NL8203892A - Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine. - Google Patents

Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8203892A
NL8203892A NL8203892A NL8203892A NL8203892A NL 8203892 A NL8203892 A NL 8203892A NL 8203892 A NL8203892 A NL 8203892A NL 8203892 A NL8203892 A NL 8203892A NL 8203892 A NL8203892 A NL 8203892A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wheels
tractor
coupled
lifting
agricultural machine
Prior art date
Application number
NL8203892A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8203892A priority Critical patent/NL8203892A/nl
Priority to FR838315863A priority patent/FR2534110B1/fr
Priority to IT23171/83A priority patent/IT1171721B/it
Priority to GB08326745A priority patent/GB2128066B/en
Priority to DE3336313A priority patent/DE3336313C2/de
Publication of NL8203892A publication Critical patent/NL8203892A/nl
Priority to NL9301889A priority patent/NL9301889A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B51/00Undercarriages specially adapted for mounting-on various kinds of agricultural tools or apparatus
    • A01B51/04Undercarriages specially adapted for mounting-on various kinds of agricultural tools or apparatus drawn by animal or tractor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

%
V
C. van der Lely N.V, Maasland "Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine"
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het althans gedeeltelijk ondersteunen van een landbouwmachine.
Volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van ten minste één wiel en van bevestigingsmiddelen waarmede de 5 inrichting aan de hef inrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden, waarbij de inrichting verder een een hef or gaan omvattende aankoppelinrichting bezit waaraan de landbouwmachine gekoppeld kan worden.
Volgens de uitvinding wordt een ondersteunings-10 inrichting voor een landbouwmachine verkregen zodanig dat het gewicht daarvan op gunstige wijze op de grond overgebracht kan worden, zodat bij het voortbewegen van de landbouwmachine geen diepe ongewenste wielsporen ontstaan en de grondstructuur praktisch niet wordt bedorven.
15 Een gunstige constructie van de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen wanneer de aankoppelinrichting ten minste één draagarm omvat die scharnierend aan het gestel van de inrichting is aangebracht. Op deze wijze kan de aan te koppelen landbouwmachine in hoogterichting ten 20 opzichte van de inrichting ingesteld worden.
Volgens de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort voorzien van een rij wielen met luchtbanden die zich over een breedte uitstrekken van ongeveer 3 meter. Op deze wijze kan een groot gewicht via de 25 wielen van de inrichting op de grond overgebracht worden zodanig dat slechts een geringe gronddruk per oppervlakte-eenheid op de grond drukt. Hierdoor zullen de wielen nauwelijks insporen in de grond zodat de grondstructuur niet ongunstig wordt beïnvloed.
30 Een gunstige constructie wordt hierbij verkregen wanneer het wiel van een lagedrukband is of de wielen van lagedrukbarden zijn voorzien.
Bij een verdere constructie van de inrichting volgens de uitvinding is deze voorzien van een orgaan waarmede een 35 kracht uitgeoefend kan worden, zodanig dat althans een deel 8203892
«V
* ίί* 2 van het gewicht van de trekker waaraan de inrichting koppelbaar is op de inrichting is over te brengen. Hierdoor kan ook de wieldruk van de trekker op de grond verminderd worden zodat insporing van de trekkerwielen verminderd 5 kan worden.
De constructie van de inrichting kan op gunstige wijze beïnvloed worden wanneer deze een rij wielen omvat en is voorzien van een hoofdgestelbalk die ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting vóór de wielen is gelegen, 10 waarbij de hoofdgestelbalk is voorzien van dwarsarmen waaraan dè wielen zijn aangebracht alsmede is voorzien van bevestigingsmiddelen waarmede de inrichting aan de hef inrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden. Het gestel van de inrichting en in het bijzonder de hoofdgestel-15 balk kan hierbij op gunstige wijze de daarop werkende krachten opnemen. Hierdoor kan de constructie van de inrichting eenvoudig gehouden worden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen van een gunstig .uitvoeringsvoorbeeld 20 van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 1 geeft een bovenaanzicht van de inrichting weer
Fig. 2 geeft een zijaanzicht van de inrichting weer, gezien in de richting volgens de pijl II in fig. 1
Fig. 3 geeft op vergrote schaal een doorsnede weer 25 van een deel van de inrichting gezien volgens de lijn III-III in fig. 2._
De inrichting volgens de uitvinding omvat een gestel 1 dat is voorzien van vier loopwielen 2, 3» 4 en 5.
De loopwielen zijn wat betreft diameter en breedte aan 30 elkaar gelijk en op een rij aangebracht, zodanig dat hun draaiingsassen 47 samenvallen, een en ander zoals in het bijzonder uit figuur 1 blijkt. Het gestel 1 omvat een praktisch horizontaal gelegen hoofdgestelbalk 6, aan de einden waarvan dwarsbalken 7 en 8 zijn bevestigd. In het 35 midden van de balk 6 is een dwarsbalk 9 daaraan bevestigd.
De balken 7» δ en 9 zijn althans in hoofdzaak aan elkaar gelijken strekken zich evenwijdig aan elkaar en in dezelfde 3203892 |Γ~ —----—-:------·· .........
^ %ν *
V
3 richting vanaf de hoofdgestelbalk 6 uit. Het gestel 1 is met de wielen 2-5 symmetrisch, gevormd ten opzichte van de langshartli jn 10 van de inrichting.
De^ gestelbalk 6 is aan de onderzijde voorzien van 5 bevestigingsstrippen 11, waarmede het gestel 1 aan de twee onderste hefarmen van de normale, en daarom niet nader weergegeven, driepuntshefinrichting 15 van een trekker 14 bevestigd kan worden. De gestelbalk 6 is aan de bovenzijde voorzien van een bevestigingsbok 12 die aan de bovenzijde 10 lippen 13 omvat die met de bovenste hefarm van de hefin-richting 15 van de trekker 14 gekoppeld kunnen worden. De lippen 11 en 13 vormen bevestigingsmiddelen waarmede de inrichting aan de hef inrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kunnen worden.
15 De inrichting is voorzien van een aan het gestel 1 aangebrachte driepuntsaankoppelinrichting 16. De aankoppel-inrichting 16 omvat een draagarm 17 die door middel van een horizontale scharnieras 18 schamierbaar is bevestigd aan vast aan de dwarsarm 9 aangebrachte lippen 19» De draagarm 20 17 strekt zich vanaf de as 18 naar achteren uit in een richting vanaf de hoofdgestelbalk 6 en omvat aan het einde twee zich naar weerszijden van de draagarm 17 uitstrekkende zijarmen 20. De as 18 ligt in bovenaanzicht gezien nabij de voorzijde van de wielen 2 - 5» De zijarmen liggen achter 25 de wielen 2 - 5» De zijarmen 20 zijn aan hun uiteinden voorzien van koppelingsstrippen 21 die aankoppelmiddelen vormen. De- zijarmen 20 liggen in bovenaanzicht gezien aan de andere zijde van de rij wielen 2-5 dan de hoofdgestelbalk 6 (fig. 2).
30 Nabij de scharnieras 18 zijn aan de draagarm 17 twee op afstand van elkaar en evenwijdig aan elkaar gelegen steunen 22 aangebracht. Tussen de uiteinden van de steunen 22 is een uit twee op afstand van elkaar gelegen strippen 30 bestaande hefarm 23 scharnierend aangebracht door middel 35 van een scharnieras 24. Het van de scharnieras 24 af gekeerde einde van de hefarm 23 is scharnierend verbonden met de zuigerstang 25 van een hefcylinder 26. De hefcylinder 26 is aangebracht aan lippen 27, die vast zijn bevestigd aan een 8203892 4 \
4 T
aan de bok 12 bevestigde bevestigingsarm 28 en aan een aan de bok 12 bevestigde pen 53. De befcylinder 26 is in bovenaanzicht gezien tussen de strippen 30 van de hefarm 23 gelegen. De bevestigingsarm 28 is nabij de lippen 13 vast 5 bevestigd met de bovenzijde van de bevestigingsbok 12, die op niet nader aangegeven wijze bestaat uit strippen en of balken die op de bovenzijde van de gestelbalk 6 zijn bevestigd.
Aan het van de bok 12 afgekeerde einde van de bevestigingsarm 28 is scharnierend bevestigd een topstang 29, 10 waarvan het uiteinde met de koppelingsstrippen 21 de drie bevestigingspunten vormen van de aankoppelinrichting 16 waaraan een werktuig in het bijzonder een landbouwmachine bevestigd kan worden, zoals de landbouwmachine 35 in de weergegeven figuren.
15 De in de figuren weergegeven landbouwmachine 35 is een grondbewerkingsmachine, doch ook een andere landbouwmachine kan aan de aankoppelinrichting gekoppeld worden.
De machine 35 omvat onderste koppelarmen 36 die met de koppelingsstrippen 21 van de draagarm 17 bevestigd kunnen 20 worden en een bovenste koppelarm 37 die met de topstang 29 gekoppeld kan worden. De koppelarmen 36 en 37 vormen een normale driepuntsbevestiging aan de machine 35 waarmede dit op de gebruikelijke wijze ook direkt met de driepunts-hefinrichting van een trekker gekoppeld kan worden.
25 De inrichting is voorzien van een leger 31 dat aan de draagarmen 17' is bevestigd in de nabijheid van de as 18.
In het leger 31 is een koppelas 32'gelegerd, die aan de aan weerszijden van het leger 31 gelegen einden is voorzien van middelen waarop een tussenas 33 en een aandrijfas 34 30 scharnierend met de as 32 gekoppeld kunnen worden. De tussenas 33 kan op bekende wijze met een kruiskoppeling aangesloten worden op het vooreinde van de koppelas 32 en verder met de aftakas van de trekker 14. De aandrijfas 34 is op bekende wijze met een kruiskoppeling met de as 32 en 35 met overbrengingsorganen van de landbouwmachine te koppelen, bijvoorbeeld met een asstomp 45 van overbrengings organen 46 voor het aandrijven van de tanden 44 van de grondbewerkingsmachine 35.
8 2 0 3 S 9 2 fc-' --;----γ-t- ------- -T b \ 5
Tot de inrichting behoren verder twee aan de trekker 14 aangebrachte organen 38 en 39» die een neerwaartse kracht op de onderste hefarmen 40 van de hefinrichting kunnen uitoefenen. In dit uitvoeringsvoorbeeld bestaan de organen 5 38 ën 39 uit hydraulische cylinders 41 met zuigerstangen 42, die scharnierend zijn aangebracht aan de hefarmen 40 en een vast punt van de trekker 14, in dit uitvoeringsvoorbeeld een punt nabij de bevestiging van de topstang 43 aan de trekker.
Bij het gebruik van de inrichting wordt deze met een 10 trekker of dergelijk voertuig verbonden, zodanig dat het gestel 1 in een bepaalde stand gehouden kan worden en tegen verdraaien, in het bijzonder ten opzichte van de draaiingsas 47 van de wielen 2 - 5, geborgd is. Hiervoor kan de inrichting op gunstige wijze met de hefinrichting 15 van een trekker 15. gekoppeld worden waarvoor het gestel 1 is voorzien van de bevestigingslippen 11 en 13. De cylinder 26 vormt met de hefarm 23 en de draagarm 17 alsmede de topstang 29 een aankoppelinrichting van de inrichting. De cilinder 26 vormt een he for gaan voor de aankoppelinrichting, zodat de aankop-20‘ pelinrichting een driepuntshefinrichting vormt van de inrichting. Het hef orgaan kan ook anders uitgevoerd zijn, bijv. pneumatisch, om een kracht in de gewenste richting op de arm 23 en, daarmede op de draagarm 17 te kunnen uitoefenen.
De cylinder 26 is op niet nader weergegeven wijze door middel 25 van hydraulische leidingen met het hydraulisch mechanisme van de trekker gekoppeld. Hierbij is de cylinder 26 bij voorkeur eên dubbelwerkende cylinder, zodat de zuigerstang 25 zowel onder kracht uit de cylinder als in de cylinder gebracht kan worden. De inrichting volgens de uitvinding in 30 hoofdzaak bestaande uit het gestel 1 met de wielen 2 - 5 en de aankoppelinrichting 16, vormt een ondersteuningsinrichting voor ten minste één werktuig, in het bijzonder een landbouwwerktuig, dat aan de uit de bevestigingsstrippen 21 en de topstang 29 vormende driepuntsbevestiging van de aankoppel-35 inrichting te bevestigen is, een en ander zoals voor het landbouwwerktuig 35 in de figuren van het uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven. De ondersteuningsinrichting vormt een ondersteuning voor de landbouwmachine zodanig dat de wielen 2-5 van de inrichting althans een groot gedeelte van het 8203892 i t \ 6 * gewiekt van de landbouwmachine kan opnemen. Door het te dragen deel van het gewicht van de landbouwmachine en verder daarop werkende krachten door de wielen 2-5 van de inrichting op de grond te laten overbrengen behoeft de 5 -trekker dit gewicht niet te dragen en worden de wielen van de trekker, in het bijzonder de achterwielen daarvan, in wezen ontlast. Hiermede wordt bereikt dat de gronddruk van de trekkerwielen op de grond minder is waardoor de wielen van de trekker minder diepe sporen in de grond zullen trekken. 10 Om het gewicht van de inrichting met de daaraan gekoppelde landbouwmachine met een heel geringe druk per vierkante centimeter van de wielen op de grond te laten drukken zijn de wielen 2-5 zeer breed uitgevoerd en van lagedrukbanden voorzien. De vier wielen hebben hierbij ieder een breedte 48 15 zodanig dat de vier wielen tesamen op de grond steunen over een breedte die gelijk is aan een groot deel, bijvoorbeeld meer dan de helft van de werkbreedte van de landbouwmachine en bij voorkeur breder dan de breedte van de trekker is.
Het zal echter duidelijk zijn dat de breedte 49 van de 20 inrichting ook anders hekozen kan worden dan in het uit-voeringsvoorbeeld is weergegeven waar de breedte 49 3meter is. De breedte 49 is echter bij voorkeur wel breder dan de trekker 14. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de breedte 48 van de wielen 60 cm zodat de wielen 2-5 gezamenlijk over 25 een breedte van 240 cm, dit is 4/5 deel van de breedte 49 op de grond rusten. Deze verhoudingen kunnen· echter ook anders gekozen worden. De wielen van de inrichting hebben gezamenlijk bij voorkeur een breedte, die ongeveer gelijk is aan of groter dan de breedte van de trekker. In dit 30 uitvoeringsvoorbeeld hebben de wielen 2-5 een diameter 50 die praktisch even groot is als de breedte 48. Deze maatverhouding kan ook anders gekozen worden doch bij voorkeur hebben de wielen een relatief grote diameter. De verhoudingen van de maten 48, 49 en 50 zal gekozen kunnen worden afhankelijk 35 van de gewenste gronddruk die men op de grond wil toelaten en het gewicht van de machine en de kracht die daarmede op de inrichting wordt uitgeoefend. In dit weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft de door de inrichting gedragen landbouw- 8203892 ^ V’ v * b 7 machine een breedte die gelijk is aan de breedte 49 van de inrichting. De breedte van de aan te koppelen landbouwmachine kan ook groter of kleiner zijn dan de breedte van de inrichting, een en ander ook weer in afhankeli jkheid van 5 de breedte van de inrichting zelf.
Bij de bevestiging van de inrichting aan de hef-inrichting van de trekker zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven kan de hef inrichting 15 weer een gedeelte van het gewicht van de inrichting opnemen, zodanig dat 10 daarmede de gronddruk van de wielen meer of minder vergroot kan worden boven het eigen gewicht van de trekker. Op deze wijze kan de gronddruk van de trekker beïnvloed worden om een gunstige trekkracht van de trekkerwielen op de grond te kunnen overbrengen voor het voortbewegen van de inrichting 15 met een daaraan aangekoppelde landbouwmachine of ander dergelijk werktuig. Door de gronddruk van de wielen van de trekker op de weergegeven wijze te regelen wordt bederf van de grondstruktuur zo veel mogelijk voorkomen. De gronddruk van de trekkerwielen kan ook verminderd worden door volgens 20 de uitvinding eén deel van het gewicht van de trekker op de inrichting en via de wielen 2 - 5 daarvan op de grond over te brengen. De wielen 2-5 zijn door hun grootte en door hun hogedrukbanden geschikt om een groot gewicht op de grond te kunnen overbrengen zonder dat een grote gronddruk per 25 vierkante centimeter ontstaat en zonder dat insporing van de wielen in de grond en daarmede grondstruktuur bederf optreedt. Om de wielen 2-5 ook een deel van het gewicht van de trekker te laten dragen behoren bij de inrichting de organen 38 en 39· Met deze organen kan een neerwaartse 30 kracht op de hefarmen 40 van de hefinrichting uitgeoefend worden waardoor de trekker als het ware althans gedeeltelijk op de inrichting kan steunen. Hierdoor zal de druk van de achterwielen 51 van de trekker op de grond minder kunnen zijn dan wanneer het gewicht van de trekker alleen door de eigen 35 wielen wordt opgenomen. Hierdoor zullen de hefarmen 40 op geschikte wijze met de lippen 11 van de inrichting gekoppeld moeten kunnen worden. De druk van de wielen 51 op de grond zal uiteraard niet lager mogen worden dan nodig is voor het 8203892 8 •9 » % verkrijgen van voldoende wri jvingsweerstand met de grond voor het voortbewegen van de trekker met de daaraan gekoppelde inrichting volgens de uitvinding en de daar weer aan gekoppelde landbouwmachine. Gunstig is hierbij, 5 zoals in het uitvoeringsvoorbeeld, dat de wielen 2-5 tezamen met de trekkerwielen 51 zich over nagenoeg de gehele breedte van de inrichting op de grond steunen. Hiervoor liggen de wielen 51 voor de ruimte tussen de wielen 2 en 3 respectievelijk 4 en 5* De organen 38 en 39 zijn extra 10 aanwezig boven de normale onderdelen waarmede de hefarmen 40 geheven kunnen worden. De normale hef inrichting kan echter ook zodanig uitgevoerd worden dat daarmede de hefarmen 40 ook neerwaarts gedrukt kunnen worden. De organen 38 en 40 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld hydraulisch althans 15 enkelwerkende cylinders die op de hydraulische installatie van de trekker zijn aangesloten wat niet nader is weergegeven. De hydraulische organen 38 en 39 kunnen echter ook als dubbelwerkende cylinders uitgevoerd worden om buiten de neerwaartse druk ook een opwaartse kracht op de hefarmen 40 20 te kunnen uitoefenen. Hierdoor kunnen dan bijvoorbeeld meer * of zwaardere heffuncties met de hefinrichting 15 uitgeoefend worden waardoor de toepassing vergroot wordt.
Door de constructie van de inrichting waarbij het gestel een hoofdgestelbalk 6 heeft die aan de voorzijde 25 van de wielen is gelegen en waarbij de bevestigingsstrippen 21 aan de, ten opzichte van de normale voortbewegingsrich-ting 52, achterzijde van de wielen 2-5 zijn gelegen wordt een gunstige verdeling van de krachten bereikt die op de inrichting werken. Verder kan de inrichting hierdoor 30 eenvoudig gehouden worden, waarbij de hoofdgestelbalk 6 de krachten gemakkelijk op de wielen kan overbrengen en in het bijzonder de krachten op gunstige wijze kan opnemen.
In het bijzonder wanneer de inrichting over oneffen terrein rijdt kunnen de brede wielen een gunstige invloed 35 op de werking van de landbouwmachine uitoefenen daar door de brede wielondersteuning van het geheel een rustige gang van de landbouwmachine behouden blijft. In het bijzonder op oneffen terrein kunnen de onderlinge op afstand van elkaar 8203892
V 'V
F' ' .
% f 9 gelegen dwars armen 7-9 verschillende "belastingen op de hoofdgestelbalk 6 uitoefenen die daardoor op torsie belast wordt. De. ligging van de dwars armen 7 en 8 tussen twee wielen in geeft echter verder een gunstige invloed voor de belasting 5 van de verschillende onderdelen van het gestel. Bij voorkeur liggen de buitenste wielen, zoals de wielen 2 en 5, in hoofdzaak buiten het spoor van de trekkerwielen 51. Ben goede konstruktie wordt hierbij verkregen wanneer de dwars-armen 7 en 8 achter de wielen 51 liggen. Een gunstige belasting 10 van de inrichting wordt ook verkregen doordat de scharnieras 18 vóór de as 47 is gelegen t.o.v. de normale voortbewegins-richting 52. Verder is het gunstig dat de arm 17 en de topstang 29 in het midden van de inrichting zijn gelegen.
De landbouwmachine 35 kan ten opzichte van het 15 gestel 1 in hoogterichting verplaatst worden door verdraaien van de draagarm 17 om de scharnieras 18. Deze verdraaiing kan bewerkstelligd worden door het door de cylinder 26 en de stang 25 gevormde besturingsmechanisme. Hiervoor kan olie onder druk vanaf de trekker in de cylinder 26 gevoerd * 20 worden waardoor de stang 25 meer of minder in of uit de cylinder is te bewegen. Door de cylinderstang 25 in een bepaalde stand ten opzichte van de cylinder 26 te houden kan de draagarm 17 in een bepaalde stand om de scharnieras 18 gehouden worden. Aldus is de landbouwmachine 35 in een 25 bepaalde stand ten opzichte van het gestel 1 en daarmede in een bepaalde stand boven de grond te houden. Het zal duidelijk zijn dat door olie in de cylinder 26 in te brengen zodanig dat de cylinderstang 25 uit de cylinder 26 beweegt daarmede de arm 23 een zodanige kracht op de ondersteuningen 30 22 uitoefent dat de draagarm 17 in een richting tegen de wijzers van de klok in, gezien in fig. 2, om de as 18 zal gaan verdraaien. Hierdoor zal de draagarm 17 en daarmede de daaraan bevestigde machine omhoog bewegen. De armen 17 kunnen zodanig omhoog bewogen worden dat het landbouwwerktuig in 35 een transportstand boven de grond gebracht wordt, zoals bijv. in de gestippelde stand in fig. 2 voor het landbouwwerktuig 35 is weergegeven. Ih deze stand zijn de tanden 44 van het grondbewerkingswerktuig uit de grond gekomen en boven de 8 2 0 3 892 10
V
\ % grond gelegen zodat het landbouwwerktuig ondersteund door de wielen 2-5 getransporteerd kan worden. Door de druk in de cylinder weg te nemen zal het gewicht van het landbouwwerktuig 35 een zodanige kracht op de arm 17 uitoefenen dat de 5 cylinderstang 25 in de cylinder 26 gedrukt wordt. Aldus kan een enkelwerkende cylinder 26 gebruikt worden. Door de cylinder 26 dubbelwerkend uit te voeren kan onder druk de cylinderstang 25 in de cylinder bewogen worden zo dat de arm 17 neerwaarts wordt gedrukt en in de richting van de 10 wijzers van de klok, gezien in fig. 2, om de as 18 kan worden verdraaid. Op deze wijze kan bijv. onder druk een aan de draagarm 17 bevestigd landbouwwerktuig met een bepaalde kracht tegen de grond gedrukt worden. Het zal duidelijk zijn dat met de topstang 29 de landbouwmachine in 15 de gewenste stand gehouden kan worden t.o.v. de inrichting. Hiervoor is de lengte van de tops tang zoals gebruikelijk bij t opstangen van de hef inrichting aan een trekker veranderbaar. Door het regelen van de hefwerking resp. de neerwaarts gerichte kracht van de arm 17 via de druk in de cylinder 26 20 is de kracht waarmede de machine op de grond moet rusten in te stellen. Daar het leger 31 in de nabijheid van de as 18 is gelegen zal dit leger bij het verdraaien van de draagarm 17 om de as 18 niet over grote afstand bewegen, zodat een goede ligging van de koppelas 32 behouden blijft en een gunstige 25 overbrenging tussen de af takas van de trekker en het landbouwwerktuig 35 steeds mogelijk is.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in het voorgaande is beschreven doch strekt zich ook uit tot de tekeningen en in de details daarvan en datgene wat uit de 30 tekeningen blijkt doch niet is beschreven.
Conclusies 8203892

Claims (39)

1. Inrichting voor het althans gedeeltelijk ondersteunen van een landbouwmachine, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van ten minste één wiel en van bevestigingsmiddelen waarmede de inrichting aan de hefinrichting 5 van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden, waarbij de inrichting verder een hef orgaan omvattende aankop-pelinrichting bezit waaraan de landbouwmachine gekoppeld kan worden.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10 dat de aankoppelinrichting tenminste‘één draagarm omvat die scharnierend aan het gestel van de inrichting is aangebracht.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schamieras van de draagarm ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting van de inrichting vóór de 15 draaiingsas van het wiel is gelegen.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in bovenaanzicht gezien de schamieras nabij de voorzijde van het wiel is gelegen.
5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, met 20 het kenmerk, dat de draagarm is voorzien van zich aan weerszijden van de draagarm uitstrekkende zijarmen die zijn voorzien van aankoppelmiddelen waaraan de landbouwmachine koppelbaar is.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, 25 dat de zijarmen ten opzichte van de voortbewegingsrichting achter de wielen zijn gelegen.
7. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de draagarm is gekoppeld met een heforgaan waarmede de draagarm ten opzichte van het gestel beweegbaar 30 is.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het heforgaan een hydraulisch orgaan is.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het heforgaan door middel van een koppelingsarm 35 met de draagarm is gekoppeld.
10. Inrichting volgens een der conclusies 7-9, met CV het kenmerk, dat het heforgaan vast is bevestigd aan het ΐ gestel van de inrichting.
\ 11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, '8203892 dat het hef orgaan een hydraulische cylinder omvat die aan een bevestigingsbok van het gestel van de inrichting is bevestigd.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de aankoppelinrichting een aan het gestel aangebrachte topstang omvat die een aankoppelmiddel omvat, waaraan de landbouwmachine koppelbaar is.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het aankoppelmiddel aan de topstang en de aankoppelmid- 10 delen aan de draagarm een driepuntsbevestiging vormen voor het koppelen van de landbouwmachine aan de inrichting.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aankoppelinrichting in bovenaanzicht gezien althans in hoofdzaak in het midden van de breedterich- 15 ting van de inrichting daaraan is aangebracht.
15. Inrichting volgens een der conclusies 2-14, met het kenmerk, dat de draagarm scharnierend is aangebracht aan een dwarsarm van het gestel, welke dwarsarm is voorzien van een wiel.. 20
16, Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aankoppelmiddelen aan de topstang * en de draagarm ten opzichte van de normale voortbewegings-richting in bovenaanzicht gezien achter het wiel is gelegen.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de inrichting van een aantal op een rij gelegen wielen is voorzien.
18. Inrichting voor het althans gedeeltelijk ondersteunen van een landbouwmachine, met het kenmerk, dat de inrichting een rij wielen met luchtbanden omvat die zich over een 30 breedte uitstrekken van ongeveer drie meter.
19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het wiel van een lagedrukband is of de wielen zijn voorzien van lagedrukbanden zijn voorzien.
20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat een wiel een diameter heeft van 60 cm.
21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 0\ met het kenmerk, dat een wiel een breedte heeft van 60 cm.
22. Inrichting volgens een der conclusies 17-21, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van vier 8203892 wielen.
23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wielen aan elkaar gelijk zijn.
24. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 23, 5 met het kenmerk, dat de wielen dwars op de normale voortbe-wegingsrichting naast elkaar zijn gelegen, waarbij de draai-ingsassen van de wielen samenvallen.
25. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 24, met het kenmerk, dat van de rij wielen de. twee buitenste 10 wielen althans nagenoeg buiten het wielspoor van de trekker of dergelijk voertuig zijn gelegen.
26. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 25, met het kenmerk, dat de twee middelste wielen zich over een breedte uitstrekken die althans nagenoeg gelijk is aan het 15 trekkerwielspoor.
27. Inrichting volgens een der conclusies 17 — 26, met het kenmerk, dat de wielen een gezamenlijke breedte hebben die althans nagenoeg gelijk is aan ten minste de helft van de breedte waarover zij zich gezamenlijk uitstrekken.
28. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 27, met het kenmerk, dat de wielen zich gezamenlijk over een werk-breedte van ongeveer 3 meter uitstrekken.
29. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een orgaan omvat waarmede 25 een kracht uitgeoefend kan worden zodanig dat althans een deel van het gewicht van de trekker waaraan de inrichting koppelbaar is op de inrichting is over te brengen.
30. ' Inrichting voor het althans gedeeltelijk ondersteunen van een landbouwmachine, met het kenmerk, dat de inrich- 30 ting is voorzien van ten minste één hydraulische of pneumatische cylinder die zodanig is aangebracht dat het gewicht van een trekker waaraan de inrichting is te koppelen althans gedeeltelijk op de wielen van de inrichting overgedragen kan worden. 35
31 - Inrichting volgens conclusie 29 of 30, met het kenmerk, dat het orgaan een hydraulische cylinder met zuiger- O stang omvat die met de hefinrichting van de trekker is gekop peld.
32. Inrichting volgens conclusie 31, niet het kenmerk, I 8203392 f V s dat het orgaan zich uitstrekt tussen, de onderste hefarm van de hefinrichting van de trekker en een vast punt aan de trekker.
33· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de inrichting een hoofdgestelbalk omvat die zich ten opzichte van de normale voortbewegingsrich-ting voor de wielen van de inrichting uitstrekt en is voorzien van dwarsarmen waaraan de wielen zijn aangebracht.
34. Inrichting voor het althans gedeeltelijk onder do steunen van een landbouwmachine, met het kenmerk, dat de inrichting een rij wielen omvat en is voorzien van een hoofd-gestelbalk die ten opzichte van de normale voortbewegings-richting voor de wielen is gelegen, waarbij de heofdgestel-balk is voorzien van dwarsarmen waaraan de wielen zijn aange-"*5 bracht alsmede is voorzien van bevestigingsmiddelen waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig kan worden gekoppeld.
35· Inrichting volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat de hoofdgestelbalk een holle balk is.
36. Inrichting volgens conclusie 33, 34 of 35, met het kenmerk, dat de dwarsarmen aan elkaar gelijk zijn en parallel aan elkaar zijn gelegen en aan hun einden een wielas dragen waaraan de wielen zijn aangebracht.
37. Inrichting volgens een der conclusies 33-36, 25 met het kenmerk, dat de einden van de hoofdgestelbalk in bovenaanzicht gezien achter de trekkerwielen zijn gelegen en aan hun einden, van dwarsarmen zijn voorzien die zich achter de wielen van de trekker en tussen twee wielen van de inrichting uitstrekken.
38. Inrichting volgens een der conclusies 33 - 37, met het kenmerk, dat de hoofdgestelbalk in het midden is voorzien van een dwarsbalk die tussen de middelste wielen van de rij wielen is gelegen en waaraan de draagarm van de aankoppelinrichting scharnierend is aangebracht.
39. Inrichting zoals hiervoor is beschreven en weerge geven in de tekeningen. l\ o-o-o-o-o ï I 8203392
NL8203892A 1982-10-07 1982-10-07 Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine. NL8203892A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8203892A NL8203892A (nl) 1982-10-07 1982-10-07 Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.
FR838315863A FR2534110B1 (fr) 1982-10-07 1983-10-05 Dispositif destine a supporter, au moins partiellement, le poids d'une machine agricole
IT23171/83A IT1171721B (it) 1982-10-07 1983-10-06 Dispositivo di supporto per macchine agricole collegabile ad un trattore o simile
GB08326745A GB2128066B (en) 1982-10-07 1983-10-06 A supporting device for an agricultural machine
DE3336313A DE3336313C2 (de) 1982-10-07 1983-10-06 Bodenstützgerät für eine Landmaschine
NL9301889A NL9301889A (nl) 1982-10-07 1993-11-03 Inrichting voor het althans gedeeltelijk ondersteunen van een landbouwmachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8203892 1982-10-07
NL8203892A NL8203892A (nl) 1982-10-07 1982-10-07 Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8203892A true NL8203892A (nl) 1984-05-01

Family

ID=19840384

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8203892A NL8203892A (nl) 1982-10-07 1982-10-07 Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.

Country Status (5)

Country Link
DE (1) DE3336313C2 (nl)
FR (1) FR2534110B1 (nl)
GB (1) GB2128066B (nl)
IT (1) IT1171721B (nl)
NL (1) NL8203892A (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8400269A (nl) * 1984-01-30 1985-08-16 Lely Nv C Van Der Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
GB2153642B (en) * 1984-02-13 1988-10-26 Lely Nv C Van Der Soil cultivating implements
DE3533820A1 (de) * 1985-09-21 1987-03-26 Amazonen Werke Dreyer H Kombinierte geraetekombination
DE3539821A1 (de) * 1985-11-09 1987-05-14 Amazonen Werke Dreyer H Bodenwalze
DE9010178U1 (de) * 1990-07-04 1991-11-21 Maschinenfabrik Rau Gmbh, 7315 Weilheim Landwirtschaftliches Bodenwalzgerät
GB9506469D0 (en) * 1995-03-29 1995-05-17 Kverneland Klepp As Towable agricultural implement
DE112006000110A5 (de) 2005-02-17 2008-01-31 Heiß jun., Andreas Kombinierte landwirtschaftliche Maschine

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2796712A (en) * 1955-01-07 1957-06-25 Delmer E Miller Rolling tamper
FR1169277A (fr) * 1957-03-09 1958-12-24 Perfectionnements aux tracteurs
GB1037884A (en) * 1964-06-09 1966-08-03 Ernest Doe And Sons Ltd Improvements relating to means for mounting agricultural implements
DE1709088A1 (de) * 1966-10-26 1971-05-27 Manfred Huebinger Vorrichtung zur Gelaendebearbeitung
DE1809901A1 (de) * 1968-11-20 1970-06-04 Rabewerk Clausing Heinrich Verfahren und Anordnung zur zusaetzlichen intermittierenden Belastung der Hinterraeder eines Schleppers mit angehaengtem Aufsattelpflug
US3756203A (en) * 1969-02-03 1973-09-04 A Dedoes Implement and hitch therefor
FR2034251B1 (nl) * 1969-03-03 1973-10-19 Huard Ucf
NL167573C (nl) * 1972-04-12 1982-01-18 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
US3951213A (en) * 1972-04-19 1976-04-20 Lely Cornelis V D Rotary harrows
FR2219739B3 (nl) * 1973-03-02 1976-03-05 Dehondt Willy Fr
DE2448066A1 (de) * 1974-10-09 1976-04-15 Schroeder Landwirtschaftliches arbeitsgeraet
FR2347863A1 (fr) * 1976-04-12 1977-11-10 Pello Andre Rouleau agricole
US4073346A (en) * 1976-06-04 1978-02-14 Iowa State Univ. Research Foundation, Inc. Combination tractor and farm implement hitch means
US4168750A (en) * 1976-09-16 1979-09-25 Combs William M Agricultural roller
DE2840298A1 (de) * 1978-09-15 1980-04-03 Ernst Weichel Anbauvorrichtung fuer traktoren zur koppelung mehrerer arbeitsgeraete
GB2046683B (en) * 1979-03-21 1984-03-28 Lely Nv C Van Der Tractor
NL8001263A (nl) * 1980-03-03 1981-10-01 Lely Nv C Van Der Landbouwwerktuig, in het bijzonder grondbewerkingsmachine.
NL190684C (nl) * 1981-03-03 1994-07-01 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE8205513U1 (de) * 1982-02-27 1982-09-23 Maschinenfabriken Bernard Krone Gmbh, 4441 Spelle Kombinierte landmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
FR2534110A1 (fr) 1984-04-13
IT8323171A0 (it) 1983-10-06
GB2128066A (en) 1984-04-26
DE3336313C2 (de) 1998-04-09
IT1171721B (it) 1987-06-10
FR2534110B1 (fr) 1989-02-24
GB8326745D0 (en) 1983-11-09
GB2128066B (en) 1986-05-14
DE3336313A1 (de) 1984-05-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2780475A (en) Mobile frame for lifting and carrying farm implements
US6408950B1 (en) Foldable implement frame and hitch
CA2515979C (en) Foldable hay rake
US7100351B2 (en) Foldable hay rake
DE2753069C2 (de) Erntemaschine
EP3122168A1 (de) Bodenbearbeitungsgerät mit striegel- oder einebnungsvorrichtung
WO2013085762A1 (en) Agricultural implements
US5492182A (en) Harrow
US6003615A (en) Stacking tool bar including a wing flex structure
US4117892A (en) Agricultural folding tool bar with rigid cross frame
US4893682A (en) Rotating flexible implement for soil erosion control
BE1004662A5 (nl) Landbouwvoertuig.
NL8203892A (nl) Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.
US5809914A (en) Agricultural implement with pivoting carrier frame
US5165836A (en) Round bale hauler
NL1006945C2 (nl) Werktuigdrager.
EP0049637A1 (en) Implement supporting arrangement
NL8402540A (nl) Ploeg.
DE1482111A1 (de) Anbauvorrichtung fuer den Seitenanbau von landwirtschaftlichen Geraeten an einen Ackerschlepper
NL9301889A (nl) Inrichting voor het althans gedeeltelijk ondersteunen van een landbouwmachine.
US3115853A (en) Lifting and transporting mechanism for agricultural implements
US2889890A (en) Lifthitch for spring tooth harrows
NL193084C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8001263A (nl) Landbouwwerktuig, in het bijzonder grondbewerkingsmachine.
NL8500187A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BI The patent application has been withdrawn