NL8303957A

NL8303957A - Vormsluiteenheid.

Info

Publication number: NL8303957A
Application number: NL8303957A
Authority: NL
Original assignee: Hehl Karl
Priority date: 1982-11-27
Filing date: 1983-11-17
Publication date: 1984-06-18
Also published as: CH663930A5; JPS6316246B2; ATA413883A; US4645446A; FR2536697A1; GB2134436B; DE3243991C2; US4545753A; AT389670B; GB2134436A; JPS59109333A; GB8331742D0; IT1221865B; FR2536697B1; CA1207965A; IT8304850A0; DE3243991A1

Description

% *

Vormsluiteenheid.

De uitvinding betreft de vormsluiteenheid van een kunststof-spuitgietmachine in overeenstemming met de aanhef van conclusie 1.

Bij een bekende vormsluiteenheid van dit type 5 (NL8200010) kan de zuigerstang door zijn axiale beweging gekop peld worden. De koppeling wordt door een radiaal ten opzichte van de zuigerstang gerichte relatieve beweging tussen de zuigerstang en de spuitgietvorm verbroken. Hiertoe wordt het koppe-lingsorgaan door een afzonderlijke, op de spuitgietvorm afge-10 steunde aandrijfinrichting bewogen.

Bij een bekende inrichting van het vergelijkbare type (AT-PS 320192) wordt de verbinding tussen de zuigerstang en de koppeling van de uitwerperplaat op het juiste moment door de teruggaande beweging van de zuigerstang van de zuiger-15 cilindereenheid automatisch verbroken, zodra de uitwerperplaat terecht is gekomen in zijn achterste uitgangsstand. Hierbij lopen de door de zuigerstang geleide koppelingsorganen op tegen schuine vlakken van een bus, die de koppelingskop van de zuigerstang omsluit. De koppeling van een dergelijke vormsluiteenheid 20 is ingewikkeld en vereist een naar verhouding grote ruimte, in het bijzonder in axiale richting. Dit laatste bemoeilijkt een vaak gewenst onderbrengen binnen de spuitgietvorm.

De uitvinding beoogt een uitwerper-aandrijfin-richting van het voorgenoemd type zodanig verder te ontwikkelen, 25 dat de zuigerstang van de zuiger-cilindereenheid, bijvoorbeeld met het oog op het verwisselen van de gietvorm, gekoppeld kan worden met de spuitgietvorm met in hoofdzaak geringere technische middelen waardoor de kans op storingen minder wordt.

Dit doel wordt overeenkomstig bereikt door de 30 in het kenmerk van conclusie 1 aangegeven maatregelen.

Bij een dergelijke uitvoering vormen het koppe-lingsorgaan en de spuitgietvorm een bewegingseenheid en de zonder meer, bijvoorbeeld met het doel de gietvorm te verwisselen, 8303957 , * - 2 - vereiste transportbeweging van de spuitgietvorm wordt als koppelingsbeweging gebruikt.

De maatregel volgens conclusie 2 stelt dat de koppeling en de koppelingsruimte volledig in het lichaam van de 5 spuitgietvorm geplaatst kunnen worden. Hierdoor is het mogelijk de transportbaan voor het verwisselen van de gietvorm direkt door de beweegbare opspanplaat te begrenzen en als geleidingsorgaan te gebruiken. Het kortstondig stilzetten van de transportbeweging van de spuitgietvorm maakt het axiaal naar binnen brengen, respec-10 tievelijk naar buiten brengen van de koppelingsstang in de, res pectievelijk uit de koppelingsruimte mogelijk.

De maatregelen volgens de conclusies 3 en 4 maken een fabrikagetechnisch zeer gunstig en ook veilig koppe-lingsprofiel ook bij betrekkelijk kleine afmetingen van de koppe-15 lingsstang en het koppelingsorgaan mogelijk.

Door de maatregel volgens conclusie 5 wordt voor de opbouw een vereenvoudigde coaxiale opstelling van de koppelingsstang en het koppelingsorgaan verkregen.

De maatregelen volgens conclusie 6 en 7 maken 20 een ruimtebesparende en betrouwbare start-stop-inrichting mogelijk.

Door een uitvoering overeenkomstig conclusie 8 wordt bereikt dat de stuurimpulsen voor de start-stop-inrichting met een minimum aan technische kosten afgenomen kunnen worden van de aandrijfinrichting voor de spuitgietvorm.

25 In vele gevallen is het doelmatig de door de koppelingsstang overbrugde binnenruimte van de kastvormige beweegbare vormdrager voor het extra plaatsen van bijzondere eenheden bijvoorbeeld van inrichtingen voor het uitschroeven van draad-kemen uit de gieteling tenminste kortstondig vrij te maken. Hier-30 toe bezit de koppelingsstang twee door middel van een snelkoppe ling in de genoemde binnenruimte onderling verbindbare delen (conclusie 9).

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en 35 bijgevoegde tekening, waarbij: 8303957 i v - 3 - figuur 1 in zijaanzicht de gedeeltelijk opengesneden vormsluiteenheid (gekoppelde stand) weergeeft; figuur 2 een bovenaanzicht is van de in figuur 1 weergegeven vormsluiteenheid (de uitwerper-aandrijfinrichting 5 bevindt zich buiten de gekoppelde stand); figuur 3 een gedeelte van figuur 2 in een gedeeltelijke horizontale doorsnede op vergrote schaal weergeeft; figuur 3a het ter plaatse van zijn hals dwars doorgesneden radiaal symmetrisch koppelingsorgaan alsook de kop-10 pelingskop van de zuigerstang in kopaanzicht (ontkoppelde stand) weergeeft; figuur 4 een gedeelte van figuur 1 gedeeltelijk opengesneden en op vergrote schaal weergeeft; figuur 4a het koppelingsorgaan en de koppelings-15 stang in overeenstemming met figuur 3a in de gekoppelde stand weergeeft; figuur 5 een aanzicht is van de in figuur 6 weergegeven spuitgietvorm; figuur 6 de tussen de vormdragers van de spuit-20 gietvorm geplaatste gesloten spuitgietvorm volgens figuur 5 ge deeltelijk volgens een vertikale doorsnede weergeeft; figuur 7 een evenwijdig aan de transportbaan b-b gelegen vertikale doorsnede over de vergroot weergegeven stop-start-inrichting volgens figuur 2 weergeeft; 25 figuur 8 de stop-start-inrichting in bovenaan zicht bij een niet ingedrukte stop-start-schakelaar weergeeft; figuur 9 de opstelling volgens figuur 8 in de richting A weergeeft; figuur 10 de opstelling volgens figuur 8 bij een 30 ingedrukte stop-start-schakelaar weergeeft; figuur 11 de uitvoering volgens figuur 10 in de richting B, gedeeltelijk in vertikale doorsnede weergeeft.

De vormsluiteenheid, voorzien van de uitwerper-aandrijf inrichting, is geplaatst op de machinevoet 10 van de kunst-35 stof-spuitgietmachine. De vormsluiteenheid omvat een vaste vorm- 8303957 - 4 - ♦ ♦ drager 13 en een niet weergegeven montageplaat, die het aandrijf-aggregaat voor de kastvormig uitgevoerde beweegbare vormdrager 14 draagt. Deze vormdrager is verschuifbaar gelegerd op liggers 12, die met de vaste vormdrager 13 en de montageplaat een freem 5 vormen. De vaste vormdrager 13 is via bevestigingsvoeten 13a ge centreerd op de geleidingsrails 11 van de machinevoet 10. De via steuninrichtingen 17 voorzien van loopwielen 17a op de geleidingsrails 11 afgesteunde vormdrager 14 omvat een opspanwand 14a, een achterwand 14b als ook de sluitdrukoverbrengende steunribben 10 14c.

De spuitgietvorm 18 omvat bevestigingsplaten 18a, 18 i, die over de overige platen van de spuitgietvorm op twee tegenover elkaar gelegen zijden weinig uitsteken. De spuitgietvorm wordt door middel van spanbouten 24 in de spanruimte S in de werk-15 stand vastgehouden, waaraan met behulp van hydraulische cilinders 23 een voorspanning kan worden gegeven. De spanbouten zijn in de sluitrichting van de vormsluiteenheid verschuifbaar gelegerd in horizontale boringen van de vormdrager 13, respectievelijk injdien-overeenkomstige boringen van de opspanwand 14a van de beweegbare 20 vormdrager 14. Nokken 24a van deze spanbouten 24 grijpen telkens achter de aangrenzende bevestigingsplaat 18a, respectievelijk 18i van de spuitgietvorm 18. De zuigerstang 16 van het aandrijfaggre-gaat, dat de beweegbare vormdrager 14 aandrijft, is via een plaat 15 verbonden met de achterwand 14b van deze vormdrager 14. Het 25 eindgedeelte van deze zuigerstang 16 is tot een cilinder uitge boord en is een deel van de zuiger-cilindereenheid van de uit-werper-aandrijfinrichting. Dientengevolge bevat dit eindgedeelte van de zuigerstang 16 de zuiger alsook de aan deze zuiger aangrenzende cilinderkamers van de zuiger-cilindereenheid voor de uit- 30 werper-aandrijfinrichting.

De zuigerstang 20 van deze zuiger-cilindereenheid, die met de beweegbare vormdrager 14 een bewegingseenheid vormt, kan gekoppeld worden met een koppeling, die bevestigd is aan de aan de achterzijde gelegen afdekplaat 18g van de uitwer-35 perplaat 18f. Deze koppeling is in een door afstandsstukken 18e 83 0 3 3S7 * - 5 - en een contouren steunplaat 18d begrensde vrije ruimte verschuifbaar gelegen op geleidingspennen 18k. Een vormplaat 18b en een contourenplaat 18c liggen in de scheidingsvoeg a-a tegen elkaar. De op de uitwerperafdekplaat 18g afsteunende uitwerper-5 stoters 18h gaan door de contourplaat 18c tot aan de holle vorm- ruimte. Met N (figuur 5) is de vertikale afmeting van het vorm-vlak van de spuitgietvorm 18 aangegeven. De koppeling loopt als een uit één geheel bestaand radiaal symmetrisch koppelingsorgaan 21 via een koppelingshals 21b uit in een koppelingskop 21a en 10 is in een symmetrische opstelling ten opzichte van de zuigerstang 20 door middel van de schroefbout 33 bevestigd aan de uitwerper-afdekplaat 18g. Het vrije eind van de zuigerstang 20 is uitgevoerd · als een koppelingskop 20e. Deze koppelingskop 20e bezit een uitsparing 20f, die overeenkomt met de vorm van de hals 21b van het 15 koppelingsorgaan 21, als ook een andere radiale uitsparing 20f', welke overeenkomt met de koppelingskop 21a van het koppelingsorgaan 21. Bij een coaxiale stand van de zuigersgang 20 en het koppelingsorgaan 21 grijpt een binnenflens 20g van de koppelingskop 20e achter de koppelingskop 21a.

20 Een evenzo betrouwbare en voldoende koppeling tussen de zuigerstang 20 en het koppelingsorgaan 21 kan verkregen worden, wanneer in afwijking van het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het eindgedeelte van de zuigerstang 20 radiaal symmetrisch en het aan de spuitgietvorm 18 bevestigd kop-25 pelingsorgaan dienovereenkomstig aan twee kanten symmetrisch is uitgevoerd. In dit geval loopt het voorgenoemd eindgedeelte van de koppelingsstang via een koppelingshals uit in een koppelingskop en hiertoe is het aan de spuitgietvorm 18 bevestigd koppelingsorgaan voorzien van radiale uitsparingen, die overeenkomen 30 met de koppelingshals en met de koppelingskop van het eindgedeelte van de koppelingsstang 20. De koppelingskop 20e en het koppelingsorgaan 21 liggen volledig binnen de bevestigingsplaat 18i van de spuitgietvorm 18 in een koppelingsruimte 34, die asymmetrisch is gelegen ten opzichte van het koppelingsorgaan 21. De spuit-35 gietvorm 18 kan met behulp van een aandrijf inrichting A op een 8303957 - 6 -

V

horizontale transportbaan b - b in de spanruimte S van de vorm-sluiteenheid, respectievelijk uit deze spanruimte naar buiten verschoven 'worden. De aandrijfinrichting omvat een eindloze ketting 37c, die bij een vertikale as 37 wordt aangedreven door een 5 kettingaandrijfwiel 37a. De eindloze ketting is opgenomen in een geleidingslichaam 36, dat onder de spanruimte S is bevestigd aan de vaste vormdrager 13 en dat zich over de gehele breedte hiervan uitstrekt. Op de tegenover de aandrijfinrichting A gelegen zijde van het geleidingslichaam 36 is een stop-start-inrichting 10 E opgesteld, waardoor de transportbeweging van de spuitgietvorm 18 kort voor het bereiken van zijn werkstand in de spanruimte S, respectievelijk kort na het verlaten van deze werkstand voor een korte poos wordt stilgezet.

Door zijn glijbeweging op de transportbaan b-b 15 steunt de gietvorm via zijn bevestigingsplaat 18a af op dit geleidingslichaam 36 en wordt geleid tussen een geleidingsribbe 36b en het opspanvlak van de vormdrager 18.

Aan de kant van de beweegbare vormdrager 14 steunt de spuitgietvorm af op glijlagerpennen, die verankerd zijn 20 in de opspanplaat 14a van deze vormdrager 14 (de glijlagerpennen zijn in de figuren 1 en 2 afgedekt door andere constructiedelen en zijn zodoende niet te ziei^.

De stop-start-inrichting E omvat een hefboom 48, die gedraaid kan worden door de bewegende koppelingsstang 38 25 en onder invloed van dê werking van een terugstelveer 52 staat.

Door deze kan een stop-start-schakelaar 40 bediend worden, zoals in het bijzonder uit de figuren 7 tot 11 en de figuren 1 en 2 blijkt. De als een haakse hefboom uitgevoerde hefboom 48 bezit een ongeveer evenwijdig aan de transportbaan b-b lopende hefboom-30 arm 48a, die uitloopt in een schakelnok 48d met een oploopvlak 48c. Bij een gedraaide stand van de hefboom 48 overeenkomstig figuur 8 steekt de nok 48d met zijn oploopvlak 48c in de bewegings-baan van een koppelingsstang 38, die verschuifbaar gelegerd is tussen geleidingsribben 36a, 36b van het geleidingslichaam 36.

35 Met behulp van de koppelingsstang 38 is de door middel van een 8303957 < * „ 7 oliemotor 47 aangedreven ketting 37c gekoppeld met de spuitgiet-vorm 18 en de glijbeweging op de transportbaan b - b. Hierbij grijpen meenemerpennen 37d van de ketting 37c in koppelingsholten van de koppelingsstang 38, waarvan de koppelingspennen duiken in 5 centreergaten 35 van de spuitgietvorm.

De zwenkas 51 van de hefboom 48 wordt gevormd door een schroefbout 51, die met het geleidingslichaam 36 in een schroefdraadverbinding staat. De zwenkbeweging van de hefboom 48 is door een begrenzingspen 50 begrensd, die met speling gaat door 10 een uitsparing 49 in de hefboom 48. In een stand volgens figuur 8 wordt de hefboom 48 vastgehouden door een schroefveer 52, die is ondergebracht in een blind gat van de geleidingsribbe 36b en via de bout 53 inwerkt op de andere arm 48b van de hefboom 48,

Met een schuin vlak 48f aan het eind van de hefboomarm 48b cor- 15 respondeert het mantelvlak van een schakelkegel 44a van de scha- kelpen 44. Deze schakelpen 44 wordt door de werking van een veer 42 in de in figuur 7 weergegeven stand gehouden, waarin het scha-van kelorgaan/een met de schakelpen 44 bedienbare stop-start-schake-laar 40 niet is ingedrukt. De axiale schakelbeweging van de 20 schakelpen 44 is begrensd door een bout 45, die is opgenomen in het geleidingslichaam 36 en met zijn vrije eind steekt in een begrenzingsgroef 46. In de bewegingsbaan van de koppelingsstang 38 steekt bovendien aan het eind hiervan de schakelpen 39 van een eindschakelaar 41, die evenwijdig aan de stop-start-schakelaar 25 40 is bevestigd aan het geleidingslichaam 36. Wanneer de koppe lingsstang 38 met de spuitgietvorm 18 de gewenste eindstand heeft bereikt, loopt het vrije eind van de koppelingsstang 38 op tegen een schuin vlak 39a van de schakelpen 39, die tegen de werking van de terugstelveer 43 bij zijn axiale verschuiving drukt op 30 het schakelorgaan van de eindschakelaar 41. De axiale schakelbe weging van de schakelpen 39 wordt eveneens door een bout 54 begrensd, die is opgenomen in het geleidingslichaam 36 en met zijn vrije eind duikt in een groef van deze schakelpen 39.

Zoals uit figuur 1 blijkt is de zuigerstang 20 35 opgébouwd uit twee gedeelten 20a, 20d, die door een snelkoppeling 8303957 «· _ 8 _ 20b, 20c binnen de beweegbare opspanplaat 14 onderling zijn verbonden.

Hierna wordt de werking van de uitwerper-aandrijf-inrichting aan het voorbeeld van het verwisselen van de gietvorm 5 beschreven, waarbij wordt uitgegaan van de koppelingsstand vol gens figuur 4: het verwisselen van de gietvorm voltrekt zich als volgt: allereerst wordt de spanning van de spanbouten 24 met behulp van de hydraulische cilinders via de zuigerstangen, die 10 voorzien zijn van schuine vlakken, opgeheven en wordt de beweeg bare vormdrager over ongeveer 1 mm naar buiten bewogen. Vervolgens wordt de aandrijfinrichting A in werking gesteld, die met zijn met de koppelingsstang 38 gekoppeld eind de spuitgietvorm 18 uit de spanruimte S begint te trekken. Na een betrekkelijk korte 15 glijbeweging, tijdens welke de spuitgietvorm 18 uit een stand overeenkomend met figuur 4 komt in een stand overeenkomend met de figuren 2 en 3, worden door de plaatsvindende glijbeweging twee stappen achter elkaar uitgevoerd. De koppeling tussen het koppe-lingsorgaan 21 en de koppelingskop 20e van de koppelingsstang 20 20 komt buiten ingrijping. Tegelijkertijd geeft de koppelingsstang 38 de schakelnok 48d van de hefboomarm 48a van de hefboom 48 vrij, zodat deze onder invloed van de werking van de veer 52 uit de in figuur 10 weergegeven stand gebracht wordt naar de in figuur 8 weergegeven stand. Hierdoor wordt de eerst axiaal naar beneden 25 gedrukte schakelbout 44 vrijgegeven en door de terugstelveer 42 verplaatst naar zijn uitgangsstand (figuur 11, 7). Op de beweging van de schakelpen 44 volgt het schakelorgaan van de stop-start-schakelaar 40, die door zijn schakeling twee stuursignalen levert: door het ene stuursignaal wordt de aandrijfinrichting A stilge-30 zet. Door het andere stuursignaal wordt een teruggaande slag van de zuigerstang 20 verkregen, die de koppelingskop 20e uit de kop-pelingsruimte 34 naar buiten voert. Na het bereiken van de eindstand van de zuigerstang 20 (figuur 6) wordt de aandrijfinrichting A opnieuw in werking gezet en wordt de spuitgietvorm op de 35 transportbaan b - b volledig uit de spanruimte S op een niet weer- 8303957 _ 9 _ * gegeven tafel naar buiten gebracht. De beweging naar buiten wordt door een eindschakelaar beëindigd, die aan het andere eind van de bewegingsbaan van de koppelingsstang 38 staat opgesteld. Vervolgens keert de tafel terug, waardoor een nieuwe spuitgietvorm 5 klaar gezet wordt.

Voor het inbrengen van de nieuwe spuitgietvorm wordt de aandrijfinrichting A opnieuw in werking gezet, waardoor deze spuitgietvorm uit zijn gereedheidsstand door de tafel terecht komt in de stand ongeveer overeenstemmend met die volgens figuur 2. 10 Bij het bereiken van een dergelijke stand glijdt het vrije eind van de koppelingsstang 38 op tegen het oploopvlak 48c van de schakelnok 38d van de hefboomarm 48a van de hefboom 48 en brengt de hefboom 48 vanuit een stand volgens figuur 8 naar een stand overeenkomend met figuur 10, hetgeen geschiedt tegen de werking 15 van de terugstel veer 52 en met het draaien van de hefboom om zijn zwenkas 51. Door deze draaiing glijdt het schuine schakel-vlak 48f van de hefboomarm 48b op tegen de schakelkegel 44a van de schakelpen 44, die via de schakelpen 44 en .het schakelorgaan van de stop-start-schakelaar 40 deze schakelaar bedient. Als 20 gevolg van deze bediening levert de stop-start-schakelaar 40

stuursignalen, waardoor de aandrijfinrichting A wordt stilgezet en een bepaalde voorwaartse slag van de zuigerstang 20 wordt verkregen. Door de voorwaartse slag wordt de koppelingskop 20e gebracht in de koppelingsruimte 30. Na het bereiken van deze bepaal-25 de stand van de koppelingsstang 20 wordt aandrijf inrichting A

wederom in werking gezet. Hierdoor beweegt de spuitgietvorm 18 na /zijn werkstandvolgens figuur 4, waarbij het koppelingsorgaan 21 met zijn hals 21b en zijn koppelingskop 21a duikt in de dienovereenkomstige uitsparingen 20f, 20f' van de koppelingskop 20e.

30 Hierdoor grijpt de aan de binnenzijde gelegen flens 20g van de koppelingskop 20e achter de koppelingskop 21a bij een coaxiale stand ten opzichte van de in de geleidingsbus 32 geleide zuigerstang 20. Tegelijkertijd heeft de koppelingsstang 38 zijn eindstand volgens figuur 10 bereikt en is hierbij opgelopen tegen het 35 schuine vlak 39a van de schakelpen 39, die door zijn axiale slag 3303957 ύ « to - 10 _ de eindschakelaar 41 schakelt, waardoor de aandrijfinrichting A wordt stilgezet.

Tot slot wordt erop gewezen dat aandrijfinrichtingen voor het verschuiven van een spuitgietvorm of van spuit-5 gietvormhelften op een transportbaan naar de spanrui-mte van een vormsluiteenheid of hieruit op een gereedzettafel inzich bekend zijn (DE-OS 24 11 811; Sonderdruck "Battenfeld-Symposium" mit Sonderschau 4.-7 mei 1982, 5/1 - 5/7).

Voor de kwaliteit van de koppeling tussen de 10 koppelingskop 20e van de zuigerstang 20 en het koppelingsorgaan 21 is de nauwkeurige axiale geleiding van de zuigerstang 20 in een geleidingsbus 32 van de opspanplaat 40a van de beweegbare vormdrager 14 van betekenis. Dit geldt in het bijzonder ook voor een uitwerper-aandrijfinrichting, die in een vormsluiteenheid 15 met uitsluitend mechanische opspanmiddelen voor de spuitgietvorm is gerealiseerd. In het laatste geval wordt de spuitgietvorm 18 bij het verwisselen van de gietvorm op de transportbaan b - b nauwkeurig geleid en alleen op een vormdrager 13 gecentreerd, waarbij het koppelingsorgaan 21 een nauwkeurig coaxiale stand 20 ten opzichte van de koppelingsstang 20 bezit.

De zuigerstang 20 wordt in een geleidingsbus 32 van de beweegbare vormdrager axiaal geleid.

De spuitgietvorm 18 is in het geval vaneen bevestiging aan de vormdragers 13, 14 met hydraulische inrichtingen 25 aan het einde van de transportbewegingop de transportbaan b - b uitsluitend in de werkstand gecentreerd door de geleidings- en transportmiddelen van deze transportbaan.

De spuitgietvorm 18 is in het geval van een bevestiging aan de vormdragers 13, 14 met behulp van mechanische 30 inrichtinger/aan het eind van de transportbeweging op de transport baan b - b gecentreerd door middel van tenminste een centreer-orgaan op de vaste vormdrager.

8303957

Claims

1. Vormsiuiteenheid van een kunststof-spuit-gietmachine met een inrichting voor het uitwerpen van de gereed gekomen gieteling met een hydraulische zuiger-cilindereenheid, 5 waarvan de cilinder is bevestigd aan de beweegbare vormdrager en waarvan de zuigerstang gekoppeld kan worden met een aan de uit-werperplaat van een spuitgietvorm bevestigde, in een koppelings-ruimte binnen een bevestigingsplaat van deze spuitgietvorm aangebrachte koppeling, die tenminste een radiaal ten opzichte van 10 de koppelingsstang geleid koppelingsorgaan omvat, dat in de gekop pelde stand grijpt achter een uitsparing op de koppelingskop van de zuigerstang en dat bij een radiale beweging tussen de zuigerstang en de uitwerperplaat komt uit zij ngekoppelde stand, waarbij de spuitgietvorm met behulp van een aandrijfinrichting op 15 een lineaire transportbaan (b - b) radiaal ten opzichte van de zuigerstang (20) verschoven kan worden naar de, respectievelijk uit de spanruimte van de vormsiuiteenheid, met het kenmerk, dat het koppelingsorgaan (21) is verankerd in de spuitgietvorm (18).

2. Vormsiuiteenheid volgens conclusie 1, 20 met het kenmerk, dat een afhankelijk van de verschuiving van de spuitgietvorm (18) werkende stop-start-inrichting (E) aanwezig is, waardoor de verschuivingsbeweging van de spuitgietvorm (18) kort voor het bereiken van zijn werkstand in de spanruimte (S), respectievelijk kort na het verlaten van deze werkstand bij 25 voorkeur korte tijd wordt stilgezet.

3. Vormsiuiteenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het met de spuitgietvorm een bewegingseen-heid vormend koppelingsorgaan (21) radiaal symmetrisch is uitgevoerd en via een koppelingshals (21b) uitloopt in een koppelings-30 kop (21a).

4. Vormi-uiteenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de koppelingskop (20e) van de zuigerstang (20) een zodanige, met de koppelingskop (21a) en met de koppelingshals (21b) van het koppelingsorgaan (21) in overeenstemming zijnde 35 radiale uitsparing (20f); (20f1) bezit, dat bij een coaxiale 8303957 - 12 - a stand van da zuigerstang (20) en het koppelingsorgaan (21) een * binnenflens (20g) van de koppelingskop (20e) grijpt achter het koppelingsorgaan (21a).

5. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat het achterwaarts gelegen eind van het koppelingsorgaan (21) vormsluitend is opgenomen in een aan de achterzijde gelegen afdekplaat (18g) van de uitwerperplaat (18f) en dat de binnen de bevestigingsplaat (18i) van de spuit-gietvorm (18) gelegen koppelingsruimte (34) asymmetrisch is aan- 10 gebracht ten opzichte van het koppelingsorgaan (21) (figuur 5, 6).

6. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande conclusies 2 tot 5, met het kenmerk, dat de stop-start-inrichting (E) een onder de werking van een terugstelveer (52) staande en een stop-start-schakelaar (40) sturende hefboom (48) omvat, die 15 gedraaid kan worden door een met de spuitgietvorm (18) gekoppelde koppelingsstang (38), in welke bewegingsbaan van tijd tot tijd een schakelnok (48d) van de twee-armige hefboom (48) steekt, waarbij de zwenkas (51) van de hefboom (48)^ de schakelas van de stop-start-schakelaar (40) en van een door de koppelingsstang 20 (38) bedienbare eindschakelaar (41) van de spuitgietvorm evenwij dig aan elkaar zijn gelegen.

7. Vormsluiteenheid volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de zwenkbeweging van de hefboom (48) begrensd wordt door een vaste begrenzingspen (50), die met speling 25 gaat door een uitsparing (49) van de hefboom (48).

8. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande conclusies 6 en 7, met het kenmerk, dat de koppelingsstang (38) gekoppeld is met een onder de transportbaan (a - a) aangebrachte, bij een vertikale as (37) van het aandrijvend kettingwiel (37a) 30 rondgaande eindloze ketting (37c).

9. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in een geleidingsbus (32) van de vormdrager (14) axiaal geleide zuigerstang (20) bestaat uit twee delen (20a, 20d), die binnen de beweegbare opspanplaat 35 (14) onderling verbonden kunnen worden door een uit koppelings- 8303957 - 13 - . jh helften (20b, 20c) bestaande snelkoppeling. ·*

10. Vormsluiteenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spuitgietvorm (18) uitsluitend in zijn werkstand wordt gecentreerd door de geleidings- en 5 transportmiddelen van de transportbaan (b - b). 8303957