NL8104209A - Inrichting voor het meevoeren van de inslag bij textielweefmachines. - Google Patents

Description

* _ * -1- *» - -*>

813211/Rey/vL

Korte aanduiding: Inrichting voor het meevoeren van de inslag hij textiel-weefmachines

Aanvraagster noemt als uitvinder: Luciano Corain te Vicenza, Italië.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het meevoeren van de inslag omvattende twee grijpers, nl. de geleidings-èn de meevoergrijper, die in een spoelloze weefmachine.resp. de inslag-/draad buiten het weefvak vastgrijpen en deze draad in het weef vak brengen, 5 ^en de draad vervolgens in het midden van het weef vak van elkaar overnemen.

Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op verbeteringen van de grijp- en klemorganen voor de inslagdraad van de genoemde grijpers die de inslag meevoeren.

Bij de moderne schietspoelloze weefmachines die met hoge snelheid 10 werken, is het bekend dat het effektief vastklemmen van de inslagdraad door de deze draad meevoerende grijper een van de problemen is die het moeilijkst is op te lossen doordat aanzienlijke moeilijkheden aanwezig zijn tengevolge van verschillende technische eisen, die een tegengesteld - karakter hebben.

15 Doordat dè inslagdraad in het algemeen een geringe sterkte heeft is het in dit verband noodzakelijk dat deze draad geleidelijk en met lage spanning tussen de grijporganen van de grijper komen zodat de draad niet wordt beschadigd.

Anderzijds, is het noodzakelijk dat de genoemde klemorganen van 20 de grijper de inslagdraad stevig vasthouden, teneinde te voorkomen dat de inslagdraad uit de klemorganen van de grijper kan worden getrokken tengevolge van de spanning die noodzakelijk is om de draad van de klos af te wikkelen, of tengevolge van de spanning die wordt aangebracht door de noodzakelijke inslagafreminrichtingen, of door scheuren, trillingen of 25 sterke versnellingen. Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat de grijpers langs de lade van de weefmachine glijden die op zijn beurt roteert in een richting loodrecht op zijn lengte en zodoende vanaf het moment dat de grijper de inslagdraad, die is gespannen tussen de klos en de rand van het te vormen weefsel, vast pakt totdat de genoemde draad 30 is afgesneden bij de rand van het weefsel, deze inslagdraad gemakkelijk moet kunnen glijden tussen de grijporganen van de genoemde geleidings-grijper in de richting van de klos naar de rand van het weefsel, teneinde 8104209 V % i » ; -2- .¾ het mogelijk maken dat de grijper zijn. boogvormige baan doorloopt zonder de inslagdraad te breken die nog is bevestigd aan de rand van het weefsel. Teneinde het in de geleidingsgrijper voeren van de inslagdraad, het vasthouden van de draad tijdens zijn transport, en het overbrengen van de 5 inslagdraad van de geleidingsgrijper naar de meevoergrijper in het midden van het weefvak op een optimale wijze te laten verlopen, moet de inslagdraad gemakkelijk tussen de grijp- en klemorganen kunnen glijden in de longitudinale richting van de geleidingsgrijper, terwijl de draad in transversale richting slechts gemakkelijk moet kunnen glijden in de af-10 windrichting van de klos, waarbij de inslagdraad in de andere richting goed moet worden geblokkeerd.

Op dit gebied zijn reeds een aantal methoden bekend voor het vastgrijpen en inklemmen van de inslagdraad. Bij een van deze bekende methoden worden positief gestuurde grijp- en klemorganen gebruikt, d.w.z.

15 organen die worden geopend door geschikte uitwendige besturingsorganen teneinde de inslagdraad op te nemen of los te raken,, waarbij sterke veren zijn aangebracht teneinde de organen tijdens de andere stadia stevig tegen elkaar te klemmen. Alhoewel dergelijke, organen uitstekend voldoen met betrekking tot het geleidelijk vastgrijpen en loslaten van de draad, en 20 het het vasthouden hiervan tijdens zijn transport, hebben zij een. aantal belangrijke nadelen die hoofdzakelijk het gevolg zijn van de grote moeilijkheid om de grijp- en klemorganen in fase met de uitwendige besturings-organen te laten werken, in het bijzonder bij het overnemen van de draad door de grijpers in het midden van het weefvak, tengevolge van de hoge 25 snelheid van de weefmachine en in het bijzonder door het feit: dat tussen de verschillende mechanische organen onvermijdelijk speling optreedt. Behalve de meer gecompliceerde constructie en. de hiermee „verband houdende grotere kosten, staan dergelijke organen tevens bloot aan een zeer grote slijtage en kan er gemakkelijk breuk optreden doordat zij elementen om-30 vatten die in contact met elkaar komen bij de hoge snelheid die noodzakelijk is voor de aandrijvingsbewegingen.

Volgens een andere bekende methode, worden grijp- en klemorganen toegepast die constant gesloten worden gehouden door een geschikt aantal instelbare veren. Hierbij is het sluiten van de grijporganen duidelijk 35 . . . ...

een compromis tussen het vereiste om de inslagdraad geleidelijk vast te pakken en los te laten, en het vereiste de draad tijdens zijn transport stevig vast te houden. Zodoende zijn speciale nauwkeurige besturingsmid- 8104209 # * -3- delen noodzakelijk teneinde een acceptabele werking te verkrijgen, en soms is dit zelfs onmogelijk te bereiken omdat de eigenschappen van in het bijzonder onregelmatige zware garens, zoals die worden gebruikt voor meubelbekledingsweefsels die een hoge spanning vragen om ze van de klos 5 af te wikkelen, krachtig door de grijporganen van de inslaggrijpers moeten worden vast geklemd.

De onderhavige uitvinding beoogt de hiervoor genoemde nadelen te vermijden en zodoende een technisch betrouwbaar transport van de inslag-draad door de inslaggrijpers te verkrijgen zonder gebruik te maken van ge-10 compliceerde, gevoelige en kostbare inrichtingen.

Meer in het bijzonder, verschaft de uitvinding inslagdraadgrijp-en klemorganen voor de inslaggrijpers, die een eenvoudige vorm hebben en optimaal werken.

Indien de buitenkant van de inslaggrijper is gedefinieerd als de ^ kant van de grijper van waar het afgesneden uiteinde van de inslagdraad uitsteekt, en de binnenkant is gedefinieerd als de kant waar de van de voedingsklos afkomende inslagdraad naar toe loopt, dan worden volgens de onderhavige uitvinding de grijp- en klemorganen van de inslaggeleidings-grijper gevormd door een horizontaal grijpoppervlak dat longitudinaal 20 loopt aan de buitenkant van de grijper, en waarmee een vertikaal lemmetvormige voet samenwerkt die aan de bovenkant scharnierend is verbonden met een scharnier dat evenwijdig met het genoemde grijpoppervlak loopt en door het grijperlichaam wordt ondersteund, welke lemmetvormige voet een hoogte heeft die groter is dan de afstand van het genoemde scharnier tot 25 het grijpoppervlak zodat deze met het grijpoppervlak een hoek vormt die nagenoeg gelijk is aan het complement van de wrijvingshoek tussen de draad en het grijpoppervlak, en tegen het genoemde grijpoppervlak wordt gehouden en schuin naar buiten loopt vanaf de buitenkant van de grijper door middel van een drukveer die is ondersteund in het lichaam van de grijper en tegen 30 zijn schuine vlak drukt.

De voordelen van dergelijke grijp- en klemorganen zijn direkt duidelijk. In dit verband, kan de inslagdraad gemakkelijk glijden tussen het horizontale grijpoppervlak en de lemmetvormige voet, zowel in de longitudinale richting van de grijper en zodoende van het grijpoppervlak, als 35 in de dwarsrichting van de grijper, maar alleen in de richting naar de buitenkant hiervan, d.w.z. in de richting waarin de draad van de voedingsklos wordt afgewonden, omdat de lemmet vormige voet in de richting wordt 8104209 % %

JU

gedraaid die deze terugtrekt van het grijpoppervlak, d.w.z. in de richting die deze opent. Zodoende wordt voorkomen dat de inslagdraad loskomt uit de grijper, d.w.z. glijdt naar de binnenkant van de grijper, dus naar de klos, tengevolge van het feit dat de draad de lemmetvormige voet doet 5 roteren tegen het grijpoppervlak teneinde zodoende een hetere grip op de draad uit te oefenen. Op deze wijze worden optimale condities geschapen.

Bij voorkeur omvatten de grijp- en klemorganen volgens de uitvinding tevens' een hoogvormige geleider, voor de inslagdraad, die binnen het lichaam van de grijper naar benenden loopt totdat deze het niveau van het 10 genoemde horizontale grijpoppervlak bereikt. De aanwezigheid van deze geleider is essentieel voor de goede werking van de grijp- en klemorganen, omdat deze tot doel heeft de inslagdraad op het niveau van het grijpoppervlak te brengen, en zodoende voorkomt dat de inslagdraad zodanig op de lemmetvormige voet kan werken dat deze gaat roteren en zodoende de 15 grijp- en klemorganen opent. Vervolgens heeft de geleider tevens het voordeel dat de inslagdraad binnen het lichaam van de grijper in een vertikale stand wordt geplaatst, d.w.z. in de meest gunstige stand voor het gemakkelijk inhaken van de invoergrijper die is voorzien van een horizontaal gelegen haak.

20 Volgens de uitvinding wordt de lemmetvormige voet tegen het grijp oppervlak gehouden door middel van een drukveer die tegen het schuine vlak van de voet wordt gedrukt door middel van een hefboom die wordt tegengewerkt door een terugdrukveer en buiten het lichaam van de grijper uitsteekt, en naar binnen is gestoken door een in de lemmetvormige voet aan-25 gebrachte sleuf zodat deze achter de voet uitsteekt tot achter de. rand van de genoemde sleuf. Op deze wijze is het door het roteren van de hefboom en hiermee de genoemde drukveer tegen de werking van de terugdrukveer mogelijk, om.,de lemmetvormige voet met de..hand van het grijpoppervlak te nemen, d.w.z. de grijp- en klemorganen met de hand te openen voor het « 30 reinigen hiervan.

Volgens de uitvinding worden de grijp- en klemorganen van de inl slagmeevoergrijper gevormd door een wig die axiaal beweegbaar is binnen een haak die horizontaal op het lichaam van de grijper is gelegen, welke wig veerkrachtig' binnen de genoemde haak wordt gedrukt door middel van een 35 veer die op het uiteinde van een hefboom werkt dat buiten het lichaam van de grijper uitsteekt, welke hefboom inliet midden scharnierend is bevestigd aan het lichaam van de grijper, en het uiteinde van de wig scharnierend. is verbonden met het andere uiteinde van de hefboom, welke haak en 8104209 3* -% -5- wig zodanig zijn gevormd dat zij aan êén kant tussen zich in een nauwe V-vormige inlaat vormen. In dergelijke grijp- en klemorganen, wordt de inslagdraad die vertikaal door de inslaggeleidingsgrijper wordt aangeboden in de nauwe V-vormige inlaat gebracht totdat de draad stevig hierin 5 blijft vastzittens en wordt vrij gelaten door middel van een axiale ope-ningsbeweging van de wig ten opzichte van de haak, welke beweging automatisch wordt uitgevoerd door de werking van een op het genoemde deel van de hefboom bevestigde nok die buiten het. lichaam van de grijper uitsteekt.

De voordelen van dergelijke grijp- en klemorganen zijn in hoofd-10 zaak het gevolg van de axiale beweging tussen de wig en de haak, waardoor de inslagmeevoergrijper kan worden gecontrueerd met een zeer kleine totale vertikale afmetingen die onveranderd blijven of de grijper is geopend óf gesloten, waardoor het contact tussen de grijper en de kettingdraden en zodoende de mogelijkheid dat deze kettingdraden slijten wordt verkleind.

15 Tevens kunnen zodoende de afmetingen van de betreffende inslaggeleidingsgrijper waarin de meevoergrijper moet doordringen worden verkleind.

Bovendien verzekert de axiale sluiting het effektief vastklemmen van de inslagdraad waarbij de draad in de V-vormige sleuf wordt gestoken. Als gevolg van de toename van de spanning die op de inslagdraad werkt of ten-20 gevolge van de veerkracht van de haak, heeft de inslagdraad hierbij de neiging dieper in de V-vormige sleuf te komen, en zodoende krachtiger te worden vastgezet.

Teneinde de grijpzone van de inslagdraad te vergroten om de effek-tiviteit van de vastgrijper van de inslagdraad door de meevoergrijper nog 25 te vergroten, is de wig volgens de uitvinding in het deel hiervan dat met de haak de V-vormige inlaat vormt voorzien van een hiermee stijf verbonden vlakke veer.

Tot slot is de wig volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij een nog betere inklemming van de inslag-30 draad wordt verkregen in het deel dat met de haak de V-vormige inlaat vormt voorzien van een gebogen vlakke veer (spiraalvormig gedraaid) die longitudinaal is aangebracht, waarbij een van zijn uiteinden is vastgeschroefd aan de wig terwijl het andere gedraaide uiteinde in een sleuf is gestoken die in de wig is aangebracht bij de V-vormige inlaat.

35 Op deze wijze werkt de gebogen vlakke veer door middel van zijn rand tegen het haakgrijpoppervlak, waardoor een grotere drukkracht op de draad kan worden uitgeoefend.

8104209 , t -6-

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening die een hij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm hiervan toont.

Fig. 1 is een longitudinaal zijaanzicht van een inslaggeleidingsgrijper met grijp- en klemorganen volgens de uitvinding.

5 Fig. 2 is een gedeeltelijk doorgesneden hovenaanzicht van de inslaggeleidingsgrijper van fig. 1.

Fig. 3 is een gedeeltelijk vooraanzicht volgens de lijn III-III in fig. 2.

Fig. U-is een met fig. 1 overeenkomend aanzicht op vergrote schaal, 10 met een andere uitvoeringsvorm van de grijp- en klemorganen.

Fig. 5 is een gedeeltelijk doorgesneden hovenaanzicht van de grijper van fig. U.

Fig. 6 is een longitudinaal zijaanzicht van een inslagmeevoer-grijper met grijp- en klemorganen volgens de uitvinding.

15 Fig. 7 is een hovenaanzicht van de meevoergrijper van fig. 6.

Fig. 8 is een longitudinaal aanzicht van de zijde tegenover de zijde uit fig. 6 van de inslagmeevoergrijper.

Fig. 9 is een hovenaanzicht van het hoek-wigsamenstel van de inslagmeevoergrijper in zijn gesloten stand.

20 Fig. 10 is een met fig.' 9 overeenkomend aanzicht maar met het haak-wigsamenstel in zijn geopende stand.

Fig. 11 is een hovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van het haak-wigsamenstel van de inslagmeevoergrijper in zijn gesloten stand.

Fig.. 12 is een met.fig. 11 overeenkomend aanzicht van een andere 25 uitvoeringsvorm van de uitvinding.

In de tekening, waarbij overeenkomstige elementen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven, geeft het verwijzingscijfer 1 het lichaam van de grijper van een inslaggeleidingsgrijper aan dat is .gemonteerd op een steun 2, Het genoemde lichaam 1 van de grijper heeft aan 30 zijn binnenkant 3 een punt 4 en aan zijn buitenkant 5 een grijoppervlak 6.

Een vertikale lemmetvormige voet 7 is aan de bovenkant scharnierend bevestigd aan een scharnier 8 dat in het lichaam 1 is ondersteund en evenwijdig loopt met het grijpoppervlak 6 op een afstand hiervan die kleiner is dan de hoogte van de voet, zodat deze voet tegen het grijp-35 oppervlak 6 rust met een hoek Q (zie in het bijzonder fig. 3) die nagenoeg gelijk is aan het complement van de wrijvingshoek tussen de draad en het grijpoppervlak door het geschikt kiezen van de hoogte van de voet 7· 8104209 7“ * » Λ -τ-

De lemmetvormige voet wordt tegen het grijpoppervlak 6 gehouden met zijn helling vanaf de buitenkant 5 van de grijper naar buiten gericht, door middel van een drukveer 9 die met een uiteinde is bevestigd aan het lichaam 1 van de grijper door middel van schroeven 10 en met 5 zijn andere uiteinde tegen het buitenste schuine vlak van de voet is gedrukt.

De inslagdraad 11 is tussen het grijpoppervlak 6 en de lemmetvormige voet 7 geklemd en wordt door de werking van een boogvormige geleider 12, die aan het lichaam 1 van de grijper is bevestigd en binnen 10 het lichaam van de grijper omlaag loopt totdat deze het niveau van het grijpoppervlak 6 bereikt, gericht als weergegeven in fig. 3, d.w.z. in een in hoofdzaak vertikale stand. Zoals anderzijds blijkt uit fig. 3 is het duidelijk dat de inslagdraad 11 gemakkelijk kan glijden tussen de grijper van rechts naar links door de voet 7 tegen de werking van de 15 veer 9 ia te draaien, terwijl het glijden in de tegengestelde richting, d.w.z. in de richting waarin de draad van de grijper afloopt, categorisch wordt voorkomen.

Volgens een in defig. U en 5 weergegeven andere uitvoeringsvorm wordt de lemmetvormige voet 7 tegen het grijpoppervlak 6 gehouden door 20 middel van een drukveer 13 die tegen het schuine vlak van de voet 7 drukt en door een een sleuf 14 in de voet steekt zodat de veer met zijn gedeelte 13' naar de achterkant van de voet loopt tot achter de rand van de genoemde sleuf lU. De drukveer 13 wordt tegen het schuine vlak van de voet gedrukt door middel van een hefboom 15 die in het midden scharnierend is 25 bevestigd aan het lichaam 1 van de grijper door middel van een vertikale draaipen 16 en wordt tegengewerkt door een terugstelveer 17 die werkt tussen een vast deel van het lichaam 1 van de grijper en de arm 15' van de hefboom, die buiten het lichaam van de grijper uitsteekt, welke hefboom de drukveer 13 draagt, die door middel van.schroeven 18 aan zijn 30 andere arm 15" is bevestigd.

De inslagmeevoergrijper omvat een lichaam 19, waarvan êén uiteinde door middel van schroeven 20 aan de steun 21 is geschroefd terwijl het andere uiteinde eindigt in een horizontale haak 22. Een beweegbare wig 23 kan axiaal binnen de haak 22 schuiven en is gestoken in een axiale gelei-35 dingsholte 2k en is gestoken in een axiale holte 2k die in het lichaam 19 van de grijper is aangebracht, en veerkrachtig in de genoemde haak 22 wordt gedrukt door middel van een veer 25 die met schroeven 26 aan het 8104209 .........-8-

* P

lichaam 19 van de grijper is bevestigd en op dat uiteinde 2J' van een hefboom 27 werkt dat buiten het lichaam 19 van de grijper uitsteekt, welke hefboom in het midden scharnierend'aan het lichaam 19 is bevestigd door middel van de vertikale draaipen 28, terwijl het andere uiteinde 27" 5 van de hefboom door middel van de verbindingsstaaf 29 scharnierend is verbonden met het uiteinde van de beweegbare wig 23. De haak 22 en de wig 23 zijn zodanig gevormd.dat zij tussen zich in aan ein kant een nauwe V-vormige inlaat 30 bepalen, waarin de inslagdraad wordt gestoken en vastgezet. De inslagdraad wordt vrijgegeven door de werking van een nok waar-10 door de hefboom 27 in de richting van de klok wordt verdraaid tegen de werking van de veer 25, zodat de wig 23 axiaal naar rechts wordt bewogen en zodoende de V-vormige inlaat 30 opent zoals weergegeven in fig. 10.

Tot slot tonen de fig. 11 en 12 uitvoeringsvormen van de uitvinding waarbij de inklemming van de inslagdraad door de meevoergrijper wordt ver-15 beterd, waartoe de wig 23 bij de V-vormige inlaat 30 is voorzien van een platte veer die hieraan is vastgelast (zie fig. 11) of van een platte boogvormige veer 32 (zie fig. 12), waarvan een uiteinde door middel van schroeven 33 aan de wig 23 is bevestigd terwijl het andere gedraaide uiteinde 32' door een nauwe sleuf 3l· is gestoken die op de naar de haak 22 20 toegekeerde zijde in de wig 23 is aangebracht.

8104209

Claims (3)

1. Inrichting voor het inhrengen van een inslagdraad in een schiet- spoelloze weefraachine, bestaande uit een geleidingsgrijper en een mee-voergrijper, die elk worden gevormd door een lichaam dat is voorzien van grijp- en klemorganen voor de inslagdraad. met het kenmerk dat de grijp-5 en klemorganen van de geleidingsgrijper worden gevormd door een vertikale lemmetvormige voet die aan de bovenkant scharnierend is bevestigd aan een draaibaar in het lichaam van de grijper opgehangen scharnier, dat evenwijdig loopt aan een hieronder gelegen horizontaal grijpoppervlak, en samen-werkt met het genoemde grijpoppervlak dat zich longitudinaal uitstrekt 10 aan de buitenzijde van de geleidingsgrijper, welke lemmetvormige voet een hoogte heeft die grotereis dan de afstand van liet draaibare scharnier tot het grijpoppervlak, zodat deftroet met het grijpoppervlak een hoek vormt die ongeveer gelijk is aan het complement van de wrijvingshoek tussen de draad en het grijpoppervlak, en tegen het genoemde grijpoppervlak wordt 15 gehouden en vanaf de buitenkant van de grijper schuin naar buiten loopt door middel van een drukveer die steunt in het lichaam van de grijper en tegen zijn schuine vlak drukt, alsmede door een boogvormige geleider voor de inslagdraad, die binnen het lichaam van de grijper naar beneden loopt totdat deze het niveau van het horizontale grijpoppervlak bereikt.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de vertikale lemmetvormige voet tegen het horizontale grijpoppervlak wordt gedrukt door middel van een drukveer die tegen het schuine vlak van de voet drukt door middel van een hefboom die wordt tegengewerkt door een terugdrukveer en buiten het lichaam van de grijper uitsteekt, en is gestoken door een 25 sleuf in de lemmetvormige voet zodat deze achter de voet loopt tot achter de rand van de sleuf.

3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de grijp- en klemorganen voor de inslagdraad van de meevoergrijper worden gevormd door een wig die axiaal beweegbaar is binnen een horizontaal op het lichaam 30 van de grijper aangebrachte haak, welke wig veerkrachtig in de genoemde haak wordt gedrukt door middel van een veer die op dat uiteinde van een hefboom werkt dat buiten het lichaam van de grijper uitsteekt, welke hefboom in het midden scharnierend is verbonden met het lichaam van de grijper, en het uiteinde van de wig scharnierend is verbonden met het 35 andere uiteinde van de hefboom, welke haak en wig zodanig zijn gevormd 8104209 -10- dat zij tussen zich in aan één kant een nauwe V-vormige inlaat bepalen. U. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat het gedeelte van de wig dat met de haak de Y-vormige inlaat vormt, is voorzien van een platte stijf hiermee verbonden veer. 5 5· Inrichting volgens conclusie 3 met'.iet kenmerk dat het gedeelte van dewig dat met de haak de V-vormi.ge inlaat, vormt is voorzien van een horizontaal gelegen boogvormige platte veer (spiraalvorm!g gedraaid) waarbij één van de uiteinden van de veer aan de wig is geschroefd terwijl het andere gedraaide uiteinde in een bij de V-vormige inlaat in de wig 10 aangebrachte sleuf is gestoken en met zijn rand tegen de genoemde haak druk. 8104209