NL8204730A

NL8204730A - Houder met deksel.

Info

Publication number: NL8204730A
Application number: NL8204730A
Authority: NL
Original assignee: Haustrup Plastic As
Priority date: 1981-12-07
Filing date: 1982-12-07
Publication date: 1983-07-01
Also published as: SE8107310L; FI824173L; CA1184150A; FR2517636B1; NO158092B; FR2517636A1; BE895255A; FI73643C; GB2161461A; AU9112482A; JPS58125467A; NZ202669A; DE3244459C2; IT8224644A1; GB2161461B; IT1153380B; IT8224644A0; US4434907A; NL190234C; GB8502098D0

Description

*· « «......

82308

Korte aanduiding: Houder met deksel·

De uitvinding heeft betrekking op een houder die oorspronkelijk in afgedichte toestand is en bestemd is om te worden geopend en daarna gesloten. De houder omvat een houderromp en een deksel. De houderromp bezit een houderwand met een randgedeelte, voorzien van een flenselement dat zich 3 vanaf de houderwand buitenwaarts uitstrekt en is voorzien van een verzwak-kingezone of inkeping en een omtreks-vasthoudgedeelte buitenwaarts van de verzwakkingszone, Het deksel omvat een middengedeelte, een omtreks-vasthoudgedeelte dat afdichtend aan het vasthoudgedeelte van het flenselement is bevestigd, en een tussengedeelte dat een gesloten ruimte begrenst die 10 benedenwaarts opent en die is voorzien van een bovenwand, een binnenzijwand en een buitenzijwand en die bestemd is voor de samenwerking met het randgedeelte van de houderromp warneer de houder na zijn eerste opening wordt afgesloten·

Een houder van de bovenbeschreven soort is geopenbaard in het A-15 merikaanse octrooischrift 2.998.158, waarin de verzwakkingszone is aangebracht in twee verenigde omtreksgedeelten van het deksel en van de flenselementen van de houderromp, welke houder wordt geopend door het wegscheuren van een buitenstrook die radiaal buiten de verzwakkingszone is geplaatst en die moet worden weggeworpen· De afdichting bij het opnie uw sluiten wordt 20 uitsluitend verkregen door het oppervlaktecontact tussen het gebogen, tussengedeelte van het deksel en het overeenkomstig gebogen randgedeelte en hun flenselementen· Bij het oorspronkelijke sluiten en het opnieuw sluiten neemt het deksel dezelfde stand in ten opzichte van de houderromp, wat inhoudt dat het deksel zowel voorafgaande aan het openen van de houder als 25 na het opnieuw sluiten daarvan stijf tegen de houderromp aanligt. Bovendien is het moeilijk om het deksel vast te grijpen nadat het opnieuw is gesloten, als gevolg van de plaatsing en de constructie van de verzwakkingszone, waardoor de buitenrib van het deksel en de buitenrib van het randgedeelte aangrenzend van elkaar zijn geplaatst en tezamen een in hoofdzaak vlak op-50 pervlak vormen. Een ander bezwaar van de constructie volgens het Amerikaanse octrooischrift 2,998,158 is, dat de verzwakkingsinkepingen in het deksel en in de flenselementen van de houderromp nauwkeurig ten opzichte van elkaar moeten zijn uitgericht teneinde het scheuren van de verzwakkingszone mogelijk te maken. Dit vereist een grote nauwkeurigheid bij de vervaardiging 8204730 * >1 -2- van zovel het deksel als de houder.

Het Britse octrooischrift 1.475*905 toont een constructie, waarbij het openen van de houder na het opnieuw sluiten wordt vergemakkelijkt door een rib aan het deksel die uitsteekt vanaf het randgedeelte van de 5 houder. Bit wordt bereikt door het plaatsen van de verzwakkingszone in de nabijheid van het randgedeelte van de houderromp binnen een benedenwaarts gekeerde groef in het deksel. Beze constructie heeft het bezwaar, dat er geen afdichtingsmogelijkheid is tussen het deksel en de flenselementen van de houder door een permanente verbinding, zoals door lassen, lijmen o.d.

10 Bovendien heeft de houder alle tekortkomingen die hierboven werden vermeld met betrekking tot de houder volgens het Amerikaanse octrooischrift 2.998.158.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een houder die de bovenbeschreven bezwaren wegneemt en die oorspronkelijk op 15 hermetische wijze is af gedicht en na het openen van de oorspronkelijke afgedichte houder geen afzonderlijke delen achterlaat die dienen te worden weggeworpen, en die opnieuw kan worden gesloten met een bedrijfszekere vasthouding van het deksel aan de houderromp in een stevig passend, .afdichtend verband met een beschikbaar vastgrijpmiddel voor het vergemak-20 kelijken van het openen van een opnieuw gesloten houder.

Een volgend doel van de uitvinding is het verschaffen van een houder, waarin het openen van de oorspronkelijke afgedichte houder door een hefboomswerking wordt vergemakkelijkt.

Bij het openen van de houder volgens de uitvinding wordt een ver-25 sterking verkregen van een omtreksflens van het deksel door de bevestiging van een gedeelte van de houderflens daaraan, welke bevestigd blijft bij het scheuren van de verzwakkingszoHe. Bit maakt een besparing aan materiaal mogelijk, daar tenminste dat deel van het deksel waaraan de flens van de houder is bevestigd betrekkelijk dun kan worden gemaakt.

30 Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is een verhoging aangebracht aan het randgedeelte in hoofdzaak aangrenzend van de verzwak-kingszone, voor het aangrijpen van een deel dat een vastsnap-element vormt van het deksel teneinde de bovengenoemde hefboomswerking te verkrijgen bij het openen van de houder.

55 Voor het verkrijgen van een hermetische afsluiting voor de oor spronkelijk afgedichte houder is de flens van de houderromp permanent bevestigd en afgedicht aan de omtreksflens van het deksel, zoals bijvoorbeeld met lassen. Tussen een middengedeelte van het deksel en de omtreksflens van het deksel is een tussengedeelte, dat in de oorspronkelijk af-40 gedichte houder een bovenstand inneemt waarin de bovenwand van het tus- 8204 730

► V

-3- sengedeelte op een afstand ligt boven de flens van de houderromp. Het tussengedeelte vormt een gesloten ruimte met de flens van de houderromp·

De verzwakkingszone of inkeping bepaalt een grendeldeel, dat bij het scheuren van de inkeping aan de houderromp bevestigd blijft, welke inkeping in 5 hoofdzaak uitgericht blijft met een buitenzijwand van het tussengedeelte.

Het gedeelte van de flens van de houderromp buitenwaarts van de inkeping en de daaraan bevestigde omtreksflens van het deksel vormen vasthoudge-deelten die permanent met elkaar zijn verbonden voor het vormen van een vastgrijpelement voor het openen van de houder· Nadat de oorspronkelijk 10 af gedichte houder is geopend, vormt het gedeelte van de flens van de houderromp buitenwaarts van de inkeping een eenheid met het deksel· Het tussengedeelte van het deksel en het grendeldeel van de houderromp zijn voorzien van middelen voor het af dichtend vasthouden van het deksel aan de houderromp bij het opnieuw sluiten van de houder, waarbij het deksel dan 15 een onderstand inneemt, waarin het grendeldeel is opgenomen in de ruimte in het tussengedeelte van het deksel.

Een ander kenmerk van de uitvinding is, dat bij het openen van de houder een gedeelte van de flens wordt vastgehouden met het deksel voor het vormen van een deel van de omtreksflens van het deksel en het ver-20 sterken daarvan·

Een volgend kenmerk van de uitvinding is, dat er bij het scheuren van de inkeping een plaatsingsoppervlak wordt gevormd aan êên van de gescheurde delen van de houder bij de inkeping, welk plaatsingsoppervlak samenwerkt met een vastgrijpmiddel wanneer het deksel opnieuw op de hou-25 derromp wordt geplaatst voor het verschaffen van een vastsnapwerking.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding blijft een grendeldeel bevestigd aan de houderromp na het scheuren van de inkeping, welk grendeldeel wordt ingestoken in een holle ruimte in het deksel voor het verschaffen van de vastsnapwerking.

30 Bij een nog andere uitvoeringsvorm ondergaat de wand van de hou derromp de aanraking met het deksel voor het verschaffen van een tweede aanrakingsgebied wanneer het deksel opnieuw met de houder in aanraking wordt gebracht. Het tweede aanrakingsgebied kan ook een snapaanraking zijn, die gelijktijdig plaatsvindt met de eerste snapaanraking van het 33 plaatsingsoppervlak met het grendeldeel.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoeringsvoorbeelden·

Fig. 1 en 2 zijn dwarsdoorsnede aanzichten van delen van een houder volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, voor reap, na het 40 sluiten· 8204 730 -4-

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede aanzicht van een deel van een houder volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding en delen van een lasinrichting.

Fig. 4 is een dwarsdoorsnede aanzicht dat delen toont van een hou-5 der volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding, evenals delen van een lasinrichting.

Fig. 5 is een verticaal doorsnede aanzicht van delen van een houder volgens een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. 5A is een dwarsdoorsnede aanzicht over de lijn 5A-5A in fig.

10 5.

Fig. 5B toont een modificatie van de dwarsdoorsnede in fig. 5A.

Fig. 6 is een verticaal dwarsdoorsnede aanzicht van de delen van de houder in fig. 5t waarin de wijze van openen van de houder is weergegeven.

15 Fig. 7 en Θ zijn verticale doorsnede aanzichten van delen van een houder volgens verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding.

Fig. 9 is een perspectivisch aanzicht van een weer andere uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding.

Fig. 10 is een perspectivisch aanzicht dat de wijze van openen 20 toont van de houder in fig, 9·

Fig. 11 is een dwarsdoorsnede aanzicht dat delen toont van een houder volgens een weer andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Met verwijzing naar fig. 2, hierin is een deel zichtbaar van een hermetisch afgedichte houder, omvattende een houderromp 1 en een deksel 2, 25 die elk uit een kunststof zijn vervaardigd. De houderromp bezit een hou-derwand 3 met een mond voorzien van een flens 5 die zich radiaal buitenwaarts vanaf de houderwand rondom de gehele mond uit strekt en die uit één stuk is gevormd met de houderwand en een binnenrandgedeelte 4. De houder kan van elke geschikte vorm zijn, zoals cirkelvormig, rechthoekig 30 met afgeronde hoeken of ovaal.

Zoals uit fig. 1 en 2 zal blijken is de flens 5 van de houderromp plat en strekt zich loodrecht uit op de hartlijn van de houderromp. Als alternatief kan de flens beneden- of bovenwaarts zijn gericht teneinde een hoek van tot aan 90° met de hartlijn te vormen. De flens is voorzien 35 van een omtreksverzwakkingszone 6, die bij de uitvoeringsvormen weergegeven in fig. 1 en 2 wordt gevormd door een groef of inkeping 7 in het benedenoppervlak van de flens en die op een vooraf bepaalde afstand is aangebracht vanaf de hartlijn van de houderromp of het binnenoppervlak 8 van de houderwand 3· Bij de . in fig. 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvorm 40 is de groef 7 in het benedenoppervlak van de flens aangebracht, maar deze 8204730

* X

-5- kan ook worden verkregen door het aanbrengen van een soortgelijke groef aan het bovenoppervlak of door het aanbrengen van groeven in elk van de oppervlakken van de flens. Vanneer de flens bij de inkeping 7 wordt doorgescheurd, wordt de flens in twee functionele delen verdeeld, bestaande 5 uit een binnenstewgrendelgedeelte $ en een buitenste vasthoudgedeelte 10. Het binnenste grendelgedeelte 9 zal zijn gevormd met een buitenste plaat-singsoppervlak bij het scheuren van de inkeping voor de samenwerking met het deksel voor het tot stand brengen van een gesloten, af gedichte toestand van het deksel op de houderromp, wanneer de houder opnieuw wordt 10 gesloten, zoals met meer bijzonderheden later zal worden toegelicht·

Het deksel 2 omvat drie functionele delen, namelijk een afsluitend en af dicht end middengedeelte 11, een omtreksvasthoudgedeelte 12, en een tussengrendelgedeelte 1}· Het omtreksvasthoudgedeelte 12 komt overeen met de vorm en plaats van het vasthoudgedeelte 10 van de houderromp 15 en het deksel is permanent aan de houderromp bevestigd door middel van het vasthoudgedeelte 12. Hit kan worden bereikt door het aan elkaar lassen van het vasthoudgedeelte 12 van het deksel en het vasthoudgedeelte 10 van de houderromp, bij voorkeur aan in omtreksrichting continue aanrakings-oppervlakken. Bij de verbindingsmethoden wordt er aan het aanrakingsgebied 20 energie toegevoerd, zo als bijvoorbeeld in de vorm van warmte, ultra geluid, hoogfrequent trilling, of combinaties daarvan.

Bij de ^uitvoeringsvorm weergegeven in fig. 1 en 2 heeft het vasthoudgedeelte 10 een plat bovenoppervlak terwijl het vasthoudgedeelte 12 is voorzien van een omtrekslasmerk 15 aan zijn onderzijde, waardoor het 25 gebruik van ultrasonor lassen voor de afdichtingsbewerking mogelijk is.

Als alternatief kan het lasmerk aan de flens 5 zijn aangebracht· Het permanent afsluiten van de houder kan eveneens gebeuren door warmte lassen of door een geschikt hechtmiddel dat op de aanrakingsoppervlakken is aangebracht, zelfs hoewel de voorkeur wordt gegeven aan afdichten door mid-50 del van ultrasoncarlassen. Welke methode er ook wordt toegepast, er wordt een hermetische afdichting verkregen die in zichzelf een oorspronkelijke sluiting vormt. Bovendien heeft de houder de wenselijke eigenschap dat het ongeoorloofde openen wordt aangegeven door een breuk in de verzwakkings-zone 6 en eventueel ook doordat het deksel geheel of gedeeltelijk een 55 stand aanneemt dichter bij de houderromp dan aan een houder met een onverstoorde sluiting.

Het middengedeelte 11 van het deksel omvat een verticale wand 16 die in de aanvankelijk af gedichte sluiting in fig. 2 een speling ruimte 17 vormt met het binnenoppervlak Θ van de wand 5· Het ongewenste lassen

J

8204 730 -6- van de wand 16 aan de wand 3 wordt daardoor voorkomen, wanneer het vasthoudgedeelte 10 wordt verbonden met het vasthoudgedeelte 12 door ultra-sonor lassen. Als alternatief, en in het bijzonder wanneer de houder wordt gebruikt voor het bewaren van vloeistof, kunnen de wand 16 en de wand 3 5 met elkaar in aanraking zijn, zoals bijvoorbeeld in wrijvingsaanraking, teneinde een dicht passend, afgedicht verband te bereiken. Be werkwijze van het verbinden van het het vasthoudgedeelte 10 aan het vasthoudgedeelte 12 wordt dan aangepast aan de bestaande aanrakingen tussen de wand 16 en de wand 3* Be wand 16 is in hoofdzaak geplaatst tegenover het bo-10 vengedeelte van de houderwand en is in hoofdzaak verticaal in de uitvoeringsvorm weergegeven in fig. 1 · Behalve het bezitten van een stabiliserende invloed op de dekselcon3tructie draagt de wand 16 bij tot het op de juiste wijze geleiden of oriënteren van het deksel en de houder ten opzichte van elkaar tijdens de sluitbewerking.

15 Het tussenliggende grendelgedeelte 13 is U-vormig en steekt uit boven het randgedeelte 4» zodat de bovenwand 20 van het tussengedeelte 13 in een gescheiden verband is geplaatst tot de flens 5 in de aanvankelijk ongeopende en afgedichte toestand van de houder. Eet deksel neemt daarbij een aanvankelijke bovenstand in. Een binnenzijwand 21 van het tus-20 sengrendel gedeelte 13 verbindt de bovenwand 20 en de wand 16 van het middengedeelte 11, Het tussenliggende grendelgedeelte 13 omvat verder een buitenzijwand 22, die ligt tegenover en met een vooraf bepaalde afstand is verwijderd van de binnenzijwand 21. Be buitenzijwand 22 strekt zich benedenwaarts uit vanaf de bovenwand 20 en gaat over in het omtreksvast-25 houdgedeelte 12. Be wanden 20, 21, 22 van het tussengedeelte 13 bepalen een U-vormige omtreksgroef of ruimte 23 van een vooraf bepaalde afmeting, die bestemd is voor het ontvangen van het randgedeelte 4 van de houder-romp voor het opnieuw sluiten van de houder nadat de originele hermetische sluiting daarvan is verbroken. Het randgedeelte 4 vormt hierdoor doeltref-30 fend een grendeldeel, dat in de ruimte 23 dringt wanneer de houder opnieuw wordt gesloten. Be buitenzijwand 22 heeft een binnenoppervlak 24, dat is uitgericht met de verzwakkingszone 6, d.w.z. de inkeping 7 van het flenselement 5 en is voorzien van een buil in de vorm van een binnenwaarts gerichte kraal 25, die zich bij voorkeur langs de omtrek uitstrekt voor 35 de vormen van een deel van een vastsnap element voor het opnieuw sluiten van de houder.

Tijdens het openen van de oorspronkelijk afgedichte houder worden het vasthoudorgaan 10 met het daaraan verbonden vasthoudgedeelte 12 in hoofdzaak axiaal verplaatst en meer in het bijzonder bovenwaarts, zo-40 dat de flens wordt doorgescheurd op de verzwakkingszone gevormd door de 8204730 * ? -7- inkeping 7· De houder wordt opnieuw gesloten door het drukken van het grendelgedeelte 13 van het deksel op het randgedeelte 4« zodat het rand-gedeelte in de ruimte 23 dringt in het grendelgedeelte 13· Wanneer de oorspronkelijke sluiting is verbroken ontstaat er geen los onderdeel dat 5 moet worden weggeworpen. Het grendelorgaan 9 van de flens wordt afgescheiden vanaf het buitengedeelte van de flens en vonmt een plaatsings-oppervlak dat de kraal 23 aangrijpt van het grendelgedeelte 13 met een snapaanraking voor het opnieuw sluiten van de houder. Nadat de houder opnieuw is gesloten neemt het deksel een tweede, lage stand in. Het plaat-10 sings oppervlak aan de omtrek van het grendelorgaan 9 van de flens vormt bij het scheuren van de inkeping een tweede deel van het vastsnapelement, waarbij het plaatsingsoppervlak op stevige wijze vastsnapt achter de kraal 25 tegen het binnenoppervlak 24 op hetzelfde tijdstip dat het tegenoverliggende binnenoppervlak 8 van de wand 3 in afdichtende aanraking komt 15 met het oppervlak 26 van de binnenwand 21. Tenminste het bovengedeelte van het binnenoppervlak 8 van de wand 3 is zodanig gevormd met betrekking tot het binnenoppervlak 26 van de binnenzijwand 21 dat een goede opper-vlakte-aanraking wordt verzekerd. Deze oppervlakte-aanraking wordt bereikt bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2, doordat het oppervlak 26 20 van de binnenzijwand 21 enigszins radiaal buitenwaarts wordt verplaatst met betrekking tot het beneden buitenoppervlak van de wand 16.

Wanneer de houder bestemd is voor kaas en dergelijke, die tijdens het vullen met een draad of soortgelijk orgaan wordt doorgesneden, is het doelmatig om het randgedeelte 4 te vormen met een kraal o.d. die 25 bovenwaarts steekt en als geleiding of steun voor de draad dienst doet, zodat de draad vrijblijft van de lasoppervlakken van de houder aan het bovenoppervlak van de flens, welke in een vlak liggen onder het vlak van het oppervlak van de kraal. Op deze wijze worden de lasoppervlakken op wenselijke manier schoon gehouden.

30 Bij een alternatieve uitvoeringsvorm is een tweede vastsnapele ment, in de vorm van een kraal en groef aan de samenwerkende oppervlakken 8, 26 aangebracht, wanneer een speciaal sterke vasthouding van het deksel is vereist voor de opnieuw gesloten houder. Bij het grootste deel van de toepassingen wordt de bevredigende en voldoende vergrendeling en af-35 dichting bereikt met het eerst beschreven vastsnapelement. Het is vanzelfsprekend eveneens mogelijk om het eerste vastsnapelement weg te lap· ten en slechts de tweede vastsnapoppervlakken 8, 26 aan te brengen.

Afgezien van de beschreien voordelen biedt de beschreven uitvoeringsvorm ook het belangrijke voordeel, dat bij het oorspronkelijke slui-40 ten de grendel- en middengedeelten 11 en 13 axiaal beweegbaar zijn, 8204730 -8- d.w.z. elastisch, ten gevolge van de aanwezigheid van de gesloten ruimte 23 in het gedeelte 13 en de optimale hinnengroef 18 in het middengedeelte 11« Deze elasticiteit is wenselijk vanuit het oogpunt van opslag en transport, doordat een afgedichte houder niet even gemakkelijk wordt bescha-5 digd door natuurlijke of zorgeloze behandeling of in het geval van een overdruk in de houder.

Fig. 3 en 4 tonen alternatieve uitvoeringsvormen van een houder volgens de uitvinding. Gelijke verwijzingscijfers zijn gebruikt voor het aanduiden van gelijke elementen in de figuren, terwijl soortgelijke maar 10 gewijzigde elementen met accenten zijn aangegeven·

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 omvat de flens 5' van de houderromp twee platte, evenwijdige gedeelten 30, 51 die op verschillende hoogten zijn geplaatst en op een vooraf bepaalde afstand tot elkaar. Be delen 30, 31 zijn door een verbindingsgedeelte 32 verbonden. Het grendel-15 gedeelte 13' van het deksel is opgenomen in een holte of schouder gevormd door het verbindingsgedeelte 32 en het ondergedeelte 31 van de flens. Het omtreksvasthoudgedeelte 12 van het deksel is bevestigd aan het bovengedeelte 30 van de flens en het ligt in hetzelfde vlak als de bovenwand 20’ van het tussengedeelte 13' van het deksel. Be functie is dezelfde als 20 voor de uitvoeringsvorm van fig. 1 en 2, Be uitvoeringsvorm volgens fig.

3 maakt het gebruik mogelijk van een plat, bovenste afdichtingsgereed-schap 33» wat de positionering vereenvoudigd van de houderromp en het deksel, die worden ondersteund door een ondergereedschap of tegensteun 34·

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 3 Is ie houderromp voorzien van 25 een onderste geleidingselement, dat eveneens een versterkingseffect heeft en dat een kraag 35 omvat evenals een aantal radiaal aangebrachte wanden 36 tussen de kraag en de houdervand. Be radiale wanden 36 hebben hellende geleidingsoppervlakken 37» die het gereedschap of andere geleidingsmiddel aangrijpen wanneer de houder in positie wordt geplaatst voor de verbin-30 ding, zoals, bijvoorbeeld in een cassette. Het geleidingsoppervlak kan eveneens recht zijn, afhankelijk van de coniciteit van de houder.

Fig. 4 toont een uitvoeringsvorm die soortgelijk is aan die volgens fig, 3» met uitzondering dat de houderromp geen onderste geleidingselement heeft. De houderromp is voorzien van een bovenversterking 38, en 35 het gereedschap 39 is gevormd voor het benedenwaarts begeleiden van de houderromp tot in de cassette.

Fig. 5 toont een gewijzigde uitvoeringsvorm van de houder volgens fig, 1 en 2, Gelijke verwijzingscijfers zijn gebruikt voor het aanduiden van gelijke elementen. Het grendeldeel of het randgedeelte 4 van de flens 820 4 73 0

* X

-9- is gevormd, met een rug, die begint, aan het buiteneinde van het grendel-gedeelte 9 voor het vormen van een tegensteun aangrenzend van de ver-zvakkingezone 6· De verhoging 42 strekt zich bovenwaarts uit over een hoogte h boven het bovenoppervlak van het vasthoudgedeelte 10 op de plaats 5 van de verzwakkingszone. De verhoging 42 heeft een breedte of-radiale afmeting die in hoofdzaak overeenkomt met die van het grendelgedeelte 9·

Een geschikte hoogte h van de verhoging 42 is 0,3 mm. De verhoging 42 aan het grendelgedeelte 9 aangrenzend van de verzwakkingszone 6 vormt een tegensteun voor de kraal 25 aan het deksel voor het verschaffen van een hef-10 boomsverking, wanneer het vasthoudgedeelte 10 en het vasthoudgedeelte 12 in bovenwaartse richting zijn gebogen* De kraal 25 en de verhoging 42 zijn aanvankelijk in een verwijderd verband, zoals in fig. 5 is weergegeven, en na het bovenwaarts buigen van het gedeelte 10 met het daaraan bevestigde gedeelte 12 komen de kraal 25 én de verhoging 42 onderling in aanrsl·» 15 king om als draaipunt dienst te doen en het verschaffen van de bovengenoemde hefboomswerking voor het versterken van de kracht die de flens bij de inkeping tracht door te scheuren· Op deze wijze kan een vermindering van 50% van de kracht worden verkregen die nodig is voor het openen van de sluiting. Een dergelijke vermindering is echter niet nadelig voor een 20 ongeoorloofde opening, daar het vasthoudgedeelte 10 en het vasthoudgedeelte 12 over een betrekkelijk lange afstand bovenwaarts moeten worden gebogen voordat de hefboomswerking begint als gevolg van de aanraking van de oppervlakten van de kraal 25 en de verhoging 42« Voor dit doel is de verhoging 42 gevormd met een hellend buitenoppervlak, zodanig dat de ruim-25 te, tussen de verhoging 42 en de kraal 25, aanvankelijk omstreeks 0,5 - 1,5 mm is en tot nul wordt verminderd indien de hefboomswerking begint, zoals in fig. 6 zichtbaar is· In die gevallen waarin het gevaar van ongeoorloofd openen zeer gering is, kan deze ruimte in hoofdzaak worden geëlimineerd door het dóórtrekken van de verhoging 42 naar de kral 25, zodat 30 zij in de oorspronkelijk afgedichte toestand van de houder in hoofdzaak met elkaar in aanraking zijn, zodat de hefboomswerking bijna direct begint na het oplichten van het vastgrijpelement gevormd door het gedeelte 10 en het gedeelte 12· Als gevolg van de aanbrenging van de verhoging 42 voor de samenwerking met de kraal 25 kan de verzwakkingszone 6 dikker 33 worden gemaakt en kannen er grotere toleranties worden toegestaan met betrekking tot de verzwakkingszone·

Volgens een voorkeursuitvoeringvorm is de houder voorzien van een gedefinieerde zone of gebied voor het laten beginnen van het openen van de houder. Dit gebied wordt aangeduid door een vastgrijpaanwijzing, in 8204730 » -10- de vorm van een lip of tong 41 die vanaf het gedeelte 10 van de flens 5 buitenwaarts steekt. In normale gevallen heeft het begingebied een omtreks-afmeting van omstreeks 20-45°· In bepaalde toepassingen, zoals in fig, 5A is weergegeven, kan de rugvormige verhoging 42 worden beperkt tot het be-5 gingebied. De bovengenoemde vastgrijpaanwij zing kan, in bepaalde toepassingen, worden aangebracht zelfs wanneer de verhoging 42 dezelfde hoogte heeft rondom de gehele omtrek· "Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de houder weergegeven in fig. 5B kan het randgedeelte 4 worden voorzien van een contnue ver-10 hoging 42’, d.w.z. een verhoging die zich rondom de gehele omtrek uitstrekt. Deze verhoging 42* heeft een eerste deel 42a' dat binnen het begingebied ligt met een vooraf bepaalde grotere hoogte, en een tweede deel 42b’, dat het resterende deel vormt van de verhoging rondom de omtrek van het randgedeelte en dat een vooraf bepaalde, kleinere hoogte heeft dan die van 15 het eerste deel van de verhoging. Deze grotere hoogte is bij voorkeur omstreeks 0,3 mm en de kleinere hoogte omstreeks 0,2 mm voor typische dek-selconstructies. Deze hoogteverschillen zijn het gevolg van het feit, dat er een verkleinde kracht nodig is nadat de verzwakkingszone van de houder is verbroken binnen het begingebied waarin een grotere en eerdere hefbooms-20 werking aanwezig is.

Bij de constructie met de hefboomswerking volgens fig. 5 en 6 heeft de kraal 25 van het grendelgedeelte 13 een dubbele functie, het werkt namelijk samen met de verhoging 42 van het randgedeelte voor het verschaffen van een hefboomswerking op de verzwakkingszone, en het doet als element 25 dienst van het snapaanrakingsmlddel tezamen met het grendelgedeelte 9 van het grendeldeel bij de breuk van de inkeping 7· De verhoging kan eveneens worden aangebracht op andere houders die binnen het raam van de uitvinding vallen, zoals bijvoorbeeld, in verband met de houders weergegeven in fig.

3 en 4, waarin de kraal 25 is uitgericht met of onmiddellijk ligt binnen 30 de verzwakkingszone 6.

Fig. 7 en 8 tonen uitvoeringsvormen, volgens welke het inwendige begrenzingsoppervlak van de gesloten ruimte 23 wordt bepaald door oppervlakken 46 van een aantal afhangende ribben 45 welke regelmatig rondcm het deksel 2 zijn verdeeld. De oppervlakken 46 van de ribben 45 werken 35 samen met het binnenoppervlak 8 van de wand 3 wanneer het grendelgedeelte 9 wordt gesnapt in de groef of ruimte 23 achter de kraal 25. Het openen van een aanvankelijk afgedichte houder en zijn daaropvolgend opnieuw sluiten en opnieuw openen is gelijk aan dat van de tevoren beschreven uitvoeringsvorm* De oppervlakken 46 van de ribben kunnen worden aangevuld 40 met of vervangen door een snapvastgrijpingsmiddel, dat bestemd is voor 8204730 9 -11- samenwerking met de houderwand 3·

In fig. 7 is zichtbaar, dat het binnenopperviak 8 van de wand 3 is voorzien van een trap 8a, zodat de oppervlakken 46 van de ribben 45 in een verwijderd verband zullen zijn met de wand in de aanvankelijk ge-5 sloten toestand. Vanneer de inkeping is doorgescheurd en de houder daarna wordt gesloten zal de snapvastgrijping van de kraal 23 met het gren-delgedeelte 9 gelijktijdig plaatsvinden met de aanraking van de oppervlakken 46 van de ribben 45 met het binnenopperviak 8 voorbij de trap 8a. Op deze wijze kan een nauw passend en af gedicht verband worden bereikt 10 tussen de oppervlakken 46 en het binnenopperviak 8 van de wand 3 van de houder in de gesloten toestand. De in fig. 8 weergegeven uitvoeringsvorm is soortgelijk aan werking aan die in fig. 7, met uitzondering dat de oppervlakken 46a van de ribben 45* zijn gevormd met de trap 8a en het binnenopperviak 8 van de wand 3 glad is.

13 Zoals tevoren werd opgemerkt kunnen de houder en het bijbehorende deksel verschillende dwarsdoorsneden vormen hebben. Fig. 9 en 10 tonen een uitvoeringsvorm met een rechthoekige omtrek, waarvan de dwarsdoorsnede gelijk is aan die weergegeven in fig. 2. De dwarsdoorsnede vormen in andere uitvoeringsvormen kunnen echter ook worden toegepast bij de 20 uitvoeringsvorm weergegeven in fig. 9 en 10, In de uitvoeringsvorm van fig, 9 en 10 is de verzwakkingszone die door de inkeping 7a wordt gevormd alleen aangebracht rondom de helft van de omtreksafmeting van de houder. De inkeping 7a strekt zich bij benadering uit vanaf twee tegenovergestelde hoeken van de houder over de helft van zijn omtreksafmeting. Bij het 23 openen van de houder wordt de verbinding tussen het deksel en de houder-romp slechts verbroken over de lengte van de verzwakkingszone, d.w.z. de inkeping 7a. Daarna wordt het deksel bovenwaarts gevouwen, zoals in fig. 10 is weergegeven, teneinde het verwijderen van de inhoud uit de houder mogelijk te maken. Voor het opnieuw sluiten van de houder wordt het dek-30 sel naar beneden gevouwen en wordt er een snapvastgrijping gemaakt tussen het aan de houderwand gevormde grendeldeel en de aan het deksel gevormde kraal.

Fig, 11 toont een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de snapverbinding op een wijze wordt bereikt die enigszins ver-35 schilt van die van de tevoren uitvoeringsvoorbeelden.

Meer in het bijzonder omvat, in fig, 11,de houderromp 1 de houderwand 3 zoals tevoren, maar in plaats van de eenvoudige, uit Sén stuk gevormde flens 5 zoals bij de eerdere uitvoeringsvormen is de houderromp 1 voorzien van een uit één stuk gevormde buitenwaarsts gekeerde rand 49» 8204730 -12- waaraan een afzonderlijk element 50 van L-vormige dwarsdoorsnede is bevestigd. Se rand 49 en het element 50 vormen tezamen een flens 51 voor de houderromp. Se verzwakkingsinkeping 7 is aangebracht in het benedenopper-vlak van het element 50 voor het vormen van de verzwakkingszone 6 voor de 5 flens 51· Het binnenoppervlak 8' van het element 50 doet als oppervlak dienst voor het .vastgrijpen van het binnenoppervlak 26 van de wand 21 van het deksel 2. Se rand 49 heeft een omtreksgedeelte 52, dat zich voorbij de verzwakkingszone 6 uitstrekt voor het bereiken van de snapverbinding, zoals in het onderstaande vollediger zal worden toegelicht· Evenals 10 bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden wordt een vasthoudgedeelte 10 van de flens aan het vasthoudgedeelte 12 van het deksel 2 bevestigd, zoals bijvoorbeeld d.nuv. lassen. Se bevestiging van de rand 49 aan het element 50 kan eveneens door ultrasonocr lassen gebeuren.

Bij de aanvankelijk af gedichte toestand, zoals in fig. 11 is weer-15 gegeven, is het deksel 2 gevormd met een binnenruimte 23 welke wordt begrensd door de wanden 20, 21 en 22. Beze ruimte 23 is aan zijn onderzijde afgesloten door het bovenoppervlak van de flens 51· De houder wordt geopend door het scheuren van de verzwakkingszone 6 bij de inkeping 7 door het vastgrijpen van het grijpelement, gevormd door het gedeelte 10 en het 20 gedeelte 12, en het uitvoeren van een oplichtbeweging. Wanneer deze werking is voltooid verschaft het eindgebied 53 van het vasthoudgedeelte 10 van het element 50» dat door het scheuren van de inkeping wordt gevormd een plaatsings- en aanrakingsoppervlak voor de snapverbinding van het deksel met de houderromp. Het gedeelte van de flens 51, dat aan de wand 3 van 25 de houderromp 1 bevestigd blijft, doet als grendeldeel dienst dat dringt in de ruimte 23 van het deksel voor het vormen van de snapverbinding tussen het gedeelte 52 aan het grendeldeel en het gebied 53 aan het deksel, dat door het scheuren van de inkeping wordt gevormd. Gelijktijdig komt het oppervlak 8' van het grendeldeel in aanraking met het oppervlak 26 30 van de wand 21 van het deksel.

Se constructie in fig. 11 is enigszins vereenvoudigd van die van de eerdere uitvoeringsvormen, daar het deksel kan worden gevormd zonder de noodzaak tot aanbrenging van de kraal 25, terwijl de houderromp kan worden gevormd zonder de noodzaak voor een versterkingsrandgedeelte 4· 35 Het deksel 2 en de houderromp kunnen elk overal van gelijkvormige dikte zijn gevormd. Het afzonderlijke element 50 heeft een eenvoudige configuratie en kan gemakkelijk worden gevormd en bevestigd aan de rand 49» en vervolgens aan het deksel worden bevestigd nadat de inhoud in de houder is gebracht.

8204 73 0 -13-

Uit de bovenstaande beschrijving zal duidelijk zijn, dat de uitvinding de combinatie betreft van een houderorgaan en een dekselorgaan, waarbij het dekselorgaan aanvankelijk afdichtend met het houderorgaan is verbonden en van het houderorgaan verwijderbaar is voor het< openen van 3 dit laatstgenoemde, en vervolgens opnieuw kan worden teroggeplaatst voor het sluiten van het houderorgaan· De samengestelde combinatie wordt geacht, elk bewijs van knoeien aan de uiteindelijke gebruiker te leveren, daar de toestand van de aanvankelijke afdichting duidelijk zal zijn uit de continuïteit van de inkeping· Eet houderorgaan omvat een romp 1 waar-10 van de mond een strook 10 van ringvormige afmeting omvat die aan het dekselorgaan is bevestigd· Een eerste van de organen is voorzien van de ringvormige verzwakkingszone 6 in de nabijheid van de strook, alwaar de mond van het houderorgaan aan het dekselorgaan is bevestigd· Door het scheuren van de zone worden een deel van de mond en het dekselorgaan tezamen met 13 de strook van de romp afgescheiden, voor het verschaffen van twee gescheiden delen die opnieuw met elkaar kunnen worden verbonden door het terugplaatsen van het dekselorgaan met de daaraan bevestigde, afgescheiden strook terug op het houderorgaan·

Eet gebied is radiaal binnenwaarts van de strook geplaatst en vormt 20 bij het scheuren van het gebied een plaatsingsoppervlak voor het terugplaatsen van het dekselorgaan op het houderorgaan. Eet plaatsingsoppervlak is aan de romp gevormd bij de uitvoeringsvormen van fig. 1 tot 10 en aan het dekselorgaan in fig· 11· Eén van de organen omvat een ïï-vor-mig gedeelte, bijvoorbeeld het tussengedeelte 13 van het deksel strekt 23 zich tenminste gedeeltelijk uit rondom de omtrek van het ene orgaan voor de inbrenging van een gedeelte van het andere orgaan daarin in de opnieuw verbonden stand van terugplaatsing van het dekselorgaan op het houderorgaan· Eet gedeelte dat in het ïï-vormige gedeelte is ingestoken wordt als het grendeldeel aangeduid, welk grendeldeel wordt gevormd door het rand-30 gedeelte 4 bij de uitvoeringsvormen volgens fig· 1 tot 10 en bij dat deel van de flens 31» dat na het scheuren van de inkeping 7 in fig· 11 aan de romp 1 blijft bevestigd.

Eet insteken van het grendeldeel in het U-vormige deel veroorzaakt de verbinding op de respectieve oppervlakken, waarvan het ene het plaat-35 sings oppervlak en het andere de middelen omvat voor het verschaffen van de snapverbinding met het plaatsingsoppervlak.

Eoewel de uitvinding is beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen daarvan zal het voor de deskundige duidelijk zijn dat er talloze modificaties en variaties binnen het raam en de geest van de 40 uitvinding kunnen worden gemaakt, zoals in de volgende conclusies worden gedefinieerd* 320 4 73 0

Claims

1. Houder voorzien van een houderorgaan (1) en een dekselorgaan (2), welke organen zijn aangebracht voor het verkrijgen van een aanvankelijk afgedichte bevestiging van het dekselorgaan aan het houderorgaan (originele afdichting), het verwijderen van het dekselorgaan van het houder-5 orgaan voor het geheel of gedeeltelijk openen van het houderorgaan, en het terugplaatsen van het dekselorgaan op het houderorgaan voor het afsluiten van het houderorgaan, welk houderorgaan een romp omvat met een mond, terwijl een strook (10) van hoekvormige afmeting aangrenzend van de mond is geplaatst, welke strook aan het dekselorgaan is bevestigd van een 10 oorspronkelijk af gedichte houder, waarbij een eerste van deze organen (1,2) is voorzien van een verzwakkingszone (6) in de nabijheid van de strook (10), bij voorkeur door middel van een inkeping (7)» terwijl de mond van de houder is bevestigd aan de strook (10), welke afgedichte en verbonden organen in de verzwakkingszone kunnen worden afgescheiden voor het afscheiden van 15 een deel van de mond en van het deksel (2) tezamen met de strook (10) van de romp voor het verschaffen van twee gescheiden delen, die opnieuw kunnen worden verbonden door het terugplaatsen van het dekselorgaan, met de daaraan bevestigde strook, op het houderorgaan, welke verzwakkingszone (6) binnenwaarts is geplaatst van de strook in de richting naar het middelpunt 20 van de houder en bij het scheuren van de verzwakkingszone een plaatsings-oppervlak vormt voor het terugplaatsen van het dekselorgaan op het houderorgaan, met het kenmerk, dat één van deze organen een U-vormige gedeelte (13) vormt, dat zich tenminste gedeeltelijk uitstrekt rondom de omtrek van het ene orgaan voor het daarin insteken van een deel (4, 49» 52) van het 25 andere orgaan in de opnieuw verbonden stand van de terugplaatsing van het dekselorgaan op het houderorgaan,en dat het insteken van het deel (4, 49» 52. van het andere van deze organen in het U-vormige deel (13) de verbinding veroorzaakt van deze organen op de respectieve oppervlakken, .waarvan het ene het plaatsingsoppervlak en het andere de middelen (22, 25, 53) om-30 vat voor het vormen van de snapverbinding met het plaatsingsoppervlak.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verzwakkingszone (6) is aangebracht in de romp van het houderorgaan (1) of in een afzonderlijk element dat aan de romp is bevestigd, waarbij de verzwakkingszone is geplaatst aangrenzend van de strook (10) waar de mond van de romp 35 is bevestigd aan het dekselorgaan (2).

3. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het U-vormige deel (13) is aangebracht in het dekselorgaan (2). 8204730 -rs-

4* Houder volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het U-vormige deel (13) een in hoofdzaak gesloten ruimte (23) vormt tussen de omtrek van het dekselorgaan en het monddeel (4, 49) van het houderorgaan, wanneer het dekselorgaaa (2) aanvankelijk aan het houderorgaan (1) is bevestigd.

5 5· Houder volgens conclusie -1, met het kenmerk, dat het houderor gaan (1) is voorzien van een mond die een buitenwaarts gerichte flens (3» 51) omvat welke aan het dekselorgaan (2) is bevestigd, terwijl de flens is voorzien van de verzwakkingszone (6).

6. Houder volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat het dekselor-10 gaan is voorzien van een middengedeelte (11), een aan de flens (3) bevestigd buitengedeelte (12), en een vanaf de flens uitstekend tussengedeelte (13, 13') voor het bepalen van een in hoofdzaak gesloten ruimte (23), waarbij het tussengedeelte een bovenwand (20) omvat die van de flens verwijderd is in de oorspronkelijk afgedichte toestand van de houder, welke flens 13 een grendeldeel (9, 32) omvat dat aan de houderromp bevestigd blijft bij het scheuren van de verzwakkingszone, welke romp met het grendeldeel kan worden ingestoken in de ruimte (23) in het tussendeel bij het opnieuw sluiten van de houder, en dat middelen (22, 24, 23, 33) zijn aangebracht voor de snapverbinding van het dekselorgaan met het houderorgaan bij het in-20 steken van het grendeldeel (9, 52) in deze ruimte (23).

7. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het dekselorgaan (2) en het houderorgaan (1) van tegenoverliggende oppervlakken zijn voorzien die van elkaar gescheiden zijn in de oorspronkelijk afgedichte toestand van de houder met de verzwakkingszone (6) intact, welke tegen- 23 overliggende oppervlakken met elkaar in aanraking komen wanneer de flens (5) wordt afgescheiden op de verzwakkingszone voor het verschaffen van een steun voor het geven van een hefboomswerking aan het deksel en dat deel van de flens dat daaraan is bevestigd teneinde het scheuren van de flens op de verzwakkingszone te vergemakkelijken.

8. Houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de flens (5) een verhoogd gedeelte (42, 42') omvat die tegenover het deksel ligt en Sén van de tegenoverliggende oppervlakken vormt.

9. Houder volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het dekselorgaan (2) een middengedeelte (11) omvat dat in de mond van de houderromp 35 steekt, dat het andere van de tegenoverliggende oppervlakken aan het dekselorgaan is aangebracht, dat het andere oppervlak aan het dekselorgaan in aanraViTig komt met het ene oppervlak aan het verhoogde gedeelte (42, 42. wanneer deze flens wordt doorgebogen voor het scheuren van de verzwakkingszone (6), wanneer het middengedeelte tegen de houderromp rust 8204 730 -16- tijdens de doorbuiging voor de versterking van de mechanische stabiliteit die nodig is voor het leveren van de hefboomswerking.

10. Houder volgens conclusie 8 of 9» met het kenmerk, dat het verhoogde gedeelte (42) een eerste deel (42'a) en een tweede deel (42'b) om- 5 vat, dat de flens een radiaal uitstekende tong (41) heeft aangrenzend van het eerste deel (42*a) en dat het eerste deel een grotere hoogte heeft dan het tweede deel (42'b).

11. Houder volgens conclusie 8 of 9» met het kenmerk, dat het verhoogde gedeelte (42, 42*) is aangebracht op tenminste één plaats van de 10 flens (5) welke een openingszone van het dekselorgaan vormt.

12. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het dekselorgaan (2) is voorzien/van de middelen (22, 25) voor de samenwerking met het plaatsingsoppervlak,.. welke middelen voor de vast gripping van het plaatsingsoppervlak een kraal (25) omvatten die is geplaatst op een wand 15 (22) van het dekselorgaan aangebracht boven de verzwakkingszone (6), zo dat bij scheuren van de verzwakkingszone en opnieuw in aanraking brengen van het dekselorgaan met het romporgaan deze kraal met het plaatsingsoppervlak een snapverbinding vormt.

13* Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het deksel-20 orgaan (2) een middengedeelte (11) omvat dat in de romp van het houder-orgaan (1) steekt bij de mond en dat bij het opnieuw plaatsen van het dekselorgaan op de romp het middengedeelte daarmede een stevige passing vormt.

14· Houder volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van tweede snapverbindingsmiddelen van het dekselorgaan (2) 25 met de romp van het houderorgaan (1) voor het ondergaan van een snapverbinding in hoofdzaak gelijktijdig met de snapverbinding van de eerste middelen (22, 25, 53) en het plaatsingsoppervlak.

15· Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het houderorgaan is voorzien van een houderwand (3) en een omtreksflens (5» 30» 31» 30 51) die van de wand buitenwaarts steekt en is voorzien van de strook (10), welke flens een bovenoppervlak die is bevestigd aan het dekselorgaan en het benedenoppervlak waarin de inkeping (7) is aangebracht.

16. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen (22, 53) voor de .samenwerking met het plaatsingsoppervlak worden gevormd 35 door een wandgedeelte (52) van het dekselorgaan (2) en door een eind-gebied (53) van het gedeelte van de strook (10) dat is bevestigd aan het geopende dekselorgaan en gevormd wordt bij het scheuren van de verzwakkingszone, welk-eindgebied uitsteekt naar het middengedeelte (11) van het dekselorgaan, 8204730