NL8105285A - Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. - Google Patents

Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8105285A
NL8105285A NL8105285A NL8105285A NL8105285A NL 8105285 A NL8105285 A NL 8105285A NL 8105285 A NL8105285 A NL 8105285A NL 8105285 A NL8105285 A NL 8105285A NL 8105285 A NL8105285 A NL 8105285A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spreading
members
discharge
reservoir
coupled
Prior art date
Application number
NL8105285A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8105285A priority Critical patent/NL8105285A/nl
Priority to EP82201468A priority patent/EP0080239A3/en
Priority to EP85201230A priority patent/EP0176117B1/en
Priority to DE8585201230T priority patent/DE3280304D1/de
Publication of NL8105285A publication Critical patent/NL8105285A/nl
Priority to NL8802787A priority patent/NL8802787A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Fertilizing (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Details Or Accessories Of Spraying Plant Or Apparatus (AREA)

Description

—* C. van der Lely E.V·, Weverskade 10, Maasland.
"Inricbting voor bet verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal".
De uitvinding betreft een inrichting voor bet verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal, in bet bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, voor-zien van een gestel, een reservoir en ten minste έέη om 5 een draaiingsas roteerbaar verspreidorgaan om altbans een gedeelte van de omtrek waarvan een scbermkap is aangebracbt.
Sen doel van de uitvinding is de verspreiding van bet materiaal te verbeteren. Volgens de uitvinding kan dit bereikt worden wanneer bet verspreidorgaan is voorzien 10 van ten minste έέη bulpscboep, die samenwerkt met de nabij de omtrek van bet verspreidorgaan gelegen scbermkap. Hier-bij kan bet eventueel niet in de juiste ricbting uitgestrooi-de materiaal door de schermkap opgevangen worden en door de bulpscboep weer worden afgevoerd in een juiste strooi-15 ricbting.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de inricb-ting volgens de uitvinding kan verkregen worden wanneer de bulpscboep aan de onderzijde van bet verspreidorgaan is aangebracbt.
20 Het uitstrooien van materiaal door de bulpscboepen kan op gunstige wijze gescbieden wanneer een scbermkap zicb over ongeveer 125° om de omtrek van bet verspreidorgaan uit-strekt. Hierbij kan op eenvoudige wijze bereikt worden dat bet materiaal naar opzij van de inricbting wordt uitge-25 strooid door de bulpschoepen.
Bij een inricbting voor bet verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal in bet bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, voorzien van een gestel, een reservoir en ten minste twee om draaiingsas sen beweeg-30 bare verspreidorganen zijn volgens de uitvinding de ver- spreidorganen gekoppeld met aandrijfmiddelen die twee tand-wielkasten omvatten, op elk waarvan een verspreidorgaan is aangesloten, waarbij deze tandwielkasten met elkaar zijn gekoppeld en waarbij iedere tandwielkast is voorzien van 35 een aansluiting waarop een met de af takas van een trekker of dergelijk voertuig koppelbare koppelas aansluitbaar is.
8105285
* «V
2
Met deze constructie kan op eenvoudige wijze het toerental van de verspreidorganen gewijzigd worden. In het bijzonder wanneer de inri dating een inrichting is voor het gebruik op landbouwbedrijven, kan dit van voordeel zijn, daar dan 5 geen kwetsbare onderdelen van de overbrengingsorganen kunnen vervuilen.
Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld van een inrich, ting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal, in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk 10 materiaal, voorzien van een gestel een reservoir en ten minste twee om draaiingsassen verdraaibare verspreidorganen is volgens de uitvinding de inrichting voorzien van ten minste twee boven elk verspreidorgaan aansluitende afvoeropeningen die samenwerken met afsluitorganen, een en 15 ander zodanig, dat van elk van de twee afvoeropeningen boven het verspreidorgaan er ten minste 66n afsluitbaar is, terwijl de andere in gebruik gehouden kan worden.
Op deze wijze kan de toevoer van materiaal aan de verspreidorganen zodanig gewijzigd worden dat de breedte waarover 20 de verspreidorganen het materiaal uitstrooien instelbaar is.
Bij een gunstig uitvoeringsvoorbeeld zijh de van afvoeropeningen voorziene afvoergedeelten van het reservoir symmetrisch uitgevoerd ten opzichte van elkaar. Hierbij kunnen de verspreidorganen het materiaal gelijk-25 matig over dezelfde strook verspreiden.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werk-wijze voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, waarbij door middel van ten minste twee ver-30 spreidorganen het materiaal wordt uitgestrooid en elk verspreidorgaan het materiaal over dezelfde strooisector uit-strooit, waarbij door instelling van het toerental van de verspreidorganen en/of door afsluiten van ten minste ddn afvoeropening boven elk verspreidorgaan, de strooibreedte 35 van het materiaal wijzigbaar is. Op deze wijze kan zeer eenvoudig en snel met de inrichting gewerkt worden, waarbij het materiaal gemakkelijk op vele manieren uit te strooien is.
8105285 *- * 3
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 1 is een vooraanzicht van een inrichting volgens 5 de uitvinding,
Fig. 2 is een zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1,. gezien in de richting volgens de pi jl II in fig. 1,
Fig. 3 is een bovenaanzicht van de in de fig. 1 en 2 weergegeven inrichting, 10 Fig. 4 geeft op vergrote schaal een verticale doorsnede weer van een gedeelte'van de weergegeven inrichting gezien in de richting.volgens de lijn IV - IV in fig. 3>
Fig. 5 geeft een bovenaanzicht weer van de verspreia-orgsnen waarbij boven een verspreidorgaan een gedeelte van 15 het afvoergedeelte van het reservoir is weergegeven,
Fig. 6 geeft een bovenaanzicht weer van de aandrijf-organen van de verspreidorganen,
Fig. 7 geeft op vergrote schaal in verticale doorsnede een gedeelte van het afvoergedeelte van het reservoir weer, 20 welke doorsnede overeenkomt met de doorsnede volgens de lijn IV - IV in fig. 3,
Fig. 8 geeft op vergrote schaal in zijaanzicht het verstelmechanisme van de doseerorganen weer,
Fig. 9 geeft in vooraanzicht een gedeelte van de doseer-25 organen onder de afvoergeaeelten van het reservoir weer,
Fig. 10 geeft een bovenaanzicht weer van de afvoer-geaeelten van het reservoir,
Fig. 11 geeft een bovenaanzicht weer van de onder de afvoergedeelten aangebrachte doseerschuiven, 30 Fig. 12 geeft een bovenaanzicht weer van onder de doseerschuiven aangebrachte afsluitorganen,
Fig. 13 geeft in bovenaanzicht een bepaalde stand van de doseerschuif en het afsluitorgaan weer,
Fig. 14 geeft schematisch het strooipatroon van de 35 verspreidorganen weer bij een bepaald toerental daarvan,
Fig. 15 geeft schematisch het strooipatroon weer bij een ander toerental van de verspreidorganen,
Fig. 16 geeft een strooipatroon weer bij een afsluiten van een afvoeropening met een eerste toerental van de 8105285 4 - verspreidorganen, ί
Pig. 17 geeft bij een met figuur 16 overeenkomende stand van de afvoeropeningen een strooipatroon weer bij een tweede toerental van de verspreidorganen.
5 De in de figuren weergegeven inrichting omvat een gestel 1 waaraan een reservoir 2 met twee afvoertuiten 3 en 4 is aangebracht. Aan bet gestel 1 zijn verder twee verspreidorganen 5 en 6 aangebracht die onder de afvoertuiten 3 en 4 zijn gelegen. De hartlijnen 7 en 8 van de afvoertuiten 3 en 4 10 vallen samen met de hartlijnen van de verspreidorganen 5 en 6. De zich in hoogterichting uitstrekkende hartlijnen 7 en 8 van de afvoertuiten 3 en 4 liggen, bij normaal gebruik van de inrichting, in een verticaal vlak 9 dat zich dwars uitstrekt op het verticale vlak 10 dat de langshartlijn van de 1 5 inrichting bevat en zich in -de normale voortbewegingsrichting 11 van de inrichting uitstrekt. Het gestel 1 en het reservoir 2 zijn symmetrisch uitgevoerd ten opzichte van het vlak 10.
Het gestel 1 omvat een zich in horizontale ric.hting uitstrekkende hoofdgestelbalk 15 die langs de voorzijde en 20 ter hoogte van de afvoertuiten 3 en 4 van het reservoir 2 is gelegen. De balk 15 is nabij de uiteinden voorzien van eindsteunbalken 16 en 17, die zich vanaf de balk 15 schuin naar beneden en naar voren uitstrekken. Aan de balk 15 is een middensteunbalk 18 aangebracht, die zich vanaf de 25 bteunbalk 15 naar beneden en een weinig naar achteren uitstrekt en via een gebogen gedeelte 19 overgaat in een zich althans nagenoeg horizontaal naar achteren uitstrekkend gedeelte 20. De balk 15 is een in doorsnede vierkante holle balk die met de vlakke· zijden onder ongeveer 45 ten op-30 zichte van het horizontale vlak is gelegen, een en ander zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2. De balken 16, 17 en 18 zijn holle in doorsnede hoekige steunbalken. De balken kuimen ook holle ronde balken zijn. De balken 16 en 17 zijn aan de onderzijde voorzien van voeten 21, terwijl de 35 balk 18 aan de achterzijde is voorzien van een U-vormig gebogen steunvoet 22 waarvan de benen horizontaal zijn gelegen en van een niet nader weergegeven opening zijn voorzien voor het daaraan aankoppelen van een verder werktuig.
8105285 * « 5
Het gesbel 1 omvat verder een zich schuin naar omhoog naar voren uitstrekkende met de hoofdgestelbalk 15 verbonden bevestigingsbalk 23. De balk 23 is voorzien van een steunplaat 24, die met de voorwand van bet reservoir 2 5 is verbonden. Aan de uiteinden van de balk 15 zijn zicb evenwijdig aan de zijwanden van bet reservoir 2 uitstrekkende steunplaten 25 en 25 aangebracbt, die met de zijwanden van bet reservoir 2 zijn verbonden.
Het einde van de balk 23 is voorzien van een U-vormig 10 bevestigingsorgaan 27, dat met de bovenste befarm van de driepuntshefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is. Be balken 16 en 17 zijn voorzien van U-vormige bevestigingsstrippen 28 die met de onderste armen van de befinricbting van een trekker of dergeli.jk voertuig gekoppeld 15 kunnen worden.
De steunbalken 15 en 17 zijn voorzien van evenwijdig a an elkaar gelegen en evenwijdig aan de steunstrippen 25 en 26 gelegen draagbalken 29 die met bun achtereinden onderling zijn gekoppeld door een drager 30 en aeze drager ondersteunen.
20 De strippen 25 en 26 en de draagbalken 29 strekken zicb horizontaal uit bij rscbtopstaande werkstand van de inricbting. Aan de drager 30 zijn de verspreidorganen 5 en 6 draaibaar om de hartlijnen 7 en 8 aangebracht. De drager 30 omvat twee tandwielkasten 35 en 36 die onderling zijn gekoppeld 25 door een kokerbalk 37. In de tandwielkasten 35 en 36 zijn zicb omboog uitstrekkende assen 38 en 39 gelegerd, waaraan de verspreidorganen 5 en 6 zijn bevestigd. De tandwielkasten 35 en 36 zijn verder voorzien van een aandrijfas 40 resp. een aandrijfas 41. De aandrijfas 40 is voorzien van een 30 in de tandwielkast 35 aangebracbt tandwiel 42 dat samenwerkt met sen aan de as 38 aangebracbt tandwiel 43· In de tandwielkast 35 is verder een met bet tandwiel 42 samenwerkend tandwiel 44 aangebracbt dat is bevestigd aan een in de tand-.~ wielkast 35 gelegerde as 45. De as 45 strekt zicb door de 35 kokerbalk 37 uit en is met bet andere einde gelegerd in de tandwielkast 36. In de tandwielkast 36 is een met de aandrijfas 41 bevestigd tandwiel 46 aangebracht dat is gekoppeld met een aan de as 39 aangebracbt tandwiel 47· De as 45 is voorzien van een tandwiel 48 dat in de kast 36 is gelegen '8 1 0 5 2 85 . >- 6 Ί en met het tandwiel 46 is gekoppeld, De tandwielen 43 en 47 zijn aan elkaar gelijk evenals de tandwielen 44 en 48. Het tandwiel 42 lie eft een geringer aantal tanden dan het tandwiel 46 terwijl het tandwiel 47 ' voor de as 38 en het tandwiel 5 46 achter de as 39 is gelegen.
De aan de assen 38 en 39 aangebrachte verspreid-organen 5 en 6 zijn in hoofdzaak aan elkaar gelijk en spie-gelbeeldig ten opzichte van elkaar gevormd doch niet spiegelbeeldig ten opzichte van het· vlak 10 aangebracht, 10 een en ander zoals blijkt uit de figuren 4 en 5. De construe-tie van de verspreidorganen zal in het bijzonder aan de hand van het verspreidorgaan 6 weergegeven worden. Het verspreid-· orgaan 6 omvat een ronde plaat 51 die aan de omtrek is voorzien van een neergebogen rand 52. De rand 52 is nagenoeg 15 evenwijdig aan de as 8. In het midden heeft de plaat 51 een verhoogd gelegen centraal gedeelte 53 waarvan de boven-zijde in een vlak 54 is gelegen dat tevens de buitenrand 55 van de bovenzijde van de plaat 51 bevat. Het vlak 54 ligt 1-oodrecht op de as 8. Het centraal gelegen deel 53 is rond 20 en centrisch om de hartlijn 8 gelegen. Vanaf de omtrek van het centrale gedeelte 53 omvat de plaat 51 een schuin neerwaarts gericht vlak 56 dat via een gekromd gedeelte 57 overgaat in een vanaf de hartlijn 8 schuin omhoog gericht I* gedeelte 58 dat zich tot a an de rand 55 schuin omhoog 25 uitstrekt. Het middendeel 56-Strekt zich, zoals in het bijzonder uit fig. 5 blijkt, aan een zijde van de hartlijn 8 verder van de hartlijn 8 uit dan aan de andere zijde. Het middenvlak 56 strekt zich onder een hoek van ongeveer 60 0 ten opzichte van de as 8 uit. De bulging 57 ligt a-symmetrisch 30 om de hartlijn 8 en ligt op het verst van de as 8 gelegen punt nabij het afwerporgaan' 66 op de grootste afstand 61 vanaf het vlak 54. Bij het verst van de as 8 gelegen punt is de bulging 57 op een af stand 61 van het vlak 54 gelegen die meer dan twee maal zo groot is als de afstand 62 waarop 35 het dichtst bij de as 8 gelegen punt van de kromming 57 is gelegen. Het dichtst bij de as 8 gelegen punt van de kromming ligt bij het afwerporgaan 63. Op het gedeelte 58 zijn over gelijkmatige afstanden ten opzichte van elkaar verdeeld om de 8105285 * ί 7 as 8 vier afwerporganen in de Vorm van werpschoepen 63 - 66 aangebracht. Door de verschillen in de afstanden 61 en 62 en de digging van de rand 55 in het vlak 54 zal de hoek die het vlak 58 met het vlak 54 maakt constant veranderen om de 5 as 8 heen. Het vlak 58 is nu zodanig ten opzichte van dit vlak 54 gelegen dat de werpschoepen 63 - 66 met hun op het vlak 58 gelegen onaerzijden hoeken van respectievelijk' 2, 4, 6 en 8° maken met het vlak 54. Deze hoeken worden gerekend in de draairichting 67 van het verspreidorgaan 6 t.o.v. de 10 voorgaande schoep steeds met dezelfde waarde groter tot de schoep die naast de meest vlak gelegen schoep 63 is gelegen.
In dit uitvoeringsvoorheeld loopt de hoek van de schuine digging van de opvolgende schoep 2° groter. De werpschoepen 63 - 66 zi;jn in bovenaanzicht gezien (fig. 5) aan elkaar 15 gelijk. De ten opzichte van de voortbewegingsrichting 67 achterzijden van de werpschoepen liggen met hun verst van de as 8 gelegen delen 68 radiaal ten opzichte van deze as 8.
De meer naar de as 8 gelegen delen 69 van de achterzijde van de werpschoepen zijn ten opzichte van de draairichting 20 67 naar voren gekromd en liggen met de dichtst bij de as 8 gelegen begineinden 70 op dezelfde denkbeeldige cirkel 71 om de as 8. De door de rechte zijde 68 en de kromming 69 gevormae achterziide van de werpschoepen ligt vrij dicht boven het vlak 58 zoals uit fig. 4 blijkt. De wand van de 25 schoepen verloopt in doorsnede vanaf deze achterzijde gekromd naar voren tot de bovenrand 72.
Het verspreidorgaan 5 heeft vier werpschoepen 76 - 79 die overeenkomen met de werpschoepen 63 - 66 van het verspreidorgaan 6. De draairichting van het verspreidorgaan 5 30 tijdens normaal bedrijf is volgens de pijl 80 en is tegen-gesteld aan de draairichting 67 van het verspreidorgaan 6.
Ook bij het verspreidorgaan 5 zijn de werpschoepen gelijk als hi3 het verspreidorgaan 6, gezien in de draairichting 80 steeds onder een andere hoek ten opzichte van het vlak 35 gelegen, dat loodrecht staat op de draaiingsas 7 van het verspreidorgaan 5. Hierbij maken de werpschoepen 76 - 79 eveneens scherpe hoeken van resp. 2, 4, 6 en 8° met een vlak loodrecht op de as 7. De assen 7 en 8 zijn evenwijdig aan 8105285 -* Η 8 elkaar, terwijl de bovenzijde van het verhoogde middengedeelte . en de omtreksrand van het verspreidorgaan 5 in hetzelfde vlak 54 zijn gelegen als dit gedeelte 53 en de rand 55 van het verspreidorgaan 6. Zoals in iiet bijzonder uit fig. 5 blijkt 5 is het verspreidorgaan 5 zodanig ten .opzichte van het verspreidorgaan 6 opgesteld dat de werpschoepen 76-79 45 0 verdraaid liggen ten opzichte van de werpschoepen van het verspreidorgaan 6.
Om de verspreidorganen 5 en 6 zijn schermkappen 81 10 en 82 aangebracht. De kappen 81 en 82 zijn zoals uit fig. 5 blijkt centrisch om de assen 7 resp. 8 gelegen en hierbij op een afstand 83 van slechts enkele millimeters van de .. omtreksrand 52 van de verspreidorganen gelegen. De kappen 81 en 82 liggen tegen elkaar aan en zijn met elkaar verbonden 15 bi;j het vlak 9 en tussen de verspreidorganen 5 en 6. De kappen 81 en 82 strekken zich vanaf het vlak 9 over hoeken 83 om de as 7 resp. 8 van ongeveer 125° uit. De kappen 81 en 82 strekken zieh vanaf het punt waar zi j elkaar raken tussen de verspreidorganen 10 in uit in de richting van de draai-20 richtingen 80 en 67 van de verspreidorganen. De kappen 81 en 82 zijn hierbij voor het vlak 9 gelegen, gerekend ten opzichte van de normals voortbewegingsrichting 11 van de inrichting tijdens het bedrijf. Elk van de schermkappen 81 en 82 heeft, zoals in fig. 4 voor de schermkap 81 is weergegeven, horizon- 25 tale randen 85 en 86, die evenwijdig aan elkaar zijn gelegen en loodrecht staan op het middengedeelte van de kap die in doorsnede U vormig is. De randen 85 en 86 zijn op een afstand . 87 van elkaar gelegen, binnen welke afstand de gehele hoogte van de verspreidorganen zich uitstrekt, een en ander zodanig 30 dat de rand 85 ruirn boven het verspreidorgaan is gelegen, terwijl de rand 86 zich onder het verspreidorgaan uitstrekt.
Het verspreidorgaan 5 is voorzien van twee hulp-schoepen 88 en 89, die over 180° verdraaid ten opzichte van elkaar om de as 7 zijn aangebracht. De schoepen zijn tegen de 25 onderzijde van de omtrek van de werpschijfplaat 51 aangebracht, waarbij de onderzijde 90 van deze schoepen zoals voor de schoep 89 in fig. 5 is weergegeven, op korte afstand van een enkele millimeter boven de rand 86 is gelegen. De 8105285 9 buitenzijde 91 van elke hulpschoep ligt buiten de neergebogen omtreksrand 52 van bet verspreidorgaan en ligt op een afstand van een enkele millimeter van de kap 81, een en ander als voor de schoep 89 in fig. 4 is weergegeven. Het verspreid-5 orgaan 6 is van met de schoepen 88 en 89 overeenkomende schoepen 92 en 93 voorzien. De schoepen 92 en 93 zijn over 90° verdraaid ten opzichte van de schoepen 88 en 89 aangebracht zoals uit fig. 5 blijkt. De hulpschoepen hebben een lengte 96 die slechts klein is t.o.v. de diameter 187 van de verspreid-10 organen. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de lengte 96 kleiner dan 1/10 deel van de diameter 187· De kappen 81 en 82 zijn op niet nader weergegeven wijze voorzien van strippen 94, 95 die aan het gestel zijn bevestigd en waarmede de kappen onderling net elkaar zijn verbonden.
15 De afvoeren 3 en 4 zijn aan elkaar gelijk en in de figures 4 en 7 voor de afvoertuit 4 nader weergegeven. De afvoertuiten ziyn symraetrisch ten opzichte van het vlak 10 uitgevoerd en aangebracht. De afvoertuit 4 is in horizontale doorsnede vierhoekig en omvat twee zijden 100 en 101 die 20 zich in de voortbewegingsrichting 11 uitstrekken en waarbij de zijde 101 de ziiwand van het reservoir 2 vormt. De zijde 100 heeft een hoogte 106 waarover de afvoertuit 4 van de afvoertuit 3 is gescheiden, sen en ander zoals in her bijzonder blijkt uit de fig. 1 en 4. De afvoertuit 4 wordt verder 25 gevormd door wanden 102 en 103 die samen vallen met de voor-en achterwand van het reservoir 2. De wanden 100 - 103 liggen alle onder 45° t.o.v. het horizontale vlak bij recht opstaande stand van de inrichting met de assen 7 en 8 vertxkaal. De afvoertuit 4 strekt zich over een afstand 105 gescheiden van de afvoertuit 3 uit, waarbij het in doorsnede rechthoekig gedeelte van de afvoertuit zich over een hoogte 106 uitsrrekr d*5e kleiner is dan de hoogte 105. Eierbij is het ondereinde 107 van de afvoertuit in doorsnede rond. Het in doorsnede ^onde ondereinde 107 is gevormd volgens een om de as 8 "eleven conisch vlak dat naar boven toe breder wordt, een en ander zodanig dat de wand 108 van het ondereinde 107 een >-oek 109 met de as 8 maakt van ongeveer 20°. Het ondereinde 107 strekt zich over een hoogte 111 uit die ongeveer gelijn 8105235 10 is aan 1/5 van &e hoogte 105 van de afvoertuit.
Het ondereinde 107 heefi een bodem 112, die zich loodrecht op de as 8 uitstrekt. De "bodem 112 heeft een diameter 113 die zoals uit fig. 5 blijkt voor het ondereinde 5 van de afvoertuit 3 slechts iets kleiner is dan de diameter 71 van de denkbeeldige cirkel waarop de begineinden van de werpschoepen van het verspreidorgaan zijn gelegen. Het ondereinde 107 is voorzien van twee afvoeropeningen 114 en 115 (fig. 10) die aan elkaar gelijk zijn en in dit uit-10 voeringsvoorbeeld ieder twee overstaande zijden 116 en 117 hebben die radiaal ten opzichte van de as 8 zijn gelegen en twee overstaande zijden 118 en 119 die centrisch gebogen . ten opzichte van de as 8 zijn gelegen. De opening 115 heeft op overeenkomstige wijze radiale zijden 120 en 121 en gekromde 15 zijden 122 en 123· De bimenzijden 118 en 122 zijn op gelijke afstand 124 van de as 8 gelegen, die gelijk is aan ongeveer de helft van de radius van de bodemdiameter 113·
Vanaf de birmenranden 118 en 122 strekken de openingen zich uit tot in een gedeelte van de wand 108 (fig. 7)· De afvoer-20 openingen strekken zich hierbij over een afstand 125 boven de bodem 112 in de wand 108 uit, waarbij de afstand 125 gelijk is aan ongeveer een derde van de hoogte 111 van het ondereinden 107. De openingen 114 en 115 liggen ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 11 voor het vlak 9.
25 Hierbij ligt de afvoeropening 114 aan die zijde van een vlak 126 dat de as 8 bevat en zich in de rijrichting uitstrekt, die is gekeerd naar de afvoertuit 3 terwijl de afvoeropening 115 naar de buitenzijde van dit vlak 126 is gelegen. De openingen 114 en 115 liggen van hart tot hart 30 over een hoek 127 van ongeveer 50° ten opzichte van elkaar verwijderd gemeten rond de as 8. De opening 115 ligt hierbij over ongeveer 20° met het hart van het vlak 126 verwijderd, waarbij de radiale rand 120 zeer dichi nabij dit vlak is gelegen. Op overeenkomstige wijze als voor de afvoertuit 4 35 is beschreven is de afvoertuit 3 voorzien van twee afvoeropeningen 129 en 130, die ten opzichte van de openingen 114 en 115 symmetrisch ten opzichte van het vlak 10 zijn gelegen.
8105285 11
Tegen de buitenzijde van het bndereinde 7 is een doseerschuif 135 aangebracht, die pass end om de buitenzijde van het ondereinde 107 is gelegen doch verdraaibaar ten opzichte van dit ondereinde is. De doseerschuif 135 heeft twee door-5 voeropeningen 136 en 137 die gelijk zijn aan en op dezelfde wijze zijn gerangschikt om de as 8 als de afvoeropeningen 114 en 115. De doorvoeropeningen 137 en 137 strekken zich zoals uit fig. 7 blijkt, op gelijke wijze als bij de ope-ningen 114 en 115 in de opstaande wand van de komvormige 10 doseerschuif 135 uit. De doseerschuif 135 is aan de boven-zijde voorzien van een lip 140 waaraan schamierend een verstelstang 141 is gekoppeld. Passend om de buitenzijde van de doseerschuif 135 is een afsluitorgaan 142 aangebracht. Het afsluitorgaan 142 is voorzien van een grote doorlaatope-15 ning 143 die centrisch om de as 8 is gelegen en binnen- resp. buitenzijden 144 en 145 heeft, die, gezien evenwijdig aan de as 8, praktisch samenvallen met de randen 118 en 122 resp. 119 en 123 van de afvoeropeningen 114 en 115· De doorlaatopening 143 strekt zich over een hoek 146 om de as 20 8 uit die gelijk is aan de hoek 147 waarbinnen de afvoeropeningen 114 en 115 evenals de afvoeropeningen 136 en 137 zich uitstrekken. Het afsluitorgaan 142 is aan de boven-rand voorzien van een lip 148 waaraan schamierend een verstelstang 149 is aangebracht.
25 Aan de bodem 112 is een draagring 151 bevestigd die bij voorkeur van kunststof is. De draagring 151 heeft een op af stand van de bodem 112 gelegen uitkragende rand 152 en een tegen de onderzijae van de bodem aanliggende afstandskraag 153· De draagring 151 is met een steunrand 30 155 om de as 8 gecentreerd aangebracht in een centrale opening 154 van de bodem 112. De doseerschuif 135 en het afsluitorgaan 142 omvatten binnenringen 156 en 157, die araaibaar passend om de afstandskraag zijn aangebracht. De opstaande wanden 158 en 159 van de doseerschuif 135 en het afsluit-35 orgaan 142 strekken zich, zoals uit de figuren 11 en 12 blijkt, slechts over een hoek 160 van ongeveer 200° om de as 8 uit. De opstaande wanden 158 en 159 zijn voorzien van uitkragende randen 161 resp. 162. Deze randen zijn schuifbaar aangebracht in een sponning 163 van een gelei- 8105285 12 " dingsorgaan 164 dat aan de afvoertuig 4 is bevestigd.
Tegen de onderzijde van. de afvoertuig 3 zijn een doseerschuif 165 en een afsluitorgaan 166 aangebracht op dezelfde wijze als voor de doseerschuif 135 en het af-5 sluitorgaan 142 is beschreven. De doseerschuif 165 en het afsluitorgaan 166 zijn geheel identiek aan de doseerschuif 135 en het afsluitorgaan 142, waarbij echter de beide doseerschuiven 165 en 135 symmetrisch ten opzichte van elkaar zijn aangebracht ten opzichte van het vlak 10. De 10 afsluitorganen 142 en 166 zijn eveneens identiek en sym-metrisch ten opzichte van elkaar uitgevoerd en. aangebracht ten opzichte van het vlak 10. De doseerschuif 165 is schar-nierend gekoppeld met een verstelstang 167 en het afsluitorgaan met een verstelstang 168, die vergelijkbaar zijn 15 met de verstelstangen 141 resp... 149.
De verstelstangen 141 en 149 zijn gekoppeld met hefboomarmen 171 en 172. De hefboomarmen 171 en 172 zijn respectievelijk gekoppeld met een buis 173 en een in de buis 173 verdraaibaar aangebrachte as 174. De buis 173 20 is verdraaibaar gelegerd in aan de gestelbalk 15 aangebrachte lageringen 175. De buis 173 met de as 174 liggen evenwijdig aan en ongeveer ter hoogte van de gestelbalk 15, waarbij zij voor de balk 15 liggen, ten aanzien van de rij-richting 11. De armen 171 en 172 vormen verstelhefbomen en 25 zijn nabij een zijde van het reservoir gelegen en met de einden van de buis 173 resp. de as 174 bevestigd. Aan de andere einden zijn de buis en de as voorzien van verstel-armen 176 en 177, die schamierbaar zijn gekoppeld met de verstelstangen 167 en 168. De koppeling van de verstel-30 stangen 167 en 168 aan de armen 176 en 177 ligt op afstanden van het hartlijn 178 van de buis 173 resp. de as 174, die gelijk is aan.de afstanden waarop de verstelstangen 141 en 167 aan de armen 171 en 172 zijn gekoppeld. De buis 173 en de as 174 vormen tezamen met dedaaraan bevestigde verstel-35 hefbomen en verstelarmen een verstelmechanisme 179 dat een aan het reservoir aangebrachte geleiding 180 omvat.
Langs de geleiding 180 is de handgreep 181 van de verstel-hefboom 171 beweegbaar en naar keuze in een van meer standen 8105285 * i κ 13 vastzetbaar. De verstelhefboom 172 omvat een evenals de handgreep 1 δ 1 schuin naar boven en naar voren gerichte hana-greep 182. De verstelhefboom 171’ is voorzien van openingen 183 en 192 waarin een grendelpen 185 aangebracht kan worden, 5 die in een opening 184 van de hefboom 172 is gelegen. Hier-door kunnen door aeze grendelpen de verstelhefbomen naar keuze in een van twee verschillende standen ten opzichte van elkaar vastgezet worden.
Bij gebruik van de machine wordt deze 10 door middel van de bevestigingsorganen 27 en 28 aan de driepuntshefinrichting van een trekker of dergelijk voer-tuig gekoppeld. Bij normaal gebruik van de inrichting zullen de assen 7 en 8 zich gewoonlijk vertikaal of loodrecht op net te bestrooien oppervlak uitstrekken. Naar keuze wordt 15 een van de assen 40 of 41 door middel van een tussenas met de aftakas van de trekker gekoppeld om de verspreidorganen 5 en 6 in de draairichtingen 80 resp. 67 om bun draaiings-assen 7 en 8 in roterende beweging te kunnen aandrijven.
Het te verspreiden materiaal wordt in het reservoir 2 aan-20 gebracht van waaruit het tL jdens bedrijf door de afvoerope-ningen in de afvoergedeelten 3 en 4 en door de openingen van de doseerschuiven en de uitlaatorganen aan de verspreidorganen kan worden toegevoerd. De digging van de afvoeropeningen 1U en 115 in de afvoertuit 4 en de afvoer openingen 129 en 25 130 in de afvoertuit 3 voor het vlak 9 en nabij de zich in de rijrichting 11 uitstrekkende vlakken 126 en 186, die de assen 7 en 8 bevatten, alsmeae de diameters 187 van de verspreidorganen, de draairichting 67 en 80 en de overbreng-ingsverhoudingen in de tandwielkasten 35 en 36, met de daar-30 mee samenhangende bereikbare rotatiesnelheden van de verspreidorganen, zijn zodanig gekozen dat de verspreidorganen 5 en 6 ieder het materiaal ten opzichte van de voortbewe-gingsrichting 11 naar achteren uitstrooien. De diameters 187 zijn in ait uitvoeringsvcorbeeid ongeveer 485 mm.
35 De afstand 199 tussen de assen 7 en 8 is hierbij ongeveer 500 am. Elk van de verspreidorganen verspreidt het materiaal hierbij over een breedte die zich aan weerszijden van het verticale vlak 10 over nagenoeg gelijke afstanden uitstrekt.
8105285 14
Hierdoor zal tijdens bedri jf .,het materiaal door de beide verspreidorganen over dezelfde strook uitgestrooid worden.
Het uit het reservoir stromende materiaal zal in het bijzonder en hoofdzakelijk wegstromen door de in de 5 bodemtl2 gelegen gedeelten van de afvoeropeningen. De af-voeropeningen liggen praktisch geheel binnen de denkbeel-dige cirkel 71 waarop de begineinden 70 van de afwerpor-ganen zijn gelegen zodat het materiaal binnen de cirkel 71 op het betreffende verspreidorgaan zal terechtkomen.
10 Het centrale gedeelte 53 van de verspreidorganen heeft een diameter 188 die kleiner is dan de denkbeeldige cirkel 189 waarop de zijden 118 en 122 van de afvoeropeningen in de betreffende afvoergedeelten zijn gelegen. Het door de afvoeropening uitstromende materiaal zal hierdoor in hoofd-15 zaak op de schuin gelegen delen 56 terechtkomen, die hierbij opvanggedeelten vormen. Via deze schuin naar beneden naar de omtrek van de verspreidorganen gerichte delen zal het materiaal vanuit de neerwaarts gerichte stroming omgebogen worden naar de begineinden van de werpschoepen op de ver-20 spreidorganen.
Het verst van de as 8 gelegen punt van de bulging 54 ligt op de cirkel 71· Het materiaal kan verder op goede wijze in de naar voren gekromde delen 69 van de werpschoepen stromen, zodat het materiaal goed door de werpschoepen kan 25 worden uitgestrooid.
De verspreidorganen werpen het materiaal in af-hankelijkheid van de soort materiaal en de draaisnelheid van het verspreidorgaan over een bepaalde afstand weg. De hoek om de betreffende assen 7 en 8 waarover het materiaal de 30 omtrek van het verspreidorgaan zal verlaten ligt buiten de schermkappen 81 en 82. De kappen 81 en 82 dienen hierbij slechts om uit de ingestelde strooirichting verdwaald ge-raakte materiaaldeeltjes op te vangen.
Het materiaal wordt door de a-fv/erporganen enigs-35 zins omhoog weggeworpen door de, vanaf de draaiingsassen geidcend, schuin omhoog lopende digging van het plaatdeel 58 en de daarop aangebrachte afwerporganen.Inhefcweergegeven uitvoeringsvoorbeeld liggen de verschillende afwerporganen alle onder verschillende hoeken ten opzichte van het vlak 54 8105285 15 een en ander zoals hiervoor 4-s beschreven. Hierdoor zal het materiaal door de vier afwerporganen op elk verspreidorgaan achtereenvolgens onder een hoek van 2, 4, 6 of 8° ten opzichte van het vlak 54 en daarmede ten opzichte van het 5 te bestrooien oppervlak worden weggeworpen. Op deze wijze zal elk verspreidorgaan het materiaal tijdens een omwente-ling over een, in hoogterichting gerekend, vrij dikke sec-torvormige laag wegstrooien. Hierdoor wordt bereikt dat de gelijkmatige veraeling van het materiaal over de te ver-10 spreiden stroken tijdens het voortbewegen van de machine wordt verbeterd. Verder wordt hierdoor de kans dat het materiaal dat door het ene verspreidorgaan wordt wegge-worpen botst met het materiaal dat door het andere verspreidorgaan wordt weggeworpen praktisch voorkomen.
15 Zoals in het bijzonder uit figuur 5 blijkt, zijn de werpschoepen van het ene verspreidorgaan over 45° ver-draaid ten opzichte van het andere verspreidorgaan aange-bracht. Hierdoor zullen de werpschoepen van de beide ver-spreidorganen het materiaal niet symmetrisch ten opzichte 20 van het vlak 10, gelijktijdig doch na elkaar uitstrooien, waardoor minder kans bestaat dat het door het ene verspreidorgaan uitgestrooide materiaal in aanraking komt met het door het andere verspreidorgaan uitgestrooide materiaal.
De kans van het in aanraking komen van het door beide ver-25 spreidorganen weggestrooide materiaal wordt nog verkleind doordat de helling van de werpschoepen van het ene verspreidorgaan zo a-symmetrisch mogelijk liggen ten opzichte van het vlak 10 met de werpschoepen van het andere verspreidorgaan, die onder dezelfde helling zijn gelegen. Hierbij 30 zal, zoals in figuur 5 is weergegeven, het werporgaan 63 dat onder een hellingshoek van 2° ligt, het middenvlak 10 passeren tussen het passeren van de werpschoepen ?S en 79 • van het andere verspreidorgaan langs het vlak 10, weIke schoepen onder hellingshoeken van resp. 6 en 8° zij'n opge-35 steld. Koewel niet de werpschoepen die het vlak 10 passeren het materiaal wegstrooien, doch reeds weggestrooid hebben, zal hieruit blijken dat een zeer geaifferentieerd schuin omhoog wegwerpen door de achtereenvolgende werpschoepen van de twee naburige versnreidorganen 5 en 6 zal worden bereikt, 8105285 16 een en ander zodanig dat de kans dat het weggeworpen mate-riaal van het ene werporgaan het weggeworpen materiaal van het andere werporgaan raakt, praktisch nihil is. Aldus wordt een gelijkmatige verdeling van het materiaal over het te • 5 bestrooien oppervlak vender gunstig beinvloed.
Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld alle werp-schoepen op elk van de verspreidorganen steeds onder een andere hoek sehuin .opgesteld zijn, kunnen de werporganen bijvoorbeeld ook onder slechts twee verschillende hoeken 10 zijn aangebracht, zodat bijvoorbeeld twee overstaande werporganen onder een hoek van twee graden zijn gelegen, terwijl de andere twee overstaande werporganen onder andere hoeken van bijvoorbeeld 6° zijn gelegen, Overeenkom-stig kunnen de werpschoepen van het naburige verspreidor-15 gaan aangebracht zijn. Ook is het mogelijk de werpschoepen van het ene verspreidorgaan alle onder andere hoeken aan te brengen dan de werpschoepen van het andere verspreidorgaan, Bijvoorbeeld zouden op het verspreidorgaan 5 twee overstaande werpschoepen onder een hoek van 2° aangebracht 20 kunnen zijn en de andere werpschoepen onder een hoek van 4°, terwijl het andere verspreidorgaan twee overstaande werpschoepen zou kunnen hebben, die onder 3° zijn aangebracht, terwijl de andere twee onder 5° zijn gelegen ten opzichte van het betreifende vlak loodrecht op de draai-25 ingsas. Ook is het mogelijk bijvoorbeeld de schoepen op het ene verspreidorgaan alle onder een zelfde hoek ten opzichte van het betreifende vlak loodrecht op de as te plaatsen, bijvoorbeeld onder een hoek van 2°, terwijl de werporganen van het andere verspreidorgaan alle onder een 30 hoek van 4° ten opzichte van het vlak loodrecht op de draai-ingsas aangebracht zouden kunnen worden. In plaats van vier werporganen zou elk verspreidorgaan ook van een ander aantal, bijvoorbeeld drie of zes werporganen kunnen zijn voorzien, die overeenkomstig hiervoor is beschreven onder verschil-35 lende hoeken sehuin aangebracht kunnen zijn. In dit uitvoeringsvoorbeeld hebben alle werpschoepen van elk verspreidorgaan een gelijke lengte en zijn zij alle op gelijke afstanden van de draaiingsas gelegen. De werpschoepen kunnen ook ongelijke lengten-hebben ten opzichte van elkaar en/of 8105285 » · 17 op ongelijke afstanden van de1 draaiingsas zi jn gelegen.
Met de beschreven inrich ting en de werking van de konstruktie van de verspreidorganen kan het materiaal tijdens het werk in verschillende richtingen schuin omhoog 5 ten opzichte van het te strooien oppervlak uitgestrooid worden door een verspreidorgaan.
Het eventueel tegen de schermkappen 81 en 82 gerakende materiaal zal langs de vertikale zijden van de kappen 81 resp. 82 naar beneden bewegen om eventueel op -jO de horizontale randen 86 en 95 te geraken. Bit materiaal zal door de betreffende hulpschoepen 88 en 89 resp. 92 en 93 v/orden aangevat en worden weggeworpen nabij die einden van schermkappen die het laatst door de betrefjfende hulpschoep wordt gepasseerd bij rotatie van de verspreid-15 organen.Het in de schermkappen geraakte en door de hulpschoepen asngevatte materiaal zal aldus naar opzij van de inrichting verdeeld worden weggeworpen. Hiermede wordt voorkomen dat in het midden van de te bestrooien strook materiaal op ongewenste wijze op het te bestrooien oppervlak 20 sal kunnen vallen.
Boor de genoemde konstruktie van de verspreidorganen zullen eventueel door een van de verspreidorganen uitge-strooide verdwraalde materiaaldeeltjes, die in de richting van het naburise verspreidorgaan bewegen door dit ver— 25 spreidorgaan opgevangen kunnen worden en wesr op goede wijze kunnen worden uitgestrooid.
Het materiaal kan over een breae strook uitgestrooid worden tijdens het voortbewegen van. de inrichting in de richtins: 11, wameer het materiaal door beide afvoer-30 openingen in elke afvoertui t aan het betreffende verspreidorgaan kan toestromen. Het materiaal zal hierbij over nage-noeg de gehele hoek 1^7 van ongeveer 75° aan de verspreidorganen toestromenj sodat het materiaal over een brede sectorhoek de omtrek van het verspreidorgaan sal verlaten.
35 3s omtrekssectorhoek waarover het materiaal het verspreidorgaan verlaat zal hierbi.j mede azhankelijk zijn van de draaisnelheid van het verspreidorgaan. De overbrengings-verhoudingen van de tandwielen in de tandwielkasten 35 en 3o siin zodanig gekosen dat de verspreidorganen naar keuze 8105235 18 met een draaisnelheid van ongeveer 776 toeren of 1006 toeren/min. Inmnen worden aangedreven. Waanneer de doorlaat van de beide afvoeropeningen in-elk van de afvoertuiten geh.ee! of slechts voor een gedeelte geopend zijn, zal het 5 materiaal bij een toerental van 776 omw/min. met de genoemde grootheden wat betreft diameter van de verspreidorganen. en de digging van de afvoeropeningen v^eggestrooid worden over een breedte, binnen de lijnen 200 en 201 van ongeveer 12 m. (fig. 14)· Door slechts het omsteken van de aandrij-10 vende as vanaf de trekker op de andere ingaande as 41.zal het toerental van de verspreidorganen op 1008 gebracht kunnen worden, waardoor het materiaal dan over een breedte van ongeveer 16 m* binnen de strooilijnen 202 en 203 uitge-strooid kan worden (fig. 15).
15 De respectieve doseerschuiven 135 en 165 zijn voorzien van openingen overeenkomstig de openingen in de afvoertuit. Het afsluitorgaan 145 resp. 166 kan zodanig met de doseerschuif worden gekoppeld dat de opening 143 geheel samenvalt met de hoek 147 waarop de openingen 136 20 en 137 van de respectieve doseerschuif zijn gelegen. Yoor deze koppeling van het afsluitorgaan met de doseerschuif zal de grendelpen 185 in het gat 184 en het gat 183 worden aangebracht. Door deze koppeling zijn de doseerschuif en het afsluitorgaan in de gekozen stand ten opzichte van 25 elkaar vergrendeld. De hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid door de afvoeropeningen 114 en 115 resp. 129 en 130 kan uitstromen kan geregeld worden door de openingen 136 en 137 meer of minder te laten samenvallen met de be-treffende afvoeropeningen. Hiervoor kan de verstelhefboom 30 171 langs de geleiding 180 bewogen en naar keuze vastgezet worden. De bediening van de hefboom 171 kan geschieden via het handvat 181, waarbij hit handvat 181 en daarmede de verstelhefboom 171 naar keuze in een van meerdere standen ten opzichte van de geleiding 180 vastgezet kan worden.
35 De geleiding heeft hierbij een niet nader weergegeven schaal-verdeling tussen bijvoorbeeld 0 en 10, bij welke twee eindstanden de openingen geheel zijn gesloten resp. geheel zijn geopend. Indien de afvoeropeningen geheel zijn gesloten liggen de openingen 136 en 137 geheel naast de 8105285 19 openingen 114 en 115, in bovehaanzicht gezien. In deze stand kan het handvat 181 bij bet punt 191 langs de schaalverde-ling 180 zi;jn gelegen. Bij geheel geopende afvoeropeningen resp. samenvallen van de openingen 136 en 137 met de ope-5 nIn gen 114 en 115 zal de verstelhefboom bijvoorbeeld bij de stand 10 zijn gelegen, die in fig. 8 bij bet punt 190 van de geleiaing 180 kan zijn gelegen. 'lussen de genoemde eind-standen in kunnen tussenstanden gekozen wordsn om de afvoeropeningen meer of minder af te sluiten.
10 Het is ook mogelijk de afvoeropeningen 114 en 130, die de twee middelste afvoeropeningen vormen van de vier afvoeropeningen 114, 115, 129 en 130 van bet reservoir, constant gesloten te bouden. Het materiaal kan dan slecbts door de openingen 115 en 129 uit bet reservoir wegstromen.
15 Voor bet bereiken van deze stand worden de afsluitorganen 145 en 166 versteid ten opzicbte van de aoseerscbuiven 135 en 165* Hiervoor wordt de grendelpen 185 uit bet gat 183 weggenomen zodat de verstelbefboom 172 ten opzicbte van de verstelbefboom 171 kan worden verdraaid zodanig aat de 20 pen 185 door bet gat 184 in de hefboom 172 en in bet gat 193 in de hefboom 171 gestoken kan worden. Deze stand is in fig. 8 weergegeven. In deze stand zal, zoals in fig. 13 is weergegeven, de opening 143 geheel naast de opening 136 liggen. De opening 136 zal dan steeds geheel gesloten blij- 25 ven, zodat ondanks samenvallen van deze opening met de opening 114 in de afvoertuit toch geen afvoer van materiaal door de afvoeropening 114 mogelijk is. Op overeenkomstige v/ijze zal in de afvoertuig 3 de opening 130 steeds af gesloten bli.jven. m de stand die in fig. 13 is weergegeven is 30 bet afsluitorgaan zodanig ten opzicbte van de doseerschuif verdraaid dat de rand 193 "van de opening 143 naast de rand 194 van de opening 146 is gelegen. Bij laatstgenoemde stand van de sclmiven en afsluitorganen ten opzicbte van elkaar kan de doorlaatgrootte van de afvoeropeningen 129 en 115 35 op dezslfde wijze geregeld worden als biervoor is aangege-ven door net handvat 181 langs de geleiding 1S0 te ver-stellen. Hierbii zullen de samenvallende betreffenae ope-ningen 137 en 143 kunnen samenwerken net de afvoeropening 115 resp. de afvoeropening 129· 8105285 20 V/armeer slechts materiaal door de afvoeropeningen 129 en 115 zal kunnen stromen, zal het materiaal over een smallere sectorhoek, namelijk een sectorhoek die bepaald wordt door de sectorhoek waarover de opening 129 resp. 115 zich uit-5 strekt, a an het betreffende verspreidorgaan toestromen..
Door deze kleinere sectorhoek van het treffen van materiaal op het verspreidorgaan zal de sectorhoek waarover het materiaal de omtrek van het verspreidorgaan verlaat ook kleiner zijn. Op deze wijze kan de breedte van uitstrooien van het 10 materiaal verkleind worden ten opzichte van wat ten op-zichte van- de fig. 14 en 15 is weergegeven. In de fig. 16 is aangegeven dat het materiaal binnen de strooilijnen 195 en 196 uitgestrooid zal worden over een breedte van ongeveer 5 m. bij een toerental van 776 toeren van de ver-15 spreidorganen. Wanneer het toerental wordt gekozen van 1008 toeren per min. voor de verspreidorganen, zal het materiaal binnen de strooilijnen 197 en 198 uitgestrooid kunnen worden over een breedte van ongeveer 10 m. (fig. 17)· Het zal duidelijk zijn dat de overbrengingsverhoudingen 20 van de tandwielen in de tandwielkasten 35 en 36 ook anders gekozen kan worden om andere toerentallen van de verspreidorganen te kunnen verkrijgen.
Met de hiervoor beschreven mogelijkheid van in-stelling en afsluiting van de afvoeropeningen door de 25 doseerschuiven en afsluitorganen, alsmede het ins teller, van de draaisnelheden van de verspreidorganen kan de in-richting snel omgezet worden om het materiaal over ver-schillende breedten uit te strooien. De hoeveelheidsrege-ling kan gernakkelig'k ingesteld worden door de hefboom 171 30 die vanaf de trekker te bedienen is via het naar de trekker zitplaats gerichte handvat 181. De verstelling van de doseerschuiven 135 en 165 en de afsluitorganen 142 en 166 ten opzichte van het reservoir kan goed uitgevoerd worden door de ondersteuning van deze onderdelen in de leunsfstof 35 draagorganen 151 en 164· Daar de schuiven en afsluitorganen in doorsnede komvormig zijn uitgevoerd en zich slechts over iets meer dan 180° om de assen 7 en 8 uitstrekken, uitge-zonderd de ringvorrnige delen 156 en 157, is een geleidings-orgaan 164 in ongeveer het midden van de randen 161 en 162 8105285 21 voldoen&e. 1
De inrichting kan gemakkelijk op de grond staan wanneer dese is losgekoppeld van. de trekker. EierbiJ kan de inricliting steunen op de voeten 21 en 22. De miaden-5 balk 20 van. net gestel vormt een goede ondersteuning voor het plaatsen van de machine op de grond zonder dat deze balk in de strooibanen ligt van bet uit te strooien materiaal. De voet 22 ligt, in zijaanzicht in fig. 2 gesien, op mime afstand van de voet 21, v/aardoor een stabiele 10 ondersteuning voor de machine v/ordt verieregen. In bet bij-zonder doordat de voet 22 betrekkeli.jk ver aebter bet vlak 9 is gelegen, en de voeten 21 op betrekkelig'k grote afstand van elkaar en betrekkelijk ver voor dit vlak liggen zal de stabiliteit van de machine bij bet steunen op de 15 grond groot zijn.
De constructie van bet gestel van de inriebting is eenvoudig van vorm en kan daardoor gemakkelijk ver-vaardigd v/orden. De constructie van bet gestel is vender zodanig dat een goede ondersteuning v/ordt verkregen van 20 bet reservoir en de verspreidorganen. Vender is constructie van bet gestel en de gebele verrageving van de machine zodanig dat de verschillende onderdelen gemakkeli.jk bereik-baar zijn om deze seboon te maken. De vorm van bet gestel is verder zodanig dat de uitstrooiing van bet materiaal 2? over bet gedeelte van de ontrek van de verspreidorganen die niet door de sebermkappen 81 en 82 v/ordt bestreken kan geschieden zonder dat bet materiaal tegen gesteldelen v/ordt v/eggev/orpen.
De installing van naar keuze een van de tv/ee vq mogeli.jke draaisnelbsden van de verspreidorganen kan zeer eenvoudig geschieden door bet onsteken van de tussenas tussen de aftakas van de trekker en de machine op de as 40 rest!, 41. Deze keuze van de draaisnelbeidsv/ijziging van de versnreidorganen is konstruktief sterk en gemakke-35 lijk door te voeren. In bet bijzonder op landbouv/bedrijven zal dese omstelling van de draaisnelbeid gunstig zijn omdat dit kan geschieden zonder dat daarvoor besebadigbare onderdelen nioeten v/orden omgesteld, af gen omen of verwisseld.
Door de tv/ee verschillende draaisnelheden die mogelijk zijn 8105285 22 kunnen gemakkelijk twee verschillende werkbreedten bereikt worden. Door de keuze die er is om een van de beide doseer-openingen in ieder van de uitlaten af te sluiten kan bet aantal werkbreedten verder vergroot worden. In bet bijzon-5 der doordat een en ander toepasbaar is met het feit dat de beide strooisectoren van de twee verspreidorganen elkaar volledig overlappen, kan een gunstig strooibeeld verkregen worden. Hierbij wordt voorkomen dat een aparte strooibeeld-afstelling nodig is. Een en ander rnaaki het mogelijk dat 10 de machine door minder geschooldeof geoefende personen ge-makkelijk is te bedienen. De inrichting is, gezien de kon-struktie en toepasbaarbeid in het bijzonder gescbikt om op landbouwbedrijven te worden toegepast voor bet uitstrooien van kunstmest, zaad of dergelijk materiaal.
15 De toestroming van bet materiaal vanuit bet reservoir naar de afvoeropeningen zal praktiscb geen pro-blemen vormen door de Digging van de wanden 100 en 101 onder 45°· evenals de Digging, van de voor- en achterwand 124 resp. 130 onder 45° ten opzicbte van bet borizontale 20 vlak big rechtopstaande stand van de inrichting. In bet bijzonder doordat de ondereinden van de afvoertuiten rond en onder een grotere hoek van ongeveer 70° ten opzicbte van bet borizontale vlak zign gelegen, zal een goede door-stroming naar de afvoeropeningen praktiscb steeds verzekerd 25 zijn. Hierbij is bet gunstig dat de hoogte 111 van het ondereinde 107 ongeveer 5 cm. is.'
De bediening van. de een verstelorgaan vormende verstelbefboom 171 is door de Digging daarvan gernakkelijk vanaf de bestuurderszitplaats van de trekker, waaraan de 30 inrichting is gekoppeld, te bedienen. De ligging van de een instelorgaan vormende beibomen 171 en 172 is zodanig te kiezen dat ook de befboom 172 vanaf de trekker te bedienen is. De grendelpen 185 kan biervoor een op afstand bedienbare, bijvoorbeeld onder veerspanning vverkende, grendelpen zijn.
35 De fabricage van de inrichting is gunstig bein- vloed doordat de drager 30 met de verspreidorganen 5 en 6 als een apart gebeel samengesteld kan worden en als een ge-heel aan het gestel van de inrichting is aan te brengen.
8105285 23
De uitvinding is ni’ei beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven aan de band van. de tekeningen doch strekt zich ook uit tot datgene wat uit de tekeningen blijkt en daarin is getekend.
-Conclusies-
8 1 0 S 2 8 S

Claims (67)

1. Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal, in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, voorzien vaii een gestel, een reservoir en ten minste een om een draaiingsas roteerbaar verspreidor-5 gaan, om althans een gedeelte van de omtrek waarvan een schermkap is aangebracht, met het kenmerk, dat het verpsreid-orgaan is voorzien van ten minste een hulpschoep die samenwerkt met de nabij de omtrek van het verspreidorgaan gelegen schermkap.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hulpschoep aan de onderzijde van het verspreidorgaan is aangebracht.
. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hulpschoep onder een plaat van het verspreidorgaan is 15 aangebracht op de bovenzijde waarvan afwerporganen zijn aangebracht.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpschoep zich radiaal uitstrekt ten __ ' opzichte van de draaiingsas van het verspreidorgaan.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1.-4, met het kenmerk, dat een hulpschoep slechts nabij de omtrek van het verspreidorgaan is aangebracht.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpschoep in radiale richting gemeten 25 een lengte heeft die ongeveer gelijk is aan 1/10 deel van de diameter van het verspreidorgaan.
7· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpschoep zich over korte afstand van ongeveer twee millimeter buiten de omtrek van het 30 ronde plaatvormig deel van het verspreidorgaan uitstrekt.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan een plaatvormig deel heeft dat aan de omtrek is voorzien van een neergebogen rand waarbij de hulpschoep zich tot buiten de omtrek van deze 35 rand uitstrekt.
9· Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de hulpschoep voor althans het gedeelte dat buiten de omtrek van de neerhangende rand is gelegen zich slechts lager dan de rand uitstrekt. 8105285
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verst van de draaiingsas van het verspreidorgaan gelegen rand van de hulpschoep evenwijdig aan de draaiingsas is gelegen.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de buitenrand van de hulpschoep evenwijdig is gelegen aan de schermkap
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderzijde van de schermkap, die lager 10 is gelegen dan het verspreidorgaan, is voorzien van een uit-stekende onderrand die zich uitstrekt in de richting van de draaiingsas van het verspreidorgaan.
. 13· Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de onderrand van de schermkap zich uitstrekt evenwijdig 15 aan een vlak loodrecht op de draaiingsas van het verspreidorgaan.
14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de onderzijde van de hulpschoep evenwi jdig is gelegen aan de onderrand van de schermkap. 20
15· Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de onderzijde van de hulpschoep zich uitstrekt over een afstand die althans ongeveer gelijk is aan de breedte van de onderrand van de schermkap gemeten in radiale richting ten opzichte van de draaiingsas van het verspreidorgaan.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schermkap aan de bovenzijde is voorzien van een bovenrand die zich tot boven de omtrek van het verspreidorgaan uitstrekt.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, 30 dat de bovenrand zich uitstrekt evenwijdig aan de onderrand van de schermkap.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpschoep beweegbaar passend op de schermkap aansluit.
19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een verspreidorgaan van twee hulp-schoepen is voorzien. 8103285 26 '
20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan is voorzien van vier afwerporganen.
21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de inrichting is. voorzien van twee verspreidorganen om elk waarvan een schermkap is aangebracht waarbij de schermkappen symmetrisch ten opzichte van elkaar zijn uitgevoerd.
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, 10 dat de schermkappen aan elkaar aansluiten nabij het punt waar de beide verspreidorganen het dichtst bij elkaar zijn gelegen.
23* Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, - dat de schermkappen op elkaar aansluiten nabij een vlak dat de as sen van de beide verpsreidorganen bavat en zich althans 15 nagenoeg loodrecht op de normale voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekt.
24. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schermkap zich over meer dan 90° van de omtrek van het verpsreidorgaan uitstrekt.
25. Inrichting volgens conclusie 24, . met het kenmerk, dat een schermkap zich over ongeveer 125° om de omtrek van het verspreidorgaan uitstrekt.
26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schermkap en hulpschoep zodanig zijn 25 aangebracht dat het door de schermkap opgevangen materiaal naar opzij van de inrichting weggeworpen wordt.
27. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van twee verspreidorganen die naar keuze met een van ten minste twee verschillende 30 snelheden aandrijfbaar zijn gekoppeld met aandrijforganen-
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de beide verspreidorganen zijn gekoppeld met tandwielkasten waarin tandwieloverbrengingen van verschillende verhoudingen zijn aangebracht.
29. Inrichting voor het verpsreiden van korre.1- en/of poedervormig materiaal, in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal voorzien van een gestel, een reservoir en ten minste twee om draaiingsassen beweegbare verspreidor- 8105285 * - ganen, met het kenmerk, dat verspreidorganen zijn gekoppeld met aandrijfmiddelen die twee tandwielkasten omvatten, op elk waarvan een verspreidorgaan is aangesloten, waaxbij deze tandwielkasten met elkaar zijn gekoppeld en waarbij iedere 5 tandwielkast is voorzien van een aansluiting waarop een met de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig koppelbare koppelas aansluitbaar is.
30. Inrichting volgens een der conclusies 27 - 29, met het kenmerk, dat in de tandwielkasten assen zijn gelegerd 10 waaraan de verspreidorganen zijn aangebracht.
31. Inrichting volgens een der conclusies 27 - 30, met het kenmerk, dat tussen de beide tandwielkasten een as is • aangebracht die op de in de tandwielkasten gelegen uiteinden is voorzien van tandwielen, die ieder gekoppeld zijn met de 15 op de as van het betreffende verspreidorgaan gekoppeld tandwiel.
32. Inrichting volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de aan de as van het verspreidorgaan en de koppelas aangebrachte tandwielen in de tandwielkast zijn gekoppeld 20 met een tandwiel op de een aansluiting vormende ingaande as
33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat het aantal tanden van de tandwielen op de ingaande assen in de beide tandwielkasten ongelijk aan elkaar zijn, terwijl de overeenkomstige in de twee tandwielkasten aangebrachte 25 tandwielen een aan elkaar geli^'k aantal tanden bezitten.
34· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 27 - 33, met het kenmerk, dat de beide tandwielkasten met elkaar zijn gekoppeld door een star verbindingsorgaan en met ait star verbindingsorgaan een arager vormen voor het 30 ondersteunen van de verspreidorganen.
35· Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de arager tussen aan het gestel van de inrichting aangebrachte draagarmen is aangebracht.
36. Inrichting volgens een der conclusies 27 - 35, met 35 het kenmerk, dat de tandwielkasten op een afstand van elkaar zijn gelegen van ongeveer 50 cm.
37. Inrichting volgens een der conclusies 27 - 36, met het kenmerk, dat de verspreidorganen naar keuze met ongeveer $ i 0 “ 9 a 5 v i v v - v v 770 of 1000 omw/min aandrijfbaar zijn.
38. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een verspreidorgaan onder een afvoer-gedeelte van het reservoir is gelegen, dat is voorzien van 5 twee of meer afvoeropeningen die, in bovenaanzicht gezien, boven het verspreidorgaan uitmonden op een afstand van de draaiingsas van het verspreidorgaan.
39. Inrichting volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de afvoeropeningen althans gedeeltelijk in een bodemgedeelte 10 van het reservoir zijn aangehracht dat zich althans nagenoeg loodrecht uitstrekt tot de draaiingsas van het verspreidorgaan.
. 40. Inrichting volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat de afvoeropening zich tot in de zijwand van het reservoir 15 uitstrekt.
41. Inrichting volgens een der conclusies 38 - 40, met het kenmerk, dat nabij de afvoeropening een doseerschuif is aangehracht, waarmede de afvoeropeningen naar keuze meer of minder afgesloten kunnen worden.
42. Inrichting volgens een der conclusies 38 - 41, met het kenmerk, dat nabij de afvoeropeningen een afsluitorgaan is aangehracht waarmede naar keuze een van twee afvoeropeningen afsluithaar is, terwijl de andere afvoeropening in bedrijf gehouden kan worden voor het meer of minder aoorvoeren van 25 materiaal vanuit het reservoir aan het verspreidorgaan.
43· Inrichting volgens een der conclusies 41 of 42, met het kenmerk, dat de doseerschuif is gekoppeld met een verstel-orgaan dat langs een geleidingsorgaan heweeghaar en naar keuze in 6en van meerdere. stand en langs het geleidingsorgaan 30 vastzethaar is.
44. Inrichting volgens conclusie 43, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan met een instelorgaan is gekoppeld en naar keuze in een van ten minste twee standen vastzethaar is ten opzichte van het verstelorgaan van de doseerschuif.
45. Inrichting volgens conclusie 43 of 44, met het kenmerk, dat het verstelorgaan van de doseerschuif vanaf de bestuurderszitplaats van de trekker, waaraam de inrichting koppelbaar is, bedienbaar is. 8105285
46« Inrichting volgens een der conclusies 41 - 45» met het kenmerk, dat de schuif en/of het afsluitorgaan aan het reservoir beweegbaar zijn aangebracht in aan het reservoir aangebrachte lagerorganen van kunststof. 5
47· Inrichting volgens een der conclusies 38 - 46, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee verspreidorganen die ieder onder een afvoergedeelte van het reservoir zijn gelegen, die ieder zijn voorzien van ten minste twee afvoeropeningen, waarvan er naar keuze een afsluitbaar 10 is, terwijl de andere in gebruik gehouden kan worden voor de doorvoer van materiaal aan het verspreidorgaan.
48. Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, voorzien van een gestel, eer reservoir 15 en ten minste twee om draaiingsassen verdraaibare verspreidorganen, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van ten minste twee boven elk verspreidorgaan aansluitende afvoeropeningen die samenwerken met afsluitorganen, een en ander zodanig, dat van elk van de twee afvoeropeningen 20 boven een verspreidorgaan er ten minste een afsluitbaar is terwijl de andere in gebruik gehouden kan worden.
49. Inrichting volgens conclusie 47 of 48, met het kenmerk, dat de van afvoeropeningen voorziene afvoergedeelten van het reservoir symmetrisch zijn uitgevoerd ten opzichte 25 van elkaar.
50. Inrichting volgens conclusie 49» met het kenmerk, dat het vlak van symmetrie zich uitstrekt in de normale voortbewegingsrichting van de inrichting en de langshartlijn van de inrichting bevat. 30
51· Inrichting volgens een der conclusies 47 - 50, met het kenmerk, dat aan elk afvoergedeelte een doseerschuif aansluit waarmede de afvoeropeningen naar keuze meer of minder afgesloten kunnen worden.
52. Inrichting volgens conclusie 51, met het kenmerk, 35 dat de doseerschuiven met elkaar zijn gekoppeld en tezamen verstelbaar zijn door slechts een verstelorgaan.
53. Inrichting volgens een der conclusies 47 - 52, met het kenmerk, dat nabij elk afvoergedeelte een afsluitorgaan is gelegen waarmede naar keuze een afvoeropening van de 8105285 ten minste twee afvoeropeningen in elk afvoergedeelte afsluitbaar is. '
54· Inrichting volgens conclusie 53, met het kenmerk, dat de afsluitorganen met elkaar zijn gekoppeld en samen 5 met een instelorgaan zijn verbonden.
55· Inrichting volgens conclusie 54, met het kenmerk, dat de instelarm naar keuze in een van ten minste twee standen vastzetbaar is aan het verstelorgaan.
56. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat de doseerschuif een komvormig orgaan is dat zich over ongeveer de helft van de Omtrek van de as van het verspreidorgaan uitstrekt en aansluit aan een rond komvormig afvoergedeelte van het reservoir.
57. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat een afvoergedeelte van het reservoir in hoofdzaak vierzijdig is en onder het vierzijdig gedeelte/ een rond ondereinde omvat.
58. Inrichting volgens conclusie 57, met het kenmerk, dat het ronde ondereinde van het afvoergedeelte van een 20 reservoir althans naar boven toe zieh divergerend uitstrekt en aansluit op het reohthoekige afvoergedeelte van het reservoir.
59. Inrichting volgens conclusie 57 of 58, met het kenmerk, dat het ondereinde ongeveer 5 cm hoog is.
60. Inrichting volgens een der conclusies 56 - 59, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan eveneens komvormig is en passend beweegbaar op het doseerorgaan aansluit.
61. Inrichting volgens conclusie 60, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan zich uitstrekt over een hoek om de 30 draaiingsas van het verspreidorgaan van ongeveer 180°.
62. Inrichting volgens een der conclusies 51 - 61, met het kenmerk, dat de doseerschuiven en .afsluitorganen zijn voorzien van lippen die door middel van stangen aan de armen van gemeenschappelijke koppelassen zijn aangebracht 35 waaraan het verstelorgaan en de instelarm zijn bevestigd.
63* Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van bevestigingsorganen waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een of dergelijk voertuig koppelbaar is.
81 OS 285 V -Ί
64. Inriehting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inriehting is voorzien van over-brengingsorganen voor het aandrijven van het (de) verspreid-orga(a)n(en), die koppelbaar zijn met de aftakas van een 5 trekker of dergelijk voertuig waaraan de inriehting koppelbaar is.
65- Werkwijze voor bet verspreiden van korrel- en/of poeaervormig materiaal, in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal waarbij door middel van ten minste twee 10 verspreidorganen bet materiaal wordt uitgestrooid en elk verspreidorgaan bet materiaal over dezelfde strooisector uitstrooit, waarbij door ins telling van het toerental van - de verspreidorganen en/of door afsluiten van ten minste een afvoeropening boven elk verspreidorgaan de strooibreedte -jpj van bet materiaal wijzigbaar is.
66. Inriehting zoals hiervoor is besehreven en in de tekeningen is weergegeven.
67- Werkwijze zoals hiervoor is besehreven en uit de tekeningen blijkt. 8105235
NL8105285A 1981-11-23 1981-11-23 Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. NL8105285A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8105285A NL8105285A (nl) 1981-11-23 1981-11-23 Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
EP82201468A EP0080239A3 (en) 1981-11-23 1982-11-19 Device for spreading granular and/or powdery material
EP85201230A EP0176117B1 (en) 1981-11-23 1982-11-19 Device for spreading granular and/or powdery material
DE8585201230T DE3280304D1 (de) 1981-11-23 1982-11-19 Streuvorrichtung fuer koerniges und/oder pulverfoermiges gut.
NL8802787A NL8802787A (nl) 1981-11-23 1988-11-14 Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8105285 1981-11-23
NL8105285A NL8105285A (nl) 1981-11-23 1981-11-23 Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8105285A true NL8105285A (nl) 1983-06-16

Family

ID=19838430

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8105285A NL8105285A (nl) 1981-11-23 1981-11-23 Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.

Country Status (3)

Country Link
EP (2) EP0080239A3 (nl)
DE (1) DE3280304D1 (nl)
NL (1) NL8105285A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL192240C (nl) * 1983-02-16 1997-04-03 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
GB2140662B (en) * 1983-06-03 1987-09-09 Lely Nv C Van Der Spreading material on a surface
DE3681295D1 (de) * 1985-02-06 1991-10-10 Amazonen Werke Dreyer H Schleuderstreuer.
NL8502337A (nl) * 1985-08-26 1987-03-16 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het verspreiden van materiaal.
DE3617302A1 (de) * 1986-05-23 1987-11-26 Amazonen Werke Dreyer H Schleuderstreuer mit vorratsbehaelter
DE3829437A1 (de) * 1988-08-31 1990-03-01 Amazonen Werke Dreyer H Zentrifugalduengerstreuer, insbesondere grossflaechenduengerstreuer
DE9306605U1 (de) * 1993-05-03 1994-09-15 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 49205 Hasbergen Grenzstreuschirm und damit ausgerüsteter Schleuderstreuer
ES2076097B1 (es) * 1993-07-19 1998-10-16 Maquinaria Agricola Sola S L Perfeccionamientos en maquinas esparciadoras de abono.

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE555066A (nl) *
US2489171A (en) * 1945-10-31 1949-11-22 Fmc Corp Spreader
GB834114A (en) * 1957-12-02 1960-05-04 Blackstone & Co Ltd Machine for spreading artificial fertilizers, gravel and the like
CH365571A (de) * 1959-03-02 1962-11-15 Bachmann Walter Motor-Mistschleuder
CH361686A (de) * 1961-03-24 1962-04-30 Roth Josef Mist-Zettmaschine
NL6702499A (nl) * 1967-02-20 1968-08-21
NL6708370A (nl) * 1967-06-16 1968-12-17
FR2162292B1 (nl) * 1971-12-06 1974-05-10 Vogel & Noot Landmasch
DE2652740A1 (de) * 1976-11-19 1977-12-08 Ernst Weichel Streuvorrichtung an streuwagen
FR2410427A1 (fr) * 1977-12-05 1979-06-29 Omab Sas Este Carla C Dispositif epandeur ou distributeur d'engrais
WO1983000978A1 (en) * 1981-09-14 1983-03-31 Van Der Lely, Cornelis Device for spreading granular and/or powdery material

Also Published As

Publication number Publication date
DE3280304D1 (de) 1991-03-07
EP0080239A3 (en) 1983-08-24
EP0176117B1 (en) 1991-01-30
EP0080239A2 (en) 1983-06-01
EP0176117A1 (en) 1986-04-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE10029715C2 (de) Verteilvorrichtung für eine Zerkleinerungsvorrichtung
EP1383370B1 (en) Broadcast spreader with movable deflector
US4597531A (en) Material spreader
NL8701870A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
US5862763A (en) Apparatus for high speed application of liquid or dry fertilizer
NL8105285A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8200958A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8103896A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
US20030057303A1 (en) Dual mode spreader
GB1566747A (en) Agricultural machine
US4316581A (en) Spreader suitable for spreading granular and/or powdery material
AU770449B2 (en) Debris separator for cotton conveying duct
NL9500565A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8304183A (nl) Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
NL192240C (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8105284A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8802787A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8500759A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrelen/of poedervormig materiaal.
NL8601148A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal.
JPH0530806A (ja) 堆肥散布機
FR2835692A1 (fr) Dispositif et machine d'epandage centrifuge d'engrais ou de produits similaires en grains
JP3910715B2 (ja) 対向回転円板式の肥料散布機
NL1005026C1 (nl) Landbouwmachine.
DE19733549B4 (de) Zweischeiben-Schleuderstreuer
NL8403271A (nl) Inrichting voor het verspreiden van materiaal.

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed