NL1005026C1 - Landbouwmachine. - Google Patents

Landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL1005026C1
NL1005026C1 NL1005026A NL1005026A NL1005026C1 NL 1005026 C1 NL1005026 C1 NL 1005026C1 NL 1005026 A NL1005026 A NL 1005026A NL 1005026 A NL1005026 A NL 1005026A NL 1005026 C1 NL1005026 C1 NL 1005026C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roller
agricultural machine
machine according
frame
shaft
Prior art date
Application number
NL1005026A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Johannes Gerardus Bom
Adrianus Petrus Mari Brabander
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL1005026A priority Critical patent/NL1005026C1/nl
Priority to EP97909751A priority patent/EP0888042A1/en
Priority to AU47280/97A priority patent/AU724560B2/en
Priority to PCT/NL1997/000585 priority patent/WO1998018309A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1005026C1 publication Critical patent/NL1005026C1/nl
Priority to US09/103,720 priority patent/US6230636B1/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B29/00Rollers
    • A01B29/06Rollers with special additional arrangements
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/04Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools
    • A01B49/06Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B59/00Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
    • A01B59/04Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor
    • A01B59/048Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor having pulling or pushing means arranged on the front part of the tractor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C5/00Making or covering furrows or holes for sowing, planting or manuring
    • A01C5/06Machines for making or covering drills or furrows for sowing or planting
    • A01C5/062Devices for making drills or furrows

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

LANDBOUWMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een landbouwmachine, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine, zoals een al dan niet met een cultivator gecombineerde 5 zaaimachine, voorzien van een steuninrichting voor aankoppe-ling aan de voorste hefinrichting van een trekker, welke inrichting ter afsteuning op de grond is voorzien van een met een gestel verbonden rol.
Dergelijke machines zijn algemeen bekend. Dergelij-10 ke machines hebben tot doel, doorgaans door ploegen primair bewerkte grond verder te verkruimelen, althans in het bovenste deel van de primair bewerkte grondlaag. Omdat de primaire bewerking vooral tot doel heeft de bovenste grondlaag te keren is deze meestal grof opgebroken en is het contact met 15 de onberoerde grondlaag sterk verkleind. De bekende machines hebben tot doel, de primair bewerkte grond voorafgaand aan de verkruimeling zodanig aan te drukken dat dit contact tussen gekeerde grond en onberoerde grond althans in zekere mate hersteld wordt. Dit contact is nodig voor de groei van 20 planten in verband met de capillaire vochtaanvoer uit diepere grondlagen. Bij het aandrukken kunnen forse krachten optreden in het gestel van de machine of in de verbinding daarvan met de trekker. Dit noopt vaak tot een relatief zwaar uitgevoerd gestel. De onderhavige uitvinding heeft tot doel te komen tot 25 een constructie waarin dergelijke krachten vermeden worden of waarin dergelijke krachten een geringere uitwerking op de constructie hebben.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt wanneer tussen het gestel en de rol voor onderlinge zwenking 30 om althans een in de rijrichting georiënteerde denkbeeldige, dan wel reële as geschikte steunmiddelen aanwezig zijn. Met een dergelijke constructie kunnen veelal ongelijkmatigheden in het veld door de rol gevolgd worden, zonder dat torsie-krachten tussen trekker en gestel of in het gestel zelf 35 optreden. De constructie vergemakkelijkt ook de gang van de trekker tijdens het bedrijf. Door het in sterke mate vermijden van in de inrichting optredende torsiekrachten kan het gestel daarvan bovendien relatief lichter en daarmee voorde- 1005026 2 liger worden uitgevoerd.
In een gunstige uitvoeringsvorm omvatten de steun-middelen een reële zwenkas, aan de uiteinden waarvan rolle-gers zijn aangebracht, welke rollegers met geringe speling 5 tussen een bovenste en onderste horizontaal steunvlak in het gestel zijn opgenomen. In een alternatieve uitvoering steunt het gestel via ten minste twee, elk aan een laterale zijde buiten het overdwarse midden van de rol aangebrachte veerele-menten, zoals duwveren of al dan niet hydraulisch uitgevoerde 10 schokdempers op de rol.
Volgens een verder aspect van de uitvinding worden de duwkrachten van de trekker via het gestel van de inrichting op de rol overgebracht met behulp van tussen het gestel en de rolconstructie aangebrachte armen, welke in verbin-15 dingspunten zijn voorzien van kogelscharnieren. Volgens de uitvinding kunnen de armen in verband met de voortbeweging van de rol zowel in een duwende stand als in een trekkende stand in de machine zijn opgenomen.
Een verdergaand bijzonder aspect van de uitvinding 20 betreft een inrichting waarin dergelijke armen zich grotendeels boven de rol, in hoofdzaak horizontaal, en vanaf het gestel naar de rol toe met een neerwaartse richtingscomponent uitstrekken. Een dergelijke machine is in de rijrichting in hoogterichting compact, zodat het manoeuvreren met de machine 25 vergemakkelijkt wordt en zodat het zwaartepunt dicht bij de trekker terecht komt.
De onderhavige uitvinding is in het bijzonder van voordeel wanneer de landbouwmachine wordt gevormd door een combinatie van een cultivator en een zaai- of strooimachine, 30 waarbij de voorraadbak hiervan afsteunt op het gestel van de inrichting. Bij een dergelijke landbouwmachine wordt met de constructie volgens de onderhavige uitvinding het voordeel verkregen dat bij een plaatselijke ongelijkmatigheid of een plaatselijke helling in het grondoppervlak het gestel en de 35 voorraadbak hun stand ten opzichte van de hefinrichting van de trekker kunnen behouden. Met name wanneer de voorraadbak volledig is gevuld, heeft dit het voordeel dat geen additionele krachten als gevolg van het overhellen van de voorraad- 1005026 3 bak in de constructie optreden.
De uitvinding omvat voorts een constructie waarin de ventilator in de onmiddellijke nabijheid van de aanbouwbok van de inrichting is opgesteld, waarbij de aandrijfas daarvan 5 in de rijrichting is georiënteerd en waarbij de as van de ventilator via overbrengingsmiddelen in aandrijvende verbinding staat met een aandrijfas welke in het overdwarse midden van de inrichting is gelegen. Een dergelijke constructie is zeer compact en voordelig door de relatief korte en eenvoudi-10 ge overbrengingsmogelijkheid via een kruiskoppelingsas, welke is aangesloten op de voorste aftakas van een trekker.
De uitvinding omvat voorts een landbouwmachine met een doseerinrichting waarvan de uitstroomopening bijvoorbeeld ten behoeve van een afdraaiproef met behulp van een schuifin-15 richting wordt vrijgegeven.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 is een achteraanzicht van een tot een landbouwmachine volgens de inrichting behorende inrichting; 20 Figuur 2 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 1;
Figuur 3 is een verticale doorsnede volgens de lijn III-III in figuur 1, welke lijn samenvalt met een denkbeeldig middenvlak M van de machine; • 25 Figuur 4 is een aanzicht van een gedeelte van de inrichting volgens de pijl IV in figuur 2;
Figuur 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V in figuur 4;
Figuur 6 is een zijaanzicht overeenkomstig figuur 2 30 van een deel van de inrichting volgens een alternatieve uitvoering;
Figuur 7 is een gedeeltelijke weergave van het vooraanzicht van een tweede alternatieve uitvoering van de inrichting; 35 Figuur 8 is een vooraanzicht overeenkomstig de pijl VIII-VIII in figuur 2 van een deel van de machine en toont een derde alternatieve uitvoering van de inrichting; 1005026 4
Figuur 9 is een aanzicht van een dwarsdoorsnede volgens een lijn IX-IX in figuur 8.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. De uitvinding is 5 geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont een via een rol 2 op de grond steunbare inrichting 1. De inrichting 1 maakt deel uit van 10 een voor het overige niet weergegeven landbouwmachine, in het onderhavige voorbeeld een machine voor het spreiden van korrelig materiaal, zoals een zaaimachine of een kunstmeststrooier. Hiertoe is de inrichting met dit voorbeeld voorzien van een voorraadbak 10. De rol 2 en de voorraadbak 10 zijn 15 onderling gekoppeld via een gestel 3. De inrichting 1 is bestemd voor aankoppeling aan de voorste hefinrichting van een trekker. Hiertoe omvat de inrichting 1 een bok 4 voorzien van de benodigde en op zich bekende aankoppelmiddelen. De weergegeven bok 4 betreft een zogenaamde snelkoppelbok. Het 20 gestel 3 omvat een paar onderste, in hoofdzaak horizontaal en vanaf de aanbouwbok 4 in voorwaartse richting zich uitstrekkende onderste liggers 5 en een bovenste ligger 6. De bovenste ligger 6 is hier uitgevoerd als een, in dwarsdoorsnede gezien, V-vormig gebogen plaatdeel en de onderste liggers 5 25 als holle rechthoekprofielen. De langsliggers 5, 6 zijn nabij hun voorste uiteinde gekoppeld met een raamwerk bestaande uit een onderste dwarsligger 7 en een bovenste dwarsligger 8, welke onderling gekoppeld zijn door een paar in opwaartse richting convergerende schoren 9. Het raamwerk is onder een 30 hoek van ongeveer 45° in het gestel opgenomen ten behoeve van een goede aanligging en een goede verbinding met de achterste wand van een, gezien in zijaanzicht, V-vormig gevormde voorraadbak 10. De voorraadbak 10 heeft een op zich bekende vorm met een grootste onderste deel met twee rechthoekige 35 trechtervormige delen, waarvan de binnenste en in de rijrichting A gelegen zijwanden tenminste nabij hun bovenrand onderling gekoppeld zijn. Onder de onderste langsliggers 5 is het 1005026 5 gestel 3 voorzien van twee horizontale en dwars op de rijrichting verlopende en met de open zijde naar elkaar toegekeerde U-profielen 11. De voorste hiervan ligt nagenoeg boven de voorste begrenzing van de rol 2 en is via steunlippen 12 5 die de uiteinden van het U-profiel afsluiten met de onderste dwarsligger 7 verbonden. Het achterste U-profiel 11 is op overeenkomstige wijze via steunlippen 13 met een tussen de onderste langsliggers 5 aangebrachte dwarsbalk 14 gekoppeld. De benen 15 en 16 van de U-profielen 11 verlopen horizontaal. 10 De U-profielen 11 zijn beide op gelijke hoogte in de inrichting 1 opgenomen. De rol 2 is onder meer via een centrale steun 18 tegen de U-profielen 11 afgesteund. Hiertoe omvat de rol 2 een steunelement 19, in de onderhavige uitvoering uitgevoerd als een enkelvoudige, verticaal opgestelde plaat, 15 aan de bovenzijde waarvan tot tussen een onderste been 15 en een bovenste been 16 van de U-profielen 11 zich uitstrekkende, dwars op de breedterichting van de rol verlopende, asdelen 20 zijn aangebracht. Om de asdelen 20 zijn nagenoeg tussen het onderste been 15 en het bovenste been 16 van een 20 U-profiel 11 passende legers 21 aangebracht. In de weergegeven uitvoering vormen het voorste en het achterste asdeel 20 één geheel, zodat een versteviging van het in de onderhavige uitvoering plaatvormige steunelement 19 wordt verkregen. Tevens is het middendeel hiertoe dikker uitgevoerd dan de 25 uiteindedelen waarop de legers 21 zijn aangebracht. In een niet weergegeven uitvoering is het steunelement 19 gevormd door twee, omgekeerd V-vormig, opgestelde plaatdelen. Gezien in zijaanzicht heeft een steunelement 19 een in hoofdzaak driehoekige vorm, waarbij de achterste en onderste hoek 30 samenvalt met een tot het rolgestel behorende horizontale dwarsbalk 23. De dwarsbalk 23 is in de machine opgenomen in het denkbeeldige vlak buiten het bovenste en achterste kwadrant van de rol 2, en is via naar de as 25 van de rol toe strekkende rolgesteldelen 24 met de as 25 van de rol 2 35 verbonden. Volgens de uitvinding kan elke willekeurige rol worden toegepast. De uitvoering volgens figuur 1 omvat een pakkerrol, terwijl figuur 7 een uitvoering met een zogenaamde segmentenrol illustreert. In de in figuur 7 weergegeven 1005026 6 voorkeursuitvoering met rolsegmenten 22, hier in de vorm van banden, strekken de gesteldelen 24 zich tussen de segmenten 22 naar de as 25 toe uit. Bij een uitvoering in de vorm van bijvoorbeeld een pakkerrol, een rol met een gesloten cilin-5 drische omtrekswand waarop in kransen uitsteeksels ten behoeve van het afrollen van de rol zijn aangebracht, zijn de gesteldelen 24 langs de uiteinden van de rol 2 gevoerd.
De rol 2 is voorts via een vierhoekscharniercon-structie met in hoofdzaak opwaarts gerichte zwenkassen 29 met 10 het gestel 3 van de inrichting 1 verbonden. Hiertoe is het gestel 3, in de onderhavige uitvoering tegen de buitenzijde van de steunlippen 12 voorzien van lippenparen 27 waarin een zwenkas 29 onder een hoek van ongeveer 15° in zowel opwaartse en achterwaartse, als in opwaartse en zijwaartse richting kan 15 worden opgenomen. Op overeenkomstige wijze is het rolgestel 23, 24 voorzien van lippenparen 28, bijvoorbeeld aangebracht tegen de binnenzijde van een rolgesteldeel 24. Tussen een voorste lippenpaar 27 en een aan de betreffende zijde van de machine aangebracht achterste lippenpaar 28 strekt zich een 20 verbindingsarm 30 uit. Een arm 30 is nabij beide uiteinden via een kogelscharnier 26 met de zwenkas 29 gekoppeld. Beide armen 30 verlopen in achterwaartse richting neerwaarts, hetgeen een onderlinge zwenking van gestel 3 en rol 2 om de zwenkas 20 mogelijk maakt: de voorzijde van de armen hebben 25 een vaste positie juist onder het gestel 3, terwijl de achterste uiteinden van de armen 30 voor het met de rol 2 mee kunnen zwenken enige afstand tot het gestel nodig hebben. Deze constructie bevordert de compactheid van de inrichting en vormt een op zichzelf staand deel van de uitvinding. Voor 30 het beperken van de onderlinge zwenkbaarheid is het gestel 3 voorzien van aanslagen 31 in de vorm van plaatdelen die vanaf een onderste langsligger 5 in buitenwaartse richting verlopen en verstevigd zijn met tenminste één rib 32. Het in plaatmateriaal uitvoeren van de aanslag 31 waarborgt de aanslag van 35 een achterste zwenkas 29 in elke stand van de rol 2 ten opzichte van het gestel 3.
De werking van de machine is als volgt.
Tijdens het bedrijf wordt het gestel 3 door de 1005026 7 voorste hefinrichting van een trekker vooruit geduwd en is de hefinrichting volgens de bedoeling in een zodanige stand vastgesteld dat het gewicht van de voorzijde van de trekker, en van de inrichting 1, over de rol 2 en de voorwielen van de 5 trekker verdeeld wordt. Dit heeft met name wanneer bijvoorbeeld door ploegen primair bewerkte grond in een secundaire bewerking met bijvoorbeeld een rotorkopeg tot een in graangewas doorgaans geringere diepte verkruimeld wordt, de onderste laag primair bewerkte grond ten behoeve van capillaire 10 vochtaanvoer goed tegen de onbewerkte onderlaag wordt aangedrukt. Niettemin kan, bijvoorbeeld wanneer het er primair om gaat het gewicht van de inrichting 1 met voorraadbak 10 slechts in minimale mate via de trekker op de grond af te steunen, de hefinrichting van de trekker in een zweefstand 15 worden gesteld.
De specifieke steunmiddelen in de machine gevormd door de steunvlakken 15, 16, de as 20, de legers 21 en de vierhoekscharnierconstructie 29, 30, maken op gunstige wijze een simultane zwenking van de rol 2 ten opzichte van het 20 gestel 3 om een denkbeeldige verticale zwenkas mogelijk bij het sturen van de voorste trekkerwielen. Een dergelijke constructie vergemakkelijkt het bijsturen van de trekkerma-chinecombinatie tijdens bedrijf, met name wanneer het een grondbewerkingswerktuig omvat zoals de combinatie van een 25 rotorkopeg of frees met een zaaimachine.
Tijdens het bedrijf past de rol 2 zich aan onregelmatigheden in het bodemoppervlak aan door zwenking om de horizontale as 20, welke zwenking mede mogelijk gemaakt wordt door de kogelscharnierconstructies 26 nabij de zwenkassen 29 30 van de verbindingsarmen 30. Ten opzichte van een ruime passing in de verbindingspunten van de vierhoekscharnierconstructie, welke eveneens een dergelijke onderlinge zwenkbaar-heid van rol 2 en gestel 3 toelaat, heeft een kogelscharnier 26 het voordeel dat de legers 21 exact ten opzichte van de 35 steunvlakken 15 en 16 zijn gepositioneerd, zodat de breedte hiervan minimaal gehouden kan worden. In een duurdere uitvoering volgen de aanligvlakken 15 en 16 een gekromde baan overeenkomstig de door de vierhoekscharnierconstructie 1005026 8 bepaalde kromming. De weergegeven constructie met een standaard U-profiel 11 met relatief brede benen 15, 16 heeft het voordeel van een snelle en goedkope fabricage-mogelijkheid. De duwkracht van de trekker wordt in hoofdzaak op de rol 2 5 overgebracht via de stuurarmen 30. De beide legers 21 en het steunelement 19 zorgen hierbij voor een vaste en juiste stand van de rol 2. Door de aangegeven plaats van de legers 21 rusten zowel het voorste als het achterste leger 21 tijdens het bedrijf beide tegen het bovenste steunvlak 16. Bij het 10 heffen van de machine rusten de legers 21 op de onderste steunvlakken 15. In een niet weergegeven alternatief voor de steunvlakken 15 wordt een steun 18 via één of meer flexibele verbindingselementen zoals kettingen in het gestel 3 opgehangen. De plaats van de legers 21 nabij de voorste, respectie-15 velijk achterste begrenzingslijn van de rol 2 vormt tevens een gunstig compromis tussen de bij het afsteunen van de inrichting 1 optredende momenten enerzijds en de grootte van de door de legers 21 beschreven kromme bij het sturen van de rol 2. De onderlinge zwenkbaarheid van rol 2 en gesteldeel 3 20 heeft het voordeel dat tijdens het bedrijf in de inrichting 1 en in de verbinding daarvan met de trekker optredende torsie-krachten worden beperkt.
In de bijzondere uitvoering van de uitvinding, dat de inrichting 1 onderdeel vormt van een als zaai- of strooi-25 machine uitgevoerde landbouwmachine, is de inrichting 1 voorzien van een voorraadbak 10 met op de afvoeropeningen daarvan aangesloten doseerinrichtingen 34, welke aangedreven worden via een electromotor 35 en welke het gedoseerde zaadgoed toedienen aan een venturi-inrichting 36 waarmee het 30 gedoseerde zaad ten behoeve van transport naar zaai-, dan wel strooi-elementen aan een luchtstroom worden toegediend.
Figuur 4 toont een doseerrad 33 en een ketsplaat 47, via welke gedoseerd zaad in een door een aanvoerslang 37 toegevoerde, en een door een venturi-element 48 versnelde 35 luchtstroom wordt toegediend. Het lucht-zaadmengsel wordt via een afvoerslang 38 naar een in de tekening niet weergegeven zaad- of strooieenheid toegevoerd. De afvoerslang 38 is aangesloten op een tot de venturi-inrichting 36 behorende 1005026 9 afvoerconus 49. De toevoeropening van de afvoerconus 49 bevindt zich op enige afstand van de afvoeropening van het venturi-element 48 in een huis 50, dat voor een deel een eenheid met de afvoerconus 49 vormt. Het met de afvoerconus 5 49 verbonden huisdeel is via klemelementen 51 van het met het venturi-element 48 gekoppelde huisdeel verwijderbaar, na losneming van de klemelementen 51 en na verplaatsing van het met de afvoerconus 49 verbonden huisdeel door een haaks gevormd, open sleufgat 52. Het met het venturi-element 48 10 verbonden huisdeel is vast aan de doseerinrichting 34 verbonden met behulp van op de plaatsen 53 aangebrachte klemelementen. Het losneembare huisdeel is ten behoeve van correcte onderlinge plaatsing van de huisdelen voorzien van een op een bodemplaat van het huis 50 aangebrachte aanslag 54. De in het 15 voorgaande weergegeven vrijgave van de afvoeropening van de doseerinrichting 34 dient het op eenvoudige wijze ijken van de doseerinrichting 34 met behulp van een afdraaiproef.
Figuur 6 toont een alternatieve constructie voor het vrijgeven van deze opening met behulp van een horizontaal 20 aangebrachte zwenkas 56. Hiertoe is in een alternatieve constructie een venturi-element 57 voorzien van een flens 58, welke aan één zijde om een horizontale en dwars op de rijrichting georiënteerde zwenkas 56 ten opzichte van een aan de doseerinrichting 34 aangebrachte flens zwenkbaar is. Tijdens 25 bedrijf is het venturi-element 57 tegen het doseerelement 34 vastzetbaar met behulp van klemelement 58, dat uit een klemmende positie wegzwenkbaar is om een eveneens horizontaal en dwars op de rijrichting aangebrachte zwenkas 59. De alternatieve uitvoering 57 heeft het voordeel dat de vrijgave 30 snel en zonder kans tot vuil worden van een venturideel kan plaatsvinden, en dat een juiste onderlinge positionering van doseerinrichting 34 en venturi-inrichting 57 gegarandeerd en snel kan plaatsvinden.
Voor het opwekken van de luchtstroom ten behoeve 35 van het transport van het gedoseerd zaad is de machine voorzien van een ventilator 40, welke deel uitmaakt van een ventilatoreenheid met een drager 41, waarop de ventilator 40 is aangebracht en welke dwars op de aandrijfas van de venti- 1005026 10 lator ofwel luchtpomp 40 verloopt, welke met een buitenste uiteinde en nabij de aandrijfas van de ventilator 40 in het bevestigingspunt 42 via lippen met de bovenste dwarsligger 8 is verbonden en met het andere uiteinde, nabij het verticaal 5 en in de rijrichting denkbare middenvlak M van de machine in het bevestigingspunt 43, eveneens via lippen met de dwarsbalk 14 is verbonden. De ventilatoreenheid 39 omvat een het genoemde middenvlak M van de machine snijdende, via een steun 45 met de drager 41 verbonden en gelegerde aandrijfas 44, 10 welke via een gegroefd uiteinde koppelbaar is met een kruis-koppelingsas voor aandrijving vanaf de voorste aftakas van een trekker. In een stabiele uitgangspositie bevindt de aandrijfas 44 zich recht boven de zwenkas 20. De aandrijfas 44 staat via in een afscherming 46 ondergebrachte aandrijf-15 wielen en één of meer daartussen aangebrachte oneindige aandrijfelementen, bij voorkeur V-snaren, in aandrijvende verbinding met de ventilator 40. De drager 41 is van zodanige afmeting dat de ventilator 40 ook bij forse afmeting in de grootte-orde van de hoogte van de aanbouwbok 4, aan een 20 laterale zijde van de aanbouwbok 4 kan worden opgesteld. Dit heeft het voordeel, wanneer de aandrijfas van de ventilator en de aandrijfas 44 in de rijrichting A zijn georiënteerd, dat de meest achterwaarts gelegen, dwars op de rijrichting gedachte raaklijn van ventilator 40 en van aanbouwbok 4, 25 kunnen samenvallen, zodat de afstand van het zwaartepunt van de inrichting 1 tot de trekker minimaal gehouden kan worden. Niettemin verschaft de hier weergegeven constructie een eenvoudige en doelmatige aandrijving van de ventilator 40. De ventilator 40 pompt via een centrale, met gaas afgedekte 30 opening opgenomen lucht door een flexibele leiding 37, welke zich via ten minste één in de figuur niet weergegeven T-stuk opsplitst, naar de venturi-inrichtingen 36 dan wel 57. De venturi-inrichtingen 36, dan wel 57 zijn volgens een voorkeursuitvoering horizontaal en dwars op de rijrichting A in 35 de machine opgenomen en monden uit in doorvoerslangen 38, welke langs de trekker in achterwaartse richting naar een aldaar in de machine opgenomen zaai- of strooieenheid uitmonden .
1005026 11
De figuren 8 en 9 illustreren een tweede alternatieve constructie voor het bijvoorbeeld ten behoeve van een afdraaiproef vrijgeven van een uitstroomopening 61 van de op zichzelf bekende doseerinrichting 34. Met een afdraaiproef 5 wordt de gedoseerde hoeveelheid zaad bij een gegeven toerental van het doseerrad 33 geijkt. Het doseerrad 33 is onderdeel van de doseerinrichting 34. Tijdens de draaibeweging neemt het doseerrad 33 bijvoorbeeld tussen radiale schoepen van het rad 33 zaad mee dat ter hoogte van het rechter onder-10 kwartier in de weergave van het rad 33 wegvalt in de richting van een opening 61, welke toegang geeft tot een venturi-inrichting zoals de eerder beschreven venturi-inrichting 36.
Figuur 8 toont vanuit een vooraanzicht overeenkomstig de pijl VII in figuur 2 de linker van ten minste twee 15 uitsprongopening in de voorraadbak 10. In de onderhavige uitvoering is de losneembaarheid van een huis 50 van de venturi-inrichting 36 achterwege gelaten en is de venturi-inrichting 36 verbonden met het verschuifbare deel van een schuifinrichting 62. De schuifinrichting 62 omvat een beves-20 tigingsplaat 63, welke nabij zijn onderzijde is voorzien van uit kunststofmateriaal gevormde geleidestrippen, in een uitsparing waarvan een bijvoorbeeld uit metalen plaatmateriaal gevormde schuif 65 geleidbaar is. De schuif 65 is voorzien van een handvat 66 en rust bij voorkeur slechts met vier 25 nokvormige uitstulpsels 67 op de uitsparingen in de geleide-strippen 64, welke een rechtgeleiding voor de schuif 63 vormen. Bij voorkeur komt de uitsparing in de geleidestrippen 64 overeen met de dikte van het materiaal waaruit de schuif 63 is gevormd. Nabij de achterzijde is de bevestigingsplaat 30 63 voorzien van een achterste lip 68, aan de onderzijde waarvan een aanslag voor de schuif 65 is voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een bout/moerverbinding of welke de aanslag zelve vormt door omzetting over 90° in neerwaartse richting. Zowel de schuif 65 als de bevestigingsplaat 63 zijn 35 voorzien van een opening overeenkomstig de opening 61 in de doseerinrichting 34. Meer in het bijzonder kunnen de schuif 65 en de bevestigingsplaat 63 worden opgevat als te zijn gevormd als uit plaatmateriaal gevormde rechthoekige raamwer- 1005026 12 ken. Halverwege het raamwerk van de drager is een dwarsverbinding aangebracht met daarin een opening 69, waardoorheen een borg- of vergrendelpen gevoerd kan worden voor het in de bedrijfsstand vergrendelen van de schuif 65, bijvoorbeeld met 5 een borgpen 70. Nabij zijn voorste uiteinde is de bevesti-gingsplaat 63 nog voorzien van een voorste aanslag 73, welke voorkomt dat de schuif 65 bij het vrijmaken van de uitstroom-opening 61 uit de rechtgeleiding 64 getrokken wordt.
De lengte van de bevestigingsplaat 63 en de gelei-10 destrippen 64 komt overeen met het dubbele van de lengte van de schuif 65 een goede geleiding dan wel ondersteuning wordt verkregen bij de beweging naar een voorste stand van de venturi-inrichting waarin de afvoeropening 61 in de doseerin-richting 34 is vrijgegeven. Figuur 9 geeft de schuif weer in 15 de bedrijfsstand waarin de opening in het huis van de venturi-inrichting 36 zich recht onder de opening 61 bevindt.
In de onderhavige uitvoering is tegen de venturi-inrichting 36 een drager 72 aangebracht, welke de afvoerslang 38 van de venturi-inrichting onder de rechter uitstroomope-20 ning van de machine draagt. In de onderhavige uitvoering is de drager 72 ringvormig en is de afvoerslang 38 door de ring gevoerd. Bij het vrijgeven van de afvoeropening 61 wordt zodoende, gebruik makend van de in de afvoerslang 38 aanwezige speling ofwel beweegbaarheid, de afvoerslang van de 25 naburige uitstroomopening meebewogen, zodat de ruimte onder de doseerinrichting 34 vrij blijft voor het plaatsen van een opvangbek, maatbeker of emmer.
De onderhavige uitvoering heeft verder het voordeel dat de opening voor de gebruiker op comfortabele wijze 30 geopend kan worden doordat het handvat 66 op geringe afstand van de voorzijde van de machine is of kan zijn aangebracht en dat bij het terugplaatsen van de venturi-inrichting niet tegen de op de venturi-inrichting en de daarop aangesloten toevoer- en de afvoerslangen 37 en 38 inwerkende zwaarte-35 kracht gewerkt hoeft te worden. Dit geldt temeer omdat de venturi-inrichting door de plaats onder de voorraadbak zich bij het manipuleren daarvan noodzakelijkerwijze op relatief grote afstand van het lichaam van de gebruiker bevindt. De 1005026 13 schuif 65 rust bij voorkeur slechts met vier nokken 67 op de geleidestrippen 64, zodat wrijving, die als gevolg van vervuiling van de strippen ontstaat, minimaal gehouden kan worden en bij bedrijf van de schuif effectief opgeheven kan 5 worden.
De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervoor is beschreven, maar heeft ook betrekking op alle details in de tekeningen, in het bijzonder tevens op de de uitvinding mede bepalende onderdelen. De uitvinding heeft verder betrek-10 king op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen de bewoordingen van de hiernavolgende conclusies .
1005026

Claims (29)

1. Landbouwmachine, in het bijzonder een grondbewer-kingsmachine, zoals een al dan niet met een cultivator gecombineerde zaaimachine, voorzien van een steuninrichting 5 (1) voor aankoppeling aan de voorste hefinrichting van een trekker, welke inrichting ter afsteuning op de grond is voorzien van een met een gestel (3) verbonden rol (2), met het kenmerk, dat tussen het gestel (3) en de rol (2) voor onderlinge zwenking om althans een in de rijrichting (A) 10 geörienteerde denkbeeldige, dan wel rëele as (20) geschikte steunmiddelen (18; 19 - 21, 23, 24) aanwezig zijn.
2. Landbouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunmiddelen (18; 19 - 21, 23, 24) een reële zwenkas (20) omvatten.
3. Landbouwmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat één of meer voorste steunpunten (21) tussen rol (2) en gestel (3) vóór de hartlijn van de rol, en één of meer achterste steunpunten (21) achter de hartlijn van de rol (2) zijn gelegen.
4. Landbouwmachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de steunmiddelen (18; 19 - 21, 23, 24) een rolleger omvatten.
5. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunmiddelen (15 - 24) be- 25 grensd verplaatsbaar zijn over, dan wel langs een in het gestel (3), dan wel in de rolconstructie (2; 23 - 25) opgenomen steunvlak (15, 16).
6. Landbouwmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een steunvlak (15, 16) deel uitmaakt van een U- 30 profiel (11).
7. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol (2) via een vierhoekschar- nierconstructie (29, 30) met in hoofdzaak opwaarts gerichte zwenkassen (29) met het gestel (3) is verbonden.
8. Landbouwmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een steunvlak (15, 16) is aangebracht tussen de op een dwarslijn in de inrichting denkbare zwenkassen (29) 10 05 0 26 van de vierhoekscharnierconstructie (29, 30).
9. Landbouwmachine volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de vierhoekscharnierconstructie (29, 30) is gevormd door een trapeziumconstructie met twee in voorwaartse 5 richting convergerende armen (30).
10. Landbouwmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de armen (30) in hoogte tussen de rol (2) en het gestel (3) en in achterwaartse richting neerwaarts verlopend zijn aangebracht.
11. Landbouwmachine volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de armen (30) via een kogelscharnier (26) met een zwenkas (29) zijn verbonden.
12. Landbouwmachine volgens een der conclusies 7 - 11, met het kenmerk, dat de steuninrichting (1) een voorraadbak 15 (10) omvat met één of meer uitstroomopeningen (17) welke vóór de voorste zwenkassen (29) uitmonden.
13. Landbouwmachine volgens een der conclusies 7-12, met het kenmerk, dat de voorste zwenkassen (29) vóór de rol (2) en de achterste zwenkassen (29) achter de rol (2) zijn 20 aangebracht.
14. Landbouwmachine in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel (3) een in hoofdzaak driehoekige aankoppelbok (4) voor aankoppe-ling aan de voorste hefinrichting van de trekker omvat, 25 waaraan in hoofdzaak horizontale, zich in voorwaartse richting uitstrekkende onderste en bovenste armen (5, 6) zijn aangebracht, en welke armen (5, 6) de verbinding vormen van de aankoppelbok (4) met een voorste raamwerk van twee, onderling door schoren (9) verbonden, horizontale dragers (7, 30 8).
15. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol (2) is voorzien van een horizontale rolgestelbalk (23), die via antidelen (24) met de as (25) van de rol (2) is verbonden, tegen welke rolgestel- 35 balk (23) een zich opwaarts en voorwaarts uitstrekkende steun (18) is aangebracht voor het steunen van tussen het gestel (3) en de rol (2) aangebrachte steunmiddelen (15, 16, 21, 22). 1005026
16. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol (2) een centrale as (25) omvat waarop rolsegmenten, zoals banden, zijn aangebracht en waarbij de tussen het gestel (3) en de rol (2) aanwezige 5 steunmiddelen (18) ten minste één zich tussen de rolsegmenten naar de as (25) toe uitstrekkende steun (24) omvat.
17. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunmiddelen (15, 16, 19, 20) ten minste één U-vormig profiel (11) omvatten, waarin een om 10 een as (20) draaibaar leger (21) een door de vierhoekschar-nierconstructie (29, 30) bepaalde, door onderlinge zwenking veroorzaakte, gekromde baan kan afleggen.
18. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat twee naar elkaar toegekeerde U- 15 vormige profielen (11), althans vrijwel op gelijke hoogte, in het gestel (3) zijn opgenomen en de betreffende legers (21) via een as (20) met de rol (2) zijn gekoppeld.
19. Inrichting (1) voor aankoppeling aan de hefinrichting van een trekker, in het bijzonder aan de voorste hefin- 20 richting, zoals weergegeven in één of meer der voorgaande conclusies.
20. Rol (2), in het bijzonder zoals weergegeven in een der voorgaande conclusies, geschikt voor toepassing in een machine volgens één of meer der voorgaande conclusies.
21. Landbouwmachine voorzien van een steuninrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies en voorzien van een met het gestel verbonden voorraadbak (10).
22. Landbouwmachine volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de inrichting (1) is voorzien van een ventilator 30 (40) voor pneumatisch transport van in de voorraadbak (10) aanwezig korrelig materiaal, welke ventilator (40) via een oneindig overbrengingselement is verbonden met een in het overdwarse midden van de inrichting aangebrachte, voor aandrijving via een koppelingsas geschikte, aandrijfas (44). 35
23. Landbouwmachine, in het bijzonder volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de inrichting (1) een doseer-inrichting (34) omvat, welke uitmondt op een venturi-inrich-ting (36) voor het in een luchtstroom mengen van het gedo- 1 0 05 0 26 « seerde zaad, welke venturi-inrichting door zwenking om een horizontale as (56) de uitstroomopening van de doseerinrich-ting (34) kan vrijgeven.
24. Landbouwmachine, in het bijzonder volgens een der 5 voorgaande conclusies, voorzien van een schuifinrichting (60) voor het door middel van verschuiven van onderdelen in de machine vrijgeven van de uitstroomopening (61) onder een doseerrad (33) van een doseerinrichting (34).
25. Landbouwmachine volgens conclusie 24, met het 10 kenmerk, dat de schuifinrichting (62) nabij de voorzijde van de machine is voorzien van een handvat (66).
26. Landbouwmachine volgens conclusie 24 of 25, met het kenmerk, dat de schuifinrichting (62) is voorzien van recht-geleidingsmiddelen (64) voor het in voorwaartse richting in 15 de machine verschuiven van een schuif (65) waar de tijdens het bedrijf op de uitstroomopening (61) aan te sluiten machinedelen (36) in voorwaartse richting (A) in de machine verplaatsbaar zijn.
27. Landbouwmachine volgens conclusie 26, met het 20 kenmerk, dat de lengte van de rechtgeleiding (64) althans ongeveer overeenkomt met het dubbele van de lengte van de schuif (65 ) .
28. Landbouwmachine volgens een der conclusies 24 - 27, met het kenmerk, dat de te verplaatsen machinedelen (36) zijn 25 voorzien van een drager (72) voor het gezamenlijk met de machinedelen (36) verplaatsen van een afvoerslang (38) die op een tweede machinedeel (36) in de machine is aangesloten.
29. Landbouwmachine, dan wel onderdeel daarvan, zoals is weergegeven in één of meer der voorgaande conclusies. 1005026
NL1005026A 1996-10-25 1997-01-16 Landbouwmachine. NL1005026C1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1005026A NL1005026C1 (nl) 1996-10-25 1997-01-16 Landbouwmachine.
EP97909751A EP0888042A1 (en) 1996-10-25 1997-10-20 An agricultural machine
AU47280/97A AU724560B2 (en) 1996-10-25 1997-10-20 An agricultural machine
PCT/NL1997/000585 WO1998018309A1 (en) 1996-10-25 1997-10-20 An agricultural machine
US09/103,720 US6230636B1 (en) 1996-10-25 1998-06-24 Agricultural machine

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1004361 1996-10-25
NL1004361 1996-10-25
NL1005026 1997-01-16
NL1005026A NL1005026C1 (nl) 1996-10-25 1997-01-16 Landbouwmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1005026C1 true NL1005026C1 (nl) 1998-04-28

Family

ID=26642463

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1005026A NL1005026C1 (nl) 1996-10-25 1997-01-16 Landbouwmachine.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0888042A1 (nl)
AU (1) AU724560B2 (nl)
NL (1) NL1005026C1 (nl)
WO (1) WO1998018309A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1012242C2 (nl) * 1999-06-04 2000-12-06 Petrus Antonius Laure Claassen Inrichting en werkwijze voor het verspreiden van mest.
CN104365230B (zh) * 2014-11-13 2016-11-23 青海林丰农牧机械制造有限公司 一种与手扶拖拉机配套的马铃薯上土机
CN114158328A (zh) * 2021-10-26 2022-03-11 济南华庆农业机械科技有限公司 一种株距、行距可调的大蒜播种机

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4106795A (en) * 1976-08-05 1978-08-15 James Henning Ground supported front mounted tractor attachment
DE8415686U1 (de) * 1984-05-23 1985-05-30 Rabewerk Heinrich Clausing, 4515 Bad Essen Bodenbearbeitungsgerät für den Anbau an die Frontseite eines Ackerschleppers
FR2613577A1 (fr) * 1987-04-10 1988-10-14 Mach Agricoles Cie Fse Dispositif emotteur
DE3739379A1 (de) * 1987-11-20 1989-06-01 Tigges Gmbh & Co Kg Eisengiess Aufhaengevorrichtung mit bodenbearbeitungswerkzeug
NL8800800A (nl) * 1988-03-30 1989-10-16 Lely Nv C Van Der Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
DE8814992U1 (de) * 1988-12-02 1989-01-26 Rabewerk Heinrich Clausing, 4515 Bad Essen Bodenbearbeitungsgerät
DE8901858U1 (de) * 1989-02-17 1989-05-03 Rabewerk Heinrich Clausing, 4515 Bad Essen Ackerwalze
DE9100839U1 (de) * 1990-02-01 1991-07-18 Maschinen-Mohr, Inh. Hermann Mohr, 8836 Ellingen Vorrichtung zum Anbau von Gerät, beispielsweise zur Straßenreinigung oder Landschaftspflege, an ein Fahrzeug
DE4127517A1 (de) * 1990-02-20 1993-02-25 Josef Nusser Anbauvorrichtung

Also Published As

Publication number Publication date
AU4728097A (en) 1998-05-22
EP0888042A1 (en) 1999-01-07
WO1998018309A1 (en) 1998-05-07
AU724560B2 (en) 2000-09-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6230636B1 (en) Agricultural machine
NL8501109A (nl) Landbouwwerktuig.
NL1005026C1 (nl) Landbouwmachine.
NL8204705A (nl) Grondbewerkingsrol.
EP0506210B1 (en) A device for spreading material
NL9001873A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL193084C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8101017A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192364C (nl) Combinatie van een trekker en een samenstel van een rotorkopeg en een zaaimachine.
EP0666015B1 (en) An agricultural machine
SK86196A3 (en) Supporting frame for soil working agricultural tools and / or combined cultivating device
FR2647627A1 (fr) Dispositif perfectionne d'implantation de semence dans le sol, semoir et machine combinee de preparation de lit de semence et de semis utilisant ledit dispositif
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9101330A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204183A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7903962A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
HU206007B (en) Agricultural machine group
NL8602430A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204359A (nl) Trekker, in het bijzonder voor landbouwdoeleinden.
NL8401306A (nl) Landbouwmachine.
NL8501286A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8700952A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8401700A (nl) Inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal en werkwijze voor het gebruik van de inrichting.

Legal Events

Date Code Title Description
VD2 Lapsed due to expiration of the term of protection

Effective date: 20030116