NL1009699C2 - Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal. - Google Patents

Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL1009699C2
NL1009699C2 NL1009699A NL1009699A NL1009699C2 NL 1009699 C2 NL1009699 C2 NL 1009699C2 NL 1009699 A NL1009699 A NL 1009699A NL 1009699 A NL1009699 A NL 1009699A NL 1009699 C2 NL1009699 C2 NL 1009699C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
closing member
reservoir
adjusting mechanism
movable parts
outflow opening
Prior art date
Application number
NL1009699A
Other languages
English (en)
Inventor
Marinus Antonius De Geus
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL1009699A priority Critical patent/NL1009699C2/nl
Priority to EP99202226A priority patent/EP0974254A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1009699C2 publication Critical patent/NL1009699C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C15/00Fertiliser distributors
    • A01C15/005Undercarriages, tanks, hoppers, stirrers specially adapted for seeders or fertiliser distributors
    • A01C15/006Hoppers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Filling Or Emptying Of Bunkers, Hoppers, And Tanks (AREA)
  • Coating Apparatus (AREA)

Description

AF S LUITORGAAN VOOR EEN INRICHTING VOOR HET DOSEREN VAN MATERIAAL
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het doseren van materiaal, zoals vloeibaar, korrel-5 en/of poedervormig materiaal, voorzien van ten minste één reservoir voor het te doseren materiaal, waarbij het reservoir is voorzien van ten minste één uitstroomopening met een bijpassend eerste afsluitorgaan, waarmee de uitstroomopening meer of minder kan worden geopend, alsmede van een eerste 10 verstelmechanisme voor het instellen van de grootte van de uitstroomopening.
Een dergelijke inrichting is bekend uit document NL 9001380. Bij deze inrichting is het in de praktijk wenselijk één of meer uitstroomopeningen af te sluiten, bijvoorbeeld om 15 te voorkomen dat het te verspreiden materiaal op een verkeerde plaats op het perceel belandt of om een verstopping te verwijderen uit de uitstroomopening. In de hiervoor genoemde inrichting echter worden de verspreidorganen tegelijk aangedreven door een gekoppelde aandrijving die ook de agitators 20 aandrijft ter bevordering van de doorstroming van het te verspreiden materiaal. Wanneer een van de uitstroomopeningen met het verstelorgaan gesloten wordt heeft dit als nadeel dat zowel het verspreidorgaan als de agitator blijft aangedreven. Dit heeft als nadeel dat het te verspreiden materiaal in het 25 afvoerorgaan dan vermalen wordt. Voorts heeft een mechanische ontkoppeling van de aandrijving van de verspreidorganen het nadeel dat dit een dure oplossing is.
De uitvinding beoogt een inrichting voor het doseren van materiaal te verschaffen, waarbij één of meer 30 uitstroomopeningen kunnen worden afgesloten en waarbij bovengenoemde nadelen zich niet voordoen of althans worden beperkt. Hiertoe heeft de inrichting zoals in de aanhef omschreven het kenmerk, dat het reservoir is voorzien van ten minste één tweede afsluitorgaan met ten minste één opening 35 welke geschikt is om de toevoer tot de uitstroomopening af te sluiten.
In een bijzondere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is het tweede afsluitorgaan voorzien van een 1009699 2 tweede verstelmechanisme. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is het tweede verstelmechanisme voorzien van afschermmiddelen, zoals bijvoorbeeld een afschermkap. Volgens een nader kenmerk is het tweede verstelmechanisme voorzien 5 van een bedieningsorgaan, zoals bijvoorbeeld een bedienings-cilinder.
Volgens een ander kenmerk wordt het tweede verstelmechanisme op afstand bediend. In een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding wordt het tweede verstelmechanisme 10 met de hand bediend. Volgens een ander kenmerk wordt het tweede verstelmechanisme automatisch bediend. De automatische bediening van het tweede verstelmechanisme werkt samen met een elektronisch navigatiesysteem, zoals de Loran, global - positioning system of dead reckoning.
15 Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is het tweede afsluitorgaan op afstand van de uitstroomopening gelegen. Het volume van de ruimte omsloten door het tweede afsluitorgaan in gesloten toestand en dat deel van het reservoir waarin de uitstroomopening is aangebracht is 20 substantieel kleiner dan het volume van het reservoir.
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is het volume van de ruimte omsloten door het tweede afsluitorgaan in gesloten toestand en dat deel van het reservoir waarin de uitstroomopening is aangebracht ongeveer vijftig maal kleiner dan het 25 volume van het reservoir.
In een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding t sluit een elektronische schakeling het tweede afsluitorgaan I automatisch af, welke schakeling geactiveerd wordt door een ingeefmiddel, en verbonden is met sensoren, die de uitstroom-30 snelheid, rijtijd en instantane rijsnelheid meten, en bestaat uit een rekenalgoritme en geheugen, waarin zijn opgeslagen de perceellengte en instantane rijsnelheid. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding werkt de elektronische schakeling samen met een elektronisch navigatiesysteem, zoals de Loran, 35 global positioning system of dead reckoning, en wordt automatisch geactiveerd.
Volgens een nadere uitvoeringsvorm van de uitvin-ding is de inrichting voorzien van ten minste één geleidings- 1009699 3 orgaan dat op afstand wordt in- en uitgeschakeld door middel van een bedieningsorgaan. Een dergelijk geleidingsorgaan wordt beschreven in NL-9200063 en alle details daarvan worden geacht in deze aanvrage te zijn opgenomen. Volgens een nader 5 kenmerk van de uitvinding is de inrichting voorzien van ten minste één geleidingsorgaan, dat op afstand wordt in- en uitgeschakeld door middel van een elektronische schakeling, welke schakeling geactiveerd wordt door een ingeefmiddel, en verbonden is met sensoren, die de uitstroomsnelheid, rijtijd 10 en instantane rijsnelheid meten, en bestaat uit een rekenalgoritme en geheugen, waarin zijn opgeslagen de perceellengte en instantane rijsnelheid. Volgens een ander kenmerk van de inrichting is deze voorzien van ten minste één geleidingsorgaan dat op afstand wordt in- en uitgeschakeld door middel 15 van een elektronische schakeling welke samenwerkt met een elektronisch navigatiesysteem, zoals de Loran, global positioning system of dead reckoning, en automatisch wordt geactiveerd.
In een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding 20 omvat het tweede afsluitorgaan ten minste twee ten opzichte van elkaar beweegbare delen. Volgens een nader kenmerk omvatten de beweegbare delen van het tweede afsluitorgaan ten minste één deel met ten minste één opening. Volgens een nader kenmerk is ten minste één der beweegbare delen van het tweede 25 afsluitorgaan rondvormig, bijvoorbeeld cirkel- of schijfvormig. Volgens een ander kenmerk is ten minste één der beweegbare delen van het tweede afsluitorgaan roteerbaar. Volgens weer een ander kenmerk is ten minste één der beweegbare delen van het tweede afsluitorgaan voorzien van ten minste één 30 positioneringsmiddel om een of meer openingen te positioneren. Volgens een nader kenmerk wordt de stand van ten minste één der beweegbare delen van het afsluitorgaan begrensd door een aanslag. Volgens een ander kenmerk sluit ten minste één der beweegbare delen van het afsluitorgaan aan op de omtrek 35 van het reservoir. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding omvat ten minste één der beweegbare delen van het tweede afsluitorgaan middelen welke een automatische aansluiting van het tweede afsluitorgaan op het reservoir bewerkstelligen, 1009699 4 bijvoorbeeld doordat één der beweegbare delen voorzien is van een flexibele rand. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is ten minste één der beweegbare delen van het tweede afsluitorgaan verbonden met het tweede verstelmechanisme.
5 In een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is het tweede afsluitorgaan vast verbonden met de inrichting. Volgens een ander kenmerk van de uitvinding omvat het tweede verstelmechanisme een instelbare klemverbinding. Volgens weer een ander kenmerk omvat ten minste één der delen een kunst-10 stof deel. Dit vermindert de weerstand tussen de beweegbare delen.
In een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is ten minste één reservoir voorzien van een tweede afsluit-orgaan, waarbij één of meer reservoirs zijn voorzien van een 15 bodemplaat welke ten minste één opening omvat. Volgens een nader kenmerk is de bodemplaat in vorm en oriëntatie ten opzichte van de uitstroomopening gelijk aan het tweede afsluitorgaan in geopende toestand.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 20 hand van de tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 2 is een vooraanzicht van de in figuur 1 25 weergegeven inrichting, gezien in de richting volgens pijl II in figuur 1;
Figuur 3 geeft op vergrote schaal een deel van de inrichting volgens figuur 1 weer, gezien volgens de lijn III-III in figuur 1; 30 Figuur 4 geeft een zijaanzicht van het in figuur 3 weergegeven gedeelte weer, gezien volgens de pijl IV in figuur 3;
Figuur 5 toont op vergrote schaal een deel van het in het zijaanzicht volgens figuur 1 weergegeven verstelor-35 gaan, waarbij een met het verstelorgaan gekoppelde computer is weergegeven;
Figuur 6 toont een zijaanzicht van een deel van het 1 009685) 5 reservoir voorzien van een tweede afsluitorgaan;
Figuur 7 toont een bovenaanzicht van het in figuur 6 weergegeven tweede afsluitorgaan;
Figuur 8 toont een zijaanzicht van een deel van het 5 reservoir voorzien van een tweede afsluitorgaan volgens weer een ander uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 9 toont een bovenaanzicht van het in figuur 8 weergegeven tweede afsluitorgaan;
Figuur 10 toont een vergrote weergave van een deel 10 van het tweede afsluitorgaan volgens figuur 8;
Figuur 11 toont de inrichting voorzien van een geleidingsorgaan voor het te verspreiden materiaal in bovenaanzicht, en
Figuur 12 toont een bovenaanzicht van de inrichting 15 volgens figuur 2, waarbij het reservoir is voorzien van een tweede afsluitorgaan en een bodemplaat.
In het uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting volgens de uitvinding als een tijdens bedrijf verrijdbare strooiinrichting weergegeven, die in het bijzonder dient voor 20 het uitstrooien van materiaal over landbouwgronden. De inrichting omvat een gestel 1 waaraan een reservoir 2 is aangebracht. Het reservoir 2 heeft twee afvoertuiten 3 en 4. De ondereinden van de afvoertuiten omvatten een afvoerorgaan 5, respectievelijk 6, die identiek aan elkaar zijn, doch ten 25 opzichte van het middenvlak van de inrichting symmetrisch zijn gevormd. In de figuren 3 en 4 is het afvoerorgaan 6 nader weergegeven. Onder elk van de afvoerorganen 5 en 6 is een verspreidorgaan 7, respectievelijk 8 aangebracht. Deze verspreidorganen 7 en 8 zijn ten opzichte van het middenvlak 30 eveneens symmetrisch uitgevoerd en aangebracht. De verspreidorganen 7 en 8 zijn om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen roteerbaar in de inrichting aangebracht. Het reservoir 2 en de verspreidorganen 7 en 8 worden gedragen door het gestel 1 dat is voorzien van koppelorganen 9, 35 waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
Zoals in figuur 3 voor het afvoerorgaan 5 is 1009699 6 weergegeven, bezitten de afvoerorganen 5 en 6 ieder twee uitstroomopeningen 10 en 11. Tegen de buitenzijde van elk van de afvoerorganen 5 en 6 is een eerste afsluitorgaan in de vorm van een doseerschuif 12 aangebracht, waarmede de uit- 5 stroomopeningen 10 en 11 van het betreffende afvoerorgaan naar keuze meer of minder kunnen worden afgesloten. De doseerschuif 12 is door middel van een scharnierbaar, uit met elkaar verbonden en scharnierbaar ten opzichte van het gestel aangebrachte stangen of armen bestaand, koppelingsorgaan 13 10 met een verstelorgaan 14 gekoppeld, welk verstelorgaan in figuur 5 nader is weergegeven.
Het koppelingsorgaan 13 omvat een koppelingsarm 15, die met het ene einde scharnierbaar met de doseerschuif 12 en met het andere einde middels een arm 16 scharnierbaar met een 15 koppelingsarm 17 is verbonden. De arm 16 is scharnierbaar aangebracht aan een steun die op de bovenzijde van het afvoerorgaan 6 is bevestigd. De koppelingsarm 17 is scharnierbaar met een arm 18 verbonden, die aan een horizontale as 19 is bevestigd. De as 19 is om zijn lengteas verdraaibaar 20 aan het gestel aangebracht. Het verstelorgaan 14 is met een einde door middel van een horizontale scharnieras 21 met een arm 20 verbonden, die op de horizontale as 19 is bevestigd. Het andere einde van het verstelorgaan 14 is door middel van een horizontale scharnieras 22 met het gestel 1 verbonden. De 25 scharnieras 22 is door middel van een klemorgaan 42 vast aan een gestelbalk van het gestel 1 gekoppeld. Door middel van het klemorgaan 42 is de scharnieras 14 langs de gestelbalk verplaatsbaar. Voor deze verplaatsing kan het klemorgaan worden losgemaakt van de gestelbalk en worden verschoven ten 30 opzichte van de gestelbalk en daaraan weer worden vastgeklemd. Het verstelorgaan 14 kan door middel van een computer 23 worden geregeld. Hiervoor is het verstelorgaan door middel van een kabels omvattende, bij voorkeur flexibele verbinding 43 met de computer 23 verbonden.
35 Aan het uiteinde van de horizontale as 19 is een arm 24 bevestigd. De arm 24 ligt met het uiteinde in een sleufvormige opening, die is gevormd tussen een aan het gestel 1 bevestigde plaat 25 en een op afstand daarvan 1009699 7 gelegen en daaraan bevestigde geleidingsstrip 26. In de strip 26 en de plaat 25 zijn in eikaars verlengde gelegen gaten 27 aangebracht. Een aanslagpen 28 is naar keuze door één van de in de plaat 25 en de strip 26 aangebrachte gaten 27 aan te 5 brengen. De aanslagpen 28 vormt een verstelbare aanslag voor de arm 24.
De afvoerorganen 5 en 6 zijn komvormig uitgevoerd, zoals in het bijzonder uit figuur 4 blijkt. De afvoerorganen 5 en 6 liggen met hun boveneinden vrij om de cilindervormige 10 afvoereinden 40 van de afvoerorganen 5 en 6. De onderranden 41 van de uitstroomopeningen 10 en 11 liggen, in bovenaanzicht gezien (figuur 3), op een concentrisch zich naar boven (van de as van het eerste afvoerorgaan af) uitstrekkende tong 29, respectievelijk 30. De doseerschuif 12 is iets groter dan 15 de totale oppervlakte waarover de uitstroomopeningen 10 en 11 zich uitstrekken. Hierdoor kan de doseerschuif beide uitstroomopeningen 10 en 11 op de gewenste wijze meer of minder afdekken. De doseerschuif 12 is enigszins verend beweegbaar gekoppeld aan een beugel 31. De einden van de beugel 31 zijn 20 verdraaibaar om in eikaars verlengde gelegen scharnierassen 32 aangebracht, die op de bovenrand van het afvoerorgaan 6 zijn gemonteerd.
De afvoerorganen 5 en 6 worden door strippen 33 op hun plaats om de afvoereinden 40 gehouden. De strippen 33 25 zijn met hun ene einde door middel van bouten 34 aan de bovenrand van de afvoerorganen 5, 6 verbonden en met hun andere einde door middel van bout 35 met gestel 1 verbonden.
De inrichting volgens de figuren 1-5 wordt tijdens bedrijf voor het verspreiden van materiaal over een 30 te bestrooien oppervlak voortbewogen. Tijdens deze voortbeweging wordt materiaal over een strook van een bepaalde breedte verspreid. De inrichting is hierbij in het bijzonder geschikt voor het verspreiden van materiaal over landbouwgronden. Het te verspreiden materiaal, zoals bijvoorbeeld kunstmest, wil 35 men gewoonlijk in een bepaalde hoeveelheid per oppervlakte-eenheid over het te bestrooien oppervlak uitstrooien. Om dit te bereiken wordt, in afhankelijkheid van de breedte waarover het materiaal wordt gestrooid en in afhankelijkheid van de 1009699 8 rijsnelheid van de inrichting over het oppervlak, het materiaal in een bepaalde hoeveelheid per tijdseenheid vanuit het reservoir 2 via de uitstroomopeningen 10 en 11 aan de ver-spreidorganen 7 en 8 toegevoerd. Om het materiaal tijdens 5 bedrijf in de gewenste hoeveelheid per tijdseenheid uit het reservoir 2 te kunnen afvoeren via de uitstroomopeningen 10 en 11, kan de vrij te laten doorlaatgrootte van de uitstroomopeningen 10 en 11 door de doseerschuif 12 worden ingesteld. De hoeveelheid materiaal die men per oppervlakte-eenheid wil 10 uitstrooien, kan variëren vanwege bijvoorbeeld de bodem-en/of gewascondities, de soort materiaal die men moet uitstrooien, of vanwege andere omstandigheden.
Voor het verkrijgen van een gewenste doorlaatgrootte moet de doseerschuif 12 in de juiste positie gebracht 15 worden ten opzichte van de uitstroomopeningen, welke positie in relatie moet staan met de stand van de arm 24 ten opzichte van de plaat 25. Daartoe wordt vooraf aan het verspreiden van het materiaal de juiste instelling van de doseerschuif 12 ten opzichte van de uitstroomopeningen 10 en 11 en de aanslagarm 20 24 langs de plaat 25 bepaald. Het verstelorgaan 14 wordt tijdens deze instelling van de arm 20 losgekoppeld. Voor deze instelling wordt de aanslagpen 28 in een vooraf bepaald gat 27 geplaatst (door fabrikant opgegeven). De aanslagarm 24 wordt vervolgens tegen de aanslagpen 28 geplaatst. In het 25 uitvoeringsvoorbeeld dient dan de doseerschuif 12 met zijn onderrand 44 juist samen te vallen met de punten van de tongen 29 en 30. Is dit niet het geval, dan kan dit door het instellen van de lengte van de betreffende, in lengte instelbare arm 15 en/of de armen 18 alsnog worden ingesteld. De 30 doseerschuif 12 is verder door middel van het instellen van de boutassen 32 om de as van het afvoerorgaan 6 te verplaatsen, voor het verkrijgen van de juiste positie ten opzichte van de uitstroomopeningen 10 en 11.
Daarna kan het verstelorgaan 14 met de arm 20 35 gekoppeld worden. Eerst dient echter het verstelorgaan in een nul-positie te worden gebracht. De nul-positie is een stand waarin het in zijn lengterichting verstelbare verstelorgaan zijn kortste lengte heeft. In het uitvoeringsvoorbeeld is het 1 009699 9 verstelorgaan een elektrisch bedienbaar orgaan, waarbij het verstelorgaan een cilindervormig huis omvat waarin een stang in zijn lengte beweegbaar is door middel van een tot het verstelorgaan behorende elektromotor. Deze nul-positie kan 5 worden bereikt door een door de computer 27 afgegeven signaal, waarvoor een bedieningspersoon de opdracht moet geven aan de computer 27. Dit afgegeven signaal brengt de elektromotor in werking en wel zodanig dat de stang zover mogelijk in het huis wordt getrokken en het verstelorgaan 14 zijn 10 kortste lengtë verkrijgt. De tijdsduur van deze aandrijving van de stang door de elektromotor is zodanig gekozen dat zeker is gesteld dat de stang zich zo ver mogelijk in het huis terugtrekt. Het verstelorgaan omvat een potentiometer die in samenwerking met de stang op de nul-positie gebracht 15 wordt als de stang op de nul-positie staat. Door het intoetsen van de computer 23 wordt de nul-positie van het verstelorgaan vastgelegd. Vervolgens kan het verstelorgaan 14 aan de arm 20 worden gekoppeld.
De arm 20 dient hiervoor in zijn nul-positie te 20 worden gebracht. Deze nul-positie komt overeen met de stand van de doseerschuif ten opzichte van de afvoeropeningen en wel zodanig dat deze laatste geheel zijn gesloten. Mocht nu blijken dat het aan de arm 20 te koppelen einde van het verstelorgaan 14 nabij de arm 20 is gelegen, dan kan de 25 lengte van het verstelorgaan 14 iets worden ingesteld en/of het klemorgaan 42 ten opzichte van de gestelbalk worden versteld. Als het verstelorgaan 14 met de arm 20 is verbonden, dan kan door het bedienen van een toets van de computer 23 deze handeling worden bevestigd.
30 In het geheugen van de computer 2 3 bevindt zich programmatuur welke controleert of de door de gaten 27 in de plaat 25 gevormde mechanische schaalverdeling overeenkomt met de in de computer opgeslagen schaalverdeling. Deze schaalver delingen hebben uiterste waarden die overeenkomen met de 35 stand waarbij de doseerschuif 12 de uitstroomopeningen 10 en 11 geheel afsluit, respectievelijk geheel vrijgeeft. Om te controleren of de mechanische schaalverdeling met de in het geheugen van de computer opgeslagen schaalverdeling overeen- 1009699 10 komt, dient de aanslag 28 in één der gaten 25 van de op de machine aanwezige schaalverdeling te worden geplaatst, welke van tevoren door de computer 23 op het display wordt aangegeven. De aanslagarm 24 dient door een bedieningspersoon met 5 een toets van de computer 23 naar de aanslagpen 28 te worden geregeld. Als de aanslagpen 28 bereikt is, dient de bedie ningspersoon een toets van de computer 23 in te toetsen, waardoor de positie van de aanslagarm 24 wordt vastgelegd in het geheugen van de computer 23. De aanslagpen 28 dient 10 vervolgens op aanwijzing van de computer 23 in één der gaten 25 te worden geplaatst. Het aanslagorgaan 24 dient opnieuw door de bedieningspersoon tot de aanslagpen 28 te worden geregeld om vervolgens door intoetsen van een toets van de computer 23 te worden vastgelegd in het geheugen van de 15 computer 23. In de laatstgenoemde positie van de aanslagpen 28 zijn de uitstroomopeningen 10 en 11 volledig geopend.
Het is in verband met speling in het eerste verstelmechanisme, voortvloeiende uit onder andere een niet 100% juiste passing of slijtage van bijvoorbeeld de aankoppelpun-20 ten van de koppelingsarmen 15, 17 van belang, dat de door de aanslagpen 28 gevormde referentiepunten steeds vanuit dezelfde bewegingsrichting worden benaderd. In bovengenoemde handelwijze betekent dit dat het verstelorgaan 14 vanuit de volledig ingedraaide stand in de richting van de volledig 25 uitgedraaide stand wordt versteld. De (eventueel) aanwezige speling in het eerste verstelmechanisme wordt tijdens de initiële verstelling van het verstelorgaan 14 verwerkt, in die zin dat de stang van het verstelorgaan 14 door de bij het verstelorgaan 14 behorende elektromotor wordt uitgedraaid en 30 daarmee de speling in het eerste verstelmechanisme tijdens het begin van deze beweging door de stang wordt "weggedrukt", opdat, wanneer het eerste referentiepunt wordt bereikt en het verstelorgaan vervolgens weer wordt versteld, de speling geen invloed meer heeft op de verstelling van de doseerschuif 12 35 in de initiële bewegingsrichting van de stang van het verstelorgaan .
Uit de beide door de aanslagpen 28 gevormde referentiepunten wordt door de computer 23 een verhoudingsgetal | 1009699 11 berekend. Met het berekende verhoudingsgetal wordt de in de computer 23 aanwezige schaalverdeling aangepast aan de op de inrichting aanwezige en mechanisch in te stellen schaalverdeling.
5 Bij het gebruik van de inrichting dient een van te voren bepaalde dosering zo gelijkmatig mogelijk te worden verspreid. De massastroom die hierbij gerealiseerd dient te worden is onder andere afhankelijk van de rijsnelheid van de inrichting. Met de computer 23 en het verstelorgaan 14 kan 10 een rijsnelheidsafhankelijke dosering plaatsvinden. Dit betekent dat, wanneer er met een hogere rijsnelheid wordt gereden, de doseeropening automatisch dient te worden vergroot. Wordt met een lagere rijsnelheid gereden, dan zal de doseeropening verkleind dienen te worden. In het geheugen van 15 computer 23 is de relatie tussen de massastroom welke uit de afvoeropeningen 10, respectievelijk 11 stroomt en de mate waarin de doseerschuif de afvoeropeningen 10 en 11 afsluit, vastgelegd. Deze relatie komt overeen met de in plaat 25 aangebrachte gaten 27, welke eveneens corresponderen met een 20 bepaalde massastroom die uit de afvoeropeningen 10 en 11 vloeit.
Als de massastroom moet worden gewijzigd, betekent dit dat met het verstelorgaan 14 de arm 20 over een zekere hoek dient te worden bewogen. Het verstelorgaan 14 zal 25 hierbij in de lengte toenemen (de spindel draait uit) of zal in lengte afnemen (de spindel draait in). In het geval dat de spindel wordt uitgedraaid, betekent dit in het uitvoerings-voorbeeld dat het verstelorgaan 14 in de richting van ijking wordt bewogen en dus dat de speling op dat moment geen 30 invloed heeft op het eerste verstelmechanisme en daarmee samenhangend de instelling van de doseerschuif ten opzichte van de uitstroomopeningen 10 en 11. Bij het indraaien van de spindel zal als gevolg van speling op het eerste verstelmechanisme de initiële beweging van de arm 20 er niet toe 35 leiden dat de doseerschuif 12 wordt bewogen. Pas nadat de speling is overbrugd door de spindel, zal het koppelingsor-gaan 13 de verstelling van de spindel overbrengen op de doseerschuif 12, met als gevolg een massastroomverandering.
1009699 12
Dit zou betekenen dat, indien van tevoren geen rekening is gehouden met de speling, de gewenste doseerschuifinstelling niet zal worden bereikt, en de doseerschuif zal in dat geval achterblijven op het verstelorgaan met als gevolg een te 5 geringe afsluiting van de uitstroomopeningen 10 en 11 door de doseerschuif 12. Om dit te voorkomen, is in het uitvoerings-voorbeeld het geheugen van de computer 23 voorzien van een waarde, welke de maximaal toelaatbare speling voorstelt. De maximaal toelaatbare speling kan hierbij worden bepaald door 10 in de praktijk na te gaan wat de speling in het eerste verstelmechanisme bedraagt na een bepaald aantal bedrijfsuren van de inrichting. Het is uiteraard ook mogelijk in het geheugen van de computer de relatie tussen het aantal bedrijfsuren en de daarbij te verwachten speling in het eerste 15 verstelmechanisme in te brengen. Hierdoor wordt het mogelijk, naarmate het aantal bedrijfsuren van de inrichting toeneemt, de maximaal toelaatbare speling aan te passen. In de inrichting zoals hierboven is beschreven, bedraagt deze waarde ongeveer 5 mm. Bij een verstelling van het verstelorgaan 14 20 zal deze waarde, wanneer de spindel wordt ingedraaid, bij de door de gewenste instelling voortvloeiende af te leggen weg van het verstelorgaan worden opgeteld. Afhankelijk van de : speling in het eerste verstelmechanisme zal de doseerschuif op dat moment de uitstroomopeningen 10 en 11 iets te ver 25 afsluiten. De computer 23 zorgt er nu voor dat het verstelorgaan 14 in lengte zal toenemen, dat wil zeggen, de spindel dient nu 5 mm, de maximaal toelaatbare speling, uitgedraaid te worden. Dit zal erin resulteren dat de initiële beweging van de spindel geen invloed heeft op het verstellen van de 30 doseerschuif 12; de speling op het eerste verstelmechanisme is hiervan, zij het nu in de andere richting, de oorzaak. Het laatste gedeelte van de beweging van de spindel resulteert erin dat het eerste verstelmechanisme de doseerschuif 12 spelingsvrij kan aansturen en zodoende de gewenste massa-35 stroom kan instellen. Daar de verstelling met het afsluitor-gaan vrij snel geschiedt, wordt de gewenste instelling snel bereikt en heeft het iets te ver afsluiten van de doseerope-ning nauwelijks invloed op de gewenste massastroom.
lOOflRqq 13
Het zal duidelijk zijn dat een op bovengenoemde wijze bereikte instelling van de gewenste grootte van de uitstroomopening ook door handmatige verstelling van de arm 20 kan worden bereikt, Hiertoe zou er bijvoorbeeld een 5 indicatie op de arm 20 aanwezig moeten zijn, welke de maximaal toelaatbare speling voorstelt. Het op deze wijze instellen van de gewenste grootte van de uitstroomopening zal minder nauwkeurig, minder snel en met minder bedieningsgemak ingesteld kunnen worden als met het computergestuurde ver-10 stelorgaan 4.
Figuur 6 toont een zijaanzicht van het reservoir 2 met een afvoerorgaan 5 of 6, welke is voorzien van een tweede afsluitorgaan 45. Het tweede afsluitorgaan 45 omvat een tweede verstelmechanisme 46. Het tweede afsluitorgaan 45 15 bestaat uit beweegbare delen 47, 48, 49 welke in dit uitvoe-ringsvoorbeeld zijn uitgevoerd als cirkelvormige schijven. Het tweede verstelmechanisme is verbonden met de schijf 47 door middel van een klemverbinding 50, welke in het uitvoe-ringsvoorbeeld bestaat uit een bout met moer 51 en een veer 20 52. De schijven zijn roteerbaar rond deze klemverbinding 50.
Een of meer der schijven, bijvoorbeeld schijf 48, kan zijn vervaardigd uit een materiaal, zoals bijvoorbeeld kunststof, dat de wrijving tussen de schijven vermindert. Een der schijven kan zijn voorzien van middelen die een automatische 25 aansluiting 53 op de omtrek van het reservoir 2 bewerkstelligen, bijvoorbeeld een rubberen rand, een borstel of een strip.
Figuur 7 toont het bovenaanzicht van figuur 6. In het uitvoeringsvoorbeeld is de bovenste schijf 47 voorzien is 30 van twee openingen 54 en 55. Op de binnenzijde van het reservoir 2 is een positioneringsmiddel 56 aangebracht in de vorm van een nok die samenwerkt met een inkeping in de schijf 49. Verder is op de schijf 48 een aanslag 57 aangebracht die een begrenzing vormt voor het verdraaien van de schijven ten 35 opzichte van elkaar. Het tweede verstelmechanisme 46 kan zowel met de hand als automatisch op afstand worden bediend. In een uitvoeringsvoorbeeld kan het tweede verstelmechanisme worden bediend met een lange staaf welke in de opening 40 1 nnQRoo 14 wordt gestoken.
Figuur 8 toont in zijaanzicht een ander uitvoe-ringsvoorbeeld van het tweede afsluitorgaan overeenkomstig de uitvinding, waarbij het tweede afsluitorgaan 61 is voorzien 5 van een tweede verstelmechanisme dat een bedieningsorgaan 59 omvat, dat is voorzien van een cilinder 58 die op afstand bedienbaar is. Bovendien is het tweede afsluitorgaan 61 voorzien van afschermmiddelen die in het onderhavige uitvoe-ringsvoorbeeld een afschermkap 60 omvatten. In dit geval 10 bestaat het tweede afsluitorgaan uit twee beweegbare delen 62 en 63 die wederom zijn uitgevoerd als schijven.
Figuur 9 toont het bovenaanzicht van figuur 8. De bovenste schijf is voorzien van twee openingen 64 en 65 en een positioneringsmiddel 56 en een aanslag 57. Het tweede 15 verstelmechanisme van het tweede afsluitorgaan kan automatisch en op afstand worden bediend. Dit kan door middel van een elektronische schakeling die wordt geactiveerd op een bepaald punt op het perceel. Het tijdstip waarop het tweede afsluitorgaan kan worden afgesloten, wordt berekend met een 20 rekenalgoritme en gegevens in een geheugen over de perceel-lengte, alsmede de instantane rijsnelheid, de rijtijd en de uitstroomsnelheid. Nadat het tweede afsluitorgaan is afgesloten wordt het resterende materiaal uitgestrooid uit het afvoerorgaan 5 of 6, waarna geen materiaal meer de uitstroom-25 opening 10 of 11 verlaat. De elektronische schakeling kan samenwerken met een elektronisch navigatiesysteem, zoals de Loran, global positioning of dead reckoning, zodat het tweede afsluitorgaan geheel automatisch wordt geactiveerd.
Figuur 10 geeft een detail weer van figuur 8 op 30 vergrote schaal. De afschermkap 60 is weergegeven samen met de beweegbare delen 62 en 63. In dit uitvoeringsvoorbeeld is voorzien in een beweegbaar deel 63 dat een automatische aansluiting 53 van het tweede afsluitorgaan op het reservoir bewerkstelligt. In dit geval bestaat de automatische aanslui-35 ting uit een hoeveelheid extra materiaal, bijvoorbeeld kunststof, staal of rubber, dat op maat gemaakt kan worden, zodat een passing op de omtrek van het reservoir 2 wordt bereikt.
Figuur 11 toont een bovenaanzicht van een afvoeror- 1 o 0 O 6 9 9 15 gaan 6 voorzien van een verspreidorgaan 8 en een geleidings-orgaan 36, welk geleidingsorgaan voorzien is van een bedie-ningscilinder 66 en een scharnier 67. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld wordt het geleidingsorgaan op afstand 5 in- en uitgeschakeld. Dit kan gebeuren door middel van een, elektronische schakeling, welke schakeling geactiveerd wordt door een ingeefmiddel, en verbonden is met sensoren, die de uitstroomsnelheid, rijtijd en instantane rijsnelheid meten, en bestaat uit een rekenalgoritme en geheugen, waarin zijn 10 opgeslagen de perceellengte en instantane rijsnelheid. Tevens kan het geleidingsorgaan 36 worden in- en uitgeschakeld door middel van een elektronische schakeling, welke samenwerkt met een elektronisch navigatiesysteem, zoals de Loran, global positioning system of dead reckoning. Dit heeft als voordeel 15 dat, nadat het tweede afsluitorgaan gesloten is, tijdig het materiaal aanwezig in het afvoerorgaan 5 door het verspreidorgaan 8 wordt verspreid.
Figuur 12 toont een bovenaanzicht van het reservoir 2 waarin dit, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld, 20 voorzien is van een bodemplaat 68 en een tweede afsluitorgaan 45, waarbij de bodemplaat in vorm en oriëntatie ten opzichte van de uitstroomopening gelijk is aan een tweede afsluitor-gaan in geopende toestand. Op deze wijze wordt bereikt dat het te verspreiden materiaal op gelijke wijze wordt toege-25 voerd aan de uitstroomopeningen 10 en 11.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven, doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen is weergegeven.
1009699

Claims (32)

1. Inrichting voor het doseren van materiaal, zoals vloeibaar, korrel- en/of poedervormig materiaal, voorzien van ten minste één reservoir (2) voor het te doseren materiaal, 5 waarbij het reservoir (2) is voorzien van ten minste één uitstroomopening (10, 11) met een bijpassend eerste afsluit-orgaan, waarmee de uitstroomopening (10, 11) meer of minder kan worden geopend, alsmede van een eerste verstelmechanisme voor het instellen van de grootte van de uitstroomopening 10 (10, 11), met het kenmerk, dat het reservoir (2) is voorzien van ten minste één tweede afsluitorgaan (45) met ten minste één opening (54, 55) welke geschikt is om de toevoer tot de uitstroomopening (10, 11) af te sluiten.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat het tweede afsluitorgaan (45) voorzien is van een tweede verstelmechanisme (46).
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tweede verstelmechanisme (46) is voorzien van afschermmiddelen.
4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het tweede verstelmechanisme (46) is voorzien van een bedieningsorgaan (59), zoals bijvoorbeeld een i bedieningscilinder (58).
5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met 25 het kenmerk, dat het tweede verstelmechanisme (46) op afstand wordt bediend.
6. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 5, met 1 het kenmerk, dat het tweede verstelmechanisme (46) met de hand wordt bediend.
7. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het tweede verstelmechanisme (46) automatisch wordt bediend.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de automatische bediening van het tweede verstelmechanis- 35 me (46) samenwerkt met een elektronisch navigatiesysteem, zoals de Loran, global positioning system of dead reckoning.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 1009699 met het kenmerk, dat het tweede afsluitorgaan (45) op afstand van de uitstroomopening (10, 11) is gelegen.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het volume van de ruimte omsloten door het tweede af- 5 sluitorgaan (45) in gesloten toestand en dat deel van het reservoir (2) waarin de uitstroomopening (10, 11) is aange bracht substantieel kleiner is dan het volume van het reservoir (2) .
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, 10 dat het volume van de ruimte omsloten door het tweede af- sluitorgaan (45) in gesloten toestand en dat deel van het reservoir (2) waarin de uitstroomopening is aangebracht ongeveer vijftig maal kleiner is dan het volume van het reservoir (2).
12. Inrichting volgens een der conclusies 9 - 11, met het kenmerk, dat een elektronische schakeling het tweede afsluitorgaan (45) automatisch afsluit, welke schakeling geactiveerd wordt door een ingeefmiddel, en verbonden is met sensoren, die de uitstroomsnelheid, rijtijd en instantane 20 rijsnelheid meten, en bestaat uit een rekenalgoritme en geheugen, waarin zijn opgeslagen de perceellengte en instantane rijsnelheid.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de elektronische schakeling samenwerkt met een elektro- 25 nisch navigatiesysteem, zoals de Loran, global positioning system of dead reckoning, en automatisch wordt geactiveerd.
14. Inrichting volgens een der conclusies 9 - 13, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van tenminste één geleidingsorgaan (36) dat op afstand wordt in- en uitge- 30 schakeld door middel van een bedieningsorgaan.
15. Inrichting volgens een der conclusies 9 - 14, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van tenminste één geleidingsorgaan (36), dat op afstand wordt in- en uitgeschakeld door middel van een elektronische schakeling het 35 tweede afsluitorgaan (45) automatisch afsluit, welke schakeling geactiveerd wordt door een ingeefmiddel, en verbonden is met sensoren, die de uitstroomsnelheid, rijtijd en instantane rijsnelheid meten, en bestaat uit een rekenalgoritme en 1009699 4 geheugen, waarin zijn opgeslagen de perceellengte en instantane rijsnelheid.
16. Inrichting volgens een der conclusies 9-15, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van tenminste één 5 geleidingsorgaan (36) dat op afstand wordt in- en uitgeschakeld door middel van een elektronische schakeling, welke samenwerkt met een elektronisch navigatiesysteem, zoals de Loran, global positioning system of dead reckoning, en automatisch wordt geactiveerd.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede afsluitorgaan (45) ten minste twee ten opzichte van elkaar beweegbare delen (47, 49) omvat.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de beweegbare delen (47, 49) van het tweede afsluitorgaan 15 (45), ten minste één deel (47, 49) omvat met ten minste één opening (54, 55).
19. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 18, met het kenmerk, dat ten minste één der beweegbare delen (47, 49) van het tweede afsluitorgaan (45) rondvormig is.
20. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 19, met het kenmerk, dat ten minste één der beweegbare delen (47, 49) van het tweede afsluitorgaan (45) roteerbaar is.
21. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 20, met het kenmerk dat ten minste één der beweegbare delen (47, 49) 25 van het tweede afsluitorgaan (45) voorzien is van ten minste één positioneringsmiddel (56) om een of meer openingen (54, 55) te positioneren.
22. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 21, met het kenmerk, dat de stand van ten minste één der beweegbare 30 delen (47, 49) van het tweede af sluitorgaan (45) wordt begrensd door een aanslag.
23. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 22, met het kenmerk, dat ten minste één der beweegbare delen (47, 49) van het tweede afsluitorgaan (45) aansluit op de omtrek van 35 het reservoir (2).
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat ten minste één der beweegbare delen van het tweede afsluitorgaan (45) middelen omvat welke een automatische 1 0 09 Ö 9 d 4 aansluiting van het tweede afsluitorgaan op het reservoir (2) bewerkstelligen.
25. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 24, met het kenmerk, dat ten minste één der beweegbare delen (47, 49) 5 van het tweede afsluitorgaan (45) verbonden is met het tweede verstelmechanisme (46).
26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede af sluitorgaan (45) vast verbonden is met de inrichting.
27. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede verstelmechanisme (46) een instelbare klemverbinding (50) omvat.
28. Inrichting volgens een der conclusies 17 - 27, met het kenmerk, dat ten minste één der delen een kunststof deel 15 (48) omvat.
29. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één reservoir (2) is voorzien van een tweede afsluitorgaan (45), waarbij één of meer reservoirs (2) zijn voorzien van een bodemplaat (68) welke 20 ten minste één opening (64, 65) omvat.
30. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de bodemplaat (68) in vorm en oriëntatie ten opzichte van de uitstroomopening (10, 11) gelijk is aan het tweede βίε luitorgaan (45) in geopende toestand.
31. Een tweede afsluitorgaan (45) zoals beschreven in de voorgaande conclusies en kan worden toegepast in een inrichting zoals beschreven in de voorgaande conclusies.
32. Een bodemplaat (68) zoals beschreven in een der voorgaande conclusies 29 - 30, welke in combinatie met een 30 tweede afsluitorgaan (45) kan worden toegepast, en kan worden toegepast in een inrichting zoals beschreven in de voorgaande conclusies. 10096S9
NL1009699A 1998-07-20 1998-07-20 Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal. NL1009699C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009699A NL1009699C2 (nl) 1998-07-20 1998-07-20 Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal.
EP99202226A EP0974254A1 (en) 1998-07-20 1999-07-07 A closing member for an implement for metering material

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009699A NL1009699C2 (nl) 1998-07-20 1998-07-20 Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal.
NL1009699 1998-07-20

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1009699C2 true NL1009699C2 (nl) 2000-01-24

Family

ID=19767531

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1009699A NL1009699C2 (nl) 1998-07-20 1998-07-20 Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0974254A1 (nl)
NL (1) NL1009699C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR20110027052A (ko) * 2009-09-09 2011-03-16 김완수 이중 배출구를 가지는 더블 비료살포기
CN114754655B (zh) * 2022-04-25 2024-04-02 中车青岛四方机车车辆股份有限公司 车轮轴承游隙测量装置及方法

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3174758A (en) * 1962-12-11 1965-03-23 Henry W Conibear Measuring device for fertilizer spreader
FR1592096A (nl) * 1968-03-01 1970-05-11
FR2216755A1 (nl) * 1973-02-02 1974-08-30 Dalby Yves
NL7703558A (nl) * 1977-04-01 1978-10-03 Texas Industries Inc Inrichting voor het op of in de grond brengen van korrel- en/of poedervormig materiaal.
EP0410520A1 (en) * 1989-07-24 1991-01-30 C. van der Lely N.V. A machine for spreading material
EP0463670A1 (en) * 1990-06-18 1992-01-02 C. van der Lely N.V. Am implement for dosing material
NL9200063A (nl) 1992-01-15 1993-08-02 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
EP0699377A2 (de) * 1994-09-03 1996-03-06 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Schleuderdüngerstreuer

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3174758A (en) * 1962-12-11 1965-03-23 Henry W Conibear Measuring device for fertilizer spreader
FR1592096A (nl) * 1968-03-01 1970-05-11
FR2216755A1 (nl) * 1973-02-02 1974-08-30 Dalby Yves
NL7703558A (nl) * 1977-04-01 1978-10-03 Texas Industries Inc Inrichting voor het op of in de grond brengen van korrel- en/of poedervormig materiaal.
EP0410520A1 (en) * 1989-07-24 1991-01-30 C. van der Lely N.V. A machine for spreading material
EP0463670A1 (en) * 1990-06-18 1992-01-02 C. van der Lely N.V. Am implement for dosing material
NL9001380A (nl) 1990-06-18 1992-01-16 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het doseren van materiaal.
NL9200063A (nl) 1992-01-15 1993-08-02 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
EP0699377A2 (de) * 1994-09-03 1996-03-06 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Schleuderdüngerstreuer

Also Published As

Publication number Publication date
EP0974254A1 (en) 2000-01-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4277022A (en) Mobile material distribution system
US6527205B2 (en) Agricultural particulate material delivery system
US6193175B1 (en) Agricultural particulate material delivery system
RU2245611C2 (ru) Устройство управления перегрузочным аппаратом
US4803626A (en) Universal controller for material distribution device
US20070194155A1 (en) Broadcast spreader with rate control system
NL8701870A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
US5524794A (en) Metering device for granular materials
NL1009699C2 (nl) Afsluitorgaan voor een inrichting voor het doseren van materiaal.
US6027053A (en) Automatic funnel positioning system for spinner spreader machine
US4609131A (en) Seed dispensing device
US4034898A (en) Bulk bin delivery and metering apparatus
US6293438B1 (en) Methods and apparatus for metering material
US9585306B1 (en) Dual chain fertilizer spreader for golf courses
US2718986A (en) Spreader control
NL9001380A (nl) Inrichting voor het doseren van materiaal.
US3773220A (en) Metering apparatus
NL8700860A (nl) Machine voor het strooien van materiaal.
EP1236387A1 (en) A device for spreading granular and/or pulverulent material
GB1603697A (en) Apparatus for and a method of monitoring the flow of material
NL8702290A (nl) Meetinrichting voor een machine voor het verspreiden van materiaal.
WO2016035037A1 (en) Agricultural liquid application system
EP3571914B1 (en) Fertilizer spreader
USRE24189E (en) Spreader control
US2418271A (en) Fertilizer distributor

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20030201