NL8302688A - Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal. - Google Patents

Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8302688A
NL8302688A NL8302688A NL8302688A NL8302688A NL 8302688 A NL8302688 A NL 8302688A NL 8302688 A NL8302688 A NL 8302688A NL 8302688 A NL8302688 A NL 8302688A NL 8302688 A NL8302688 A NL 8302688A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
lift stand
tractor
lift
lifting
Prior art date
Application number
NL8302688A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8302688A priority Critical patent/NL8302688A/nl
Priority to EP84201061A priority patent/EP0134603A3/en
Priority to GB08418737A priority patent/GB2144021B/en
Priority to FR8411648A priority patent/FR2549684B1/fr
Priority to DE19843427575 priority patent/DE3427575A1/de
Publication of NL8302688A publication Critical patent/NL8302688A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B63/00Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements
    • A01B63/02Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements mounted on tractors
    • A01B63/10Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements mounted on tractors operated by hydraulic or pneumatic means
    • A01B63/102Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements mounted on tractors operated by hydraulic or pneumatic means characterised by the location of the mounting on the tractor, e.g. on the rear part
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B59/00Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
    • A01B59/06Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines mounted on tractors
    • A01B59/066Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines mounted on tractors of the type comprising at least two lower arms and one upper arm generally arranged in a triangle (e.g. three-point hitches)
    • A01B59/067Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines mounted on tractors of the type comprising at least two lower arms and one upper arm generally arranged in a triangle (e.g. three-point hitches) the lower arms being lifted or lowered by power actuator means internally incorporated in the tractor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C15/00Fertiliser distributors
    • A01C15/005Undercarriages, tanks, hoppers, stirrers specially adapted for seeders or fertiliser distributors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Fertilizing (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

.:, * . 4 2570/iTed. AV ..... ....-.
C. van dar Lely N.V. , Maasland "Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van .· · verspreidbaar materiaal"
De uitvinding heeft betrekking op een landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal, bijvoorbeeld kunstmest, voorzien van een gestel, een reservoir en ten minste één 5 verspreidorgaan, waarbij het gestel van de inrichting bevestigingsorganen omvat voor het aankoppelen van de inrichting aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig, terwijl aan het gestel nabij de onderste bevestigingsorganen een zich althans in hoogterichting 10 uitstrekkende liftbok is aangebracht voor het in een hogere stand kunnen brengen van de inrichting, waarbij deze liftbok van bevestigingsorganen is voorzien om deze met de hefarmen van de hefinrichting van'éen trekker of dergelijk voertuig te kunnen koppelen.
15 Bij inrichtingen van deze soort wordt de liftbok gebruikt om de inrichting in een hogere stand boven de grond te kunnen gebruiken.
In het bijzonder bij strooiinrichtingen voor het verspreiden van materiaal zoals kunstmest wordt de liftbok 20 gebruikt om de strooier te kunnen gebruiken voor het uitstrooien van kunstmest boven reeds boven een bepaalde hoogte boven de grond uitgegroeide gewassen.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen waarbij de inrichting 25 op gunstige wijze aan een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden.
Volgens de uitvinding kan dit bereikt' worden doordat de liftbok beweegbaar en naar keuze in een van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van het gestel 30 vastzetbaar is, zodanig dat in zijaanzicht gezien de bevestigingsorganen van het gestel tussen deze twee standen althans in hoofdzaak parallel aan de normale voortbewegings-richting van de inrichting verplaatsbaar zijn. Hierdoor kan de inrichting bij zijn bevestiging via de liftbok aan . ..
8302688 t 2 de trekker of dergelijk voertuig ten opzichte van de trekker evenwijdig aan de normale voortbewegingsrichting verplaatst worden. Op deze wijze kan de inrichting in een zo gunstig mogelijke positie ten opzichte van de trekker gebracht 5 worden. Hierbij kan de inrichting zodanig ten opzichte van de trekker aangebracht worden dat het zwaartepunt bijvoorbeeld zo dicht mogelijk bij de trekker is gelegen. Verder kan de inrichting zodanig aangebracht worden dat door de hogere stand van de inrichting deze niet óp on-10 gewenste wijze met delen van de trekker in aanraking kan komen waardoor beschadiging van de trekker en de inrichting zou kunnen ontstaan. Ook is de inrichting hierdoor bijvoorbeeld in een zö gunstig mogelijke positie te brengen ten opzichte van 'andere machines waarmede de inrichting 15 moet samenwerken bij het gezamenlijk gekoppeld zijn van twee of meer machines aan een trekker of dergelijk voertuig.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen wanneer de afstand in hoogte gemeten tussen de bevestigingsorganen van de 20 liftbok en de bevestigingspunten van de liftbok aan het gestel een grootte heeft die groter is dan ongeer 0,7 maal en kleiner is dan ongeveer 1,5 maal de hoogte tussen de bevestigingsorganen van het gestel waarmede het aan de hefarmen van de trekker koppelbaar is en het bevestigings-25 orgaan van het gestel voor de bevestiging aan de top- stang van de driepuntshefinrichting van een trekker.
Een gunstige verplaatsing van de liftbok ten opzichte van het gestel kan verkregen worden wanneer de liftbok scharnierbaar met het gestel van de inrichting is gekoppeld. 30 De verstelling van de liftbok ten opzichte van het gestel kan volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld op gunstige wijze verkregen worden wanneer de liftbok door middel van ten minste één schoorstaaf met de achterzijde van het gestel is verbonden waarbij de schoorstaaf in 35 zijn lengterichting instelbaar is.
De stand van de inrichting kan op gunstige wijze • verder ingesteld worden wanneer ten minste een van de bevestigingsorganen van het gestel van de inrichting in hoogterichting verstelbaar is ten opzichte van het. gestel 8302688
/ J
3 en naar keuze in een van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van het gestel vastzetbaar is. Hierdoor kan de stand van de inrichting ten opzichte van de grond scheef gesteld worden. In het bijzonder bij strooiinrichtingen 5 voorzien van om zich in hoogterichting uitstrekkende draai-ingsassen draaibare strooiorganen kan dit van belang · zijn voor het plaatsen van de strooiorganen scheef ten opzichte van het te bestrooien oppervlak. Hierdoor kan de uitstrooiing van het materiaal voor bepaalde doeleinden veranderd worden. 10 Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld wordt hierbij verkregen wanneer het bevestigingsorgaan scharnierbaar met het gestel is verbonden om een scharnieras die zich althans nagenoeg in horizontale richting en althans nagenoeg dwars op de normale voortbewegingsrichting van de inrichting 15 uitstrekt.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
20 Fig. 1 is een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding,
Fig. 2 is een vooraanzicht van de inrichting volgens fig. 1 gezien in de richting volgens de pijl II in fig. 1,
Fig. 3 geeft de inrichting volgens de fig. 1 in een 25 andere stand weer,
Fig. 4 geeft een ander uitvoeringsvoorbeeld weer van een gedeelte van de inrichting volgens de fig. 1-3,
Fig. 5 geeft weer een ander uitvoeringsvoorbeeld weer van een gedeelte van de inrichting volgens de fig. 1-3, 30 Fig. 6 geeft een zijaanzicht van een gedeelte van een met de figuren 1-3 overeenkomende inrichting weer, waarbij dit gedeelte een ander bevestigingsorgaan weergeeft,
Fig. 7 geeft op verkleinde schaal een vooraanzicht van een inrichting weer die is voorzien van de constructie 35 volgens fig. S,
Fig. 8 geeft een andere stand van de inrichting . weer met een constructie volgens fig. 6.
De weergegeven inrichting is een landbouwwerktuig voor het uitstrooien van verspreidbaar materiaal.
8302688 ’ i v 4
De inrichting omvat een gestel 1 waaraan een reservoir 2 en onder het reservoir gelegen verspreidorganen 3 en 4 zijn aangebracht. De verspreidorganen 3 en 4 zijn gekoppeld met niet nader weergegeven overbrenginsorganen 5, die een aandrijfas 6 omvatten. De inrichting is verder 5 voorzien van een niet-nader weergegeven doseerinrichting 7 die niet aangegeven openingen in het reservoir omvatten die boven de verspreidorganen 3 en 4 uitmonden.
Het gestel 1 omvat aan de voorzijde van de inrichting twee evenwijdig aan elkaar gelegen zich in 10 hoogterichting uitstrekkende gestelbalken 8 en 9, die met hun boveneinden verbonden zijn door een horizontale gestel-balk 10 waaraan het reservoir is bevestigd. Nabij de onder-einden van de gestelbalken 8 en 9 zijn daaraan de vooreinden van een horizontale, in bovenaanzicht gezien, doch niet 15 weergegeven, V-vormige onderbalk 11 bevestigd. De benen van de balk 11 strekken zich vanaf de balken 8 en 9 convergerend naar achteren toe uit en sluiten op elkaar aan.
Iets boven het ondereinde van de balk 8 is een bevestigingsorgaan 12 aangebracht in de vorm van twee 20 aan weerszijden van de balk 8 aangebrachte platen. De balk 9 is op dezelfde wijze voorzien van een bevestigingsorgaan 13 bestaande uit twee aan weerszijden van de balk 9 gelegen platen. De bevestigingsorganen 12 en 13 zijn op dezelfde hoogte aan het gestel 1 bevestigd en bezitten ieder in 25 eikaars verlengde gelegen gaten 14 en 15. In het midden van de machine is aan de balk 10 een bevestigingsorgaan 16 in de vorm van twee op korte afstand van elkaar gelegen strippen aangebracht, die zijn voorzien van in eikaars verlengde gelegen gaten 17.
30
De inrichting is voorzien van een aan het gestel 1 aangebrachte liftbok 20. De liftbok 20 omvat twee zich in hoogterichting uitstrekkende steunbalken 21 en 22 die onderling zijn gekoppeld door een tussenbalk 23 die nabij de ondereinden van de balken 21 en 22 is gelegen. Op korte afstand boven 3 5 . de ondereinden van de steunbalken 21 en 22 zijn bevestigings organen 24 en 25 aangebracht. Deze bevestigingsorganen bestaan ieder uit aan weerszijden van de balken 21 resp. 22 aangebrachte 8 3Ö 2 6 8 8 4 4 5 platen 26 en 27. De platen 26 zijn aan de van elkaar afge-keerde zijden van de balken 21 en 22 aangebracht terwijl de platen 27 aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de balken 21 en 22 zijn gelegen. De platen 26 en 27 strekken 5 zich naar de voorzijde van de balken 21 en 22 even ver uit.
De platen 27 strekken zich, zoals uit fig. 1 blijkt,.tot achter de balken 21 resp. 22 uit en vormen met het zich achter de balken 21 en 22 uitstrekkende deel een steunlip 23. De steunbalken 21 en 22 zijn met hun boveneinden via 10 scharnierassen 29 en 30 scharnierend gekoppeld aan de bevestigingsorganen 12 en 13. Het ondereinde van de liftbok 20 is via schoorbalken 31 en 32, gezien in de voort-bewegingsrichting 52, in het midden van de machine gekoppeld met het achtereinde van de horizontale balk 11 en daarmede 15 met het achtereinde van het gestel 1. Elk van de schoorbalken 31 en 32 bestaat uit een huls 35 en staven 33 en 34.
De staven 33 en 34 zijn van tegengestelde schroefdraad voorzien, en de huls 35 van inwendige schroefdraad. De schoorstaven zijn met lippen 36 door middel van scharnier-20 pennen 37 scharnierend gekoppeld met de lippen 28. De staven 33 en 34 zijn voorzien van lippen 38 die door middel van scharnierpennen 39 scharnierend zijn gekoppeld met een lip 40 die aan de horizontale balk 11 is bevestigd.
De lengte van de schoorstaven 31 en 32 tussen de lippen 25 36 en 38 kan ingesteld worden door het verdraaien van de huls 35 ten opzichte van de van schroefdraad voorziene staven 33 en 34 die hierbij meer of minder in de huls 35 zullen worden opgenomen.
Bij het gebruik van de inrichting wordt deze met de 30 hefinrichting van de trekker gekoppeld waarbij de hefarmen 44 van de hefinrichting van de trekker 45 met hun einden tussen de strippen 26 en 27 van de bevestigingsorganen 24 en 25 worden aangebracht. Het bevestigingsorgaan 16 wordt dan met de topstang 46 van de hefinrichting gekoppeld.
35 Door middel van een tussenas 47 wordt de aandrijfas 6 met de aftakas van de trekker gekoppeld.
De weergegeven inrichting dient voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal, in het bijzonder korrel- en/of poedervormig materiaal zoals kunstmest. Het te verspreiden 8302688
« V
6 materiaal wordt tijdens het voortbewegen van de inrichting over het te bestrooien oppervlak, bijvoorbeeld een met kunstmest te bestrooien akker, uitgestrooid waarbij het te verspreiden materiaal in het reservoir 2 wordt meegevoerd.
5 Het te verspreiden materiaal wordt in de gewenste hoeveelheid per tijdseenheid vanuit het reservoir via de niet nader weergegeven doseerorganen 7 aan de verspreidorganen 3 en 4 toegevoerd. De verspreidorganen 3 en 4 worden tijdens bedrijf in draaiing gebracht vanaf de aftakas 48 van de 10 trekker via de tussenas 46 en de aandrijfas 6. De overbrengings-organen 5 zijn zodanig uitgevoerd dat de verspreidorganen 3 en 4 tegengesteld aan elkaar om hun zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen zullen verdraaien, waarbij de naar elkaar toegekeerde zijden van de verspreidorganen 15 bewegen in de richting 52 waarin de inrichting tijdens normaal bedrijf wordt voortbewogen. De konstruktie van de verspreidorganen 3 en 4 en hun draairichting, alsmede de ligging van de afvoeropeningen van het reservoir zijn zodanig gekozen dat tijdens het bedrijf van de inrichting beide verspreid-20 organen 3 en 4 het materiaal symmetrisch ten opzichte van het vertikale vlak 63 uitstrooien. Het vlak 63 bevat de langshartlijn van de inrichting, die in hoofdzaak symmetrisch is ten opzichte van dit vlak. Ieder van de strooi-organen strooit het materiaal in hoofdzaak naar achteren 25 uit over een breedte die zich aan weerszijden van de inrichting praktisch even ver uitstrekt. Hierbij zal dus het materiaal zowel door het verspreidorgaan 3 als het verspreid-orgaan 4 praktisch over de volle werkbreedte van de inrichting verspreid worden, zodat de beide strooisektoren elkaar 30praktisch geheel overlappen. De inrichting is in het bijzonder geschikt voor het verspreiden van bijv. kunstmest over te velde staande gewassen die zich reeds vrij hoog boven de bodem uitstrekken. De verspreidorganen 3 en 4 kunnen bijv. door de liftbok 20 op een afstand van 1,50 m boven de grond 35gehouden worden. Hierbij kan het materiaal bijv. uitgestrooid worden over gewassen die zich reeds ongeveer 1 meter boven de grond uitstrekken.
De liftbok 20 is ten opzichte van het gestel 1 scharnierbaar om een horizontale zich loodrecht op de richting 8302688 7 52 uitstrekkende scharnieras, die wordt gevormd door de in eikaars verlengde gelegen pennen 29 en 30 waarmede de bok aan de bevestigingsorganen 12 en 13 is bevestigd. De scharnierbeweging van de bok ten opzichte van het gestel 1 kan 5 verkregen worden door de lengte van de schoorstaven 31 en 32 te veranderen. Hiervoor kan de huls 35 ten opzichte van de draadspindels 33 en 34 verdraaid worden. Door de lengte van de schoorstaven 31 en 32 te vergroten kan de liftbok 20 ten opzichte van het gestel 1 zodanig om de pennen 29 en 30 10 scharnieren dat deze ten opzichte van het gestel naar voren beweegt en bijv. in een stand gebracht kan worden die in fig. 3 is weergegeven. Bij het in de gelijke stand houden van de hefarmen 44 zal hierdoor de inrichting ten opzichte van de pennen 49, waarmede de bevestigings-15 armen 24 en 25 aan de hefarmen 44 zijn gekoppeld, naar achteren bewegen. De steunbalken 21 en 22, die in fig. 1 0 een hoek 50 maken van ongeveer 10 met de verticaal staande balken 8 en 9, die zich loodrecht· uitstrekken op de ver-spreidorganen 3 en 4 en evenwijdig zijn gelegen aan de 20 draaiingsassen van de verspreidorganen 3 en 4, sluiten in fig. 3 een hoek 51 van ongeveer 10° met de balken 8 en 9 in.
De liftbok 22 is hierbij over 20° om de assen 29, 30 ten opzichte van het gestel 1 verzwenkt. Het zal duidelijk zijn dat de hoekverdraaiing van de liftbok 20 ten opzichte 25 van het gestel 1 naar keuze in een van meerdere standen vastgezet kan worden door het naar keuze meer of minder verlengen of verkorten van de schoorbalken 31 en 32.
Door het verdraaien van de liftbok 20 ten opzichte van het gestel 1 om de door de pennen 29 en 30 gevormde scharnieras 30 kan aldus de het gestel 1 en de verspreidorganen 3 en 4 omvattende inrichting, in een richting evenwijdig aan de voortbewegingsrichting 52 meer of minder ten opzichte van de trekker verplaatst worden. Hierdoor kan de inrichting naar keuze meer of minder dicht nabij de trekker aangebracht 35 worden. Door de inrichting t.o.v. de trekker 45 evenwijdig aan de richting 52 te bewegen wordt ook het zwaartepunt ♦ van de inrichting evenwijdig aan die richting t.o.v. de trekker verplaatst. In het bijzonder als de strooiinrichting door de liftbok hoog wordt gehouden en de trekker niet te 9302688 Λ 8 groot is kan het van voordeel zijn de strooiinrichting zo dicht mogelijk bij de trekker aan te brengen. Hiervoor kan dan de liftbok zo ver mogelijk naar achteren verdraaid worden ten opzichte van het gestel 1. De hoek 50 zal dan zo 5 groot mogelijk ingesteld worden.
Ook kan het belangrijk zijn de inrichting t.o.v. de trekker in een richting evenwijdig aan de richting 52 te verplaatsen om te voorkomen dat de inrichting op ongewenste wijze met delen van de trekker in aanraking komt, waardoor 10 de inrichting en/of de trekker beschadigd zou kunnen worden. In het bijzonder door de betrekkelijk grote lengte van de bok 20 tussen de pennen 29 en 30 en de pennen 49 kan de verplaatsing van de inrichting ten opzichte van de trekker evenwijdig aan de richting 52 verkregen worden zonder dat 15 de inrichting en daarmede de verspreidorganen 3 en 4 in hun hoogteligging boven de grond praktisch zullen veranderen. De in hoogterichting gemeten afstand 53 tussen de pennen 29 en 30 en de pennen 49 is in dit uitvoeringsvoorbeeld iets groter door de afstand 54 tussen de gaten 15 en de gaten 17 van de 20 bevestigingsorganen 12 en 13 resp. 16. Bij voorkeur is de afstand 53 niet kleiner dan 0,7 maal de afstand 54 en niet groter dan ongeveer 1,5 maal de afstand 54.
Het zal duidelijk zijn dat de hoogte van de inrichting met verspreidorganen 3 en 4 boven de grond ook 25 over een bepaalde afstand ingesteld kan worden door de hefarmen 44 in hoogterichting te bewegen. De liftbok 20 dient dan ook om de inrichting over een aanzienlijke afstand boven de grond aan te brengen en daarbij de inrichting evenwijdig aan de richting 52 te kunnen verplaatsen door 30 scharnieren van de bok t.o.v. het gestel 1. Hierbij zal voor het in horizontale stand of te wel het evenwijdig houden van de verspreidorganen 3 en 4 aan de grond de lengte van de topstang 46 in de gewenste lengte gebracht kunnen worden.
De lengte van de schoorstaven 31 en 32 is bij voorkeur 35 zodanig in te stellen dat de bok 20 over minimaal een hoek van 10° vanuit de vertikale stand naar achteren en naar voren kan zwenken om de scharnieras gevormd door de pennen 29 en 30. Binnen deze hoekverdraaiing zal de hoogte van de verspreidorganen 3 en 4 boven de grond praktisch niet S 3 0 2 6 8 8 * - + 9 wijzigen door de betrekkelijk grote lengte 53, terwijl toch een redelijke verplaatsing van de inrichting te verkrijgen is.
Het zal duidelijk zijn dat de hoekverdraaiings-mogelijkheid van de bok 20 van het gestel 1 ook anders 5 gekozen kan worden dan de weergegeven grootte van 10° voor de hoeken 50 en 51. Om een grotere hoekverdraaiing van de bok 20 ten opzichte van het gestel 1 naar achteren toe mogelijk te maken dan in fig. 1 is weergegeven, kunnen de boveneinden van de balken 21,22zijn voorzien van op 10 afstand van elkaar gelegen strippen 57 en 53 zoals in fig. 4 is weergegeven. Deze strippen kunnen dan aan de van elkaar afgekeerde zijden van de platen 27 en 25 zijn aangebracht en scharnierbaar zijn ten opzichte van deze platen door respectievelijks scharnierpennen 29 en 30 zoals in het 15 voorgaande uitvo-eringsvoorbeeld is weergegeven. De platen 57 en 58 liggen op zodanige afstand van elkaar dat deze aan weerszijden van de balken 8 resp. 9 daarlangs kunnen bewegen voor de gewenste hoekverdraaiing van de liftbok 20 naar achteren toe ten opzichte van het gestel. Zoals in 20 fig. 5 is weergegeven kunnen de balken 21 en 22 ook van een knik 59 zijn voorzien zodat de hoekverdraaiing van de bok groter kan zijn alvorens de balken 21 en 22 met het ondereinde van de balken 8 en 9 in aanraking zullen komen. Het zal duidelijk zijn dat bijvoorbeeld ook de ondereinden 25 van de balken 9 naar achteren afgebogen kunnen zijn. De weergegeven in hoofdzaak uit het gestel 1, het reservoir 2 en de strooiorganen 3 en 4 bestaande strooiinrichting is echter een model van een bestaande inrichting waaraan de liftbok zonder meer bevestigd kan worden.
3° De inrichting bestaande uit het gestel 1, het reservoir 2 en de verspreidorganen 3 en 4 kan ook gebruikt worden zonder de liftbok 20. Hiervoor kan deze bok van het gestel 1 losgenomen worden door het losnemen van de schoorstaven 31 en 32 van de strip 40 en de boveneinden a van de balken 21 en 22 van de bevestigingsorganen 12 en 13.
De inrichting kan dan zonder liftbok aan de hefinrichting gekop-* peld worden. Hierbij kunnen de hefarmen 44 door middel van de pennen 29 en 30 aan de bevestigingsorganen 12 en 13 worden gekoppeld. De topstang kan dan aan de bevestigings- 8302688 “ * 10 organen 16 gekoppeld worden waarbij de topstang dan echter aanzienlijk korter zal behoeven te zijn.
De aandrijfas 6 kan dan weer door middel van een kortere tussenas 47 met de aftakas 48 gekoppeld zijn zodat 5 de inrichting is te gebruiken met de verspreidorganen 3 en 4 over een aanzienlijk kortere afstand boven de grond. De inrichting is dan bijvoorbeeld te gebruiken voor het uitstrooien van materiaal, bijv. kunstmest, over de grond met de verspreidorganen 3 en 4 op ongeveer 60 cm boven de grond.
10 Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld een strooi- inrichting is weergegeven met roterende verspreidorganen 3 en 4 zal de uitvindingsgedachte om een liftbok beweegbaar aan het gestel van een landbouwinrichting te gebruiken ook bij andere landbouwinrichtingen dan de weergegeven strooi-15 inrichting te gebruiken zijn. De liftbok 20 volgens de uitvinding kan in het algemeen gebruikt worden om een landbouwinrichting of een deel daarvan in een aanzienlijk hogere positie te brengen en ten opzichte van de trekker parallel aan de rijrichting 52 naar keuze in een van twee of meer 20 plaatsen te kunnen aanbrengen.
De bevestiging van de boveneinden van de balken 21 en 22 aan de bevestigingsorganen 12 en 13, en de koppeling van de liftbok 20 via de nabij de onderzijde van de balken 21 en 22 bevestigde schoorstaven 31 en 32 met het achtereinde 25 van de balk 11, geeft een sterke constructie. Hierbij kan de strooiinrichting een betrekkelijk groot reservoir hebben en met het gevulde reservoir betrekkelijk zwaar zijn.
Om bij het verstellen van de liftbok 20 om de door de pennen 29 en 30 gevormde scharnieras de verspreid-30 organen 3 en 4 in een gewenste stand ten opzichte van de grond bijvoorbeeld om de verspreidorganen evenwijdig onder een bepaalde hoek ten opzichte van de grond te kunnen instellen, is aan de gestelbalk 9 een wijzer 61 aangebracht.
De wijzer 61 is vrij om een horizontale scharnieras 60 35 beweegbaar langs een schaalverdeling 62. De stand van de wijzer 61 ten opzichte van de schaalverdeling 62 kan de stand van de verspreidorganen 3 en 4 ten opzichte van de horizontaal weergeven. De instelling van de verspreid organen kan dan door het veranderen van de lengte van de 3302688 11 topstang 46 gemakkelijk worden uitgevoerd na het op de gewenste hoogte te hebben gebracht van de inrichting.
In de figuren 6, 7 en 8 is een ander uitvoerings-voorbeeld van een deel van de inrichting volgens de figuren 5 1, 2 en 3 weergegeven, waarbij het bevestigingsorgaan 13 volgens de figuren 1, 2 en 3 is vervangen door een scheefstel-mechanisme 66. Dit mechanisme 66 is in figuur 6 in een met figuur 1 overeenkomend zijaanzicht weergegeven. Het scheef-stelmechanisme 66 omvat een bevestigingsorgaan 67 dat twee 10 aan weerszijden van de balk 9 gelegen platen 68 omvat, die vast met elkaar zijn verbonden door een verbindingsstrip 71. het bevestigingsorgaan 71 is ten opzichte van de balk 9 scharnierbaar om een scharnieras 69 aangebracht. De as 69 is aan de achterzijde van de balk 9 aan steunlippen 70 15 aangebracht. Het bevestigingsorgaan 67 is voorzien van met de gaten 15 overeenkomende gaten 72 waaraan de bovenzijde van de steunbalk 22 van de liftbok 20 bevestigd kan worden door een pen 30 overeenkomstig de bevestiging aan het bevestigingsorgaan 13 in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld. 20 Het scheefstelmechanisme 66 omvat een heforgaan 73 dat in dit uitvoeringsvoorbeeld een hydraulisch heforgaan is en een cilinder 74 met zuigerstang 75 omvat. Het heforgaan 73 is door middel van een scharnieras 77 scharnierend bevestigd aan aan de balk 10 aangebrachte lippen 76. Het ondereinde 25 van de stang 75 van het neforgaan 73 is door middel van een scharnieras 78 scharnierend bevestigd tussen de platen 68.
De platen 68 van het bevestigingsorgaan 67 zijn voorzien van in eikaars verlengde gelegen gaten 79, 80 en 81 waarbij de gaten 30 en 81 aan weerszijden van het gat 79 en op 30 even grote afstand daarvan zijn gelegen. Hierbij vormt het gat 73 een middengat terwijl de gaten 80 en 81 een onderen bovengat vormen. Naar keuze kan in een van-de gaten 79, 80 of 81 een grendelpen 82 gestoken worden, zoals in fig. 6 is weergegeven waarbij de grendelpen 82 in het middengat 79 35 is aangebracht. De grendelpen strekt zich hierbij door de in eikaars verlengde gelegen gaten 79 in de 'beide aan weerszijden van de balk 9 gelegen platen 68 uit.
Bij het gebruik van de inrichting wordt deze op dezelfde wijze als in de fig. 1 - 5 is weergegeven met de 8302688 r < 12 hefinrichting van de trekker gekoppeld.
Hierbij kan de liftbok 20 in de gewenste stand ten opzichte van het gestel 1 geplaatst worden door middel van de schoorstaven 31 en 32 zoals hiervoor is aangegeven.
5 In fig. 5 is de balk 22 en daarmede de liftbok 20 in een stand ten opzichte van het gestel 1 geplaatst die overeenkomt met fig. 1. Bij het aanwezig zijn van de grendelpen 82 in het middengat 79 zal de strooier in een stand gehouden worden die overeenkomt met de figuren 1 en 2, waarbij de 10 verspreidorganen 3 en 4 en de balk 10 evenwijdig aan de bodem zijn gelegen. Het bevestigingsorgaan 67 kan ten opzichte van-het gestel 1 van stand veranderd worden. Met het heforgaan 73 kan het bevestigingsorgaan 67 om de scharnieras 69 ten opzichte van het gestel 1 worden ✓ 15 verdraaid. Uitgaande van de stand die in fig. 6 is weergegeven, waarbij de pen 30 via de liftbok 20 en de hefarmen 44 op zijn plaats worden gehouden, wordt het gewicht van de inrichting via de scharnieras 69 op de bevestigingsorganen 67 overgebracht. Onder het gewicht 20 van de inrichting zal de scharnieras 69 naar beneden willen bewegen ten opzichte van de pen 30, waardoor het bevestigingsorgaan 67 zal willen scharnieren om de as- 69 en de pen 30.
Dit wordt voorkomen door de aanwezigheid van de grendelpen 82 die, gestoken door het middengat 79, tegen de voorzijde van de 25 balk 9 of een daaraan aangebrachte aanslag rust. De' stand van het bevestigingsorgaan 67 is hiermede geborgd. Door het heforgaan 73, dat via niet - weergegeven leidingen met bijv. het hydraulisch circuit van de trekker verbonden kan zijn, onder druk te zetten zodanig dat de stang 75 uit de 30 cilinder 74 wordt gedrukt zal de scharnieras 78 naar beneden worden bewogen. Hierdoor zal het bevestigingsorgaan 67 om de scharnieras 69 naar beneden verdraaien waardoor de grendelpen 79 vrij komt van het aanliggen tegen de balk 9 en uit het middengat 79 verwijderd kan worden. Door middel 35 van het heforgaan 73 kan het bevestigingsorgaan 67 nu zo ver om de pen 69 naar beneden scharnieren dat het bovengat 81 voor de voorzijde van de balk 9 komt te liggen en de grendelpen 82 daarin gestoken kan worden. Hierna kan de druk in het heforgaan 73 worden weggenomen, waarna de pen 82 8302688 13 gestoken in het gat 81, een scharnieren van het bevesti- gingsorgaan 67 om de scharnieras 69 omhoog tegengaat.
De scharnieras 69, en daarmede de inrichting, zal dan ten opzichte van de pen 30 omhoogbewogen zijn. Het bevestigings- 5 orgaan 12 (fig. 2) zal echter op de bovenzijde van de balk 21 van de bok op dezelfde hoogte zijn blijven liggen, zodat de inrichting een scheve stand in zal nemen zoals in fig. 7 is weergegeven. Bij deze stand zijn, gezien in de normale voortbewegingsrichting 52, de verspreidorganen 10 3 en 4 scheef gesteld ten opzichte van de bodem. Hierbij zijn zij schuin naar beneden naar rechts gericht. Deze stand kan gebruikt worden om nabij de zijde van een akker het materiaal naar de rechter zijde over een geringere * afstand uit te strooien. Het materiaal wordt hierbij 15 over deze geringere afstand gelijkmatig verdeeld uitgestrooid. De scheefstelling van de verspreidorganen is zodanig dat de verspreiding naar de linkerzijde van de inrichting door deze scheefstelling praktisch niet veranderd zal worden. Het naar de linkerzijde uitgestrooide materiaal zal althans 20 gedeeltelijk bij een volgende strooigang weer overlapt worden zodat daar op normale wijze een gelijkmatige verdeling van het materiaal verkregen.wordt. Het over een zijstrook van het land naar de rechterzijde gestrooide materiaal zal echter niet meer door een verder naar de rechterzijde 25 gelegen strooigang overlapt kunnen worden. Hierom moet het materiaal over de gehele breedte van deze zijstrook gelijkmatig worden verspreid. Indien naar de linkerzijde, gezien in de voortbewegingsrichting 52, het materiaal over een zijstrook van een te bestrooien akker moet worden gestrooid 30 kan de inrichting schuin naar beneden naar links scheef- gesteld worden zoals in fig. 8 is weergegeven. Om deze stand te bereiken kan het heforgaan 73 weer onder druk geplaatst worden door invoeren van vloeistof in de cilinder 74 zodat de stang 75 daaruit wordt gedrukt. Hierdoor komt de 35 grendelpen 81 vrij van het onder het gewicht van de inrichting onder spanning aanliggen tegen de voorzijde van de balk 9, zodat de pen 82 uit de gaten 81 kan worden weggenomen. De druk kan dan van de cilinder 74 worden weggenomen, waarna de afstand tussen de scharnierassen 77 en 78 kan worden verkort S 30 2 6 8 8 14 door het laten wegvloeien van vloeistof uit de cilinder 74 onder invloed van het gewicht van de inrichting. Verkorting van de afstand tussen de assen 77 en 78 wordt beneden een bepaalde waarde voorkomen door de grendelpen 82 in de 5 óndergaten 80 van dë platen 68 aan te brengen. Hierdoor zal bij het bewegen van de inrichting naar beneden en het scharnieren van het bevestigingsorgaan 67 om de scharnieras 69 de in de gaten 80 gestoken grendelpen 82 tegen de door de balk 9 gevormde aanslag komen. Hierdoor 10 wordt verdere omhoog verdraaiing van het bevestigingsorgaan 67 om de pen*69 voorkomen. De inrichting zal dan de stand volgens fig. 8 innemen. De afstand tussen de gaten 79 en 80 resp. 79 en 81 is zodanig gekozen dat de gewenste scheef-stelling verkregen kan worden. Bij deze scheefstelling 15 zal de inrichting enigszins scharnieren ten opzichte van de bovenzijde van de steunbalken 21 en 22 van de bok 20.
Deze scharniering kan bijvoorbeeld worden verkregen door de speling waarmede de koppelpennen 29 en 30 in de betreffende gaten 14 en 72 zijn gestoken. Ook de schoorstaven 31 en 20 32 zullen hierbij enigszins van stand kunnen veranderen door de speling van de assen 37 en 39 in hun gaten. Een door de scheefstelling eventuele noodzakelijke verkorting of verlenging van de schoorstaven tussen de steunlippen 28 en de lip 40 kan worden ingesteld door verdraaien van de bus 35.
25 De weergegeven aanbrenging van de schoorstaven 31 en 32 tussen de lippen 28 en 40 is dan ook van voordeel voor het kunnen bereiken van de gewenste scheefstelling van de inrichting ten opzichte van de liftbok 20, die in het bijzonder wordt gebruikt om kunstmest uit te strooien 30 boven reeds vrij hoog boven de grond uitstekend gewas.
Hoewel in het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 6, 7 en 8 slechts aan een zijde van de inrichting een scheef-stelmechanisme 66 is aangebracht, waarmede de inrichting aan één zijde in ten minste drie door de gaten 79, 80 en 81 35 bepaalde hoogte-standen gebracht kan worden, is het ook mogelijk aan beide zijden van de inrichting een scheefstelmechanisme aan te brengen op overeenkomstige wijze als voor het scheefstelmechanisme 66 in de fig. 6, 7 en 8 is weergegeven.
Hierbij behoeft dan elk scheefstelmechanisme maar in 8302688 ______ 15 twee standen ten opzichte van het gestel van de inrichting geplaatst te worden om de twee in fig. 7 en 8 scheef gestelde standen te kunnen bereiken. In de platen 68 van de beves-tigingsorganen behoeven dan slechts twee gaten 80 en 79 5 aangebracht te zijn of 79 en 81. In elk van de aan weerszijden aangebrachte scheefstelmechanismen kunnen ook drie of meerdere garen aangebracht worden in de betreffende bevestigingsorganen om meerdere scheefstelposities van de inrichting ten opzichte van de liftbok en daarmee ten opzichte van het te bestrooien 10 oppervlak te kunnen verkrijgen.
Evenals hiervoor is vermeld voor het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting volgens de figuren 6, 7 en 3 ook te gebruiken zonder de bok 20 aan het gestel 1 van de inrichting aan te brengen. Hierbij kunnen dan de 15 bevestigingsorganen 12 en 67 met de hefarmen 44 van de hef-inrichting gekoppeld worden terwijl de topstang 46 met het bevestigingsorgaan 16 gekoppeld wordt. Met behulp van het scheefstelmechanisme 66 kan de inrichting dan ook naar links of rechts scheefgesteld worden overeenkomstig in de fig. 7 en 20 3 is weergegeven. Deze scheefstelling zal dan echter geschieden bij een ligging van de verspreidorganen 3 en 4 op een geringere afstand boven de grond.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de 25 tekeningen is weergegeven en/of daaruit volgt , doch niet nader is beschreven.
Conclusies 8302538

Claims (24)

1. Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal, bijvoorbeeld kunstmest, voorzien van een gestel, een reservoir en ten minste een verspreidorgaan, waarbij het gestel van 5 de inrichting bevestigingsorganen omvat voor het aankoppelen van de inrichting aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig, terwijl aan het gestel nabij de onderste bevestigingsorganen een zich althans in hoogterichting uitstrekkende liftbok is aangebracht voor het in een hogere 3_0 stand kunnen* brengen van de inrichting, waarbij deze liftbok van bevestigingsorganen is voorzien om deze met de hefarmen van de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig te kunnen koppelen, met het kenmerk, dat de liftbok beweegbaar en naar keuze in een van ten minste twee verschillende 15 standen ten opzichte van het gestel vastzetbaar is, zodanig dat in zijaanzicht gezien de bevestigingsorganen van het gestel tussen deze twee standen althans in hoofdzaak parallel aan de normale voortbewegingsrichting van de inrichting verplaatsbaar zijn. go 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand in hoogte gemeten tussen de bevestigingsorganen van de liftbok en de bevestigingspunten van de liftbok aan het gestel, een grootte heeft die groter is dan 0,7 maal en kleiner is dan ongeveer 1,5 maal de hoogte 25 tussen de bevestigingsorganen van het gestel waarmede het aan de hefarmen van de trekker koppelbaar is en het bevesti-gingsorgaan van het gestel voor de bevestiging aan de topstang van de driepuntsnefinrichting van een trekker.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de afstand tussen de bevestigingsorganen van de liftbok en de bevestigingspunten van de liftbok aan het gestel ongeveer 55 cm is.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de liftbok scharnierbaar met het gestel van de inrichting is gekoppeld.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, 8302688 dat de scharnieras zich althans nagenoeg horizontaal en althans nagenoeg loodrecht op de normale voortbewegings-richting van de inrichting uitstrekt bij een vertikale stand van de inrichting.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de liftbok is bevestigd aan de bevestigingsorganen van het gestel.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de liftbok twee zich in hoogterichting 10 uitstrekkende steunbalken bezit die onderling met elkaar zijn gekoppeld en met hun boveneinden aan het gestel van de inrichting zijn verbonden, waarbij de liftbok verder door ten minste een schoorstaaf met de achterzijde van het gestel is verbonden·.
3. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de steunbalken op een afstand van elkaar zijn gelegen die althans nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen de bevestigingsorganen van het gestel waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een trekker gekoppeld kan worden.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de schoorstaaf scharnierend is gekoppeld met het gestel en met de liftbok.
10. Inrichting volgens conclusie 7, 8 of 9, met het kenmerk, dat de schoorstaaf in zijn lengterichting 25 instelbaar is.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de schoorstaaf een huls met inwendige schroefdraad omvat, . waarin draadspindels met tegengestelde schroefdraad zijn aangebracht die respectievelijk met het gestel en met de 30 liftbok zijn verbonden.
12. Inrichting volgens een der conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de liftbok door middel van twee schoorstaven met het gestel is verbonden, waarbij de scnoor-staven ieder met één einde met een steunbalk van de liftbok 35 zijn verbonden en op een afstand van elkaar zijn gelegen die althans nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen de . bevestigingsorganen van het gestel waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een trekker gekoppeld kan worden terwijl de andere einden van de schoorstaven met het gestel 8302688 ^ . Λ zijn verbonden nabij het, in de rijrichting van de inrichting gezien, het midden van het gestel.
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een bevestigingsorgaan van het 5 gestel voor het bevestigen aan de hefinrichting van de trekker twee in horizontale richting op afstand van elkaar gelegen steunplaten omvat waaraan de liftbok is bevestigd.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de steunbalken van de liftbok scharnierend tussen de 10 platen zijn aangebracht.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de steunbalken van de liftbok in zijaanzicht gezien geknikt zijn.
16. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het 15 kenmerk, dat de steunbalken aan hun bovenzijden zijn voorzien van op afstand van elkaar gelegen platen die aan tegenover elkaar gelegen zijden van de platen van de bevestigingsorganen van het gestel scharnierend daarmede zijn verbonden, waarbij deze platen een hoogte hebben 20 zodanig dat deze platen langs verticale gestelbalken van het gestel van de inrichting beweegbaar zijn bij het scharnieren van de liftbok om zijn scharnieras t.o.v. het gestel.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één van de bevestigings- 25 organen van het gestel van de inrichting in hoogterichting verstelbaar is ten opzichte van het gestel en naar keuze in één van ten minste twee verschillende standen ten opzichte van het gestel vastzetbaar is.
13. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, 30 dat het bevestigingsorgaan scharnierbaar met het gestel is verbonden om een scharnieras die zich althans nagenoeg in horizontale richting en althans nagenoeg dwars op de normale voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekt.
19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het 35 kenmerk, dat de scharnieras ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting van de inrichting aan de achterzijde van een zich omhoog uitstrekkende gestelbalk van het gestel is aangebracht. 8302888
20, Inrichting volgens een der conclusies 17 - 19, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan is voorzien van ten minste twee gaten in een waarvan naar keuze een grendelpen gestoken kan worden, voor het in verschillende 5 hoogterichtingen vastzetten van het bevestigingsorgaan ten opzichte van het gestel.
21. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 20, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan is verbonden met een heforgaan.
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het heforgaan een hydraulisch bedienbaar orgaan is dat zich in hoogterichting uitstrekt en met een einde aan het bevestigingsorgaan en het ander einde aan het gestel van de inrichting 'is verbonden.
23. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 22, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan twee op afstand van elkaar gelegen platen omvat die zich aan tegenover elkaar gelegen zijden van een gestelbalic van het gestel uitstrekken en waartussen het heforgaan met een einde scharnierend is 20 aangebracht, waarbij elk van de platen ten minste twee gaten omvat die respectievelijk in eikaars verlengde zijn gelegen en waarbij de grendelpen in twee in eikaars verlengde gelegen gaten gestoken kunnen worden voor het vergrendelen van een van de standen van het bevestigingsorgaan ten opzichte 25 van het gestel.
24. Liftbok volgens een der voorgaande conclusies, kennelijk bestemd om te worden toegepast bij een landbouwinrichting.
25. Inrichting zoals hiervoor is beschreven en in de 30 tekeningen is weergegeven. 8302688
NL8302688A 1983-07-28 1983-07-28 Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal. NL8302688A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8302688A NL8302688A (nl) 1983-07-28 1983-07-28 Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal.
EP84201061A EP0134603A3 (en) 1983-07-28 1984-07-16 Agricultural implement linkage
GB08418737A GB2144021B (en) 1983-07-28 1984-07-23 An agricultural implement
FR8411648A FR2549684B1 (fr) 1983-07-28 1984-07-23 Dispositif agricole et plus particulierement epandeur pour la dispersion d'une matiere granuleuse ou pulverulente
DE19843427575 DE3427575A1 (de) 1983-07-28 1984-07-26 Landwirtschaftliches geraet, insbesondere streugeraet

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8302688A NL8302688A (nl) 1983-07-28 1983-07-28 Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal.
NL8302688 1983-07-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8302688A true NL8302688A (nl) 1985-02-18

Family

ID=19842214

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8302688A NL8302688A (nl) 1983-07-28 1983-07-28 Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP0134603A3 (nl)
DE (1) DE3427575A1 (nl)
FR (1) FR2549684B1 (nl)
GB (1) GB2144021B (nl)
NL (1) NL8302688A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8501110A (nl) * 1985-04-16 1986-11-17 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het uitstrooien van materiaal.
DE3804412A1 (de) * 1988-02-12 1989-08-24 Amazonen Werke Dreyer H Schleuderduengerstreuer
DK313489A (da) * 1989-06-23 1990-12-24 Laursen As A P Apparat til udspredning af kunstgoedning
FR2653294B1 (fr) * 1989-10-23 1992-01-10 Noremat Attelage compose d'un tracteur et d'un chariot attele a l'avant de celui-ci.
DE4124000A1 (de) * 1991-03-22 1992-09-24 Amazonen Werke Dreyer H Schleuderduengerstreuer
DE102008043698A1 (de) * 2008-11-13 2010-05-20 Deere & Company, Moline Ballastiervorrichtung und landwirtschaftliches Fahrzeug mit einer solchen
ITMI20091262A1 (it) * 2009-07-16 2011-01-17 Dragone S R L Con Unico Socio Macchina agricola per il trattamento di piante preferibilmente disposte in filari
KR102586702B1 (ko) * 2021-09-30 2023-10-06 김성진 농약 및 입자 살포가 가능한 드론

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE7504215L (sv) * 1975-07-29 1976-12-10 Avikens Metall Ab Styrsystem for vetskefordelning t ex for tredgardsbevattning
DE2622444C3 (de) * 1976-05-20 1981-01-22 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Anbauvorrichtung für landwirtschaftliche Verteilmaschinen
DE2719405B2 (de) * 1977-04-30 1979-11-15 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Maschine zum Ausbringen von Düngemitteln
IE47476B1 (en) * 1977-11-22 1984-03-21 Keenan Richard Improved means for mounting implements on tractors
DE2756509B1 (de) * 1977-12-19 1979-06-13 Amazonen Werke Dreyer H Zentrifugalduengerstreuer
DE2841620A1 (de) * 1978-09-25 1980-04-03 Niemeyer Gmbh & Co Kg Soehne Anbauvorrichtung fuer zentrifugal- duengerstreuer
DE3128561A1 (de) * 1981-07-18 1983-01-27 Fa. Heinrich Wilhelm Dreyer, 4515 Bad Essen Landwirtschaftliche maschine
NL8201807A (nl) * 1982-05-03 1983-12-01 Lely Nv C Van Der Aanbouwbok voor driepuntshefinrichting van een trekker.

Also Published As

Publication number Publication date
DE3427575A1 (de) 1985-02-07
FR2549684B1 (fr) 1989-05-05
EP0134603A3 (en) 1986-05-28
GB2144021A (en) 1985-02-27
GB2144021B (en) 1987-02-25
GB8418737D0 (en) 1984-08-30
FR2549684A1 (fr) 1985-02-01
EP0134603A2 (en) 1985-03-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8302688A (nl) Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal.
BE1004662A5 (nl) Landbouwvoertuig.
DK143932B (da) Paamonteringsstativ for en centrifugalgoedningsspreder paa en traktor
NL8204705A (nl) Grondbewerkingsrol.
NL1006945C2 (nl) Werktuigdrager.
NL8000248A (nl) Rijenzaaimachine.
NL8204382A (nl) Grondbewerkingsmachine.
DE2622444B2 (de) Anbauvorrichtung für landwirtschaftliche Verteilmaschinen
EP0460288B1 (de) Heuwerbungsmaschine
NL8101017A (nl) Grondbewerkingsmachine.
DE4217375A1 (de) Landwirtschaftliche Arbeitsmaschine, besonders Kreiselheuwender
NL8301973A (nl) Inrichting en werkwijze voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8500187A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203892A (nl) Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.
EP0269829B1 (de) Verteilmaschine, insbesondere Grossflächendüngerstreuer
US3273898A (en) Implements for spreading powdered or granular materials
DE19618839A1 (de) Doppelkreiselschwader
NL8303042A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8400155A (nl) Werktuig voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
DE1757427A1 (de) Maschine zum gleichmaessigen Verteilen von gekoernten oder pulverfoermigen oder fluessigen Materialien,insbesondere von Duengemitteln und Saatgut
NL7903962A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8401700A (nl) Inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal en werkwijze voor het gebruik van de inrichting.
GB2121266A (en) An apparatus for mounting a tool to a tractor

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable