeld in de cabine van een trekker waaraan de machine is gekoppeld.
Verstelling van het verstelorgaan 29 voor het 30 regelen van de draaisnelheid van het verspreidorgaan is mogelijk via het bedieningsorgaan 169, dat aan de aflees-- inrichting 133 is aangebracht.
Verstelling van het regelorgaan 70 ten opzichte van de organen 45, 64 en 67 is mogelijk via het verstelorgaan 35 121. Dit verstelorgaan 121 is door middel van leidingen gekoppeld met het bedieningsorgaan, 159 aan de aflees-inrichting 133. Verstelling is hierbij mogelijk doordat het verstelorgaan met de arm 104 aan het doseerorgaan 67 is 8701870 21 verbonden, die in een bepaalde positie wordt gehouden ten opzichte van de arm 150 van het uitstroomorgaan 45.
Het doseerorgaan 67 is voor de hoeveelheidsregeling ten opzichte van het uitstroomorgaan 45 te verstellen 5 door middel van het verstelorgaan 120. Dit verstelorgaan 120 is gekoppeld met het bedieningsorgaan 161 aan het aflees-orgaan 133. Het bedieningsorgaan 161 is hierbij door middel van flexibele leidingen met de cilinder van het dubbelwerken-de hydraulisch verstelorgaan 120 gekoppeld. Het doseerorgaan 10 67 is door middel van het verstelorgaan 121 gekoppeld met het regelorgaan 70. Door verstelling van het doseerorgaan 67 wordt het regelorgaan tegelijkertijd op dezelfde wijze versteld, zodat de hoeveelheidsregeling ten opzichte van de uitstroomopeningen 76 - 78 in het uitstroomorgaan 45 en de 15 daarmede samenwerkende instelopeningen 86 - 91 van het instelorgaan 65 kan geschieden met een gelijktijdige verstelling van het doseerorgaan 67. Voor de hoeveelheidsregeling blijft aldus het regelorgaan in een vaste positie ten opzichte van het doseerorgaan. Voor een regeling van de verde-20 ling over de werkbreedte via het orgaan 70, wordt het regelorgaan 70 in wezen versteld ten opzichte van het doseerorgaan 67. De verdeling van het materiaal over de strooiwaaier 150 en daarmede over de strooibreedte 156 waarover het materiaal wordt verspreid, is tijdens bedrijf meetbaar door de sensoren 25 128, 129 en 130, bij een ligging van de strooiwaaier 150 zoals in figuur 5 is weergegeven, waarbij de begrenzings-strooilijnen 151 en 152 loodrecht op het vlak 149 zijn gelegen. Hierbij liggen de sensoren 127 en 131 buiten de strooiwaaier 150. De sensoren 128 - 130 zullen bij het uitstrooien 30 van het materiaal geraakt worden door materiaalkorrels die door het verspreidorgaan worden uitgestrooid. De sensoren * zijn zodanig dat het aantal korrels dat deze sensoren raakt een indicatie geeft over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid ter plaatse van de sensoren door het verspreid-35 orgaan wordt uitgestrooid. Deze indicatie kan via de bekabeling 132 aan de afleesinrichting 133 worden doorgegeven. De hoeveelheid materiaal die de verschillende sensoren 128 - 130 per tijdseenheid raken geeft een indicatie over de verdeling 8701870 22 van het materiaal over de strooiwaaier 150 weer. De indicatie van deze verdeling kan, bijvoorbeeld door electrische impulsen, via de bekabeling 132 doorgegeven worden aan de aflees-inrichting 133. De afleesinrichting 133 heeft bijvoorbeeld 5 een electronische reken- en schakeleenheid die deze gegevens verwerkt en in het venster 162 de verdeling over de strooiwaaier zichtbaar weergeeft, bijvoorbeeld door de getrapte grafische voorstelling die in het strooivenster 162 in figuur 5 is weergegeven. Indien de verdeling over de strooiwaaier, 10 respectievelijk over de strooibreedte, niet de gewenste is, dan kan via het regelorgaan 70 deze verdeling bijgesteld worden. Hiervoor is via het bedieningsorgaan 159 het regelorgaan 70 via het bedieningsorgaan 121 te verstellen ten opzichte van het doseerorgaan 67 en daarmede ten opzichte van 15 het uitstroomorgaan 45 en het instelorgaan 64. De opstelling en/of uitvoering van de regelopeningen 109 - 111 kan desgewenst ook anders gekozen worden om de verdeling over de strooiwaaier op andere wijze te kunnen beïnvloeden dan in dit uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven.
20 De strooibreedte kan tijdens bedrijf gecontroleerd worden doordat de rotatiesnelheid van het verspreidorgaan, die de strooibreedte bepaalt,, tijdens bedrijf gemeten wordt door de sensor 135 vanaf het indicatieorgaan 136. De indicatie van deze sensor kan aan de af leesinrichting en via de 25 schakeleenheid daarvan zichtbaar in een venster 163 worden weergegeven. De indicatie van de strooibreedte kan vooraf voor verschillende soorten materiaal geijkt worden ten aanzien van de verschillende .te kiezen rotatiesnelheden van het verspreidorgaan. De grootte' van de strooikorrels kan bijvoor-30 beeld een invloed hebben op de afstand waarover zij uitgestrooid worden door het verspreidorgaan bij een bepaald 'toerental daarvan. Deze ijking kan bijvoorbeeld vooraf ingetoetst worden door niet nader weergegeven toetsen aan het afleesorgaan 133. Met deze ingetoetste waarden en de gege-35 vens van de sensor 135 kan via het electronische rekenmechanisme van het afleesorgaan 133 de strooibreedte in het venster 163 zichtbaar weergegeven worden.
De weegdozen 10 geven het gewicht van de voorraad- 8701870 23 bak aan. Deze weegdozen kunnen per tijdseenheid aangeven hoeveel materiaal per tijdseenheid uit de voorraadbak 8 wordt afgevoerd. Dit geeft een indicatie over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid aan het verspreidorgaan 13 wordt 5 toegevoerd. De indicatie van de weegdozen 10, de breedte waarover het materiaal wordt uitgestrooid en de rijsnelheid van het verspreidorgaan geven te zamen een indicatie over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid over een bepaalde oppervlakte-eenheid wordt verspreid. De verwerking van de 10 verschillende gegevens van de weegdozen 10, de sensoren 135 betreffende de strooibreedte en de rijsnelheid kunnen aan het rekenmechanisme van de afleesinrichting 133 worden doorgegeven en door dit mechanisme worden verwerkt zodanig dat in het venster Ï65 een indicatie zichtbaar weergegeven kan wor-15 den over bijvoorbeeld het aantal kilogrammen dat per hectare wordt uitgestrooid. Voor het verkrijgen van een indicatie over de rijsnelheid is de afleesinrichting via een kabel 167 gekoppeld met een snelheidsmetende sensor 165 nabij het wiel 166 van de trekker 4.
20 De sensoren 128 - 130 kunnen zodanig zijn, dat het aantal korrels, die per tijdseenheid tegen de sensoren aankomen ook een indicatie geven over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid via deze sensoren wordt uitgestrooid. De indicatie van deze sensoren kan dan via het 25 rekenmechanisme in de afleesinrichting 133 vergeleken worden met de indicatie van de weegdozen 10. Aldus wordt een tweevoudige meting verkregen voor de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid en per oppervlakte-eenheid wordt uitgestrooid. De afleesinrichting kan bijvoorbeeld zodanig inge-30 steld zijn dat, wanneer de gegevens via de weegdozen 10 en de sensoren 128 - 130 niet met elkaar corresponderen, de aanwij-• zingen in het venster 165, bijvoorbeeld betreffende het aantal kilogrammen dat per hectare wordt uitgestrooid, gaan knipperen en aldus een aanwijzing geeft dat de meting via 35 twee door de weegdozen 10 en de sensoren 128 - 130 gevormde aparte bronnen niet met elkaar overeenstemmen.
De sensoren 127 en 131 liggen buiten de strooi-waaier 150, wanneer het materiaal op de juiste wijze wordt 8701870 24 uitgestrooid over de breedte die zich aan weerszijden van het middenvlak 149 even ver uitstrekt. Door bijvoorbeeld de structuur van de soort materiaal (lie uitgestrooid wordt kan het zijn dat de strooiwaaier niet op de juiste plaats ligt. 5 Indien deze bijvoorbeeld te ver verdraaid ligt ten opzichte van de gewenste ligging om de draaiingsas 14, zoals in de figuur 5 is weergegeven, kan het materiaal met één van de sensoren 127 en 131 in aanraking komen. Deze aanwijzing kan bijvoorbeeld in één van twee knipperlichten 173 respectieve-10 lijk 174 van de afleesinrichting aangegeven worden. De stroomrichting wordt mede bepaald door de ligging van de uitstroomopeningen 76 - 78 van het uitstroomorgaan 45 en de met deze openingen samenwerkende openingen van de organen 64, 67 en 70. De uitstroomopeningen 76 - 78 en de daarmede samen-15 werkende openingen van de overige organen die in figuur 4 zijn weergegeven zijn in zijn geheel te verstellen ten opzichte van het gestel en de voorraadbak om de draaiingsas 14 door het verstelorgaan 55. Het verstelorgaan 55 is te bedienen via een aan de afleesinrichting aangebracht bedienings-20 orgaan 169. De ligging van de strooiwaaier en daarmede de strooibreedte aan weerszijden van het middenvlak 49 zal op de gewenste wijze ingesteld zijn, als de sensoren 127 en 131 geen van beide door materiaal geraakt worden dat door het verspreidorgaan tijdens bedrijf wordt uitgestrooid. Indien 25 geen van de knipperlichten 173 en 174 knipperen ligt de strooiwaaier binnen de sensoren 127 en 128, dus practisch op de gewenste plaats.
De strooibreedteregeling is in te stellen door de bestuurder door middel van het bedieningsorgaan 169, dat via 30 een leiding uit het leidingsysteem 139 is gekoppeld met het verstelorgaan 29. Verstelling van het verstelorgaan 29 kan 'een verdraaiing van de armen 27 ten opzichte van de steun 28 bewerkstelligen, zodat de frictieschijf 22 over de as 19 verschoven kan worden en aldus de draaisnelheid van het 35 verspreidorgaan is te beïnvloeden. In figuur 7 zijn met streep-stiplijnen enkele strooiwaaiers weergegeven die bereikt kunnen worden met lagere toerentallen van het verspreidorgaan en kleinere strooibreedten opleveren.
8701870 25
De verdeling van het materiaal over de strooi-waaier 150 en daarmede over de strooibreedte, wordt op gunstige wijze beïnvloed als de verdeling van het materiaal over de toevoerplaats aan het verspreidorgaan op de juiste wijze 5 in stand gehouden wordt tijdens het bewegen van het materiaal over het verspreidorgaan naar de omtrek daarvan over de sector 153. Het door de uitstroomopening 76 aan het verspreidorgaan toegevoerde materiaal zal enigszins uitwaaieren over het verspreidorgaan, evenals het materiaal dat via de 10 uitstroomopeningen 77 en 78 aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd. Hierbij zal naar het midden van de omtrek van het verspreidorgaan over de sector 153 meer materiaal toestromen en in een zekere regelmatige afneming naar de randen van deze sector 153 steeds minder. Om de verdeling van het materiaal 15 over de uitstrooisector 153 in overeenstemming te houden met de betreffende gekozen doorlaatgrootte van de uitstroom-openingen 76 - 78 is het gunstig dat de verspreidschoepen 32 randen 35 hebben, die tijdens bedrijf langs een kegelvlak bewegen dat parallel ligt aan en dichtbij het kegelvlak 20 waarin de wandgedeelten van de organen 45, 65, 67 en 70 van het afvoermechanisme 73 zijn gelegen. In figuur 2 is weergegeven dat de randen 35 van de verspreids choepen evenwijdig aan en dicht nabij de wand 47 van het uitstroomorgaan 45 en de wanden 66, 69 en 72 zijn gelegen. Doordat de randen 35 25 dicht bij deze wanden zijn gelegen kunnen zij het materiaal dat uit de openingen 76 - 78 en de daarmee samenwerkende openingen stroomt, zeer snel opnemen. Hierdoor zal de verdeling van het materiaal over het verspreidorgaan over de sector 153 en daarmede over de strooiwaaier 150 op goede 30 wijze in relatie gehouden worden tot de gekozen doorlaat-grootte van de openingen 76 - 78 en de daarmede samenwerkende openingen, in het bijzonder in relatie tot de doorlaatgrootte bepaald door de met openingen 76 - 78 samenwerkende instel-openingen van het instelorgaan 64.
35 In de situatie waarbij het verspreidorgaan even wijdig aan het te bestrooien oppervlak is gelegen en het materiaal wordt uitgestrooid over een halfcirkelvormige strooiwaaier volgens figuur 7 zijn de een serie of groep 8701870 26 vormende openingen 86, 87 en 88 van het instelorgaan 64 in samenwerking met de openingen 76-78 van het uitstroomorgaan 45.
De uitstroming van het materiaal vanuit de voor-5 raadbak door de uitstroomopeningen 76 - 78 en de daarmee samenwerkende openingen in de organen 64, 67 en 70 wordt op gunstige wijze gestimuleerd door de afvoerschijf 59. De af-voerschijf 59 zal door bevestiging aan de as 15, met dezelfde snelheid als het verspreidorgaan 13 in de richting 33 10 ronddraaien tijdens bedrijf van de machine. Op deze wijze zal de schijf 59 de doorstroming van het materiaal beïnvloeden in afhankelijkheid van de rotatiesnelheid van het verspreidorgaan. Door de ligging van de uitstroomopeningen in wanddelen die evenwijdig liggen aan een conisch vlak dat naar 15 boven toe divergeert, respectievelijk divergeert in een richting vanaf het verspreidorgaan 13, kan het materiaal op gunstige wijze snel en vlot vanuit de voorraadbak aan het verspreidorgaan 13 toestromen. Deze toestroming wordt mede beïnvloed door de conische uitvoering van de afvoerschijf 59. 20 De afvoerschijf 59 is hierbij gevormd evenwijdig aan een conisch vlak dat tegengesteld is aan de richting waarin het conisch vlak divergeert waarin de wand 47 en daarmede de uitstroomopeningen 76 - 78 zijn gelegen. Een gunstige stand van de wand 47 wordt verkregen als deze een hoek 177 met de 25 draaiingsas 14 maakt die groter is dan 30° en kleiner is dan 60°. Bij voorkeur is deze hoek zoals in het uitvoerings-voorbeeld ongeveer 45°.
De iets uitstekende, puntvormige delen 100 in de uitstroomopeningen 76 - 78 en de instelopeningen 86 - 90 30 kunnen op gunstige wijze de doorstroming van het materiaal door de uitstroomopeningen 76 - 78 en daarmede samenwerkende 'openingen beïnvloeden, in het bijzonder als deze openingen meer of minder afgesloten zijn door het doseerorgaan 67.
Hoewel met een stand van het verspreidorgaan, 35 evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak, het materiaal op gunstige wijze is te verspreiden volgens een halfcirkelvormige strooiwaaier volgens figuur 7, kan het in bepaalde gevallen gewenst zijn dat het verspreidorgaan een andere 8701870 27 stand inneemt ten opzichte van het te bestrooien oppervlak. Bijvoorbeeld kan het gewenst zijn het materiaal minder ver naar achteren uit te strooien, gerekend ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 7 bij een zelfde breedte als 5 volgens figuur 7. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn als de machine een helling op- of afrijdt. Ook kan dit van belang zijn voor een gelijkmatige verspreiding van het materiaal op de kopeinden van de te bestrooien akkers. Het materiaal zal men dan bijvoorbeeld kunnen uitstrooien volgens een strooi-10 waaier volgens figuur 9. De verdeling van het materiaal over de bestrooide breedte zal dan ook, in afhankelijkheid van bepaalde omstandigheden, op een bepaalde wijze gewenst zijn. Deze verdeling is volgens de uitvindingsgedachte regelbaar. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is weer uitgegaan van 15 de wens dat in het midden van de bestrooide breedte meer materiaal moet worden uitgestrooid en in regelmatige afname minder naar de randen van de strooibreedte toe. Het uitstrooien volgens de strooiwaaier volgens figuur 9 kan bereikt worden door het verspreidorgaan ten opzichte van het te 20 bestrooien oppervlak schuin hellend naar beneden naar achteren toe in te stellen. Hierdoor wordt het materiaal, dat met een component evenwijdig aan het middenvlak 149 naar achteren toe wordt uitgestrooid, meer schuin naar beneden dan bij de strooiwaaier volgens figuur 7 uitgestrooid. Aldus zal het 25 materiaal dat in die richting wordt uitgestrooid, de grond raken op kortere afstand van de draaiingsas 14. Op deze wijze kan het materiaal over de strooiwaaier 171 de grond bereiken die in figuur 9 is weergegeven. Deze strooiwaaier 171 geeft bijvoorbeeld op de kopeinden van het land een betere verde-30 ling van het materiaal. Indien men het materiaal over een strooiwaaier 171 wil uitstrooien zal de verdeling over de 'uitstrooisector 153 langs de omtrek van het verspreidorgaan binnen de strooilijnen 151 en 152 anders gekozen moeten worden. Dit in het bijzonder omdat het materiaal dat over het 35 midden van de strooisector 153 het verspreidorgaan verlaat over een geringere breedte aan weerszijden van het middenvlak 149 wordt uitgestrooid. Deze andere verdeling over de omtrek van het verspreidorgaan over de sector 153 kan verkregen 8701870 > 28 worden door een andere verdeling van de toevoer van het materiaal, dat uit de voorraadbak aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd, over de hoek 79. Dit is regelbaar met de machine volgens de uitvinding via het instelorgaan 64. Bij 5 uitstrooien van het materiaal volgens de half ellipsvormige strooiwaaier volgens figuur 9 zal in het midden van de plaats waar materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd, minder materiaal moeten worden toegevoerd en nabij de randen van deze toevoerplaats meer materiaal. Dit in tegenstelling 10 tot het geval waar het materiaal wordt uitgestrooid volgens de halfcirkelvormige strooiwaaier volgens figuur 7. Om dit te bereiken wordt het instelorgaan 64 ten opzichte van het afvoerorgaan 45 versteld, zodanig dat respectievelijk de openingen 91, 89 en 90 samenwerken met de openingen 76 - 78. 15 Aldus wordt de vrije doorlaathoogte van de opening 76 bepaald door de hoogte 97 van de opening 91. De hoogte 96 van de openingen 89 en 99 bepalen dan de doorlaatgrootte van de openingen 77 en 78. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de hoogten 96 en 81 aan elkaar gelijk. Daar de hoogte 97 kleiner 20 is dan de hoogte 96 van de openingen 89 en 90, zal in het midden van de toevoerplaats over de sector 79, waar materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd, minder materiaal worden toegevoerd worden aan de einden van deze sectorvormige toevoerplaats. Aldus zal op overeenkomstige wijze in het 25 midden van de sector 153 aan de omtrek van het verspreidorgaan minder materiaal uitgestrooid worden dan via de aan weerszijden van het midden gelegen delen van deze sector 153. Hierbij zullen de sensoren 128 en 131 meer materiaal per tijdseenheid meten dan de sensor 129. Deze indicatie van de 30 sensoren 128 - 130 kan weer via de bekabeling 132 doorgegeven worden aan het, bijvoorbeeld electronische, rekenmechanisme - van de afleesinrichting 133, dat een zichtbare weergave geeft in het venster 162. Het rekenmechanisme zal hierbij zodanig ingesteld zijn dat het de relatie tussen de verdeling over de 35 omtrekshoek 153 van het verspreidorgaan en de verdeling over de strooibreedte 156 grafisch kan uitbeelden in het venster 162. Deze uitbeelding kan ook anders, bijvoorbeeld in getallen gekozen worden. Een grafische voorstelling in dit venster 8701870 29 162 zal dan gegeven worden die overeen behoort te komen met de gewenste verdeling van uitstrooiing over de waaier 171. Hoewel in het midden van de sector 153 minder materiaal door het verspreidorgaan wordt weggestrooid, zal de verdeling van 5 het materiaal over de strooiwaaier 171 zodanig kunnen zijn dat een verdeling van het materiaal over de strooibreedte 156 aan weerszijden van het middenvlak 149 wordt verkregen, die vanuit het midden naar de randen van de strooibreedte toe geleidelijk afneemt. Aldus wordt het materiaal óp de gewenste 10 wijze verdeeld over de breedte waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid, tijdens voortbewegen van de machine in de richting volgens de pijl 7. Verstelling van het instelorgaan 64 ten opzichte van het uitstroomorgaan 45 zodanig dat de openingen 91, 89 en 90 samenwerken met de 15 respectieve openingen 76 - 78 is mogelijk via het verstel-orgaan 118. Bediening van het verstelorgaan 118 is mogelijk via het bedieningsorgaan 172 dat aan de afleesinrichting 133 is aangebracht. De verstelling van het instelorgaan 64 ten opzichte van het uitstroomorgaan 45 is aldus ook op afstand 20 te bedienen door de bestuurder van de trekker of ander voertuig waarmede de machine is gekoppeld.
De gewenste stand van het verspreidorgaan ten opzichte van het horizontale vlak, en daarmede ten opzichte van het te bestrooien oppervlak, is gemakkelijk in te stellen 25 via de wijzer 141 en de schaalverdeling 145. De schaalverdeling 145 kan bijvoorbeeld de achteroverhellende stand van de machine in graden weergeven. De achteroverhellende stand is in te stellen via de topstang 178 van de drie-puntshefinrichting 3 van de trekker. Ook is het mogelijk het 30 verspreidorgaan 13 kantelbaar in het gestel 1 aan te brengen om de gewenste achteroverhellende stand te kunnen bereiken.
De in het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven openingen in de verschillende organen 45, 64, 67 en 70 liggen naast elkaar volgens een kromme, die centrisch ligt gebogen 35 om de draaiingsas 14. De ligging van de openingen kan desgewenst ook anders gekozen worden, bijvoorbeeld op een rij die zich recht uitstrekt. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld vormen de openingen 86 - 88 in het instelorgaan 64 een groep 8701870 » 30 openingen en de openingen 89 - 91 een tweede groep. Deze groepen liggen door elkaar, zodanig dat ten minste één opening van de ene groep tussen twee openingen van een andere groep is gelegen. De twee of eventueel meer groepen openingen 5 kunnen ook in hun geheel naast elkaar aangebracht worden. Dit kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn als er geen ruimte is om de openingen tussen elkaar in te situeren, bijvoorbeeld als de breedte van één of meerdere openingen en/of de afstand tussen de openingen anders gekozen wordt voor het verkrijgen 10 van een gewenst strooibeeld. Men kan bijvoorbeeld een uit-strooiing verkiezen voor bepaalde doeleinden, waarbij het gewenst is dat de strooiwaaier 150 of 171 met de hoek 153 waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid veel kleiner is dan in het weergegeven uitvoerings-15 voorbeeld. De openingen 76 - 78 en daarmede samenwerkende openingen zullen dan over een kleinere hoek 79 of anders verdeeld om de draaiingsas 14 aangebracht kunnen worden. Als het materiaal over een strooiwaaier van andere grootte uitgestrooid wordt, zal de ligging van de vijf sensoren 127 - 131 20 of een ander aantal gekozen sensoren aan de andere grootte aangepast worden. De ligging van de openingen, zoals de openingen 76 - 78 en daarmede samenwerkende openingen om de draaiingsas 14, kan dan ook anders gekozen worden ten o-pzichte van de vlakken 149 en 157.
25 Hoewel in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de verdeling van het materiaal over de toevoerplaats aan het verspreidorgaan instelbaar is door of de ene groep openingen 86 - 88 of een andere groep openingen 89 - 91 met de uit-stroomopeningen 76 - 78 in samenwerking te brengen, is het 30 ook mogelijk deze verdeling instelbaar te maken door bijvoorbeeld nabij elk van de twee of meerdere uitstroomopeningen • een verstelbare schuif aan te brengen, waarmede de uitstroomopeningen naar wens meer of minder afgesloten kunnen worden. Deze verstelbare schuiven zullen dan onafhankelijk van elkaar 35 verstelbaar zijn. Daarmede kan dan bijvoorbeeld bij drie uitstroomopeningen, er kunnen er ook desgewenst meer zijn, de middelste meer of minder afgesloten worden dan de buitenste, zodat werkelijke doorlaatopeningen ingesteld worden waarbij 870 f870 31 in het midden van de toevoerplaats van materiaal aan het verspreidorgaan meer of minder materiaal dan nabij de randen van deze toevoerplaats toegevoerd wordt aan het verspreidorgaan .
5 In de figuur 5 is een afleesinrichting 133 weerge geven, die is voorzien van meerdere bedieningsorganen waarmede de verschillende verstelorganen met de hand bediend kunnen worden. Deze handbediening kan uitgevoerd worden in vervolg op de aanwijzingen die in de vensters 165, 163 en 162 10 van de afleesinrichting 133 weergegeven worden om bijvoorbeeld een gewenste instelling te verkrijgen.
De afleesinrichting 133 kan ook zodanig uitgevoerd zijn dat de gewenste instellingen in de afleesinrichting worden ingegeven en deze afleesinrichting dan automatisch de 15 gewenste verstelling uitvoert, indien het materiaal niet op de gewenste wijze wordt uitgestrooid. In figuur 1 is een af leesinrichting 175 weergegeven waarmede de verschillende instellingen van de verstelorganen automatisch uitgevoerd kunnen worden nadat de gewenste instelling via een toetsen-20 bord 176 aan het reken- en instelmechanisme van de aflees-inrichting 175 is ingetoetst. Met het instelmechanisme kunnen de de verschillende verstelorganen automatisch versteld worden als de sensoren gegevens geven aan de aflees-inrichting 175, die niet overeenkomen met de gewenste strooi-25 verdeling. De afleesinrichting 175 heeft een bedieningsorgaan 177, waarmede het instelorgaan 64 met de hand bediend kan worden om de groep openingen 86 - 88 of de groep openingen 89 - 91 met de uitstroomopeningen 76 - 78 in samenwerking te brengen voor het verkrijgen van of de halfcirkelvormige 30 strooiwaaier volgens figuur 7 of de halfelliptische strooi-waaier volgens figuur 9. De afleesinrichting 175 heeft verder ‘ een aantal vensters waarin aanwijzingen gegeven worden over de hoeveelheid materiaal die per hectare wordt uitgestrooid, over de strooibreedte en over de verdeling daarvan, een en 35 ander overeenkomstig de vensters in de afleesinrichting 133. De overeenkomstige afleesvensters zijn daarom met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven als bij de afleesinrichting 133. Deze afleesvensters in de afleesinrichting 175 verkrij- 8701870 32 gen hun aanwijzing op dezelfde wijze als voor het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven. Een en ander is daarom niet nader beschreven. De afleesvensters in de aflees-inrichting 175 geven waarneembaar weer hoe de uitstrooiing 5 verloopt tijdens bedrijf.
De vorm van de strooiwaaier 171 is enigszins te beïnvloeden door het verspreidorgaan 13 meer of minder scheef te stellen. De wijze waarop het verspreidorgaan 13 ten opzichte van het horizontaal gelegen strooioppervlak ingesteld 10 staat is aangegeven door de wijzer 141 ten opzichte van de schaalverdeling 145 van de strip 144.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen is weergegeven en daaruit volgt.
8701870

Claims (82)

1. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder van korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aandrijfbaar verspreidorgaan, met het kenmerk, dat 5 de machine middelen omvat om het strooibeeld zodanig te beïnvloeden, dat de machine, indien ze achteroverhellend aan de trekker wordt bevestigd, een bevredigend strooibeeld produceert.
2. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het 10 bijzonder van korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aandrijfbaar verspreidorgaan, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan om een zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsas aandrijfbaar is voor het verspreiden van 15 het materiaal, en dat het verspreidorgaan zodanig kantelbaar is, dat het naar keuze in één van ten minste twee standen aanbrengbaar is, waarbij het in de ene stand, tijdens bedrijf van de machine neerwaarts hellend is opgesteld in de richting waarin het materiaal wordt uitgestrooid en in de 20 andere stand parallel is gelegen aan het te bestrooien opper-vlak, waarbij de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan tijdens bedrijf geschiedt excentrisch ten opzichte van de draaiingsas van het verspreidorgaan en over een hoek om de draaiingsas van het verspreidorgaan, en waar-25 bij de toevoer in zijn verdeling om de draaiingsas aan het verspreidorgaan regelbaar is.
3. Machine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verdeling van de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan regelbaar is in ten minste twee verschillende 30 ·standen, zodanig dat in de ene stand meer materiaal in het midden van de toevoerplaats van het materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd dan nabij de beide randen van de toevoerplaats, terwijl in de andere stand in het midden van de toevoerplaats minder materiaal aan het verspreidorgaan 35 wordt toegevoerd dan nabij de randen van deze toevoerplaats.
4. Machine volgens een der conclusies 1-3, met het 8701870 kenmerk, dat het materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd door ten minste drie uitstroomopeningen, waarvan de middelste en/of de twee buitenste in doorlaatgrootte naar keuze in één van ten minste twee verschillende waarden in-5 stelbaar zijn.
5. Machine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de drie uitstroomopeningen zijn aangebracht in een uit-stroomorgaan, dat samenwerkt met een instelorgaan waarin ten minste drie instelopeningen zijn aangebracht, die naar keuze 10 in samenwerking met de uitstroomopeningen gebracht kunnen worden, respectievelijk uit samenwerking met deze uitstroomopeningen genomen kunnen worden, waarbij de middelste van de drie instelopeningen en/of de buitenste van de drie instelopeningen in doorlaatgrootte verschillen van de middelste 15 uitstroomopening en/of de buitenste uitstroomopeningen.
6. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder van korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aandrijfbaar verspreidorgaan, met het kenmerk, dat 20 de machine een afvoermechanisme met van openingen voorziene schijven omvat en ten minste één der openingen in de ene schijf ten opzichte van een andere opening in een andere schijf zodanig verstelbaar is dat de grootte van één opening zich meer wijzigt dan de grootte van een andere opening.
7. Machine volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het instelorgaan ten minste twee groepen van ten minste drie instelopeningen omvat, waarbij naar keuze de ene of de andere groep in samenwerking gebracht kan worden met de uitstroomopeningen van het' uitstroomorgaan, waarbij de mid-30 delste van de drie instelopeningen van de ene groep groter is dan de middelste opening van de andere groep en/of de buiten-• ste instelopeningen van een groep groter zijn dan de buitenste instelopeningen van de andere groep.
8. Machine volgens conclusie 5, 6 of 7, met het 35 kenmerk, dat het uitstroomorgaan en het instelorgaan ten opzichte van elkaar verdraaibaar zijn,om de draaiingsas van het verspreidorgaan en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van elkaar aanbrengbaar 8701870 zijn.
9. Machine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het instelorgaan door middel van een verstelorgaan ten opzichte van het uitstroomorgaan verstelbaar is in naar keuze 5 één van ten minste twee standen, waarbij het verstelorgaan is aangebracht tussen een verstelarm van het uitstroomorgaan en een verstelarm van het instelorgaan.
10. Machine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het verstelorgaan een Bowden kabeIconstructie omvat.
11. Machine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de Bowden kabelconstructie een bediehingsorgaan omvat, dat aanbrengbaar is nabij de bestuurderszitplaats.
12. Machine volgens een der conclusies 4 - 11, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen in het uitstroomorgaan 15 zich ieder over een gelijke hoek om de draaiingsas van het verspreidorgaan uitstrekt.
13. Machine volgens een der conclusies 5-12, met het kenmerk, dat ieder van de instelopeningen in het instelorgaan zich over een gelijke hoek om de draaiingsas van het ver- 20 spreidorgaan uitstrekken.
14. Machine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat ieder van de instelopeningen in het instelorgaan zich uitstrekt over een hoek die gelijk is aan de hoek waarover ieder van de uitstroomopeningen in het uitstroomorgaan zich 25 uitstrekt.
15. Machine volgens een der conclusies 5 - 14, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen in het uitstroomorgaan ieder op een afstand van een naast gelegen uitstromopening is gelegen die groter is dan de afstand waarover de uit- 30 stroomopeningen zich uitstrekken, gemeten in dezelfde richting als de afstand waarop de uitstroomopeningen van - elkaar zijn afgelegen.
16. Machine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat naast elkaar gelegen uitstroomopeningen over hoeken om de 35 draaiingsas van het verspreidorgaan op afstand van elkaar zijn gelegen, die groter zijn dan de hoek waarover ieder van de uitstroomopeningen zich om de draaiingsas van het verspreidorgaan uitstrekt. 8701870 *
17. Machine volgens een der conclusies 4 - 16, met het kenmerk, dat naast elkaar gelegen uitstroomopeningen in het uitstroomorgaan op gelijke afstanden van elkaar zijn gelegen.
18. Machine volgens een der conclusies 5 - 17, met het 5 kenmerk, dat de naast elkaar gelegen instelopeningen van het instelorgaan op gelijke afstanden van elkaar zijn gelegen.
19. Machine volgens een der conclusies 7 - 18, met het kenmerk, dat de beide groepen instelopeningen van het instelorgaan zodanig zijn aangebracht dat de instelopeningen 10 van de ene groep althans gedeeltelijk zijn gelegen tussen de instelopeningen van de andere groep.
20. Machine volgens een der conclusies 5 - 19, met het kenmerk, dat in bovenaanzicht, respectievelijk evenwijdig aan de draaiingsas van het verspreidorgaan gezien ten minste twee 15 uitstroomopeningen in het uitstroomorgaan en/of ten minste twee instelopeningen in het instelorgaan in grootte verschillen, gemeten in radiale richting ten opzichte van de draaiingsas van het verspreidorgaan.
21. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat het verspreidorgaan zodanig instelbaar is dat het in één van zijn standen een hoek insluit met het te bestrooien oppervlak van ongeveer 5°.
22. Machine volgens een der conclusies 5 - 21, met het kenmerk, dat de machine een regelorgaan met ten minste één 25 regelopening omvat, die meer of minder in samenwerking gebracht kan worden met een uitstroomopening en/of een instelopening.
23. Machine volgens.conclusie 22, met het kenmerk, dat het regelorgaan een aantal' regelopeningen bezit, dat gelijk 30 is aan het aantal uitstroomopeningen en ten minste één van de regelopeningen in zijn breedte groter is dan de breedte van - de andere regelopeningen.
24. Machine volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat drie regelopeningen zijn aangebracht die op gelijke 35 wijze om de draaiingsas van het verspreidorgaan zijn gelegen als de uitstroomopeningen in het uitstroomorgaan, waarbij de middelste van de drie regelopeningen zich over een hoek uitstrekt, die groter is dan de hoek waarover de middelste 8701870 * ultstroomopening zich om de draaiingsas van het verspreid-orgaan uitstrekt.
25. Machine volgens een der conclusies 22 - 24, met het kenmerk, dat de regelopeningen zich, uitgezonderd één 5 regelopening, om aan elkaar gelijke hoeken om de draaiingsas van het verspreidorgaan uitstrekken, welke hoeken gelijk zijn aan de hoeken waarover de uitstroomopeningen zich om de draaiingsas van het verspreidorgaan uitstrekken.
26. Machine volgens een der conclusies 22 - 25, met 10 het kenmerk,' dat het regelorgaan verstelbaar ten opzichte van het uitstroomorgaan en/of het instelorgaan is aangebracht en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van het uitstroomorgaan en/of het instelorgaan vastzetbaar is.
27. Machine volgens een der conclusies 22 - 26, met het kenmerk, dat het regelorgaan verstelbaar is om de draaiingsas van het verspreidorgaan.
28. Machine volgens conclusie 26 of 27, met het kenmerk, dat het regelorgaan door middel van ten minste één 20 verstelorgaan is gekoppeld met het uitstroomorgaan.
29. Machine volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het verstelorgaan een hydraulisch verstelorgaan is.
30. Machine volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat het verstelorgaan een bedieningsorgaan omvat dat 25 nabij de zitplaats van de bestuurder van de machine aan-brengbaar is.
31. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine een doseerorgaan omvat waarmede de uitstroomopeningen, waardoor het materiaal aan het ver- 30 spreidorgaan wordt toegevoerd tijdens bedrijf van de machine, meer of minder afsluitbaar zijn voor het regelen van de - hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid aan het verspreidorgaan kan worden toegevoerd.
32. Machine volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat 35 het doseerorgaan een schuifvormig orgaan omvat waarin een aantal doseeropeningen zijn aangebracht, dat overeenkomstig is aan het aantal uitstroomopeningen, waarbij het doseerorgaan verstelbaar is ten opzichte van het uitstroomorgaan, 8701870 i - . een en ander zodanig dat de doseeropeningen van het doseer-orgaan meer of minder in samenwerking gebracht kunnen worden met de uitstroomopeningen van het uitstroomorgaan voor het regelen van de doorlaatgrootte van de openingen waardoor het 5 materiaal aan het verspreidorgaan kan worden toegevoerd.
33. Machine volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen van het uitstroomorgaan gelijktijdig meer of minder afsluitbaar zijn door het doseerorgaan voor het regelen van de hoeveelheid materiaal 10 die per tijdseenheid aan het verspreidorgaan kan worden toegevoerd.
34. Machine volgens een der conclusies 31 - 33, met het kenmerk, dat het doseerorgaan verstelbaar is om de draaiingsas van het verspreidorgaan.
35. Machine volgens een der conclusies 31 - 34, met het kenmerk, dat het doseerorgaan door middel van een ver-stelorgaan verstelbaar is ten opzichte van het uitstroomorgaan.
36. Machine volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat 20 het verstelorgaan een hydraulisch verstelorgaan is.
37. Machine volgens conclusie 35 of 36, met het kenmerk, dat het verstelorgaan gekoppeld is met een bedienings-orgaan dat nabij de zitplaats van de bestuurder van de machine aanbrengbaar is.
38. Machine volgens een der conclusies 35 - 37, met het kenmerk, dat het verstelorgaan is aangebracht tussen een aan het uitstroomorgaan aangebrachte verstelarm en een ver-stelarm aan het doseerorgaan.
39. Machine volgens'een der voorgaande conclusies 5 - 30 38, met het kenmerk, dat het uitstroomorgaan en/of het instelorgaan en/of het regelorgaan en/of het doseerorgaan - gezamenlijk verdraaibaar om de draaiingsas van het verspreidorgaan en ten opzichte van het gestel en/of de voor-raadbak zijn aangebracht en gezamenlijk naar keuze in één van 35 ten minste twee verschillende standen aanbrengbaar zijn.
40. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen in een wanddeel zijn aangebracht dat boven het verspreidorgaan is gelegen, waarbij 87 01 8 7 0 ff het wanddeel een scherpe hoekinrsluit met een vlak loodrecht op de draaiingsas van het verspreidorgaan.
41. Machine volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat de hoek van het wanddeel waarin de uitstroomopeningen zijn 5 aangebracht met de draaiingsas van het verspreidorgaan in opwaartse richting divergeert.
42. Machine volgens conclusie 40 of 41, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen in een conisch wanddeel zijn aangebracht.
43. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen in een uitstroomorgaan zijn aangebracht, dat een ondereinde van de voorraadbak van de machine vormt.
44. Machine volgens conclusies 43, met het kenmerk, 15 dat het uitstroomorgaan door middel van boutverbindingen, die zich door sleufgaten in de wand van het uitstroomorgaan uitstrekken, verstelbaar met de voorraadbak is verbonden.
45. Machine volgens een der conclusies 5 - 44, met het kenmerk, dat het instelorgaan en/of het regelorgaan en/of het 20 doseerorgaan een wanddeel omvatten, waarin de in die organen aanwezige openingen zijn aangebracht, welke wanddelen zich uitstrekken evenwijdig aan het wanddeel van het uitstroomorgaan, waarbij de wanddelen op elkaar aansluiten en elk wanddeel is verbonden met een bodemvormig deel dat draaibaar 25 om een aan het uitstroomorgaan aangebrachte naaf is aangebracht, een en ander zodanig dat het betreffende orgaan verstelbaar is om de draaiingsas van het verspreidorgaan.
46. Machine volgens een der conclusies 5 - 45, met het kenmerk, dat nabij de uitstroomopeningen van het uitstroom- 30 orgaan een tijdens bedrijf beweegbaar afvoerorgaan is aangebracht voor het bevorderen van de afvoer van het materiaal - door de uitstroomopeningen.
47. Machine volgens conclusie 46, met het kenmerk, dat het afvoerorgaan een schijfvormig orgaan is dat om de draai- 35 ingsas van het verspreidorgaan en boven de bodem van het uitstroomorgaan beweegbaar is, waarbij de omtrek van het afvoerorgaan zich uitstrekt tot nabij de onderzijde van de uitstroomopeningen in het wanddeel van het uitstroomorgaan. 8701870 ♦ Λ
48. Machine volgens conclusie 46 of 47, met het kenmerk, dat het afvoerorgaan is gekoppeld met een as waaraan het verspreidorgaan is aangebracht.
49. Machine volgens conclusie 46, 47 of 48, met het 5 kenmerk, dat het afvoerorgaan conisch is gevormd met als hartlijn de draaiingsas van het verspreidorgaan waarbij het afvoerorgaan zich vanaf de draaiingsas van het verspreidorgaan schuin neerwaarts uitstrekt.
50. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met 10 het kenmerk, dat de machine twee of meer meetorganen omvat, waarmede de uitstrooiing van het materiaal door het verspreidorgaan meetbaar is, waarbij de meetorganen met een afleesinrichting zijn verbonden en het meetresultaat van de meetorganen op de afleesinrichting zichtbaar voor de 15 bestuurder van de machine wordt weergegeven.
51. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste een tijdens bedrijf aandrijfbaar verspreidorgaan, met 20 het kenmerk, dat de machine een meetinrichting omvat waarmede de verdeling van het materiaal over de strooiwaaier waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid, meetbaar is waarbij de resultaten van de meting weergeefbaar zijn aan een afleesinrichting.
52. Machine volgens conclusie 50 of 51, met het ken merk, dat de meetinrichting een electronische meetinrichting is.
53. Machine volgens een der conclusies 50 - 52, met het kenmerk, dat de meetorganen zijn aangebracht aan een zich 30 nabij de omtrek van het verspreidorgaan uitstrekkende steun.
54. Machine volgens een der conclusies 50 - 53, met • het kenmerk, dat de meetorganen elementen omvatten die zodanig zijn aangebracht en uitgevoerd dat zij door uitgestrooid materiaal beïnvloed worden en in beweging raken en/of 35 via geluidsorganen en/of schakelingen meetbare en doorgeef-bare indicaties geven.
55. Machine volgens een der conclusies 50 - 54, met het kenmerk, dat ten minste drie meetorganen langs de omtrek 8701870 van het verspreidorgaan zijn aangebracht voor het meten van de verdeling van het materiaal over de strooiwaaier waarover het materiaal tijdens bedrijf wordt uitgestrooid, waarbij de meetorganen verdeeld liggen over de sector aan de omtrek van 5 het verspreidorgaan waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid.
56. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat meetorganen nabij de omtrek van het verspreidorgaan zijn aangebracht, die tijdens normaal bedrijf 10 buiten de strooiwaaier zijn gelegen waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid, een en ander zodanig dat deze meetorganen een indicatie geven over de strooirichting waarin het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid.
57. Machine volgens conclusie 56, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de sector waarover materiaal langs de omtrek van het verspreidorgaan het verspreidorgaan verlaat, een meetorgaan is aangebracht.
58. Machine volgens conclusie 56 of 57, met het ken-20 merk, dat de meetorganen zijn verbonden met een aflees- inrichting en het resultaat van hun meting zodanig in de afleesinrichting wordt weergegeven tijdens bedrijf van de machine, dat de strooirichting zichtbaar is voor de bestuurder van de machine ten opzichte van het middenvlak dat zich 25 in de rijrichting uitstrekt en de draaiingsas van het verspreidorgaan bevat.
59. Machine volgens een der conclusie 50 - 58, met het kenmerk, dat de meetorganen draadvormige elementen omvatten, die zich uitstrekken door het vlak, via welke materiaal 30 door het verspreidorgaan tijdens bedrijf wordt uitgestrooid.
60. Machine volgens een der conclusies 50 - 59, met ' het kenmerk, dat de meetorganen zodanig zijn uitgevoerd dat zij een indicatie geven over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid het meetorgaan passeert, respectievelijk daar-35 mede in aanraking komt, welke meetresultaten aan de afleesinrichting doorgegeven worden en in de afleesinrichting een zichtbare indicatie geven.
61. Machine volgens conclusie 60, met het kenmerk, dat 8701870 de meetinrichting is gekoppeld met een snelheidsmeetorgaan waarmede de voortbewegingssnelheid tijdens bedrijf van de machine meetbaar is, waarbij de gegevens van de meetinrichting en de snelheidsmeetorganen worden samengevoegd te 5 zamen met de gegevens over de breedte waarover het materiaal tijdens bedrijf wordt uitgestrooid voor het aangeven van een indicatie van de hoeveelheid materiaal die per oppervlakte-eenheid wordt uitgestrooid.
62. Machine volgens een der conclusie 50 - 61, met het 10 kenmerk, dat de aanwijzing in de afleesinrichting in een cijferaanduiding wordt weergegeven.
63. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan is gekoppeld met een verstelmechanisme voor het naar keuze kunnen instellen van 15 één van ten minste twee verschillende snelheden van het verspreidorgaan.
64. Machine volgens een der conclusies 60 - 63, met het kenmerk, dat meetorganen voor het meten van het toerental van het verspreidorgaan aanwezig zijn, welke meetresultaten, 20 van het meetorgaan aan de afleesinrichting worden doorgegeven en een rekenmechanisme van de afleesinrichting te zamen met andere meetgegevens als resultaat een zichtbare weergave geeft over de hoeveelheid materiaal die per oppervlakte-eenheid, bijvoorbeeld in kilogrammen per hectare, wordt uit-25 gestrooid.
65. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorraadbak via een weeginrichting in het gestel van de inrichting is opgehangen, een en ander zodanig dat tijdens bedrijf de verandering van het gewicht van de 30 voorraadbak met daarin aanwezig te verspreiden materiaal meetbaar is, welk meetresultaat aan een afleesinrichting • wordt doorgegeven voor het verkrijgen van een indicatie over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid en/of per oppervlakte-eenheid wordt uitgestrooid.
66. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één tijdens bedrijf aandrijfbaar ver- 8701870 spreidorgaan, met het kenmerk, dat de machine een meet-inrichting voor het wegen van de in de voorraadbak aanwezige hoeveelheid materiaal omvat, welke meetinrichting is aangebracht tussen althans een deel van de voorraadbak en het 5 gestel van de machine.
67. Machine volgens conclusie 65 of 66, met het kenmerk, dat de voorraadbak steunt op tussen de voorraadbak en het gestel van de machine aangebrachte weegdozen.
68. Machine volgens een der conclusies 65 - 67, met 10 het kenmerk, dat de voorraadbak in drie punten is ondersteund op weeginrichtingen.
69. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voor- 15 raadbak en ten minste één tijdens bedrijf aandrijfbaar ver-spreidorgaan, met het kenmerk, dat de voorraadbak in drie punten is ondersteund door het gestel van de machine, in welke drie ondersteuningspunten met elkaar gekoppelde gewichtmeetorganen zijn aangebraeht voor het meten van het gewicht van de voorraadbak met eventueel daarin te ver-20 spreiden materiaal.
70. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan aandrijfbaar is via een met het verspreidorgaan samenwerkend frictiewiel, welk fric-tiewiel naar keuze in één van ten minste twee verschillende afstanden vanaf de draaiingsas van het verspreidorgaan aan- 25 brengbaar is voor het naar keuze instellen van één van ten minste twee verschillende toerentallen van het verspreidorgaan .
71. Machine volgens conclusie 70, met het kenmerk, dat door verandering van het toerental van het verspreidorgaan de 30. breedte, waarover het materiaal tijdens bedrijf verspreid wordt, regelbaar is, welke breedte via de meting van de rotatiesnelheid van het verspreidorgaan aan de aflees-inrichting doorgeefbaar is voor het in de afleesinrichting zichtbaar weergeven van de strooibreedte van de machine.
72. Machine volgens conclusie 70 of 71, met het ken merk, dat het frictiewiel verschuifbaar is over een aan- 8701870 i drijfas, die met de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, waaraan de machine is gekoppeld, waarbij het frictiewiel door middel van een paral lel vormige verstelarmconstructie naar keuze in één van ten minste twee 5 verschillende standen ten opzichte van de aandrijfas brengbaar is,
73. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten 10 minste één tijdens bedrijf van de machine aandrijfbaar ver-spreidorgaan, met het kenmerk, dat de machine een frictie-wielaandrijving omvat, welke frictiewiel door middel van een parallellogramconstructie verstelbaar is ten opzichte van de draaiingsas van het verspreidorgaan voor het regelen van de 15 rotatiesnelheid van het verspreidorgaan.
74. Machine volgens conclusie 72 of 73, met het kenmerk, dat de parallellogramconstructie door middel van een verstelorgaan verstelbaar en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen vastzetbaar is voor het regelen 20 van de rotatiesnelheid van het verspreidorgaan.
75. Machine volgens een der conclusies 50 - 74, met het kenmerk, dat nabij de afleesinrichting bedieningsorganen zijn aangebracht voor het bedienen van de verschillende ver-stelorganen.
76. Machine volgens een der conclusies 50 - 74, met het kenmerk, dat de afleesinrichting is voorzien van een schakelmechanisme voor het automatisch bedienen van de verschillende verstelorganen in afhankelijkheid van de gewenste uitstrooiing en de door de meetorganen doorgegeven waarden.
77. Machine volgens een der conclusies 50 - 76, met het kenmerk, dat de afleesinrichting is voorzien van een •aantal toetsen voor het instellen van de gewenste waarden voor het verspreiden van het te verspreiden materiaal, welke waarden betrekking kunnen hebben op de verdeling van het 35 materiaal over de strooiwaaier waarover het materiaal wordt verspreid en/of over de stroomrichting waarin het materiaal door het verspreidorgaan wordt verspreid en/of de breedte waarover het materiaal tijdens bedrijf wordt verspreid en/of 8701870 45 ί over de hoeveelheid materiaal die per oppervlakte-eenheid moet worden uitgestrooid.
78. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan zodanig is uitgevoerd en 5 met een zodanige snelheid tijdens bedrijf aandrijfbaar is, dat het materiaal tot over een effectieve strooibreedte van ongeveer 36 meter verspreidbaar is tijdens bedrijf van de machine.
79. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met 10 het kenmerk, dat de rotatiesnelheid van het verspreidorgaan regelbaar is, bij voorkeur tussen dé 300 en 600 omwentelingen per minuut.
80. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan een diameter heeft van 15 ongeveer 100 centimeter.
81. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine is voorzien van slechts één verspreidorgaan.
82. Machine zoals hiervoor is beschreven en in de 20 tekeningen is weergegeven. 8701870
NL8701870A 1987-08-10 1987-08-10 Machine voor het verspreiden van materiaal. NL8701870A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701870A NL8701870A (nl) 1987-08-10 1987-08-10 Machine voor het verspreiden van materiaal.
EP88201703A EP0303325B2 (en) 1987-08-10 1988-08-09 A machine for spreading material
DE3886130T DE3886130T3 (de) 1987-08-10 1988-08-09 Streuer.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701870 1987-08-10
NL8701870A NL8701870A (nl) 1987-08-10 1987-08-10 Machine voor het verspreiden van materiaal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8701870A true NL8701870A (nl) 1989-03-01

Family

ID=19850429

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701870A NL8701870A (nl) 1987-08-10 1987-08-10 Machine voor het verspreiden van materiaal.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0303325B2 (nl)
DE (1) DE3886130T3 (nl)
NL (1) NL8701870A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0537857A2 (en) * 1991-10-17 1993-04-21 C. van der Lely N.V. An implement for spreading material

Families Citing this family (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3821737A1 (de) * 1988-06-28 1990-01-11 Amazonen Werke Dreyer H Zentrifugalduengerstreuer
DE3923198A1 (de) * 1989-07-13 1991-01-24 Moba Electronic Mobil Automat Traktorwaage
NL8901903A (nl) * 1989-07-24 1991-02-18 Lely Nv C Van Der Machine voor het verspreiden van materiaal.
DE4026879A1 (de) * 1990-08-25 1992-02-27 Rauch Landmaschfab Gmbh Verfahren zur eichung eines duengerstreuers und vorrichtung zur durchfuehrung des verfahrens
DE4222701C2 (de) * 1992-07-10 1997-05-22 Amazonen Werke Dreyer H Elektronische Anzeigevorrichtung für einen Zentrifugalstreuer
FR2719188B1 (fr) * 1994-04-28 1996-09-20 Sulky Burel Système d'évaluation de la densité en grains d'un flux de grains en suspension, machine et procédé d'épandage utilisant un tel système.
NL9500565A (nl) * 1994-07-22 1996-03-01 Maasland Nv Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
DE4445711C2 (de) * 1994-12-21 2002-08-29 Bomag Gmbh Splittstreuer
NL1002681C2 (nl) * 1996-03-21 1997-09-23 Greenland Nieuw Vennep Bv Strooier met gewichtsmeting.
DE19723359A1 (de) 1997-06-04 1998-12-10 Rauch Landmaschfab Gmbh Verfahren zur Einstellung eines Schleuderstreuers
GB2338304A (en) 1998-06-12 1999-12-15 Mark Spikings Tractor load weighing device
DE19939169A1 (de) * 1999-08-20 2001-02-22 Amazonen Werke Dreyer H Schleuderdüngerstreuer
DE10131856A1 (de) * 2001-06-30 2003-01-23 Amazonen Werke Dreyer H Vorrichtung zur Ermittlung der Ausbringmenge eines Zentrifugaldüngerstreuers
DE102008023548A1 (de) * 2008-05-14 2009-11-19 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Schleuderstreuer
DE102009010494A1 (de) 2009-02-25 2010-09-02 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Schleuderstreuer
FR2947419B1 (fr) * 2009-07-01 2015-12-11 Sangosse De Dispositif monodisque de distribution de produits en granules comme des engrais ou des molluscicides
DE102012111142A1 (de) * 2012-11-20 2014-05-22 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Schleuderstreuer
DE102013002751A1 (de) 2013-02-19 2014-09-04 Rauch Landmaschinenfabrik Gmbh Verteilmaschine mit einem ihrer Verteilerscheibe zugeordneten Sensor
DE102013004195A1 (de) 2013-03-12 2014-09-18 Rauch Landmaschinenfabrik Gmbh Verfahren zur Regelung einer Einrichtung zur Veränderung des Streuringsektors eines Scheibenstreuers und zur Durchführung eines solchen Verfahrens ausgebildeter Scheibenstreuer
DE102014116019A1 (de) * 2014-11-04 2016-05-04 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Verfahren und Vorrichtung zur Berechnung von Einstellparametern eines Schleuderstreuers
DE102014116022A1 (de) * 2014-11-04 2016-05-04 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Verfahren zur Bestimmung der Korngröße und/oder der Wurfweite
DE102015011496A1 (de) * 2015-09-09 2017-03-09 Rauch Landmaschinenfabrik Gmbh Verteilmaschine mit einer Einrichtung zur Ermittlung des Streuringsektors
DE102016118289A1 (de) * 2016-09-28 2018-03-29 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg Landwirtschaftliches Fahrzeug

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL178645C (nl) * 1979-09-10 1986-05-01 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het over de grond verspreiden van materiaal.
FR2571209B1 (fr) * 1984-10-09 1987-06-19 Lebon Cie Sarl Procede de regulation du debit d'une epandeuse de produit en fonction du grammage, dispositif pour la mise en oeuvre de ce procede et epandeuse pourvue de ce dispositif
DE3663102D1 (en) * 1985-03-13 1989-06-08 Franz Kirchberger Mechanical rotating spreader
NL8601629A (nl) * 1986-06-23 1988-01-18 Multinorm Bv Inrichting voor het verspreiden van een korrel- of poedervormige stof.

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0537857A2 (en) * 1991-10-17 1993-04-21 C. van der Lely N.V. An implement for spreading material
EP0537857A3 (en) * 1991-10-17 1993-06-23 C. Van Der Lely N.V. An implement for spreading material

Also Published As

Publication number Publication date
DE3886130D1 (de) 1994-01-20
DE3886130T3 (de) 1999-11-04
EP0303325B1 (en) 1993-12-08
EP0303325A2 (en) 1989-02-15
DE3886130T2 (de) 1994-06-23
EP0303325B2 (en) 1999-04-07
EP0303325A3 (en) 1989-05-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8701870A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
EP0125740A1 (en) A spreader
NL8701715A (nl) Machine voor het strooien van materiaal.
US3586246A (en) Spreading apparatus
EP3908097B1 (de) Verfahren zur steuerung und/oder regelung eines dosierrades einer verteilmaschine unter durchführung von abdrehproben und hierfür geeignete verteilmaschine
SE438419B (sv) Spridare for korn och/eller pulverformigt gods
EP0410520B1 (en) A machine for spreading material
US4700640A (en) Device in a combined drill for simultaneously spreading seed and fertilizer
US5203510A (en) Dual rotary impeller broadcast spreaders
NL8500757A (nl) Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
EP0287165B1 (en) A machine for spreading material
NL192240C (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL9500565A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8702290A (nl) Meetinrichting voor een machine voor het verspreiden van materiaal.
EP3571914A1 (en) Fertilizer spreader
NL8304183A (nl) Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
NL8105285A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
CA3211160A1 (en) High output precision spinner
NL8301973A (nl) Inrichting en werkwijze voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
EP0088105A1 (en) SPREADING DEVICE FOR GRANULAR OR POWDERED GOODS.
BR102020006821A2 (pt) dispositivo de espalhamento de partículas com calha rotativa
NL8702289A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
NL1005981C2 (nl) Inrichting voor het verspreiden van poeder- en/of korrelvormig materiaal.
NL8500759A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrelen/of poedervormig materiaal.
NL8601148A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable