NL8702290A - Meetinrichting voor een machine voor het verspreiden van materiaal. - Google Patents

Description

t C. van der Lely N.V., Maasland

MEETINRICHTING VOOR EEN MACHINE VOOR HET VERSPREIDEN VAN MATERIAAL

De uitvinding heeft betrekking op een meet-inrichting voor een machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder voor het verspreiden van korrel-en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, welke machine 5 een voorraadbak bezit die een afvoergedeelte heeft met ten minste één afvoeropening waardoor het materiaal tijdens bedrijf van de machine aan een verspreidorgaan kan worden toegevoerd voor het over het oppervlak verspreiden van het materiaal.

10 Bij bekende meetinrichtingen van deze soort wordt de machine zelf als de meet inricht ing gebruikt. Door de fabrikant van de machine worden strooitabellen gemaakt, die voor de gebruiker van de machine de mogelijkheid geven het doseerorgaan van de machine in te stellen en/of afdraai-15 proeven te maken om de instelling van de af voeropening van de machine te controleren voor het verkrijgen van een uit-strooiing van het materiaal in een gewenste hoeveelheid per oppervlakte-eenheid. Deze meetsystemen zijn gewoonlijk moeilijk door te voeren. Voor het meten zal de machine zelf in 20 een soort proefstand opgesteld moeten worden, wat niet altijd mogelijk is om dit op een gunstige wijze te doen. Verder zal het materiaal opgevangen moeten worden om bijvoorbeeld de hoeveelheid te bepalen die per tijdseenheid uit de af voeropening stroomt. Hiervoor wordt dan bijvoorbeeld het ver-25 spreidorgaan weggenomen of worden bijvoorbeeld verspreid-schoepen van het verspreidorgaan afgenomen om het materiaal op enigszins gunstige wijze te kunnen opvangen. In het algemeen is de machine aldus minder geschikt om als meet-inrichting gebruikt te worden.

30 Een doel van de uitvinding is een meet inricht ing te verkrijgen waarmede op gunstige wijze een meting doorgevoerd kan worden voor het bepalen van de doorstroomgrootte van de afvoeropening van de machine voor het verkrijgen van 8702 290 2 ( » een uitstrooiing van een bepaalde hoeveelheid materiaal per oppervlakte-eenheid. Volgens de uitvinding kan dit bereikt worden wanneer de meet inrichting een los van de machine bruikbare inrichting is, die een reservoir omvat, dat een 5 afvoergedeelte bezit waarin een uitstroomopening is aangebracht, waarbij het afvoergedeelte en de uitstroomopening van het reservoir althans ongeveer gelijk zijn aan het afvoergedeelte en de afvoeropening van de voorraadbak van de machine, een en ander zodanig, dat met de meetinrichting, 10 onafhankelijk van de machine, getest kan worden hoeveel materiaal van een met de machine te verspreiden soort, per tijdseenheid respectievelijk in hoeveel tijd een bepaalde hoeveelheid materiaal van deze soort uit het reservoir door de uitstroomopening uitstroomt, om aan de hand van deze 15 meting de doorlaatgrootte van de afvoeropening van de machine te bepalen die nodig is om met de machine tijdens bedrijf een bepaalde hoeveelheid materiaal per oppervlakte-eenheid te kunnen uitstrooien. Met de meetinrichting volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld in een kleinere werkruimte, vooraf aan 20 het met de machine verspreiden van materiaal over een te bestrooien oppervlak, bijvoorbeeld voor het uitstrooien van kunstmest of zaden over landbouwgronden, een test gemaakt worden om te bepalen met welke doorlaatgrootte de afvoer-opening van de machine moet worden ingesteld om de gewenste 25 hoeveelheid materiaal per oppervlakte-eenheid te kunnen uitstrooien over het te bestrooien oppervlak.

Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de meet-inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen wanneer nabij de uitstroomopening een instelbare regelschuif is aan-30 gebracht, die overeenkomt met een doseerschuif, die nabij de afvoeropening van de machine is aangebracht. Op deze wijze kunnen voor de verschillende instelbare doorlaatgrootten van de afvoeropening metingen verricht worden. Aldus kan voor elke soort materiaal die over een oppervlak verspreid moet 35 worden op eenvoudige en snelle wijze een meting verricht worden. Op deze wijze is de doorlaatgrootte van de afvoeropening van de machine steeds gemakkelijk te testen aan de hand van de soort materiaal die verspreid moet worden. Hier- 8702 29 0 i 3 * bij kan bijvoorbeeld kort voor de verspreiding van het materiaal over het te bestrooien oppervlak, in afhankelijkheid van de omstandigheden, zoals bijvoorbeeld luchtvochtigheid waarbij het materiaal verspreid moet worden, een 5 meettest gemaakt worden. Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding kan worden verkregen wanneer de rtieet-inrichting is voorzien van een testverspreider, die bijvoorbeeld electrisch aandrijfbaar is, een en ander zodanig, dat de testverspreider van de meetinrichting op dezelfde wijze 10 beweegt als het verspreidorgaan van de machine. Op deze wijze wordt de meetinrichting zoveel mogelijk aangepast aan de bedrijfsomstandigheden van de machine. De uitstroming van het materiaal uit de uitstroomopening vindt dan op dezelfde wijze plaats als bij de machine, waarbij het uit de afvoeropening 15 stromende materiaal door het verspreidorgaan wordt opgenomen.

Voor een gemakkelijke bediening van de meetinrichting zal deze bij voorkeur volgens de uitvinding zo licht mogelijk en zo handzaam mogelijk worden uitgevoerd. Bij voorkeur wordt de meetinrichting zoveel mogelijk uit 20 kunststof vervaardigd. De vervaardiging kan hierbij gemakkelijk door te voeren zijn terwijl de meetinrichting zo min mogelijk door het te verspreiden materiaal wordt aangetast, wat in het bijzonder van belang is wanneer bijvoorbeeld kunstmestsoorten moeten worden uitgestrooid met de machine, 25 waarbij deze kunstmestsoorten eveneens door de meetinrichting moeten worden verwerkt voor het verkrijgen van de gewenste meting.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de meet-30 inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 geeft een zijaanzicht van een meetinrichting volgens de uitvinding, waarbij een gedeelte van de meetinrichting in doorsnede is weergegeven.

Figuur 2 geeft een bovenaanzicht van een gedeelte 35 van de meetinrichting volgens figuur 1 weer, gezien volgens de lijn II-II in figuur 1.

Figuur 3 geeft een zijaanzicht van een machine voor het verspreiden van materiaal weer, waartoe de meet- 8702290 f 4 inrichting behoort.

Figuur 4 is een bovenaanzicht van een gedeelte van de machine volgens figuur 3.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven meetinrichting 5 1 omvat een reservoir 3 met een afvoergedeelte 4. In het afvoergedeelte 4 zijn twee uitstroomopeningen 5 en 6 aangebracht. Tegen de buitenzijde van het afvoergedeelte 4 is een regelschuif 7 aangebracht. De regelschuif 7 strekt zich over de beide openingen 5 en 6 uit. De regelschuif 7 is gekoppeld 10 met een verstelmechanisme 8 dat een bedieningsorgaan 9 omvat.

Onder het reservoir 3 is een testverspreider 11 aangebracht. De testverspreider 11 is bevestigd aan een draagas 12 die in een motorhuis 14 is gelegerd en verdraaibaar is om een draaiingsas 13.

15 Om de testverspreider 11 is een opvangkap 16 aan gebracht, die is voorzien van een uitlaatopening 17. Onder de uitlaatopening 17 is een opvangbak 18 plaatsbaar. Het geheel van het reservoir 3, de testverspreider 11 en de opvangkap 16 is aangebracht aan een gestel 19. Het gestel 19 omvat bij 20 voorkeur twee gelijke steunvoeten 22 en een ten opzichte van het gestel 19 instelbare steunvoet 20. De steunvoet 20 vormt een stelinrichting waarmede de meetinrichting horizontaal geplaatst kan worden, een en ander zodanig, dat de draaiingsas 13 althans ongeveer verticaal is gelegen. De steun-25 voeten 22 worden in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd door ondereinden van delen van het gestel 19. Aan het gestel is bij voorkeur een waterpas 21 aangebracht.

Voor het gebruik van de meetinrichting wordt in het reservoir 3 een hoeveelheid materiaal aangebracht van de 30 soort die met een machine voor het verspreiden van materiaal moet worden verspreid. Voor het uitvoeren van de meting wordt de testverspreider 11 via de motor 14 in rotatie gebracht om de draaiingsas 13. Hiervoor wordt de motor 14 via een aan-sluitsnoer 23 op niet nader weergegeven wijze met een elec-35 trisch net gekoppeld. De regelschuif 7 wordt met behulp van het bedieningsorgaan 9 zodanig ingesteld dat de uitstroomopeningen 5 en 6 geheel of slechts gedeeltelijk geopend zijn. Bij het uitvoeren van de test met de meetinrichting 1 zal het 8702290 5 5 t in het reservoir aanwezige materiaal door de min of meer geopende uitstroomopeningen 5 en 6 aan de testverspreider 11 worden toegevoerd en door deze worden weggeworpen. Het door de testverspreider 11 weggeworpen materiaal wordt binnen de 5 opvangkap 16 opgevangen en via de uitlaatopening 17 uit de opvangkap 16 afgevoerd. Het op deze wijze door de opvangkap 16 en uit het reservoir 3 afgevoerde materiaal wordt in een opvangbak 18 opgevangen. Voor deze meting kan de meet-inrichting bijvoorbeeld in een werkruimte opgesteld worden, 10 waarbij de meet inrichting met de voeten 20 en 22 op een ondersteuningsvlak kan worden geplaatst, bijvoorbeeld op een werkbank. Met de meetinrichting kan een meting worden verricht zodanig, dat bij instelling van een bepaalde doorlaat-grootte van de afvoeropeningen 5 en 6 nagegaan kan worden 15 hoeveel materiaal uit het reservoir door de uitstroomopeningen 5 en 6 stroomt en via de testverspreider 11 wordt weggeworpen binnen de strooikap. Hierbij kan bijvoorbeeld nagegaan worden hoeveel materiaal per tijdseenheid via de ingestelde doorlaatgrootte van de uitstroomopening uit het 20 reservoir stroomt. Hiervoor kan de regelschuif 7 een bepaalde tijd geopend worden, zodat het uit het reservoir uitstromende en via de testverspreider 11 weggeworpen en via de opvangkap 16 in de opvangbak 18 verzamelde hoeveelheid materiaal in volume en/of gewicht gemeten kan worden. Ook kan bijvoorbeeld 25 een bepaalde hoeveelheid materiaal in het reservoir 3 aangebracht worden, waarna nagegaan kan worden hoeveel tijd nodig is om deze hoeveelheid materiaal uit het reservoir te laten uitstromen bij een bepaalde door de regelschuif 7 ingestelde vrije doorlaat grootte van de uitstroomopeningen. De waarde 30 verkregen via de meetinrichting 1 kan gebruikt worden voor het instellen van bijvoorbeeld de afvoeropening van een machine voor het verspreiden van materiaal.

In de figuren 3 en 4 is een machine 26 weergegeven voor het verspreiden van materiaal over een te bestrooien 35 oppervlak.

De machine 26 omvat een voorraadbak 27. De voor-raadbak 27 heeft twee naast elkaar gelegen afvoertuiten die in de figuren 3 en 4 niet nader zijn weergegeven. De onder- 8702230 * 6 * einden van de afvoertuiten omvatten een afvoerorgaan 28 respectievelijk 29, die in de figuur 4 nader zijn weergegeven. De afvoerorganen 28 en 29 bezitten ieder twee afvoeropeningen 30 en 31. Tegen de buitenzijde van elk van de af voerorganen 5 28 en 29 is een doseerschuif 32 aangebracht, waarmede de afvoeropeningen 30 en 31 van de betreffende afvoerorganen 28 en 29 naar keuze meer of minder afgesloten kunnen worden. De doseerschuif 32 is hiervoor gekoppeld met een verstelmechanisme 34 dat een bedieningsorgaan 33 omvat.

10 Onder elk van de afvoerorganen 28 en 29 is een verspreidorgaan 36 respectievelijk 37 aangebracht. Deze ver-spreidorganen 36 en 37 zijn om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen 38 in de machine aangebracht. De voorraadbak 27 en de verspreidorganen 36 en 37 worden gedra-15 gen door een gestel 39 dat bijvoorbeeld is voorzien van koppelorganen 40, waarmede de machine aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.

De machine volgens de figuren 3 en 4 wordt tijdens bedrijf voor het verspreiden van materiaal over een opper-20 vlak, over het oppervlak voortbewogen, waarbij, tijdens deze voortbeweging, het materiaal over een strook wordt verspreid van een bepaalde breedte. De machine is hierbij in het bijzonder geschikt voor het verspreiden van materiaal over landbouwgronden. Het te verspreiden materiaal, zoals bij voor -25 beeld kunstmest over landbouwgronden, wil men gewoonlijk in een bepaalde hoeveelheid per oppervlakte-eenheid over het te bestrooien oppervlak uitstrooien. Om dit te bereiken wordt, in afhankelijkheid van de breedte waarover het materiaal wordt gestrooid en in afhankelijkheid van de rijsnelheid van 30 de machine over het oppervlak, het materiaal in een bepaalde hoeveelheid per tijdseenheid vanuit de voorraadbak 27 via de af voeropeningen 30 en 31 aan de verspreidorganen 36 en 37 toegevoerd. Om het materiaal tijdens bedrijf in de gewenste hoeveelheid per tijdseenheid uit de voorraadbak te kunnen 35 afvoeren via de afvoeropeningen 30 en 31, kan de vrij te laten doorlaatgrootte van de afvoeropeningen 30 en 31 door de doseerschuif 32 ingesteld worden. De hoeveelheid materiaal, die men per oppervlakte-eenheid wil uitstrooien, kan variëren 8702290 3 7 vanwege bijvoorbeeld de soort materiaal die men moet uitstrooien of vanwege andere omstandigheden. In afhankelijkheid van de soort materiaal en de omstandigheden waaronder het materiaal uitgestrooid wordt, bijvoorbeeld een hogere of 5 lagere luchtvochtigheid, wat in kan werken op de uit te strooien soort materiaal, moet bepaald worden hoeveel materiaal in werkelijkheid bij de instelling van een bepaalde doorlaatgrootte van de afvoeropeningen 30 en 31 uit de voor-raadbak 27 afvloeit en aan de verspreidorganen wordt toege-10 voerd om over het te bestrooien oppervlak te worden verspreid. Om een juiste instelling van de doseerschuiven 32 ten opzichte van de afvoeropeningen 30 en 31 te kunnen verkrijgen, kan met de meet inrichting 1 volgens de figuren 1 en 2 een meettest gemaakt worden. Om deze meettest in overeen-15 stemming te doen zijn met de werkelijkheid ten aanzien van de machine 26, is de meetinrichting zodanig uitgevoerd, dat het af voer or gaan 4 een vorm en afmeting heeft gelijk aan de aan elkaar gelijke afvoerorganen 28 en 29. De in het afvoer-gedeelte 4 van het reservoir 3 aanwezige uitstroomopeningen 5 20 en 6 hebben hierbij dezelfde vorm en afmetingen als de afvoeropeningen 30 en 31. Ook zijn de uitstroomopeningen 5 en 6 op dezelfde wijze in het afvoerorgaan 4 aangebracht als de afvoeropeningen 30 en 31 in de betreffende afvoerorganen 28 en 29. De wijze van min of meer kunnen afsluiten van de 25 uitstroomopeningen 5 en 6 door de regelschuif 7 is gelijk aan de wijze waarop de doorlaatgrootte van de afvoeropeningen 30 en 31 instelbaar is door de betreffende doseerschuif 32.

De hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid door de bepaalde ingestelde doorlaatgrootte van de afvoeropeningen 30 30 en 31 uitstroomt kan in meer of mindere mate beïnvloed worden door de nabij de afvoergedeelten gelegen verspreidorganen 36 en 37. Hierom is bij de meetinrichting 1 een testverspreider 11 aangebracht. De testverspreider 11 is in ieder geval bij voorkeur gelijk aan die delen van de ver-35 spreidorganen 3 6 en 3 7 die aansluiten op de de af voeropeningen omvattende gedeelten van de betreffende afvoergedeelten 28 en 29. Aldus wordt bereikt dat de uitstroming van het materiaal uit het reservoir 3 door de uitstroom- 8702290 f 8 openingen 5 en 6 geheel geschiedt in overeenstemming met de praktijk bij het uitstrooien van het materiaal met de machine 26. De testverspreider 11 behoeft in omvang niet gelijk te zijn aan de omtrek van de verspreidorganen 36 en 37. Van 5 belang is dat de delen van de testverspreider 11 die op het afvoergedeelte 4 aansluiten gelijk zijn aan die delen van de verspreidorganen 36 en 37 die op de betreffende afvoergedeel-ten 28 en 29 aansluiten. Indien bijvoorbeeld de verspreidorganen 36 en 37 van vrij lange verspreidschoepen 41 zijn 10 voorzien, kunnen de verspreidschoepen van de testverspreider 11 korter zijn, een en ander zodanig, dat deze verspreidschoepen gelijk zijn aan de delen van de verspreidschoepen 41 die op de afvoerorganen 28 en 29 aansluiten.

Vooraf aan het verspreiden van het materiaal met de 15 machine 26 wordt met de meetinrichting 1 een test gemaakt om te bepalen hoe de doseerschuiven 32 ten opzichte van de afvoeropeningen 30 en 31 moeten worden ingesteld om de bereiken dat de gewenste hoeveelheid per tijdseenheid aan de verspreidorganen 36 en 37 wordt toegevoerd, opdat de gewenste 20 hoeveelheid per oppervlakte-eenheid wordt uitgestrooid. Met de meetinrichting 1 wordt bepaald welke doorlaatgrootte van de afvoeropeningen 5 en 6 moet worden ingesteld met behulp van de regelschuif 7 om te bereiken dat de gewenste hoeveelheid materiaal per tijdseenheid vanuit het reservoir 3 door 25 de uitstroomopeningen 5 en 6 wegstroomt.

Tijdens deze meting wordt de testverspreider 11 in rotatie gebracht om de draaiingsas 13 met een aantal omwentelingen dat gelijk is aan het aantal omwentelingen van de verspreidorganen 36 en 37 tijdens bedrijf van de machine 26. 30 Het zal duidelijk zijn dat met de meetinrichting 1 aldus een aan de werkelijkheid gelijkwaardige test gemaakt kan worden. Deze meettest kan op eenvoudige wijze met de meetinrichting 1 gemaakt worden op bijvoorbeeld de werkbank van een werkplaats. Met het gebruik van de meetinrichting 1 35 kan voorkomen worden dat met de machine 26 zelf een testproef gemaakt moet worden. Een dergelijke testproef met de machine zou tijdrovend en niet gemakkelijk doorvoerbaar zijn, daar in het bijzonder ervoor zorg gedragen moet worden dat het te 8702290 9 a verspreiden materiaal kan worden opgevangen om te worden gemeten. Met de meetinrichting 1 kan op eenvoudige wijze gezocht worden naar de optimale.instelling van de regelschuif 7 om bijvoorbeeld de uitstroming van een bepaalde hoeveelheid 5 materiaal per tijdseenheid uit het reservoir 3 te kunnen meten.

Indien met de meetinrichting 1 de juiste instelling van de regelschuif 7 gevonden is om een bepaalde hoeveelheid materiaal via de uitstroomopeningen 5 en 6 uit 10 het reservoir 3 te kunnen afvoeren per tijdseenheid, kan deze gevonden waarde van de regelschuif 7 gebruikt worden om als indicatie te dienen voor het instellen van doseerschuiven 32 ten opzichte van de afvoerorganen 28 en 29. De machine 26 heeft twee afvoerorganen 28 en 29, terwijl de meetinrichting 15 1 slechts één afvoerorgaan 4 heeft. Het zal duidelijk zijn dat hierom bij de meetinrichting 1 gezocht is naar een stand van de regelschuif 7 bij een uitstroomhoeveelheid uit het reservoir 3 gelijk aan de uitstroomhoeveelheden door elk van de afvoerorganen 28 en 29. Met de meetinrichting 1 wordt een 20 betrouwbare instelling van de doseerschuiven 32 verkregen, welke instelling op gunstige en goede wijze bereikt kan worden. Met de meetinrichting volgens de uitvinding kan dus op eenvoudige wijze de instelling van de machine verkregen worden zonder dat de machine 26 daarvoor moet worden veran-25 derd en weer terug veranderd, of anderszins op moeilijke wijze daarmede moet worden gewerkt voor het verkrijgen van een juiste instelling van de doseerschuiven 32.

Het zal duidelijk zijn dat voor het verkrijgen van de gewenste meting de meetinrichting 1 bij voorkeur zoveel 30 mogelijk in overeenstemming is met de machine 26 wat betreft de uitvoering van het afvoergedeelte 4 met de uitstroomopeningen 5 en 6 en ook wat betreft de doseerschuif 7 en de testverspreider 11. Het is echter mogelijk om reeds een goede indicatie te verkrijgen voor de instelling van de doseer-35 schuiven 32 als de meetinrichting 1 wordt uitgevoerd zonder testverspreider, een en ander zodanig, dat het uit de uitstroomopeningen 5 en 6 stromende materiaal direct door een opvangbak 18 kan worden opgevangen. De meetinrichting 1 kan 8702290 * 10 hierbij eenvoudiger en goedkoper worden uitgevoerd.

De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen is weergegeven.

8702290

Claims (18)

1. Meetinrichting voor een machine voor het versprei den van materiaal, in het bijzonder voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest, welke machine een voorraadbak bezit die een afvoergedeelte heeft 5 met ten minste één afvoeropening, waardoor het materiaal tijdens bedrijf van de machine uit de voorraadbak aan een verspreidorgaan kan worden toegevoerd om over een oppervlak te worden verspreid, met het kenmerk, dat de meetinrichting een los van de machine bruikbare inrichting is, die een 10 reservoir omvat dat een afvoergedeelte bezit waarin een uit-stroomopening is aangebracht, waarbij het afvoergedeelte en de uitstroomopening van het reservoir althans ongeveer gelijk zijn aan het afvoergedeelte en de afvoeropening van de voorraadbak, waarbij met de meetinrichting, onafhankelijk van de 15 machine, getest kan worden hoeveel materiaal, van een met de machine te verspreiden soort, per tijdseenheid respectievelijk in hoeveel tijd een bepaalde hoeveelheid materiaal uit het reservoir door de uitstroomopening stroomt, om aan de hand van deze meting de doorlaatgrootte van de afvoeropening 20 van de machine te bepalen die nodig is om met de machine tijdens bedrijf een bepaalde hoeveelheid materiaal per opper-vlakte-eenheid te kunnen uitstrooien.

2. Meetinrichting voor het meten van een door een afvoeropening uitstromende hoeveelheid materiaal zoals 25 kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, teneinde te bepalen met welke doorlaatgrootte een afvoeropening van een machine voor het, tijdens bedrijf, verspreiden van materiaal, moet worden ingesteld voor het verspreiden van het materiaal over een te bestrooien oppervlak in een gewenste hoeveelheid per 30 oppervlakte-eenheid, met het kenmerk, dat de meetinrichting als een zelfstandige inrichting is uitgevoerd, die apart van de machine waarmede het materiaal tijdens bedrijf over een te bestrooien oppervlak wordt uitgestrooid, bruikbaar is.

3. Meetinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 35 kenmerk, dat nabij de uitstroomopening een regelschuif is 8702290 V t aangebracht waarmede de doorlaatgrootte van de uitstroom-opening naar keuze in één van ten minste twee waarden ingesteld kan worden.

4. Meetinrichting volgens een der voorgaande conclu-5 sies, met het kenmerk, dat de meetinrichting een testver- spreider omvat, die althans in hoofdzaak op dezelfde wijze op het de uitstroomopening omvattende afvoergedeelte van het reservoir aansluit als het verspreidorgaan bij de machine ten opzichte van het de afvoeropening omvattende afvoergedeelte 10 van de voorraadbak.

5. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de testverspreider van de meetinrichting op dezelfde wijze in beweging gebracht kan worden tijdens de uitstroming van het materiaal door de uitstroomopening als 15 het verspreidorgaan tijdens bedrijf van de machine.

6. Machine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de testverspreider van de meetinrichting aandrijfbaar is door een electromotor.

7. Meetinrichting voorzien van een uitstroomopening 20 voor het meten van een hoeveelheid materiaal zoals kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, die per tijdseenheid door de uitstroomopening kan uitstromen teneinde te bepalen met welke grootte de afvoeropening van een machine voor het verspreiden van materiaal over een oppervlak ingesteld moet worden om 25 tijdens bedrijf met de machine een bepaalde hoeveelheid materiaal per oppervlakte-eenheid te kunnen uitstrooien, met het kenmerk, dat de meetinrichting een op de uitstroomopening aansluitende testverspreider omvat, die electrisch aandrijf baar is.

8. Meetinrichting volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de meetinrichting een gestel omvat waarmede zij als zelfstandige inrichting op een ondersteu-ningsvlak plaatsbaar is.

9. Meetinrichting volgens conclusie 8, met het ken-35 merk, dat de meetinrichting middelen omvat waarmede zij, staande op het ondersteuningsvlak, in een althans nagenoeg horizontale stand brengbaar is.

10. Meetinrichting volgens een der conclusies 4-9, 870 2 29 0 * 3 met het kenmerk, dat om de test verspreider een opvangkap is aangebracht waarmede het materiaal dat door de testversprei-der wordt weggeworpen opvangbaar is om het weggeworpen materiaal in een opvangbak te kunnen verzamelen.

11. Meetinrichting volgens conclusie 10, met het ken merk, dat de opvangkap met enige speling om de omtrek van de testverspreider is aangebracht om het wegwerpen van het materiaal door de testverspreider niet te beïnvloeden.

12. Meetinrichting volgens een der voorgaande conclu-10 sies, met het kenmerk, dat deze zodanig is uitgevoerd dat zij met de hand verplaatsbaar is.

13. Meetinrichting voorzien van een uitstroomopening voor het meten van een hoeveelheid materiaal zoals kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, die per tijdseenheid door de 15 uitstroomopening kan uitstromen teneinde te bepalen met welke doorlaatgrootte een afvoeropening van een machine voor het verspreiden van materiaal over een oppervlak tijdens bedrijf moet worden ingesteld, om de uitstrooiing van een gewenste hoeveelheid materiaal per oppervlakte-eenheid te kunnen ver-20 krijgen, met het kenmerk, dat de meetinrichting zodanig is uitgevoerd dat zij handzaam is.

14. Meetinrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de machine uit licht materiaal is vervaardigd.

15. Meetinrichting volgens een der voorgaande conclu-25 sies, met het kenmerk, dat de meetinrichting in hoofdzaak uit kunststof is vervaardigd.

16. Meetinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zij een gewicht heeft dat kleiner is dan 50 kg.

17. Verspreidsysteem voor het verspreiden van mate riaal zoals kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, met het kenmerk, dat het verspreidsysteem een machine voor het verspreiden van materiaal en een een apart van de machine uitgevoerde meetinrichting omvat voor het bepalen met welke door-35 laatgrootte de afvoeropening van de verspreidmachine moet worden ingesteld om met de machine tijdens bedrijf een gewenste hoeveelheid materiaal per oppervlakte-eenheid te kunnen verspreiden. 8702290 4 ft

18. Meetinrichting zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. 8702290