NL9001380A - Inrichting voor het doseren van materiaal. - Google Patents

Inrichting voor het doseren van materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL9001380A
NL9001380A NL9001380A NL9001380A NL9001380A NL 9001380 A NL9001380 A NL 9001380A NL 9001380 A NL9001380 A NL 9001380A NL 9001380 A NL9001380 A NL 9001380A NL 9001380 A NL9001380 A NL 9001380A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
outflow opening
adjusting member
movement
size
play
Prior art date
Application number
NL9001380A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9001380A priority Critical patent/NL9001380A/nl
Priority to EP19910201479 priority patent/EP0463670B1/en
Priority to DK91201479T priority patent/DK0463670T3/da
Priority to DE1991617817 priority patent/DE69117817T2/de
Publication of NL9001380A publication Critical patent/NL9001380A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Coating Apparatus (AREA)

Description

INRICHTING VOOR HET DOSEREN VAN MATERIAAL
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het doseren van materiaal, zoals vloeibaar, korrelen /of poedervormig materiaal, voorzien van ten minste één reservoir voor het te doseren materiaal, waarbij het reservoir is voorzien van een uitstroomopening met een bijpassend afsluitorgaan, waarmede de uitstroomopening meer of minder kan worden geopend, alsmede van een vers telmechanisme voor het instellen van de grootte van de uitstroomopening.
Bij dergelijke inrichtingen is de grootte van de uitstroomopening in de praktijk moeilijk precies in te stellen. De oorzaak hiervan kan zijn gelegen in speling in het vers telmechanisme. Meestal is speling in het verstelmechanisme aanwezig, of ontstaat speling hierin, naarmate het aantal bedrijfsuren van de inrichting toeneemt. Deze speling zorgt ervoor dat er verschil kan ontstaan in gewenste (ingestelde) en gerealiseerde instelling van de grootte van de uitstroomopening.
De uitvinding beoogt een inrichting voor het doseren van materiaal te verschaffen, waarbij het effect van speling op de nauwkeurigheid teniet wordt gedaan. Hiertoe heeft de inrichting zoals in de aanhef omschreven, het kenmerk dat het vers telmechanisme middelen omvat om te bewerkstelligen, dat speling in het verstelmechanisme geen invloed heeft op het instellen van de grootte van de uitstroomopening. De speling op het vers te lmechanisme wordt hierbij noch opgeheven (wat in de praktijk vrijwel onmogelijk is), noch gecompenseerd, maar het effect van de speling op de instelling van de grootte van de uitstroomopening wordt buiten spel gezet.
In een bijzondere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding omvat het bedieningsorgaan een verstelorgaan, waarbij het verstelorgaan een deel hiervan uitmakend stangen-stelsel in beweging zet, waarmede de grootte van de uitstroomopening kan worden ingesteld en waarbij de beweging van het verstelorgaan vanuit een tevoren vastgestelde bewegingsrichting en over een tevoren vastgestelde afstand plaatsvindt en waarbij tijdens een deel van deze beweging, overeenkomende met de in het verstelorgaan optredende speling, de grootte van de uitstroomopening ongewijzigd blijft en waarbij, op grond van de positie welke is bepaald door de tevoren vastgestelde bewegingsrichting en afstand, en op grond van de gewenste in te stellen grootte van de uitstroomopening, door het bedieningsorgaan de beweging wordt bepaald, die het verstelorgaan dient te maken om naar de stand te komen, die overeenkomt met de gewenste in te stellen grootte van de uit s troomopening.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding wordt bij een beweging van het verstelorgaan in dezelfde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting van het verstelorgaan direct de grootte van de gewenste uitstroomopening ingesteld. Bij een beweging van het verstelorgaan in tegengestelde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting van het verstelorgaan wordt volgens een ander kenmerk van de uitvinding het verstelorgaan, na in tegengestelde richting te zijn bewogen, in dezelfde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting bewogen, zodat de gewenste grootte van de uitstroomopening wordt bereikt.
De afstand waarover het verstelorgaan zich beweegt, in een richting die tegengesteld is aan de tevoren bepaalde bewegingsrichting, wordt volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding bepaald door: 1) de afstand die het verstelorgaan dient te overbruggen om een hieraan gerelateerde gewenste grootte van de uitstroomopening te realiseren (indien geen speling aanwezig zou zijn) en 2) de afstand die wordt gevormd door de maximaal toelaatbare speling in het verstelorgaan, welke laatstgenoemde afstand tevens de afstand vormt die het verstelorgaan vervolgens moet overbruggen, in dezelfde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting, om daarmede de gewenste grootte van de uitstroomopening in te stellen.
In een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvin- ding bedraagt de maximaal toelaatbare speling 5 mm. Voorts omvat het bedieningsorgaan volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding een computer, waarmee het verstelorgaan kan worden geregeld en waarbij zich in een geheugen van de computer de maximaal toelaatbare speling van het verstelorgaan bevindt.
In een bijzondere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding bevat het geheugen ^referentiepunten met behulp waarvan door de computer een verhoudingsgetal wordt berekend, opdat een in het geheugen van de computer aanwezige schaalverdeling van de inrichting overeenkomt met een op de inrichting aanwezige, mechanisch in te stellen schaalverdeling.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 2 is een vooraanzicht van de in figuur 1 weergegeven inrichting, gezien in de richting volgens pijl II in figuur 1;
Figuur 3 geeft op vergrote schaal een deel van de inrichting volgens figuur 1 weer, gezien volgens de lijn III-III in figuur 1;
Figuur 4 geeft een zijaanzicht van het in figuur 3 weergegeven gedeelte weer, gezien volgens de pijl IV in figuur 3;
Figuur 5 toont op vergrote schaal een deel van het in het zijaanzicht volgens figuur 1 weergegeven verstelorgaan, waarbij een met het verstelorgaan gekoppelde computer is weergegeven.
In het uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting volgens de uitvinding als een tijdens bedrijf verrijdbare strooiinrichting weergegeven, die in het bijzonder dient voor het uitstrooien van materiaal over landbouwgronden. De inrichting omvat een gestel 1 waaraan een reservoir 2 is aangebracht. Het reservoir 2 heeft twee afvoertuiten 3 en 4. De ondereinden van de afvoertuiten omvatten een afvoerorgaan 5, respectievelijk 6, die identiek aan elkaar zijn doch ten opzichte van het middenvlak van de inrichting symmetrisch zijn gevormd. In de figuren 3 en 4 is het afvoerorgaan 6 nader weergegeven. Onder elk van de afvoerorganen 5 en 6 is een verspreidorgaan 7, respectievelijk 8 aangebracht. Deze verspreidorganen 7 en 8 zijn ten opzichte van het middenvlak eveneens symmetrisch uitgevoerd en aangebracht. De verspreidorganen 7 en 8 zijn om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiassen roteerbaar in de inrichting aangebracht. Het reservoir 2 en de verspreidorganen 7 en 8 worden gedragen door het gestel 1 dat is voorzien van koppelorganen 9, waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
Zoals in figuur 3 voor het afvoerorgaan 5 is weergegeven, bezitten de afvoerorganen 5 en 6 ieder twee afvoeropeningen 10 en 11. Tegen de buitenzijde van elk van de af voerorganen 5 en 6 is een af sluitorgaan in de vorm van een doseerschuif 12 aangebracht, waarmede de afvoeropeningen 10 en 11 van het betreffende afvoerorgaan naar keuze meer of minder kunnen worden afgesloten. De doseerschuif 12 is door middel van een uit scharnierbaar met elkaar verbonden en scharnierbaar ten opzichte van het gestel aangebrachte stangen of armen bestaand koppelingsorgaan 13 met een ver-stelorgaan 14 gekoppeld, welk verstelorgaan in figuur 5 nader is weergegeven.
Het koppelingsorgaan 13 omvat een koppelingsarm 15, die met het ene einde scharnierbaar met de doseerschuif 12 en met het andere einde middels een arm 16 schamierbaar met een koppelingsarm 17 is verbonden. De arm 16 is scharnierbaar aangebracht aan een steun die op de bovenzijde van het afvoerorgaan 6 is bevestigd. De koppelingsarm 17 is scharnierbaar met een arm 18 verbonden, die aan een horizontale as 19 is bevestigd. De as 19 is om zijn lengteas verdraaibaar aan het gestel aangebracht. Het verstelorgaan 14 is met een einde door middel van een horizontale scharnieras 21 met een arm 20 verbonden, die op de horizontale as 19 is bevestigd. Het andere einde van het verstelorgaan 14 is door middel van een horizontale scharnieras 22 met het gestel 1 verbonden. De scharnieras 22 is door middel van een klem- orgaan 42 vast aan een gestelbalk van het gestel 1 gekoppeld. Door middel van het klemorgaan 42 is de scharnieras 14 langs de gestelbalk verplaatsbaar. Voor deze verplaatsing kan het klemorgaan worden losgemaakt van de gestelbalk en worden verschoven ten opzichte van de gestelbalk en daaraan weer worden vastgeklemd. Het verstelorgaan 14 kan door middel van een computer 23 worden geregeld. Hiervoor is het verstelorgaan door. middel van een kabels omvattende,- bij voorkeur flexibele verbinding 43 met de computer 23 verbonden.
Aan het uiteinde van de horizontale as 19 is een arm 24 bevestigd. De arm 24 ligt met het uiteinde in een sleufvormige opening, die is gevormd tussen een aan het gestel 1 bevestigde plaat 25 en een op afstand daarvan gelegen en daaraan bevestigde geleidingsstrip 26. In de strip 25 en de plaat 26 zijn in eikaars verlengde gelegen gaten 27 aangebracht. Een aanslagpen 28 is naar keuze door één van de in de plaat 25 en de strip 26 aangebrachte gaten 27 aan te brengen. De aanslagpen 28 vormt een verstelbare aanslag voor de arm 24.
De afvoerorganen 5 en 6 zijn komvormig uitgevoerd, zoals in het bijzonder uit figuur 4 blijkt. De afvoerorganen 5 en 6 liggen met hun boveneinden vrij om de cilindervormige afvoereinden 40 van de afvoerorganen 5 en 6. De onderranden 41 van de afvoeropeningen 10 en 11 liggen, in bovenaanzicht gezien (figuur 3), op een concentrisch zich naar boven (van de as van het afvoerorgaan af) uitstrekkende tong 29, respectievelijk 30. De doseerschuif 12 is iets groter dan de totale oppervlakte waarover de afvoeropeningen 10 en 11 zich uitstrekken. Hierdoor kan de doseerschuif beide afvoer-openingen 10 en 11 op de gewenste wijze meer of minder afdekken. De doseerschuif 12 is enigszins verend ‘beweegbaar gekoppeld aan een beugel 31. De einden van de beugel 31 zijn verdraaibaar om in eikaars verlengde gelegen scharnierassen 32 aangebracht, die op de bovenrand van het afvoerorgaan 6 zijn gemonteerd.
De afvoerorganen 5 en 6 worden door strippen 33 op hun plaats om de afvoereinden 40 gehouden. De strippen 33 zijn met hun ene einde door middel van bouten 34 aan de bovenrand van de afvoerorganen 5, 6 verbonden en met hun andere einde door middel van bout 35 met gestel 1 verbonden.
De inrichting volgens de figuren 1-5 wordt tijdens bedrijf voor het verspreiden van materiaal over een te bestrooien oppervlak voortbewogen. Tijdens deze voortbeweging wordt materiaal over een strook van een bepaalde breedte verspreid. De inrichting is hierbij in het bijzonder geschikt voor het verspreiden van materiaal over landbouwgronden. Het te verspreiden materiaal, zoals bijvoorbeeld kunstmest, wil men gewoonlijk in een bepaalde hoeveelheid per oppervlakte-eenheid over het te bestrooien oppervlak uitstrooien. Om dit te bereiken wordt, in afhankelijkheid van de breedte waarover het materiaal wordt gestrooid en in afhankelijkheid van de rijsnelheid van de inrichting over het oppervlak, het materiaal in een bepaalde hoeveelheid per tijdseenheid vanuit het reservoir 2 via de afvoeropeningen 10 en 11 aan de verspreid-organen 7 en 8 toegevoerd. Om het materiaal tijdens bedrijf in de gewenste hoeveelheid per tijdseenheid uit het reservoir 2 te kunnen af voeren via de af voeropeningen 10 en 11, kan de vrij te laten doorlaatgrootte van de afvoeropeningen 10 en 11 door de doseerschuif 12 worden ingesteld. De hoeveelheid materiaal die men per oppervlakte-eenheid wil uitstrooien, kan variëren vanwege bijvoorbeeld de bodem- en/of gewascondities, de soort materiaal die men moet uitstrooien, of vanwege andere omstandigheden.
Voor het verkrijgen van een gewenste doorlaatgrootte moet de doseerschuif 12 in de juiste positie gebracht worden ten opzichte van de afvoeropeningen, welke positie in relatie moet staan met de stand van de arm 24 ten opzichte van de plaat 25. Daartoe wordt vooraf aan het verspreiden van het materiaal de juiste instelling van de doseerschuif 12 ten opzichte van de afvoeropeningen 10 en 11 en de aanslagarm 24 langs de plaat 25 bepaald. Het verstelorgaan 14 wordt tijdens deze instelling van de arm 20 losgekoppeld. Voor deze instelling wordt de aanslagpen 28 in een vooraf bepaald gat 27 geplaatst (door fabrikant opgegeven). De aanslagarm 24 wordt vervolgens tegen de aanslagpen 28 geplaatst. In het uitvoeringsvoorbeeld dient dan de doseerschuif 12 met zijn onderrand 44 juist samen te vallen met de punten van de tongen 29 en 30. Is dit niet het geval, dan kan door het instellen van de lengte van de betreffende, in lengte instelbare arm 15, en/of de armen 18 dit alsnog worden ingesteld. De doseerschuif 12 is verder door middel van het instellen van de boutassen 32 om de as van het verspreidorgaan 6 te verplaatsen, voor het verkrijgen van de juiste positie ten opzichte Van de afvoeropeningen 10 en 11.
Daarna kan het verstelorgaan 14 met de arm 20 gekoppeld worden. Eerst dient echter het verstelorgaan in een nul-positie te worden gebracht. De nul-positie is een stand waarin het in zijn lengterichting verstelbare verstelorgaan zijn kortste lengte heeft. In het uitvoeringsvoorbeeld is het verstelorgaan een electrisch bedienbaar orgaan, waarbij het verstelorgaan een cilindervormig huis omvat waarin een stang in zijn lengte beweegbaar is door middel van een tot het verstelorgaan behorende electromotor. Deze nul-positie kan worden bereikt door een door de computer 27 afgegeven signaal, waarvoor een bedieningspersoon de opdracht moet geven aan de computer 27. Dit afgegeven signaal brengt de electromotor in werking en wel zodanig dat de stang zover mogelijk in het huis wordt getrokken en het verstelorgaan 14 zijn kortste lengte verkrijgt. De tijdsduur van deze aandrijving van de stang door de electromotor is zodanig gekozen dat zeker is gesteld dat de stang zich zo ver mogelijk in het huis terugtrekt. Het verstelorgaan omvat een potentiometer die in samenwerking met de stang op de nul-positie gebracht wordt als de stang op de nul-positie staat. Door het intoetsen van de computer 23 wordt de nul-positie van het verstelorgaan vastgelegd. Vervolgens kan het verstelorgaan 14 aan de arm 20 worden gekoppeld.
De arm 20 dient hiervoor in zijn nul-positie te worden gebracht. Deze nul-positie komt overeen met de stand van de doseerschuif ten opzichte van de afvoeropeningen en wel zodanig dat deze laatsten geheel zijn gesloten. Mocht nu blijken dat het aan de arm 20 te koppelen einde van het verstelorgaan 14 nabij de arm 20 is gelegen, dan kan de lengte van het verstelorgaan 14 iets worden ingesteld en/of het klemorgaan 42 ten opzichte van de gestelbalk worden versteld. Als het verstelorgaan 14 met de arm 20 is verbonden, dan kan door het bedienen van een toets van de computer 23 deze handeling worden bevestigd.
In het geheugen van de computer 23 bevindt zich programmatuur welke controleert of de door de gaten 27 in de plaat 25 gevormde mechanische schaalverdeling overeenkomt met de in de computer opgeslagen schaalverdeling. Deze schaalverdelingen hebben hun uiterste waarden die overeenkomen met de stand waarbij de schuif 12 de afvoeropeningen 10 en 11 geheel afsluiten, respectievelijk geheel vrij geven. Om te controleren of de mechanische schaalverdeling met de in het geheugen van de computer opgeslagen schaalverdeling overeenkomt, dient de aanslag 28 in één der gaten 25 van de op de machine aanwezige schaalverdeling te worden geplaatst, welke van tevoren door de computer 23 op het display wordt aangegeven. De aanslagarm 24 dient door een bedieningspersoon met een toets van de computer 23 naar de aanslagpen 28 te worden geregeld. Als de aanslagpen 28 bereikt is, dient de bedieningspersoon een toets van de computer 23 in te toetsen, waardoor de positie van de aanslagarm 24 wordt vastgelegd in het geheugen van de computer 23. De aanslagpen 28 dient vervolgens op aanwijzing van de computer 23 in één der gaten 25 te worden geplaatst. Het aanslagorgaan 24 dient opnieuw door de bedieningspersoon tot de aanslagpen 28 te worden geregeld om vervolgens door intoetsen van een toets van de computer 23 te worden vastgelegd in het geheugen van de computer 23. In de laatstgenoemde positie van de aanslagpen 28 zijn de af voeropeningen 10 en 11 volledig geopend.
Het is in verband met speling in het verstelmechanisme, voortvloeiende uit onder andere een niet 100% juiste passing of slijtage van bijvoorbeeld de aankoppel-punten van de koppelingsarmen 15, 17 van belang, dat de door de aanslagpen 28 gevormde referentiepunten steeds vanuit dezelfde bewegingsrichting worden benaderd. In bovengenoemde handelingswijze betekent dit dat het verstelorgaan 14 vanuit de volledig ingedraaide stand in de richting van de volledig uitgedraaide stand wordt versteld. De (eventueel) aanwezige speling in het verstelmechanisme wordt tijdens de initiële verstelling van het verstelorgaan 8 verwerkt, in die zin dat de stang van het verstelorgaan 14 door de bij het verstelorgaan 14 behorende elektromotor wordt uitgedraaid en daarmee de speling in het verstelmechanisme tijdens het begin van deze beweging door de stang wordt "weggedrukt", opdat, wanneer het eerste referentiepunt wordt bereikt en het verstelorgaan vervolgens weer wordt versteld, de speling geen invloed meer heeft op de verstelling van de doseerschuif 12 in de initiële bewegingsrichting van de stang van het verstelorgaan.
Uit de beide door de aanslagpen 28 gevormde referentiepunten wordt door de computer 23 een verhoudingsgetal berekend. Met het berekende verhoudingsgetal wordt de in de computer 23 aanwezige schaalverdeling aangepast aan de op de inrichting aanwezige en mechanisch in te stellen schaalverdeling.
Bij het gebruik van de inrichting dient een van te voren bepaalde dosering zo gelijkmatig mogelijk te worden verspreid. De massastroom die hierbij gerealiseerd dient te worden is onder andere afhankelijk van de rijsnelheid van de inrichting. Met de computer 23 en het verstelorgaan 14 kan een rij snelheidsafhankelijke dosering plaatsvinden. Dit betekent dat, wanneer er met een hogere rijsnelheid wordt gereden, de doseeropening automatisch dient te worden vergroot. Wordt met een lagere rijsnelheid gereden, dan zal de doseeropening dienen te worden verkleind. In het geheugen van computer 23 is de relatie van de massastroom welke uit de afvoeropeningen 10, respectievelijk 11 stroomt vastgelegd ten opzichte van de mate waarin de doseerschuif de afvoeropeningen 10 en 11 afsluit. Deze relatie komt overeen met de in plaat 25 aangebracht gaten 27, welke eveneens corresponderen met een bepaalde massastroom die uit de afvoeropeningen 10 en 11 vloeit.
Als de massastroom moet worden gewijzigd, betekent dit dat met het verstelorgaan 14 de arm 20 over een zekere hoek dient te worden bewogen. Het verstelorgaan 14 zal hierbij in lengte toenemen (de spindel draait uit) of zal in lengte afnemen (de spindel draait in). In het geval dat de spindel wordt uitgedraaid, betekent dit in het uitvoerings-voorbeeld dat het verstelorgaan 14 in de richting van ijking wordt bewogen en dus dat de speling op dat moment geen invloed heeft op het verstelmechanisme en daarmee samenhangend de instelling van de doseerschuif ten opzichte van de afvoeropeningen 10 en 11. Bij het indraaien van de spindel zal als gevolg van speling op het verstelmechanisme de initiële beweging van de arm 20 er niet toe leiden dat de doseerschuif 12 wordt bewogen. Pas nadat de speling is overbrugd door de spindel, zal het koppelingsorgaan 13 de verstelling van de spindel overbrengen op de doseerschuif 12, met als gevolg een massastroomverandering. Dit zou betekenen dat, indien van tevoren geen rekening is gehouden met de speling, de gewenste doseeerschuifinstelling niet zal worden bereikt, en de doseerschuif zal in dat geval achterblijven op het verstelorgaan met als gevolg een te geringe afsluiting van de afvoeropeningen 10 en 11 door de doseerschuif 12. Om dit te voorkomen, is in het uitvoeringsvoorbeeld het geheugen van de computer 23 voorzien van een waarde, welke de maximaal toelaatbare speling voorstelt. De maximaal toelaatbare speling kan hierbij worden bepaald door in de praktijk na te gaan wat de speling in het vers telmechanisme bedraagt na een bepaald aantal bedrijfsuren van de inrichting. Het is uiteraard ook mogelijk in het geheugen van de computer de relatie tussen het aantal bedrijfsuren en de daarbij te verwachten speling in het verstelmechanisme in te brengen. Hierdoor wordt het mogelijk, naarmate het aantal bedrijfsuren van de inrichting toeneemt, de maximaal toelaatbare speling aan te passen. In de inrichting zoals hierboven is beschreven, bedraagt deze waarde ongeveer 5 mm. Bij een verstelling van het verstelorgaan 14 zal deze waarde, wanneer de spindel wordt ingedraaid, bij de door de gewenste instelling voortvloeiende af te leggen weg van het verstelorgaan worden opgeteld. Afhankelijk van de speling in het vers telmechanisme, zal de doseerschuif op dat moment de afvoeropeningen 10 en 11 iets te ver afsluiten. De computer 23 zorgt er nu voor dat het verstelorgaan 14 in lengte toe zal nemen, dat wil zeggen, de spindel dient nu 5 mm, de maximaal toelaatbare speling, uitgedraaid te worden. Dit zal erin resulteren dat de initiële beweging van de spindel geen invloed heeft op het verstellen van de doseerschuif 12, de speling op het verstel-mechanisme is hiervan, zij het nu in de andere richting, de oorzaak. Het laatste gedeelte van de beweging van de spindel resulteert erin dat het verstelmechanisme de doseerschuif 12 spelingsvrij kan aansturen en zodoende de gewenste massa-stroom kan instellen. Daar de verstelling met het afsluit-orgaan vrij snel geschiedt, wordt de gewenste instelling snel bereikt en heeft het iets te ver afsluiten van de doseer-opening nauwelijks invloed op de gewenste massastroom. '
Het zal duidelijk zijn dat een op bovengenoemde wijze bereikte instelling van de gewenste grootte van de uit-stroomopening, ook door handmatige verstelling van arm 20 kan worden bereikt. Hiertoe zou er bijvoorbeeld een indicatie op arm 20 aanwezig moeten zijn, welke de maximaal toelaatbare speling voorstelt. Het op deze wijze instellen van de gewenste grootte van de uitstroomopening zal met een niet zo grote nauwkeurigheid, bedieningsgemak en snelheid ingesteld kunnen worden als met het computer-gestuurde verstelorgaan 4.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven, doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen is weergegeven.

Claims (13)

1. Inrichting voor het doseren van materiaal, zoals vloeibaar, korrel- en of poedervormig materiaal, voorzien van ten minste één reservoir voor het te doseren materiaal, waarbij het reservoir is voorzien van een uitstroomopening met een bijpassend afsluitorgaan, waarmede de uitstroomopening meer of minder kan worden geopend, alsmede van een vers telmechanisme voor het instellen van de grootte van de uitstroomopening, met het kenmerk, dat het vers telmechanisme middelen omvat om te bewerkstelligen dat speling in het vers telmechanisme geen invloed heeft op het instellen van de grootte van de uitstroomopening.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen een bedieningsorgaan en een verstelorgaan omvatten, waarbij het verstelorgaan een deel hiervan uitmakend stangenstelsel in beweging zet, waarmede de grootte van de uitstroomopening kan worden ingesteld en waarbij de beweging van het verstelorgaan vanuit een tevoren vastgestelde bewegingsrichting en over een tevoren vastgestelde afstand plaatsvindt en waarbij tijdens een deel van deze beweging, overeenkomende met de in het verstelorgaan optredende speling, de grootte van de uitstroomopening ongewijzigd blijft, en waarbij, op grond van de positie welke is bepaald door de tevoren vastgestelde bewegingsrichting en afstand, en op grond van de gewenste in te stellen grootte van de uitstroomopening, door het bedieningsorgaan de beweging wordt bepaald, die het verstelorgaan dient te maken om naar de stand te komen, die overeenkomt met de gewenste in te stellen grootte van de uitstroomopening.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat bij een beweging van het verstelorgaan in dezelfde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting van het verstelorgaan, direct de grootte van de gewenste uitstroomopening wordt ingesteld.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat bij een beweging van het verstelorgaan in tegengestelde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting van het verstelorgaan, het verstelorgaan, na in tegengestelde richting te zijn bewogen, in dezelfde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting wordt bewogen, zodat de gewenste grootte van de uitstroomopening wordt bereikt.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de afstand waarover het verstelorgaan zich beweegt in een richting die tegengesteld is aan de tevoren bepaalde bewegingsrichting wordt bepaald door: 1. de afstand die het verstelorgaan dient te overbruggen om een hieraan gerelateerde gewenste grootte van de uitstroomopening te realiseren (indien geen speling aanwezig zou zijn) en 2. de afstand die wordt gevormd door de maximaal toelaatbare speling in het verstelorgaan, welke laatstgenoemde afstand tevens de afstand vormt die het verstelorgaan vervolgens moet overbruggen, in dezelfde richting als de tevoren vastgestelde bewegingsrichting, om daarmede de gewenste grootte van de uitstroomopening in te stellen.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maximaal toelaatbare speling 5 mm bedraagt.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan een computer omvat, waarmee het verstelorgaan kan worden geregeld en waarbij zich in een geheugen van de computer de maximaal toelaatbare speling van het verstelorgaan bevindt.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een geheugen van de computer referentiepunten bevat, met behulp waarvan door de computer een verhoudingsgetal wordt berekend, opdat een in het geheugen van de computer aanwezige schaalverdeling voor de grootte van de in te stellen uitstroomopening van de inrichting overeenkomt met een op de inrichting aanwezige, mechanisch in te stellen schaalverdeling voor de grootte van de in te stellen uitstroomopening.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het geheugen een eerste referentiepunt bevat dat overeenkomt met een stand op een schaalverdeling voor het instellen van de grootte van de uitstroomopening, in welke stand het afsluitorgaan op een rand van de uitstroomopening staat, waarbij de uitstroomopening volledig is gesloten.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het geheugen een tweede referentiepunt bevat dat overeenkomt met een stand op de schaalverdeling, waarin het af-sluitorgaan op een rand van de uitstroomopening staat, waarbij de uitstroomopening volledig is geopend.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het geheugen een derde referentiepunt bevat dat overeenkomt met een stand op de schaalverdeling, die is gelegen tussen het eerste en tweede referentiepunt.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het verhoudingsgetal wordt bepaald aan de hand van het tweede en derde referentiepunt.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat voor de bepaling van het verhoudingsgetal het tweede en derde referentiepunt benaderd dienen te worden vanuit de richting van het eerste referentiepunt, welke richting overeenkomt met de genoemde, tevoren vastgestelde bewegingsrichting.
NL9001380A 1990-06-18 1990-06-18 Inrichting voor het doseren van materiaal. NL9001380A (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9001380A NL9001380A (nl) 1990-06-18 1990-06-18 Inrichting voor het doseren van materiaal.
EP19910201479 EP0463670B1 (en) 1990-06-18 1991-06-14 Am implement for dosing material
DK91201479T DK0463670T3 (da) 1990-06-18 1991-06-14 Redskab til dosering af materiale
DE1991617817 DE69117817T2 (de) 1990-06-18 1991-06-14 Gerät zur Dosierung von Material

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9001380 1990-06-18
NL9001380A NL9001380A (nl) 1990-06-18 1990-06-18 Inrichting voor het doseren van materiaal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9001380A true NL9001380A (nl) 1992-01-16

Family

ID=19857266

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9001380A NL9001380A (nl) 1990-06-18 1990-06-18 Inrichting voor het doseren van materiaal.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0463670B1 (nl)
DE (1) DE69117817T2 (nl)
DK (1) DK0463670T3 (nl)
NL (1) NL9001380A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1009699C2 (nl) 1998-07-20 2000-01-24 Maasland Nv Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal.

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL192240C (nl) * 1983-02-16 1997-04-03 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
ES2076097B1 (es) * 1993-07-19 1998-10-16 Maquinaria Agricola Sola S L Perfeccionamientos en maquinas esparciadoras de abono.
US9414537B2 (en) * 2013-03-18 2016-08-16 Dni Enterprises, Llc Bulk media spreader transversal actuator assembly with kinematic hyperextension prevention

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1284678B (de) * 1966-05-03 1968-12-05 Dreyer Heinrich Wilhelm Vorrichtung zum Ausstreuen von pulvrigen oder gekoernten Duengemitteln
DE3609528A1 (de) * 1986-03-21 1987-09-24 Amazonen Werke Dreyer H An einen schlepper anzubauender anbauschleuderstreuer
NL8702290A (nl) * 1987-09-25 1989-04-17 Lely Nv C Van Der Meetinrichting voor een machine voor het verspreiden van materiaal.

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1009699C2 (nl) 1998-07-20 2000-01-24 Maasland Nv Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal.
EP0974254A1 (en) 1998-07-20 2000-01-26 Maasland N.V. A closing member for an implement for metering material

Also Published As

Publication number Publication date
EP0463670A1 (en) 1992-01-02
DE69117817D1 (de) 1996-04-18
DE69117817T2 (de) 1996-10-31
DK0463670T3 (da) 1996-06-10
EP0463670B1 (en) 1996-03-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0995351B1 (de) Vorrichtung zur Steuerung einer Überladeeinrichtung
NL8701870A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
EP0246575B1 (de) Schleuderstreuer mit Vorratsbehälter
DE3887218T2 (de) Streuer.
EP3908097B1 (de) Verfahren zur steuerung und/oder regelung eines dosierrades einer verteilmaschine unter durchführung von abdrehproben und hierfür geeignete verteilmaschine
NL9101732A (nl) Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
NL9001380A (nl) Inrichting voor het doseren van materiaal.
NL8301548A (nl) Landbouwwerktuig.
EP2742790A1 (de) Verteilmaschine
NL1002681C2 (nl) Strooier met gewichtsmeting.
CZ311692A3 (en) Fertilizer spreader with centrifugal wheels
DK171854B1 (da) Påbygningscentrifugalspredere, især til kornet kunstgødning
NL8700860A (nl) Machine voor het strooien van materiaal.
NL1009699C2 (nl) Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal.
AU709053B2 (en) A mowing machine
US6033172A (en) Bale turning apparatus
NL8302688A (nl) Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal.
NL8702290A (nl) Meetinrichting voor een machine voor het verspreiden van materiaal.
NL8301973A (nl) Inrichting en werkwijze voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
EP0465790A1 (de) Kreiselmähwerk zum Frontanbau an Schlepper
EP0613613A1 (de) Schleuderdüngerstreuer
NL1016944C2 (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
EP0890513B1 (de) Dosiereinrichtung für in Behältnisse abzufüllende Schüttgüter
NL9100739A (nl) Strooier.
WO2004031486A1 (en) Spreader

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed