NL8302129A - Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat. - Google Patents

Description

„ * «w. i mn 10.702 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat."

De uitvinding heeft betrekking op een platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat, met een behuizing en een daarin een vaste positie innemend gestel dat een draaitafel draagt, welk laadmechanisme een door een frcntppening in de behuizing tussen 5 een open en gesloten stand rechtlijnig in- en uitschuifbare schuiflade anvat die een plateau draagt, bestand voor het naar de draaitafel voeren van de plaat, welk laadmechanisme verder een in hoogterichting beweegbare aandrukhefboan met een plaataandrukker cmvat voor het tegen de draaitafel drukken van de plaat.

10 Een bekende platenspeler van genoemde soort is de Sony typenunmer CDP-101, welke platenspeler bestemd is voor het af spelen van optisch uitleesbare audiqplaten. Teneinde dergelijke platen, welke bekend zijn onder de benaming "Cctnpact-Disc", met het laadmechanisme gemakkelijk in de behuizing te kunnen laden en daarbij op de draaitafel 15 te kunnen plaatsen is bij bekende platenspeler een schuiflade toegepast, voorzien van een plateau waarop de plaat buiten de behuizing gelegd wordt, waarna de schuiflade Ingeschoven wordt. Het plateau is voorzien van een ten opzichte van de draaitafel in axiale richting beweegbare hef inrichting met nekken, waarop de plaat gelegen is, welke nokken nadat 20 het plateau boven de draaitafel geschoven is tot een niveau onder de draaitafel bewegen, waarop de aandrukhefboan, welke zwenkbaar is opgesteld, ' neerwaarts gezwenkt wordt. De bekende platenspeler laat al deze bewegingen geschieden met behulp van bijbehorende gecompliceerde aandrijf-mechanismes, electrcmotoren en regelelectronica, nodig au juiste volg-25 orde van de bewegingen en een goede positionering van het plateau te kunnen verkrijgen. Hierdoor is voor het laadmechanisme bij de bekerde platenspeler in de behuizing veel ruimte noodzakelijk, waardoor de bekende platenspeler een betrekkelijk grote onvang bezit.

De uitvinding beoogt de platenspeler compact uit te voeren 30 met een eenvoudig, compact mechanisch werkend laadmechanisme.

De uitvinding wordt hiertoe gekenmerkt doordat - de schuiflade in zijwanden gerekend in voorwaartse , richting neerwaarts verlopende groeven cmvat, 8302129 PHN 10.702 2 I _ f % - zowel het plateau als ook de aandrukhefbocm in de groeven ten opzichte van de schuiflade tussen een bovenste en een onderste stand in hoogterichting beweegbaar is, waarbij het plateau in de onderste stand onder de bovenzijde van de draaitafel gelegen is, 5 - het plateau tijdens een eerste deel van de inschuifbeweging over de liggende wand van ten minste één positioneringselement glijdt en in de bovenste stand in de groeven gehouden wordt, - het plateau na het passeren van het pos itioneringselement tijdens een tweede deel van de inschuifbeweging tegen ten minste één 10 vast opgesteld, opwaarts gericht aanslagelement aanligt, een beweging in de groeven en langs het aanslagelement uitvoert, en daarbij ongeveer loodrecht ten opzichte van de draaitafel naar de onderste stand beweegt, - de aandrukhefbocm eerst tijdens het tweede deel van de inschuifbeweging met groeven van de schuiflade gekoppeld is en in de 15 groeven een neerwaartse beweging uitvoert voor het doen bewegen van de plaataandrukker naar de plaat.

Aldus verkrijgt men een platenspeler welke door de mechanische uitvoering van het laadmechanisme met behulp van betrekkelijk weinig, eenvoudig uitgevoerde onderdelen tijdens het laden van de plaat tot 20 het aandrukken van de plaat tegen de draaitafel een juiste volgorde van de daar bij optredende functies oplevert. De schuiflade van het laadmechanisme kan in breedte-hoogteafmetingen kcmpakt uitgevoerd worden, hetgeen een voordeel biedt voor het front van de behuizing dat vanwege de betrékkelijk geringe afmetingen van de schuiflade 25 veel ruimte biedt voor het opnemen van bedieningsorganen en andere organen van de platenspeler, zoals displays.

Een voorkeursvorm van een platenspeler volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het pos it ioner ingselement vast opgesteld is en tevens een op de liggende wand aansluitende ópstaande aanslagwand 30 cmvat, waartegen het plateau aanligt tijdens het eerste deel van de uitschuifbeweging van de schuiflade, waarbij het plateau en de aandruk-hefboom een beweging in de groeven uitvoeren naar de bovenste stand, waarna het plateau tijdens het tweede deel van de uitschuifbeweging over een liggende wand van het positioneringselement glijdt en de 35 aandrukhefbocm van de groeven opnieuw ontkoppeld is. Deze maatregelen verschaffen de mogelijkheid ook tijdens het van de draaitafel verwijderen van de plaat langs mechanische weg in de goede volgorde de diverse functies van het laadmechanisme te laten verlopen.

8302129 « * EHN 10.702 3

Een verdere voorkeursvorm van een platenspeler volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat zowel voor het plateau als ook voor de aandrukheffcocm in de zijwanden van de schuifladen groeven aanwezig zijn en op de zijwanden, nabij de bovenste einden van de groeven van de 5 aandrukhefbocm, kcppeldelen gelegen zijn, die tijdens het tweede deel van de inschuifbeweging met op de aandrukhefbocm aanwezige uitsteeksels koppelen en deze in de groeven geleiden. Door deze maatregelen wordt de mogelijkheid verkregen de sturing van de aandrukhefbocm afzonderlijk te laten geschieden, waardoor de aandrukhefbocm een relatieve beweging 10 ten opzichte van het plateau kan maken.

In verband hiermee wordt een voorkeursvorm van een platenspeler volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de groeven van de aandrukhefbocm over de hele lengte rechtlijnig verlopen en de groeven van het plateau nabij de onderste einden over enige afstand ongeveer evenwijdig 15 aan de draaitafel verlopen, zodanig dat telkens bij het doorlopen van de onderste einden van de groeven de aandrukhefbocm een beweging maakt en het plateau een vaste positie inneemt. Hierdoor verkrijgt men bij het doorlopen van de onderste einden van de groeven van het plateau zowel bij het in- alsook bij het uitschuiven van de lade een tijdsverschil 20 tussen de bewaging van plaataandrukhefbocm ai die van het plateau, waardoor bij bet inschuiven na het vrijkomen van het plateau en het centreren boven de draaitafel vervolgens het aandrukken van de plaat kan geschieden resp. bij het uitschuiven de plaat onbelemmerd door de plaataandrukker door het plateau van de draaitafel verwijderd kan worden.

25 Een eenvoudig realiseerbare geleiding voor het plateau en de aandrukhefbocm wordt verkregen indien alle groeven in de schuiflade in twee naar elkaar toegerichte zijwanden gelegen zijn. Een constructie waarbij de breedte van de schuiflade en daarmede ode van de frontopening beperkt kan blijven wordt gekenmerkt doordat de groeven van het plateau 30 in naar elkaar toegerichte zijwanden en de groeven van de aandrukhefbocm in van elkaar af gerichte zijwanden van de schuiflade gelegen zijn.

Een andere voorkeursvorm van een platenspeler volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de aandrukhefbocm tussen vast opgestelde geleidingen in een richting loodrecht op de draaitafel geleid is.

35 Bij deze constructie verkrijgt men de mogelijkheid de plaataandrukker althans nagenoeg loodrecht op de draaitafel te laten neerdalen, hetgeen gewenst is voor de goede aandrukwerking.

In verband hiermee wordt een volgende voorkeursvorm van een 8302129 ? * EHN 10.702 4 platenspeler gekenmerkt doordat de plaataandrukker in de onderste stand van de aandrukhefbocm tegen de plaat gedrukt wordt door het einddeel van een veerbelaste arm die zwenkbaar verbonden is met het gestel, waarin de draaitafel gelegerd is. Door de veerbelaste arm wordt de mogelijkheid 5 gecreëerd de plaataandrukker langs zuiver mechanische weg te laten functioneren, waarbij door de opstelling op het gestel op de behuizing uitgeoefende trillingen en stoten niet via een kortsluiting over de veerbelaste arm de draaitafel kunnen bereiken, doch door de gebruikelijke dempende rubberen voeten onder het gestel gedempt worden.

10 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een aantal in de tekening qpgencmen uitvoeringsvoorbeelden van een platenspeler volgens de uitvinding. Hierin tonen:

Figuur 1 een opengewerkt perspectivisch aanzicht op delen van een platenspeler volgens de uitvinding, waarvan de schuiflade in de 15 uitgeschoven stand gelegen is;

Figuur 2 op verkleinde schaal in schematisch zijaanzicht de platenspeler volgens figuur 1 in de uitgeschoven stand van de schuiflade;

Figuur 3 in schematisch zijaanzicht de platenspeler met de schuiflade voor een deel ingeschoven; 20 Figuur 4 in schematisch zijaanzicht de platenspeler net de schuiflade geheel ingeschoven;

Figuur 5 in schematisch zijaanzicht een platenspeler volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm met de schuiflade geheel uitgeschoven; 25 Figuur 6 in schematisch zijaanzicht de platenspeler volgens figuur 5 met de schuiflade geheël ingeschoven;

Figuur 7 een opengewerkt perspectivisch aanzicht op delen van een platenspeler in nog een uitvoeringsvorm van een platenspeler volgens de uitvinding.

30 De platenspeler volgens figuur 1 omvat een behuizing 1 met een frantwand 2, waarin een frontopening 3 gelegen is alsmede een bedientoets 4. In de behuizing 1 zijn een tweetal langgerekte steunen 5 en 6 aanwezig, waarop een rails 7 resp. 8 bevestigd is, welke zich uitstrekken evenwijdig aan een in de richting van een dubbelpijl 9 rechtlijnig 35 verschuifbare schuiflade 10, welke door middel van strips 11, voorzien van kogels 12, op de rails 7 resp. 8 schuifbaar gelagerd is. Ter samenwerking met de strips 11 en de kogels 12 is de lade 10 nabij de onderzijde voorzien van dragerprofielen 13 en 14. Boven de profielen 13 en 14 8302129 * - "Ί * *

A

PUN 10.702 5 cravat de lade 10 ópstaande zijwanden 15 resp. 16. De zijwand 15 cravat gerekend in de richting volgens de pijl 9 een over enige lengte als heugelstang uitgevoerd deel 15a, waarover een tandwiel 17 afrolt tijdens het in- resp. uitschuiven van de lade 10. Het tandwiel 17 kan met een 5 niet weergegeven electromotor verbonden zijn voor het automatisch laten geschieden van de in- resp. uitschuifbeweging. In een andere uitvoeringsvorm, waarbij tussen de lade en de voorzijde van de behuizing een niet weergegeven trekveer aanwezig is, welke bij het inschuiven gespannen wordt, maakt het tandwiel 17 deel uit van een dempingskcppeling cm de 10 uitschuifbeweging van de lade 10 gedempt te kunnen laten verlopen, waarbij de toets 4 gekoppeld is met een grendel, welke de ingeschoven lade vergrendeld houdt zodat de uitschuifbeweging van de lade 10 (zie figuur 4) kan geschieden na het indrukken van de toets 4. In geval van een verschuiven van de lade door middel van een electromotor kan de toets 4 de 15 electrische motorschakelaar bedienen voor het starten van het in-resp. uitschuiven.

Binnen de behuizing 1 is een viertal rubbervoeten 18 aanwezig, welke een gestel 19 dragen, op zodanige wijze dat cp de behuizing uitgeoefende trillingen niet naar het gestel 19 worden doorgegeven doch 20 gedempt door de rubbers 18. In het gestel 19 is een draaitafel 20 roteerbaar gelegerd cm een rotatieas 20a, welke althans nagenoeg loodrecht op de inschuifrichting van de schuiflade 10 gericht is. De draaitafel 20 is onder het gestel 19 verbonden met een niet weergegeven aan-drijfmotor en cravat een concentrisch cm de as 20a aan de ontrek van de 25 draaitafel gelegen cplegrand 20b. Verder cravat de draaitafel 20 een centreer conus 20c, welke nabij het aiders te deel een diameter bezit ongeveer gelijk aan de diameter van het centrale gat 21a van een plaat 21. Verder is op het gestel 19 een lichtpeneenheid 22 in radiale richting ten opzichte van as 20a beweegbaar cpgesteld. De licht-30 peneenheid 22 dient voor het tijdens het roteren van een plaat 21 qp de draaitafel 20 langs optische weg uitlezen van op de plaat aan-wazige informatie. Tijdens het uitlezen beweegt de lichtpeneenheid 22 in buitenwaartse radiale richting door een in het gestel 19 aanwezige langwerpige opening 23.

35 De schuiflade 10 maakt deel uit van een laadmechanisme voor het laden van een plaat 21, van welk laadmechanisme naast de schuiflade een plateau 24 en een aandrukhefboam 25 deel uit maken. Het plateau 24 is ten opzichte van de schuiflade met pennen 26 in hoogterichting be- 8302129 V © EHN 10.702 6 weegbaar in groeven 27. De groeven 27 zijn in de naar elkaar toegerichte zijden van de zijwanden 15 en 16 gelegen en strekken zich met hoofddelen in voorwaartse richting schuin neerwaarts uit. Deze zelfde zijwanden bevatten tevens ongeveer evenwijdig aan de hoofddelen van de groeven 5 27 verlopende groeven 28 en 29, waarin op de aandrukhefbocm 25 aanwezige pennen 30 geleid kunnen worden. Opgemerkt wordt dat de voorste pen 30 van de aandrukhefbocm 25, welke met de groef 29 samenwerkt, enigszins langer is uitgevoerd dan de pen 30. De langere uitvoering van de voorste pennen 30 en de daardoor diepere groeven 29 maken het mogelijk dat bij 10 het in- en uitschuiven van de lade de groeven 28 door de voorste pennen 30 ongehinderd gepasseerd worden. De pennen 30 liggen in de stand van de schuiflade als weergegeven in de figuren 1 en 2 op rechtgeleidingen 31 en 32 gevormd door de bovenzijden van de zijwanden 15 resp. 16. De rechtgeleidingen 31 en 32 sluiten nabij de voorzijde van de schuiflade 15 aan op hoger gelegen koppeldelen 29a, die na het voltooien, van een eerste deel van de inschuifbeweging van de schuiflade tijdens een tweede deel van de inschuifbeweging (zie figuur 3) de op de aandrukhefbocm aanwezige uitsteeksels gevormd door de pennen 30, dwingen in de groeven 28 en 29 te gaan lopen. Aldus worden de pennen 30 van de aandrukhefbocm 25 20 tijdens het eerste deel van de inschuifbeweging door middel van de rechtgeleidingen, die werken als positioneerelementen, cp constante hoogte gehouden. Verder zijn ook positioneringselementen voor het tijdens het eerste deel van de inschuifbeweging van de lade 10 op hoogte houden van het plateau 24 aanwezig. Deze positioneringselementen warden gevormd 25 door de liggende wand 33a van opstaande steunen 33, die vast met de behuizing 1 verbonden zijn. In figuur 1 is slechts één steun 33 weergegeven, waarover een ligger 34 van het plateau 24 tijdens het eerste deel van de inschuifbeweging glijdt. De ligger 34 strekt zich tot aan de achterzijde van het plateau 24 uit, terwijl het voorste einde van de 30 ligger 34 op korte afstand achter de voorzijde van het plateau 24 gelegen is. Aan de rechterzijde van het plateau 24 is eveneens een ligger 34 aanwezig die qp niet weergegeven wijze eveneens met een steun 33 samenwerkt. De steunen 33 omvatten elk tevens een op de liggende wand 33a aansluitende, opstaande aanslagwand 33b die zich bij voorkeur ongeveer 35 loodrecht cp de draaitafel 30 uitstrekt en waarlangs een voorste eind-wand 34a van de ligger 34 glijdt op nog nader te beschrijven wijze tijdens het eerste deel van de uitschuifbeweging van de lade 10.

In de behuizing 1 zijn verder een tweetal vast opgestelde aan- 8302129 * 4 PHN 10.702 7 slagelementen 35 aanwezig met aanslagwanden 35a, die zich eveneens ongeveer loodrecht op de draaitafel 20 uitstrekken. Tijdens het tweede deel van de inschuifbeweging ligt het plateau 24 met de achterrand 24a, 24b tegen de bijbehorende aanslagwand 35a waarbij het plateau langs deze 5 wanden in neerwaartse richting glijdt. De afstand tussen de wanden 33b en 35a is althans nagenoeg gelijk aan de afstand tussen de eindwand 34a ai de achterrand 24a resp. 24b, garieten evenwijdig aan de pijl 9.

(¾) deze wijze is het voor het plateau mogelijk ongehinderd tussen de wanden 33b en 35a in neerwaarste of opwaartse richting te bewegen.

10 De aandrukhefbocm 25 is met de beide einden geleid tussen benen van gaffelvormig verlopende geleidingen 36 en 37, welke pp de steunen 6 resp. 5 vast opgesteld staan. Door de aanwezigheid van de geleidingen 36 en 37 beweegt de aandrukhefbocm gedurende de periode, dat de pennen 30 door de groeven 38 ai 29 glijden, in een richting nagenoeg loodrecht 15 op de draaitafel 20. De aandrukhefbocm 25 draagt een ringvormige plaataandrukker 38, waarvan de bovenzijde begrensd wordt door een kap 39 en vel zodanig dat de plaataandrukker 38 tussen de hefboom 25 en de kap 39 enige axiale speling heeft. De plaataandrukker 38 cmvat in deze uitvoeringsvorm magnetisch materiaal, waardoor in de onderste stand 20 van de aandrukhefbocm de aandrukker 38 een kracht op de plaat uitoefent voor het aandrukken van de plaat tegen de oplegrand 20b van de draaitafel 20.

In de ingeschoven stand van de lade 10 is de frontopening 3 afgedekt door een ongeveer rechthoekige dekplaat 40 (zie tevens figuur 4).

25 De werking van het laadmechanisme van de platenspeler volgens de uitvinding is als volgt: in de uitgeschoven positie van de lade 10, als weergegeven in figuur 1 en 2,wordt een plaat 21 opgelegd tussen steunranden 24c op de bovenzijde van het plateau 24. Qna een gemakkelijk opleggen en hierbij 30 tevens een centrering op het plateau te kunnen bereiken zijn de randen 24c bij voorkeur van een enigszins conisch verlopende binnenrand voorzien. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn op regelmatige afstand verdeeld cm de plaat een viertal randen 24c aanwezig. Aan weerszijden van het plateau gelegen uitsparingen 24d verschaffen de mogelijkheid 35 bij het opleggen de duim ai wijsvinger, waartussen de plaat geklemd ligt, ongehinderd in neerwaartse richting over het plateau 24 heen te besregen. Hierdoor behoeft men bij het opleggen de plaat niet met de vingers op het informatiegedeelte van de plaat beet te pakken, waar- 8302129 FHN 10.702 8 ε t door geen vingerafdrukken qp het informatiegedeelte optreden, hetgeen een gunstige invloed heeft op de weergave kwaliteit van de plaat 21.

Nadat de plaat opgelegd is, kan de lade 10 worden ingeschoven. In deze beginstand zijn de pennen 26 in een bovenste stand nbij de bovenste 5 einden van de groeven 27 gelegen en rust de ligger 34 qp de liggende wand 33a van de steun 33. Aldus ligt·; het plateau qp hoogte gepositioneerd en is een glijden van de pennen in de groeven ónmogelijk. De aandrukhef-bootn 25 rust met de pennen 30 op de rechtgeleidingen 31 en 32 en wordt in de bovenste stand gehouden. Door de hoogtepositionering van het plateau 10 tijdens het'inschuiven is men ervan verzekerd dat de plaat onbelemmerd over de centreerconus 20c heenbeweegt, waarbij de hoogtepositionering van de aandrukker 38 voorkcmt dat de plaat tegen de aandrukker oploopt. Zoals reeds vermeld kan het inschuiven van de lade 10 met behulp van een motor, die via het tandwiel 17 met het deel 15a gekoppeld is, 15 geschieden. Dit kan bij deze uitvoering geschieden door de toets 4 in te drukken, waardoor het motorcircuit sluit. Het eerste deel van de inschuifbeweging eindigt qp het moment dat de achterwanden 24a, 24b tegen de bijbehorende aanslagwand 35a opgelopen zijn. Ten gevolge van de afstand tussen de wanden 33a en 35a is qp dit moment de hoogte-20 positionerende werking van de onderzijde van de ligger 34 opgeheven.

Nu vangt het tweede deel van de inschuifbeweging van de lade 10 aan. Terwijl de lade 10 nog steeds verder schuift in de inschuiftichting kunnen de pennen 26 ten gevolge van het schuin neerwaarst gerichte verloop van de groeven 27 in neerwaartse richting glijden, waarbij 25 elke eindwand 34a langs de bijbehorende aanslagwand 35a glijdt.

Ten gevolge van de richting van de wand 34a verloopt deze beweging van het plateau in een richting nagenoeg loodrecht op de draaitafel 20. Het is door de opstelling van de eindwand 34a hierbij van belang dat de plaat 21 reeds ongeveer coaxiaal ten opzichte van de draaitafel 30 20 gelegen is. Gelijktijdig bij aanvang van het tweede deel van de inschuifbeweging zijn de voorste pennen 30 van de aandrukhefbocm 25 tegen het koppeldeel 29a opgelopen en daarna met de andere pennen 30 in de bijbehorende groeven 28, 29 geleid. Ook bij de; aandrukhefbocm 25 vindt een beweging plaats als bij het plateau 24 in nagenoeg 35 loodrechte richting ten opzichte van de draaitafel 20 door de aanwezigheid van de gaffelvormige geleiding 36 resp. 37. Het is bij het neerdalen van belang dat het begin van de'beweging van de plaataandrukker 38 op een axiale afstand geschied ten opzichte van de plaat 21. Daar 8302129 PHN 10.702 9 r * het plateau 24 van een uitsparing 24e voorzien is (zie figuur 1), welke in achterwaartse richting geheel open uitgevoerd is, kan het plateau zowel bij het eerste deel als ook bij het tweede deel van de inschuif-beweging onbelemmerd ten opzichte van de draaitafel 20 en de lichtpen 22 5 bewegen. Tijdens het tweede deel van de inschuifbeweging beweegt het plateau 24 met de bovenzijde tot onder de bovenzijde van de draaitafel 20. Deze stand wordt bereikt als de pennen 26 in ongeveer horizontaal afgebogen delen 27a van de groeven 27 aangekomen zijn. Tengevolge van neerwaartse beweging van het plateau 24 is de plaat 21 over de 10 centreerconus 20c geschoven en daarbij gecentreerd ten opzichte van de draaitafel 20. Figuur 3 geeft hierbij het moment aan dat de plaat 21 over de centreerconus 20c wordt geschoven. Figuur 4 geeft de stand aan, waarin het plateau 24 in de onderste stand aangekomen is en waarbij de plaat 21 vrij is van het plateau 24. Tengevolge van de horizontale 15 delen 27a van de groeven 27 kan de aandrukhefbocm 25 met de pennen 30 nog korte tijd doorgaan met glijden door de groeven 28 en 29, waardoor tijdens het laatste deel van de inschuifbeweging de plaataandrukker 38 op de plaat kant te rusten en deze tegen de draaitafel kan aandrukken (zie figuur 4). JCp dit moment is de lade 10 in de eindstand gekomen, 20 waarbij een niet weergegeven schakelaar de aandrijfmotor uitschakelt en waarbij de dekplaat 40 de frontcpening 3 afsluit. In deze stand is tevens automatisch door middel van een niet weergegeven schakelaar de aandrijving van de draaitafel 20 gestart en kan het af spelen met behulp van de lichtpeneenheid 22 van de plaat 21 gaan beginnen. Tijdens het 25 roteren ligt de aandrukker 38 door de axiale speling ten opzichte van de arm 25 en de kap 39 vrij en kan met de plaat onbelemmerd meeroteren.

Bij de uitvoering van het laadmechanisme volgens de uitvinding kan de draaitafel en de lichtepeneenhêid constant binnen de behuizing blijven, waardoor deze onderdelen voor de gebruiker goed af geschermd 30 zijn. Dit maakt deze relatief gevoelige onderdelen minder gevoelig voor beschadiging en levert tevens een goede bescherming qp tegen de lichtbundel die door de lichtpeneenheid 22 wordt uitgestraald. Door de vaste opstelling ondervindt men bovendien weinig problemen met het aan brengen van de bedrading naar de draaitafel en de lichtpeneenheid.

35 Deze voordelen maken het beschreven laadmechanisme bij uitstek geschikt voor toepassing in platenspelers voorzien van optisch uitleesbare platen van het type "Canpact-Disc", waarbij het laden van de platen nauwkeurig dient te geschieden.

8302129 * t EHN 10.702 10

Voor het starten van het uitschuiven van de lade 10 kan de toets 4 ingedrukt worden, waarbij de motor opnieuw gestart wordt en het eerste deel van de uitschuifbeweging van de lade begint. Tijdens dit deel van de beweging van de lade ligt de eindwand 34a van de ligger 5 34 aan tegen de aanslagwand 33b van de steun 33. Hierdoor gaan de pen nen 26 allereerst bewegen in achterwaartse richting in het horizontale deel 27a van de groeven 27. Ten gevolge van deze beweging kunnen de pennen 30 een voorsprong bereiken in de groeven 28 en 29, waardoor de plaataandrukker 38 reeds vrijgekomen is van de plaat 21 op het manent 10 dat het plateau vanuit de onderste naar de bovenste stand begint te bewegen en de plaat 21 door het plateau wordt opgelicht. Na het passeren van de stand weergegeven in figuur 3 kanen de pennen 26 opnieuw in de bovenste stand in de groeven 27 te liggen en zijn de pennen 30 vrij komen te liggen op de rechtgeleidingen 31 en 32. Dit nament is 15 tevens het einde van het eerste deel van de uitschuifbeweging. Op dit moment is de onderzijde van de ligger 34 opnieuw op de liggende wand 33a van de steun 33 in hoogte gepositioneerd, zodat geen terugglijden van de pennen 26 in de groeven 27 kan geschiederiHet nu volgend tweede deel van de-uitschuif beweging geschiedt op een wijze, tegengesteld aan 20 de beweging, welke tijdens het eerste deel van de inschuifbewsging plaats vond. Op het eind van de uitschuifbeweging van de lade 10 wordt wederom door een niet weergegeven schakelaar de motor uitgeschakeld en kan de plaat 21 van het plateau 24 afgencmea worden. Ook hierbij kan men de plaat tussen duim en wijsvinger beetpakken door deze door de 25 uitsparingen 24d te bewegen.

In de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren 5 en 6 zijn overeenkomstige onderdelen met hetzelfde verwijzingscijfer aangegeven. Wezenlijk verschil bij deze uitvoeringsvorm is de aanwezigheid op het gestel 19 van een zwenkas 41, welke zich dwars op de schuif richting 30 9 van de lade 10 uitstrekt, waarom een arm 42 zwenkbaar opgesteld is.

Hierbij tracht een tussen de arm 42 en het gestel 19 aanwezige veer 43 de arm 42 in de richting van de draaitafel 20 te ver zwenken. De plaataandrukker, weergegeven in deze uitvoeringsvorm met het verwijz ingsci jf er 44, is niet zoals de plaataandrukker 38 in de voorgaande uit-35 voeringsvorm ringvormig uitgevoerd doch is nabij de bovenzijde gesloten en voorzien van een centraal gelegen uitstulping 44a. De arm 42 ligt ongeveer halverwege de aanslagelementen 35 opgesteld. In de stand weergegeven in figuur 5 is de arm 42 door de aandrukhefboom 25 8302129 V Λ PHN 10.702 11 verzwankt in opwaartse richting tegen de kracht van de veer 43 in.

Indien op een wijze, als bij de voorgaande uitvoeringsvorm beschreven, de lade 10 wordt ingeschoven zal tijdens het tweede deel van de inschuif-beweging de arm 42 met de aandrukhefbocm 25 in neerwaartse richting 5 bewegen. Daar bij deze uitvoeringsvorm de kap 39 ontbreekt zal na enige verzwakking van de arm 42 tijdens het neerwaarts bewegen van de aandrukhefbocm 25 het einddeel van de arm 42 tegen de centrale uitstulping 44 drukken. In deze positie gaat de arm 42 het aandrukken van de plaat tegen de draaitafel 20 verzorgen. Het is hierbij van belang dat de arm 10 42 op het gestel 19 opgesteld is, waardoor tijdens het spelen van de plaat trillingen op de behuizing 1 niet via de arm 42 op de draaitafel . ook kunnen worden overgebracht. De trillingen worden/ in deze uitvoeringsvorm door de rubbervoeten 18, waarop het gestel 19 geplaatst is, gedempt. Op deze wijze kan het gebruik van magnetisch materiaal voor 15 het aandrukken van de plaataandrukker achterwege blijven, hetgeen van voordeel kan zijn daar magnetisch materiaal een starende invloed kan uitoefenen op de werking van de lichtpeneenheid 22. Verder verkrijgt men hiermee de mogelijkheid de aandrukkracht van de plaataandrukker door de keuze van de veer 43 te bepalen.

20 In de uitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding, weergeven in figuur 7, is de werking in principe overeenkomstig aan die van de uitvoeringsvorm, weergegeven in figuur 1. Ook in deze uitvoeringsvorm is een behuizing 45 aanwezig met een frontwand 46, een toets 47 en een frantopening 48. Door deze opening is een schuif-25 lade 49 volgens een pijl 50 rechtlijnig tussen een uitgescboven stand als weergegeven in figuur 7 en een niet weergegeven ingeschoven stand.

Verder zijn in de behuizing 45 een tweetal evenwijdig lopende rails 51 vast opgesteld, welke met tussenschakeling van van kogels voorziene strips 52 samenwerken met profileringen 53 in de onderzijde van zij-30 wanden 54 en 55 van de lade 49. Verder is ook in deze uitvoeringsvorm een gestel 56 door middel van een viertal rubbervoeten 57 elastisch met de behuizing 1 verbonden. Het gestel 56 draagt een draaitafel 58 die overeenkomstig de draaitafel 20 is uitgevoerd alsmede een lichtpeneenheid 59, welke in radiale richting ten opzichte van de draai-35 tafel beweegbaar is door een opening 60 in het gestel 56. De naar elkaar toegerichte zijden van de zijwanden 54 en 55 zijn voorzien van groeven 61, die een verloop bezitten als de groeven 27 in de eerste uitvoeringsvorm en eindigen in ongeveer horizontaal gelegen einddelen 61a. In deze 8302129 EHN 10.702 12 > groeven kunnen ponnen 62 bewegen die als uitsteeksel aanwezig zijn op een plateau 63. Het plateau 63 is aan de onderzijde voorzien van liggers 64 welke evenals de liggers 34 in de voorgaande uitvoeringsvorm in de uitgeschoven stand rusten (¾) positioneringselementen, gevormd door 5 liggende wanden 65a van steunen 65. Ook de liggers 64 bezitten eind-wanden 64a, welke op het einde van het eerste deel van de inschuif-beweging van de lade 49 de steunen 65 passeren, waardoor het plateau in de groeven 61 vanuit de bovenste stand naar een onderste stand bewegen kan op een wijze zoals het plateau 24 in de voorgaande 10 uitvoeringsvorm beweegt. Nabij de voorzijde is vast in de behuizing 45 een aanslagelement 46 opgesteld, dat voorzien is van een aanslag-wand 66a. Hiertegen loopt een rand 63a, die nabij de voorzijde onder het plateau 63 gelegen is, op bij het voltooien van het eerste deel van de inschuifbeweging van de schuiflade 49. Aldus worden bij het opheffen 15 van de werking van de steunen 65 de pennen 62 bij het verder inschuiven van de lade gedwongen in de groeven 61 te gaan glijden. Deze opstelling van de aanslag 66 en de aanslagrand 66a heeft mede tot gevolg dat het plateau 63, gerékend dwars op de inschuif richt ing, een geringere breedte kan bezitten daar niet zoals in de eerste uitvoeringsvorm aanslagele-20 menten aan weerszijden van het gestel 19 behoeven te zijn opgesteld. Als verdere belangrijke oorzaak voor het verminderen van de breedte van het plateau 63 treedt de opstelling van een aandrukhefboon 67 op. Deze is door middel van een tweetal recht boven elkaar gelegen pennen 68 verschuifbaar geleid in nagnoeg loodrecht op de draaitafel 58 uitstrékkende 25 groeven 69, welke aanwezig zijn in met de behuizing vast verbonden opwaarts gerichte steunen 70. De onderste pen 68 is in binnenwaartse richting verlengd uitgevoerd, waardoor deze pen tijdens het eerste deel van de inschuifbeweging rust op rechtgeleidingen 71 op de bovenzijde van de zijwanden 54 en 55. Deze geleidingen 71 sluiten nabij de voorzijde 30 aan op koppeldelen 72, welke bij aanvang van het tweede deel van de inschuifbeweging de pennen 68 dwingen te gaan lopen in groeven 73, die in de van elkaar afgerichte zijden van de zijwanden 54 en 55 gelegen zijn. Aldus maakt ook de aandrukhefboon 67 bij het bewegen van de pennen 68 door de groeven 73 een beweging welke nagenoeg loodrecht op de 35 draaitafel 58 gericht is. Hierdoor kan, nadat de pennen 62 in het horizontale deel 61a van de groeven 61 gelopen zijn, een cp de hefboom 67 aanwezige plaataandrukker 74 tijdens het laatste deel van de inschuifbeweging van schuiflade 49 de plaat 21 tegen de draaitafel drukken.

8302129 * '1 * <* EHN 10.702 13

Ook in dit geval heeft het plateau 63 een uitsparing 63d welke het onbelemmerd dalen van het plateau tot een positie onder de bovenzijde van de draaitafel mogelijk maakt. Verder bezit het plateau 63 steun-randen 63c, welke als de steunranden 24c in de eerste uitvoeringsvorm 5 uitgevoerd zijn. Voor de aandrijving van de schuifbeweging is de schuiflade 49 voorzien van een as 49a waarop een tandwiel 49b gelagerd is. Dit tandwiel werkt samen met een heugelstang 75 welke op de bodem van de behuizing gepositioneerd is. Bij het in- resp. uitschuiven van de schuiflade 49 zorgt een niet weergegeven motor ervoor dat het wiel 10 49b roteert en over de heugelstang 75 beweegt. Ook in deze uitvoerings vorm zijn schakelaars aanwezig welke de in- resp. uitschuifbeweging begrenzen door het uitschakelen van de motor. Tevens is het ook in deze uitvoeringsvorm mogelijk door middel van een niet weergegeven veer tussen de schuiflade en de behuizing de lade zuiver mechanisch 15 met de hand in te schuiven en door middel van de veer uit te schuiven, waarbij het tandwiel 49b van een darpingskoppeling voorzien kan zijn.

Bij het begin van het eerste deel van de uitschuifbeweging drukt de eindwand 64a tegen een aanslagwand 65b aanwezig op de steun 65, 20 waarbij het ook in deze uitvoeringsvorm van belang is dat afstand gemeten in de richting volgens de pijl 50 tussen de aanslagwand 65b en de aanslagrand 66a van het aanslagelement 66 groter is dan de afstand tussen de werkzame binnenzijde van de aanslagrand 63a, welke samenverkt met de aanslagrand 66a, en deeindwand 64a, welke samenwerkt met de aanslag-25 wand 66b.

Door de geringe breedte van het plateau 63, welke breedte bij voorkeur geringer is dan de diameter van de plaat 21 is het in deze uitvoeringsvorm voor de gebruiker gemakkelijk een tussen duim en wijsvinger gepakte plaat op het plateau 63 op te leggen. Behalve de geringere 30 breedte van het plateau 63 in deze uitvoeringsvorm biedt de getoonde constructie verder als voordeel de goede geleiding van de aandrukhefboam in de groeven 69, waardoor men ervan verzekerd kan zijn geen schranken van de aandrukhefbocm tijdens het bewegen in neerwaartse resp. opwaartse richting kan optreden.

35 Opgemerkt wordt dat de uitvoering weergegeven in de figuren 5 en 6 ook met voordeel in de uitvoeringsvorm volgens figuur 7 toegepast kan worden. De uitvoeringsvorm volgens figuur 7 heeft door de geringe breedte van het plateau 68 een frontopening 48 met een geringe breedte, 8302129 PHN 10.702 14 * waardoor op de frontward 46 van de behuizing 45 meer ruimte aanwezig is voor het aanbrengen van bedientoetsen en andere bedieningsorganen van de platenspeler. Aldus levert de constructie volgens figuur 7 een laadmechanisme op dat bijzonder geschikt is voor toepassing in compacte 5 platenspelers, zoals bij mobiel opgestelde platenspelers. In het geval van een mobiel opgestelde toepassing van de platenspeler kan het plateau 63 eventueel voorzien zijn van vergrendelingen welke de plaat 21 tijdens de inschuifbeweging vergrendeld houden op het plateau 63 en welke vergrendelingen tijdens het naar de onderste stand bewegen van het plateau 10 door vast opgestelde ontgrendelpennen ontgrendeld worden. Hierdoor bereikt men als voordeel dat storende invloeden, zoals trillingen de plaat tijdens het inschuiven van de schuiflade niet uit de voorgecentreerde positie op het plateau kunnen brengen.

De platenspeler volgens één der uitvoeringsvoorbeelden is, door 15 het in horizontale positie invoeren van de plaat door een frontqpening in de behuizing, bijzonder geschikt voor toepassing in een opeen gestapelde verzameling audio-apparaten, of in een in hoogterichting nauw begrensde ruimte, bijvoorbeeld tussen twee boekenplanken.

20 25 30 35 8302 1 2 9

Claims (13)

1. Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat, met een behuizing en een daarin een vaste positie Innemend gestel dat een draaitafel draagt, walk laadmechanisme een door een frontopening in de behuizing tussen een open ai gesloten stand rechtlijnig in- en uit-5 schuifbare schuiflade cntvat die een plateau draagt, bestemd voor het naar de draaitafel voeren van de plaat, welk laadmechanisme verder een in hoogterichting beweegbare aandrukhefbocm met een plaataandrukker omvat voor het tegen de draaitafel drukken van de plaat, met het kenmerk, dat 10. de schuiflade in zijwanden gerekend in voorwaartse richting neerwaarts verlopende groeven cmvat, - zowel het plateau als ook de aandrukhefbocm in de groeven ten opzichte van de schuiflade tussen een bovenste en een onderste stand in hoogterichting beweegbaar is, waarbij het plateau in de onderste stand 15 onder de bovenzijde van de draaitafel gelegen is, - het plateau tijdens een eerste deel van de inschuifbeweging over de liggende wand van ten minste één positioneringselement glijdt en in de bovenste stand in de groeven gehouden wordt, - het plateau na het passeren van het positioner ingselement 20 tijdens een tweede deel van de inschuifbeweging tegen ten minste één vast opgesteld opwaarts gericht aanslagelement aanligt, een beweging in de groeven en langs het aanslagelement uitvoert, en daarbij ongeveer loodrecht ten opzichte van de draaitafel naar de onderste stand beweegt, 25. de aandrukhefbocm eerst tijdens het tweede deel van de inschuifbeweging met groeven van de schuiflade gekoppeld is en in de groeven een neerwaartse beweging uitvoert voor het dooi bewegen van de plaataandrukker naar de plaat.

2. Platenspeler volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 30 positioneringselement vast opgesteld is en tevens een op de liggende wand aansluitende ópstaande aanslagwand cmvat, waartegen het plateau aanligt tijdens het eerste deel van de uitschuifbeweging van de schuiflade, waarbij het plateau en de aandrukhefbocm een beweging in de groeven uitvoeren naar de bovenste stand, waarna het plateau tijdens het tweede 35 deel van de uitschuifbeweging over een liggende wand van het positioner ingselement glijdt en de aandrukhefbocm van de groeven opnieuw ontkoppeld is.

3. Platenspeler volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het aanslagelement een opwaartse aanslagwand cmvat, welke zich nagenoeg 8302129 i PHN 10.702 16 evenwijdig aan de aanslagwand van het positioner ingselement en ongeveer loodrecht op de draaitafel uitstrekt.

4. Platenspeler volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de afstand tussen de aanslagwanden van het aanslagelement en het positione- 5 ringselernent nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen langs de resp. aanslagwanden glijdende randen van het plateau.

5. Platenspeler volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat zowel voor het plateau als ook voor de aandrukhefbocm in de zijwanden van de schuifladen groeven aanwezig zijn en op de zijwanden, 10 nabij de bovenste einden van de groeven van de aandrukhefbocm, koppel-delen gelegen zijn, die tijdens het tweede deel van de inschuifbeweging met op de aandrukhefbocm aanwezige uitsteeksels koppelen en deze in de groeven geleiden.

6. Platenspeler volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de 15 groeven van de aandrukhefbocm over de hele lengte rechtlijnig verlopen en de groeven van het plateau nabij de onderste einden over enige afstand ongeveer evenwijdig aan de draaitafel verlopen, zodanig dat telkens bij het doorlopen van de onderste einden van de groeven de aandrukhefbocm een beweging maakt en het plateau een vaste positie inneemt.

7. Platenspeler volgens conclusie 5, met het kenmerk dat op de zijwanden van de schuiflade aansluitend op de koppeldelen rechtgeleidingen aanwezig zijn die de aandrukhefbocm tijdens het eerste deel van de inschuifbeweging en het tweede deel van de uitschuifbeweging in de bovenste stand houden.

8. Platenspeler volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat alle groeven in de schuiflade in twee naar elkaar toegerichte zijwanden gelegen zijn.

9. Platenspeler volgens een der conclusie 5-7, met het kenmerk dat de groeven van het plateau in naar elkaar toegerichte zijwanden en 30 de groeven van de aandrukhefbocm in van elkaar af gerichte zijwanden van de schuiflade gelegen zijn.

10. Platenspeler volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrukhefbocm tussen vast opgestelde geleidingen in een richting loodrecht op de draaitafel geleid is.

11. Platenspeler volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de plaataandrukker in de onderste stand van de aandrukhefbocm tegen de plaat gedrukt wordt door het einddeel van een veerbelaste arm die zwenkbaar verbonden is met het gestel, waarin de draaitafel gelegerd is. 8302129 PEN 10.702 1 7 η *

12. Platenspeler volgens conclusie 11, met het kenmerk dat bij het omhoog bewegen van de aandrukhefbocm de arm drukt tegen de bovenzijde van de aandrukhefbocm en door de aandrukhefbocm omhoog gezwenkt wordt.

13. Platenspeler volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de 5 plaataandrukker een centraal gelegen uitstulping bezit, waartegen het einddeel van de arm in de onderste stand van de aandrukhefbocm drukt. 10 15 20 25 30 35 8302129