NL8003896A - Cilinderslot, een sleutel hiervoor en een werkwijze voor de vervaardiging van deze sleutel. - Google Patents

Description

* -j 80.3236/Ti/Rdm/sme

Korte aanduiding: Cilinderslot, een sleutel hiervoor en een werkwijze voor de vervaardiging van deze sleutel.

De uitvinding heeft betrekking op een cilinderslot omvattende een huis, een cilinderkern of plug, die draaibaar in dit huis is gemonteerd en met een sleuf die zich evenwijdig aan de draaiingsas in de lengte van de cilinderkern uitstrekt voor het 5 opnemen van een sleutel.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een sleutel hiervoor gevormd uit een blad met een zich in de lengterichting uitstrekkende rand met aan één zijde hiervan een gecodeerd oppervlak.

10 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werk wijze voor het vervaardigen van deze sleutel. Een slot van de hierboven vermelde soort is beschreven in het Amerikaanse octrooi-schrift 2 070 333 en bezit in hoofdzaak twee zijstaven die zijn ingericht om samen te werken met een centraal opgestelde rij van 15 ingesnoerde blokkeerpennen die axiaal kunnen worden verplaatst door middel van een sleutel met een zaagtandcodering.

De zijstaaf is betrekkelijk dun en heeft hierop aangebrachte delen, die wannneer de juiste sleutel in de cilinderkern of plug is aangebracht en deze wordt gedraaid in verbinding komen 20 met de ingesnoerde delen van de pennen, welke ingesnoerde delen op verschillende plaatsen langs verscheidene pennen zijn aangebracht en de benedeneinden van de pennen hebben een conisch afgeronde vorm om samen te werken met het werkvlak van de sleutel,

De vervaardiging van een dergelijk cilinderslot is 25 in verschillende opzichten gecompliceerd en wel in de eerste plaats omdat de pennen zeer nauwkeurig moeten worden vervaardigd. De aangepunte pennen zijn ook aan slijtage onderworpen, wanneer zij met de sleutel samenwerlen ten gevolge van de puntvormige aanraking tussen de pennen en de sleutel, wanneer de sleutel in en uit het slot 30 wordt gebracht.

8003896 - 2 -

Een verder nadeel bestaat daarin dat bij het bekende slot de oppervlakken die aan de gebogen conische oppervlakken van de pennen worden aangeboden, vlak zijn wanneer geprobeerd wordt het slot met de verkeerde sleutel te openen, waarbij de krachten 5 die optreden wanneer de zijstaven met kracht naar het cilindermid-den worden gedrukt niet op een bevredigende manier worden opgenomen.

Het Amerikaanse octrooischrift 3 080 744 toont een andere vorm van een cilinderslot waarbij een zij staaf samenwerkt 10 met vlakke hefboomtuimelmiddelen, die een uitstekend gedeelte bezitten, die in holten treden, welke zijn aangebracht op verschillende plaatsen langs de zijstaaf. Dergelijke hefboomtuimelaars zijn echter aan sterke slijtage onderworpen, wanneer zij in verbinding komen met de sleutel, waardoor een dergelijke slotcon-15 structie niet voldoet. Dit slot heeft ook het nadeel, dat de beschikbare ruimte in de slotplug onvoldoende is waardoor het aantal mogelijke slotcombinaties betrekkelijk gering is. Dit is ook van toepassing op een slot volgens het Amerikaanse octrooischrift 2 070 233.

20 Een verdere slotconstructie is beschreven in het

Amerikaanse octrooischrift 3 035 433. Dit cilinderslot is voorzien van een zijstaaf, die samenwerkt met hefboomtuimelaars, die een codering op verschillende plaatsen hierop bezitten. Dit slot maakt het aanbrengen van veel onderling verschillende hefboomtuimelaars 25 noodzakelijk en wel een voor elke gecodeerde stand, hetgeen de vervaardiging van het slot gecompliceerd maakt. Desondanks heeft dit slot een gering aantal combinatiemogelijkheden. De omstandigheden waaronder de zijstaaf en de tuimelhefboom met elkaar in verbinding komen, veroorzaakt dat de zijstaaf gemakkelijk klemt of 30 vast gaat zitten.

Het Zweedse octrooischrift 385 228 en het Amerikaanse octrooischrift 3 499 302 beschrijven een cilinderslot waarin de zijstaaf in verbinding komt met centraal aangebrachte pennen, die 8053896 • % - 3 - worden opgetild en worden gedraaid door middel van het werkvlak van een sleutel van speciaal ontwerp. Hierbij komt de zijstaaf in een holte in het omtreksvlak van de pen. Het nadeel van dit slot is dat het zeer nauwkeurig moet worden vervaardigd, hetgeen de 5 kostprijs van het slot belangrijk verhoogt.

De uitvinding heeft tot doel een cilinderslot van de bovenbeschreven soort te verschaffen, waarbij de bovenvermelde nadelen van de bekende cilindersloten zijn vermeden en waarin het mogelijk is dat de zijstaaf en de slotpennen op een meer effectieve 10 manier met elkaar samenwerken, terwijl de functie van het slot wordt verbeterd en waarbij het moeilijker is dit open te breken of dit te forceren.

Een cilinderslot is volgens de uitvinding in hoofdzaak daardoor gekenmerkt, dat de zijstaaf of elke zijstaaf een 15 aantal nokken bezit, die in verbinding moeten komen met werkzame ingesnoerde delen van de pennen van één rij om een terugtrekking mogelijk te maken, welke ingesnoerde delen van de pennen van één rij of van elke rij identiek aan elkaar op de pennen van een rij met betrekking tot de einden van de pennen van de rij zijn aange-20 bracht en dat de nokken zodanig aan één of meer zijkanten van de staaf zijn aangebracht, dat zij met de ingesnoerde delen in verbinding komen wanneer de pennen van een rij door middel van de sleutel in voorafbepaalde standen zijn aangebracht, wanneer de sleutel in zijn werkzame stand staat en dat één of meer zijden 25 van de staaf leiddelen bezitten, die zich uitstrekken tussen de pennen van een rij tenminste wanneer de zijstaaf in de eilinder-kern wordt teruggetrokken, en in verbinding komt met het oppervlak van de eilinderkern om weerstand te bieden aan een verkeerd uitlijnen van de zijstaaf.

30 De uitvinding laat een eenvoudige vervaardiging van de pennen toe en een verbetering van de verbinding tussen de zijstaaf en de pen, waardoor de vervaardiging van het gehele slot belangrijk wordt vereenvoudigd terwijl een goede werking van het - 4 - slot is gegarandeerd.

In plaats van de pennen van aangepunte einden voor het samenwerken met sleutel te voorzien, kunnen de beide einden van de pennen vlak worden gemaakt, terwijl een segment of randdeel 5 van één eindvlak van de respectieve pennen is ingericht om in verbinding te komen en samen te werken met de respectieve vlakken van de codering van de sleutel waardoor een aanraking over een relatief breed gedeelte van het segmentvormige gebied tussen de pen en de sleutel wordt verkregen in plaats van alleen een puntvormige aan-10 raking zoals bij de gebruikelijke sloten. Dit maakt het mogelijk dat de beschikbare ruimte in de cilinder beter wordt benut omdat de pennen niet centraal in het slot behoeven te worden geplaatst, maar deze zijwaarts naar de zijstaven kunnen worden verplaatst en kunnen samenwerken met gecodeerde zijdelen van de sleutel. Dit 15 zijdeel kan op een lager niveau dan het middendeel van het sleutel-blad worden aangebracht, waarop ondanks het feit, dat de pennen naar de zijstaven worden geplaatst voldoende ruimte aanwezig is om het geheel of elke pen toe te laten dat deze in de cilinderkern wordt opgenomen. Op deze manier wordt er ook in een mogelijkheid 20 voorzien wanneer dit gewenst is een verdere rij pennen voor samenwerking met een hierbij behorende zijstaaf aan te brengen in het tegenoverliggende deel van de cilinderkern, waarbij deze andere rij pennen samenwerkt met een gecodeerd zijdeel van de sleutel, dat aan de overliggende zijde van het sleutelblad of van het mid-25 dendeel is aangebracht dan waar het eerst genoemde deel ligt. Het is te begrijpen dat de combinatiemogelijkheden van het slot op deze manier belangrijk kunnen worden verhoogd.

Het sleutelblad of middendeel kan ook worden ingericht om op de gebruikelijke manier samen te werken met een centraal aan-30 gebrachte rij van pennen, die bijvoorbeeld op de gebruikelijke manier boven-en onderpennen kunnen omvatten.

Volgens een verkozen uitvoeringsvorm kunnen de binnenkanten van de delen van de nokken die in de ingesnoerde delen van 8003896 «r * - 5 - de pennen komen een vorm hebben die overeenkomt met het gebogen oppervlak van de betreffende pennen, zodat in de sluitstand van de zijstaaf, deze binnenranden in aanraking zijn met een groot deel van het omtreksoppervlak van de pennen, waardoor een verbeter-5 de verbinding tussen de zijstaaf en de pennen wordt verkregen, zodat wanneer gepoogd wordt het slot met de verkeerde sleutel te openen de resulterende belasting over een groter oppervlak wordt verdeeld, waardoor de veiligheid van het slot tegen een geforceerd binnentreden wordt verhoogd.

•JO Bij voorkeur vertoont de zijstaaf tussen de nokken,de-

A

len, die grijpen tussen de pennen, welke delen bijdragen in het geleiden van de zijstaaf in de holte van de cilinderkern gedurende de verplaatsing van de zijstaaf naar en van de openingsstand. Ondanks het feit dat de zijstaaf betrekkelijk dik is, hetgeen de 15 betrouwbaarheid van het slot tegen een geforceerd openen verhoogd, wordt de zijstaaf zo nauwkeurig en betrouwbaar op deze manier geleid dat elk risico dat de zijstaaf zich vastzet of vastklemt wordt geëlimineerd.

Om het openbreken van het slot te bemoeilijken, kunnen 20 één of meer van de slotpennen worden voorzien van een verder aantal ingesnoerde delen, die minder diep zijn dan de eerst genoemde.

Bovendien kan tenminste één pen worden voorzien van een aantal diepere ingesnoerde delen, die op verschillende plaatsen langs de pen zijn aangebracht, zodat het slot met behulp van een 25 lopersleutel kan worden geopend.

De uitvinding heeft ook betrekking op een cilinderslot en sleutelcombinatie van de bovengenoemde soort en een sleutel voor een dergelijke combinatie. Een sleutel volgens de uitvinding verschaft de hierboven genoemde voordelen met betrekking tot de ver-30 binding tussen de sleutelcodering en de pennen, terwijl bovendien het belangrijke voordeel wordt verkregen, dat het moeilijk is een sleutel met een normale inrichting voor het vervaardigen hiervan te kopiëren. Het middenstuk van de sleutel kan betrekkelijk dun 8003896 - 6 - worden gemaakt, omdat het zijdeel of de zijdelen bijdragen tot de vereiste sterkte van het sleutelblad. De sleutelcodering die overeenkomstig een speciale werkwijze wordt gevormd, laat het toe dat de relatieve verplaatsing tussen de sleutel en de pennen wordt 5 vergemakkelijkt en garandeert dat de pennen nauwkeurig hun verticale stand innemen voor een goede samenwerking met de zijstaaf.

De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van een sleutel voor een combinatie van de hierboven genoemde soort.

10 De uitvinding wordt aan de hand van de bijgaande te kening nader toegelicht, waarin: fig. Ia een aanzicht in perspectief met een weggebroken gedeelte van een cilinderslot volgens de uitvinding; fig. 1b en 1c bovenaanzichten zijn,, die tonen hoe 15 een zijstaaf van een cilinderslot volgens fig. 1 samenwerkt met een rij van ingesnoerde pennen; fig. 2a een aanzicht in perspectief van een sleutel voor een cilinderslot volgens fig. 1a; fig. 2b een aanzicht in perspectief op grotere schaal 20 van pennen van het slot, die zijn opgesteld om samen te werken met het gecodeerde zijdeel van de sleutel; fig. 3 een dwarsdoorsnede van het cilinderslot volgens fig. Ia; fig. 4 een dwarsdoorsnede overeenkomstig die volgens 25 fig. 3 van het in fig. Ia getoonde slot met een hierin geplaatste sleutel en een gedraaide cilinderkern toont; fig. 5 en 6 doorsneden overeenkomstig de fig. 3 en 4 van een alternatieve uitvoeringsvorm met twee rijen pennen die samenwerken met een zijstaaf voor het gebruik van een sleutel met 30 twee gecodeerde zijdelen; fig. 7 en 8 overeenkomstige dwarsdoorsneden van een verdere uitvoeringsvorm waarin vlakken door de twee rijen pennen een scherpe hoek met elkaar vormen; 8003896 - 7 - fig. 9 en 10 aanzichten in perspectief van een sleutel-blad voor het vervaardigen van sleutels volgens fig. 2a; fig. 11 een zijaanzicht waaruit de fundamentele werkwijze voor het vervaardigen van een sleutel vanuit een sleutelblad 5 volgens de fig. 9 en 10 blijkt; en fig. 12 een doorsnede volgens de lijn XII-XII in fig.

11 toont.

In de fig. la tot 4 bevat het cilinderslot een huis 3 en een cilinderkern of plug 4, die draaibaar in het huis is opge-10 nomen. De cilinderkern 4 heeft een sleuf 5 voor het opnemen van een sleutel, welke sleuf zich evenwijdig aan de draaiingsas van de cilinder uitstrekt.

De cilinderkern 4 heeft een rij uitboringen ó, die zijdelings op een afstand van de draaiingsas van de cilinderkern 15 liggen. Elke uitboring 6 bevat een slotpen 7 en elke slotpen 7 heeft een ingesnoerd gedeelte 7a met kleinere diameter dan het overige gedeelte van de pen. De ingesnoerde gedeelten 7a hebben allen dezelfde plaats langs de respectieve pennen. De veer 15 is in elke uitboring aangebracht en drukt de respectieve pen omlaag, 20 die bij de in fig. la getoonde oriëntatie in de sleuf 5 reiken en waarbij de pennen tegen de werking van de veren in kunnen worden verplaatst wanneer de sleutel 2 in deze sleuf 5 wordt gestoken.

In het omtreksgedeelte van de cilinderkern 4 is een zich in de lengterichting uitstrekkende holte 20 aangebracht, die 25 een zijstaaf 10opneemt. De zijstaaf 10 heeft een buitendeel 10a met V-vormige dwarsdoorsnede dat in verbinding staat met een complementair gevormde V-vormige holte 21 in het inwendige van het huis 1, wanneer de cilinderkern in de betreffende hoekstand ten opzichte van het huis staat. Veren 17 zijn tussen de einden van 30 de zijstaaf en de achtervlakken van de holten 20 aangebracht teneinde deze zijstaaf naar buiten te drukken en de zijstaaf kan naar binnen worden verplaatst tegen de werking van deze veren in door het draaien van de cilinderkern 4, wanneer de juiste sleutel hierin 8 0 0 3 ft 9 ft - δ - is aangebracht, zoals hierna zal worden beschreven.

De zijstaaf 10 is langs zijn binnenzijde voorzien met een aantal nokken of schouders 10b, die een gebogen vorm hebben zoals uit de fig. 1b en 1c blijkt. Deze nokken 10b zijn op verschil-5 lende verticale standen of hoogten in de zijstaaf aangebracht en i laten het toe dat de zijstaaf wordt "teruggetrokken wanneer de ci-linderkern wordt gedraaid, waarbij Lij in de ingesnoerde delen 7a van de betreffende pennen dringen. Omdat de pennen 7 identiek aan elkaar zijn, moeten zij verschillende verticale standen in hun bo-10 ringen in de cilinderkern innemen om een terugtrekken van de zijstaaf toe te laten. Deze verticale standen van de pennen worden bepaald door het gecodeerde oppervlak dat op een zijdeel van het sleutelblad 2b is gevormd.

Omdat de nokken 10b een gebogen vorm hebben, zullen 15 zij met een betrekkelijk groot deel van de omtrek van de pennen in aanraking komen, wanneer de pennen niet in hun juiste stand voor het terugtrekken van de zijstaaf staan. Dit heeft het voordeel omdat dit de slijtage van de pennen en de zijstaaf vermindert.

Tussen de nokken 10b op de zijstaaf 10 zijn geleidingsdelen 10c 20 aanwezig. Deze liggen tussen de pennen 7 wanneer de zijstaaf is ingetrokken en staan in verbinding met de bovenste en onderste lei-vlakken van de holten 20 tussen de snijdingen met de uitboringen 6. Dit draagt bij in het geleiden van de zijstaaf in zijn holte waardoor wordt voorkomen, dat de zijstaaf zich vastklemt of blijft ste-25 ken. De sleutel 2 is gedetailleerd in fig. 2a getoond en heeft/iop 2a waarmede de sleutel kan worden beetgepakt en een blad of middendeel 2b. Het blad 2b draagt een randcodering 2b' voor samenwerking met een rij van gebruikelijke opdrukpennén, die zijn aangebracht in het centrale deel van de cilinderkern. In fig. Ia is een stel 30 van zulke gebruikelijke opdrukpennen getekend met de benedenpennen 8 en de bovenpennen 9, die zijn opgenomen in uitboringen 18 en 19 en die werken door de veren 16.

Een zijdeel 2c aan één zijde van het blad 2b draagt 8003896 - 9 - een codering, die samenwerkt met de pennen 7. De codering is opgenomen in het deel 2c' en heeft de vorm van richels waarmede de benedeneindvlakken van de pennen in verbinding staan wanneer de sleutel geheel in de cilinderkern is gestoken voor het bepalen van 5 de stand van de pennen en onder een hoek staande overgangsdelen 2c" tussen de codedelen voor het verplaatsen van de pennen wanneer de sleutel in de cilinderkern wordt gestoken of hieruit wordt getrokken.

VJanneer een pen in het codedeel van het coderincsop-10 pervlak 2c' van de sleutel ligt, is er een vlakke aanraking tussen de sleutel en de pen over het segment van het onderste eindvlak 7d van de pen. Het overgangsgedeelte 2c" van het coderingsvlak heeft gezien langs zulke delen een concaafgevormde dwarsdoorsnedevorm, zodat wanneer een pen rust op een overgancsdeel er een gebogen 15 aanrakingsgebied tussen de pen en de sleutel is. Dit heeft tot gevolg dat wanneer het sleutelblad in en uit de cilinderkern wordt geplaatst de pennen gemakkelijk naar boven en naar beneden in hun respectieve boringen bewegen en tenslotte een nauwkeurig bepaalde stand hierin innemen. Voorts is er een weerstand tegen slijtage 20 omdat er altijd een betrekkelijk groot aanrakingsvlak tussen het sleutelblad en de pennen is.

Geometrisch gezien is het gecodeerde oppervlak van de sleutel een deel van een vlak beschreven door een rotatiepunt op een vaste afstand om en evenwijdig bewegend aan een as die even-25 wijdig ligt aan de as van de pennen 7, welke as zich ten opzichte van het sleutelblad in de lengterichting hiervan verplaatst en blijft op eenzelfde afstand van en georiënteerd ten opzichte van het blad. De vaste afstand waarmede het punt draait is bij voorkeur in hoofdzaak gelijk aan de radius van de pennen 7, of groter dan 30 deze radius. De beste verbinding tussen de pennen en de sleutel wordt verkregen wanneer de radius gelijk is aan de radius van de pen. In dit geval verplaatst de as zich bij voorkeur in een vlak, dat dezelfde relatieve verhouding als de sleutel heeft of in termen

8 0 0 3 R 9 R

f * - 10 - van de afstand hiervan een relatieve oriëntatie heeft wanneer het vlak dat in de assen van de pennen 7 ligt. Met andere woorden is de verplaatsing van het punt, dat het gecodeerde oppervlak van de sleutel ten opzichte van deze sleutel beschrijft in hoofdzaak 5 dezelfde als de relatieve verplaatsing die tussen de pennen en de sleutel optreedt, wanneer de sleutel in en uit de cilinderkern wordt gebracht.

De coderingsdelen 2c' en de overgangsdelen 2c" zijn aan één zijde van het blad open en op een afstand van de buitenkant 10 van het blad, zodat er een materiaaldikte tussen deze delen en de andere zijde aanwezig is.

Wanneer de sleutel in en uit de cilinderkern wordt gebracht, wordt een draaiing op de pennen uitgevoerd door de segmentvormige aanraking tussen de onderkanten van de pennen en de 15 coderingsdelen op het sleutelblad en de gebogen raakdelen tussen de pennen en de overgangsdelen van het gecodeerde sleutelblad.

Dit veroorzaakt een draaiing van de pen, zodat elke slijtage die zou kunnen optreden niet op een speciaal deel van elke pen is geconcentreerd.

20 Zoals is getoond, is het eindvlak 7b van elke pen dat met het gecodeerde oppervlak van de sleutel samenwerkt vlak. Dit vereenvoudigt de vervaardiging van de pennen. Het oppervlak kan echter afgeknot conisch of gekromd zijn. Voor deze configuraties van de pen kan op eenzelfde manier zoals hierboven is beschreven, 25 het gecodeerde oppervld< van de sleutel op eenzelfde manier zijn gevormd.

De in fig. 2b getoonde pen 7 heeft verdere in gesnoerde delen 7b die minder diep zijn dan het ingesnoerde gedeelte 7a. Deze extra ingesnoerde delen 7b dragen ertoe bij dat het slot 30 moeilijker open gepeuterd kan worden bij inbraak, omdat de nokken 10b aan de zijstaaf in deze ingesnoerde delen kunnen treden echter niet voldoende om een volledige terugtrekking van de zijstaaf toe te laten. Wanneer iemand het slot wil openpeuteren, geven de minder 8003896 - π - diepe ingesnoerde delen een verkeerde indicatie voor het plaatsen van de pen in zijn juiste positie. Tenminste één van de pennen 7 kan dus worden voorzien van extra ingesnoerde delen van voldoende diepte om een terugtrekken van de zijstaaf mogelijk te maken. Deze 5 kan worden aangebracht op onderling verschillende plaatsen langs de respectieve pennen en zou het mogelijk maken het slot-met een algemene loper of standaard sleutel te openen, zoals dit bekend is.

In de fig. 5 en 6 is een slot getoond, waarin twee rijen pennen 7 met betreffende zijstaven samenwerken, die zijn 10 aangebracht aan tegenovergestelde zijden van de cilinderkern 4.

In dit geval heeft de sleuf voor de sleutel in de cilinderkern een centraal gedeelte 5b voor het opnemen van het middendeel van het sleutelblad, dat op de gebruikelijke manier van een gecodeerd oppervlak kan zijn voorzien, dat samenwerkt met een stel oplichtbare 15 pennen en twee zijdelen 5c voor het opnemen van de sleutelzijden 2c voor het gecodeerde oppervlak 2c". De stellen pennen 7 en de zijstaafdelen werken op eenzelfde manier als hierboven met betrekking tot de fig. 1-4 is beschreven en dezelfde verwijzingscijfers geven de overeenkomstige delen aan. Deze uitvoering verschaft een 20 cilinderslot met een bijzonder groot aantal slotcombinaties ondanks de kleine afmetingen van de cilinderkern. De codering werkt op de twee stellen pennen 7, die verschillend van elkaar kunnen zijn. De fig. 7 en 8 tonen een gewijzigde uitvoeringsvorm van het slot volgens de fig. 5 en 6, waarin de vlakken van de centrale as-25 sen van de rijen pennen 7 een scherpe hoek met elkaar vormen in plaats van een evenwijdige opstelling aan elkaar. Dit maakt het mogelijk de beschikbare ruimte in de cilinderkern beter kan worden benut, De hoek tussen elk vlak en het centrale langsvlak van de sleuf bedraagt niet meer dan ongeveer 30°-35? 30 De fig. 9 en 10 tonen voorbeelden van sleutelbladen, die gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van sleutels voor cilindersloten. Volgens de fig. 5-8 bezit elk sleutelblad een kop 2a, een baard of rug 2b en een zijdeel 2c aan elke kant van de rug 8003896 - 12 - en de coderingsoppervlakken op de zijdelen en de rug kunnen in het blad worden uitgesneden. Het is echter mogelijk sleutels uit bladen te vervaardigen, die niet aanwijsbare zijdelen hebben, waarbij de zijdelen worden gevormd wanneer de gecodeerde oppervlakken op 5 het blad worden uitgesneden. Voor het vervaardigen van een sleutel die geschikt is voor het slot volgens de fig. 1-4 wordt bij voorkeur een blad met een baard of rug en een enkel zijdeel gebruikt.

Fig. 11 toont de werkwijze die wordt gebruikt voor het vervaardigen van een sleutel uit een sleutelblad. Zoals be-10 schreven is, is het gecodeerde oppervlak op een zijdeel 2c van de sleutel geometrisch een deel van het oppervlak dat wordt bepaald door rotatie van een punt op een vaste afstand van een as, die ten opzichte van de sleutel evenwijdig aan de as van de pennen ligt, welk punt evenwijdig aan de as wordt verplaatst, welke as draait 15 en de as een verplaatsing ten opzichte van de sleutel in de lengterichting hiervan ondergaat. Praktisch gesproken, wordt dit bereikt door gebruik te maken van een frees of boorgereedschap 25 waarvan een hoekdeel in aanraking is met het blad en waarvan de draaiing van het gereedschap veroorzaakt dat een van de sleutel weg neemt 20 en wel wat afstand en oriëntatie betreft gelijk aan die de pennen ten opzichte van de sleutel innemen, wanneer de sleutel in de ci-linderkern is aangebracht. Wanneer het gereedschap draait, wordt dit of het sleutelblad relatief ten opzichte van elkaar verplaatst in een richting langs de draaiingsas van het gereedschap en in de 25 lengterichting van het sleutelblad over het randdeel hiervan. Deze verplaatsingen zijn door pijlen in fig. 11 aangegeven. Fig. 12 toont deze bewerking in bovenaanzicht.

De code 2b' op de baard of de rug van de sleutel kan op de gebruikelijke manier worden gevormd ofwel voor dan wel na 30 het vormen van de codering 2c' op het zijdeel van de sleutel. Wanneer het slot niet de gebruikelijke opdrukpennen bezit, kan het gecodeerde oppervlak 2b' natuurlijk achterwege blijven. Zoals is afgebeeld, ligt het codeerde oppervlak 2b' op een hoger niveau dan 8003896 - 13 - het gecodeerde oppervlak 2c' aan het zijdeel en deze uitvoering zal doorgaans worden gebruikt. De twee gecodeerde oppervlakken kunnen echter delen bezitten, die in elkaar overgaan.

Hierboven is beschreven de ontwikkeling van een ge-5 codeerd oppervlak op het zijdeel van de sleutel door middel van een frees, die evenwijdig aan de pennen ten opzichte van de sleutel verloopt. Een zekere afwijking van de nauwkeurige evenwijdige positie is echter toelaatbaar zonder van het functionele verband tussen de pennen en het gecodeerde oppervlak af te wijken.

8003896

Claims (10)

1. Een cilinderslot omvattende een huis met hierin draai baar een cilinderkern of plug die in de lengterichting hiervan evenwijdig aan zijn draaiingsas een sleuf bezit voor het opnemen van een sleutel en ten minste één rij slotpennen, die in uitboringen 5 in de cilinderkern zijn geleid, welke pennen ingesnoerde delen bezitten en die tegen veerwerking in verplaatsbaar zijn door middel van een sleutel, waarmede de einden van de pennen in aanraking zijn wanneer de sleutel in het slot is geplaatst, en tenminste één zij-staaf opgenomen in een holte, die zich in axiale richting in een 10 omtreksdeel van de cilinderkern uitstrekt en waarbij de zijstaaf of elke staaf door veerwerking naar de buitenzijde.van de cilinderkern wordt gedrukt in een groef in het huis, welke groef is gevormd om de zijstaaf in de cilinderkern terug te trekken bij het draaien van deze cilinderkern, met het kenmerk, dat de zijstaaf 15 of elke zijstaaf (10) een aantal nokken of inkepingen (10b) bezit, die in werkzame verbinding zijn met de ingesnoerde delen van de pennen van één rij voor het toelaten van een terugtrekken van de zijstaaf wanneer de ingesnoerde delen van de pennen van de rij of van elke rij in een gelijke stand staan met betrekking tot de einden 20 (7d) van de pennen van de rij en dat de nokken of inkepingen (10b) van de zijstaaf of van elke zijstaaf met de ingesnoerde delen van de pennen van een rij in ingrijping zijn wanneer deze in voorafbepaalde standen door middel van een sleutel, wanneer deze zich in zijn werkzame stand bevindt, zijn geplaatst en dat de zijstaaf 25 of elke zijstaaf geleidingsdelen (10c) bezit, die zich tussen de pennen (7) van elke rij uitstrekken, tenminste wanneer de zijstaaf in een teruggetrokken stand in de cilinderkern is en samenwerkt met oppervlakken in de cilinderkern voor het in lijn houden van de zijstaaf, 30

2, Cilinderslot volgens conclusie 1,met het ken- 8003896 V. $ λ ’* - 15 - merk, dat de nokken of inkepingen (10b) op de zijstaaf of elke zijstaaf (10) zijn aangebracht tussen de geleidingsdelen (10c) en een gebogen vorm bezitten, zodat zij een groot gedeelte van het omtrekvlak van de pennen (7) van een rij bestrijken met uitzonde-5 ring wanneer de sleutel in zijn werkzame stand staat.

3. Cilinderslot volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat tenminste één van de slotpennen (7) een ander ingesnoerd gedeelte (7b) bezit, dat minder diep is dan het werkzame ingesnoerde gedeelte en waarin een nok of inkeping (10b) van 10 een staaf past.

4. Cilinderslot volgens één of meer van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat tenminste één van de slotpennen een aantal werkzame ingesnoerde gedeelten (7a) bezit, opdat het slot door middel van een loper of algemene sleutel te openen 15 is.

5. Cilinderslot volgens één of meer van de conclusies T-4, gekenmerkt door een eerste en een tweede rij van slotpennen (7) en een eerste en een tweede zijstaaf (10) waarbij de eerste rij en de eerste zijstaaf samenwerken en de tweede rij 20 en de tweede zijstaaf samenwerken en dat de pennen van de eerste rij in ingrijping kunnen zijn met een gecodeerd oppervlak(2c', 2c") vervormd in een in de lengterichting verlopend deel (2c) aan elke zijde van een sleutelblad (2b) van de sleutel (2) en de pennen (7) van de tweede rij in ingrijping kunnen zijn met een gecodeerd opper-25 vlak (2c’, 2c") gevormd in een in de lengterichting verlopend deel aan de andere zijde van het blad van de sleutel.

6. Een cilinderslot en sleutelcombinatie volgens conclusie 1,met hetkenmerk, dat de sleutel een blad of rug (2b) bezit met een rand (2c) en een in de lengterichting uitstrekkend 8003896 - 16 - deel (2c) dat aan elke zijde van de rug een gecodeerd oppervlak bezit in verbinding met de einddelen (7d) van de pennen (7), welk gecodeerd oppervlak codedelen (2c') voor het opnemen van de respectieve pennen in een voorafbepaalde stand bezit, waarbij slechts 5 een segment van het einddeel (7d) van elke pen op een afstand van de hartlijn van de pen met de sleutel in aanraking komt, wanneer deze in een werkzame stand in de sleuf voor het vrijgeven van de cilinderkern voor draaiing hiervan is en dat overgangsdelen (2c") zich in de lengterichting tussen de naast elkaar liggende codedelen 10 uitstrekken en die in aanraking met de pennen (7) kunnen komen ter geleiding en wel over het gehele gedeelte tussen de naast elkaar liggende coderingsgedeelten wanneer de sleutel in en uit zijn werkzame stand wordt bewogen, waarbij elk verbindingsdeel een con-caafgebogen dwarsdoorsnedevorm heeft in een richting dwars op zijn 15 lengterichting die over de gehele lengte van het verbindingsdeel gelijk is, zodat het deel een gebogen gebied bezit voor verbinding met een pen, wanneer deze laatste door het overgangsgedeelte tussen de beide coderingsdelen wordt geleid en dat de coderingsdelen (2c') en de overgangsdelen (2c") aan één zijde van het blad of de rug 20 (2b) open zijn en op een afstand van de zijde van het blad liggen zodat er een materiaaldikte tussen deze delen en de andere zijde aanwezig is.

7. Sleutel voor een combinatie volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de overgangsdelen (2c") delen van een 25 oppervlak zijn, die worden beschreven door een punt dat draait op een vaste afstand om en wordt verplaatst evenwijdig aan een as, die evenwijdig aan een vlek waarin de hartlijnen van de pennen (7) liggen wordt verplaatst, terwijl de as ten opzichte van het Blad of de rug (2b) in de lengterichting hiervan wordt geplaatst en op een 30 constante afstand van en georiënteerd ten opzichte van dit blad is gehouden. 8003896 - 17 -

8. Sleutel volgens conclusie 6 of 7, in e t het kenmerk, dat een zich in de lengterichting uitstrekkend deel van de rand (2c) van het blad (2b) aan de andere zijde hiervan is aangebracht en een tweede gecodeerd vlak bezit op eenzelfde wijze 5 als het eerste gecodeerde vlak en voor het verplaatsen van de pennen (7) van een andere rij bezit, waarvan de coderingsdelen (2c) en de overgangsdelen (2c") van het tweede gecodeerde oppervlak naar de andere zijde van het blad toe open zijn en een materiaaldikte tussen deze randdelen en het gecodeerde oppervlak hierop aanwezig 10 is.

9. Sleutel volgens elk van de conclusies 6-8, met het kenmerk, dat het blad (2b) grenzend aan het randdeel (2c) of tussen de randdelen een codering (2b1) van een ander soort bezit dan dat van het randdeel of van de randdelen (fig. 11).

10. Werkwijze voor het vervaardigen van een sleutel voor een cilinderslot omvattende een huis, een cilinderkern, die draaibaar in dit huis is gemonteerd en een in de lengterichting van de cilinderkern evenwijdig aan zijn draaiingsas verlopende sleuf voor het opnemen van de sleutel en een rij slotpennen met ronde dwars-20 doorsneden, die in uitboringen in de cilinderkern zijn geleid, welke uitboringen voor een gedeelte van hun lengte de sleuf snijden en waarbij de pennen verplaatsbaar zijn tegen werking van veerin-richtingen, wanneer de sleutel in de sleuf is geplaatst en de hartlijnen van de pennen liggen in één gemeenschappelijk vlak, 25 met het kenmerk, dat een sleutelblad (2) wordt ingespannen met een baard of blad (2b) zodanig ten opzichte van een draaiend snijgereedschap (25) dat de draaiingsas van het snijge-reedschap in hoofdzaak evenwijdig aan het denkbeeldige vlak van de pennen ligt en dat een relatieve verplaatsing tussen het gereed-30 schap (25) en het sleutelblad (2) langs de draaiingsas van het gereedschap wordt tot stand gebracht, en in de lengterichting van 8003896 - 18 - het sleutelblad wanneer een randdeel (2c) van het blad in aanraking met het snijgereedschap is voor het wegsnijden van materiaal van het blad om hierop een coderingsoppervlak te vormen met coderings-delen (2c1) voor het houden van de respectieve pennen in een voor-5 afbepaalde stand wanneer de sleutel in een werkzame stand in het slot (5) is en overgangsgedeelten (2cn)/ die zich in de lengterichting tussen twee naburige coderingsdelen (2c') uitstrekken voor het hiermede in verbinding komen en het geleiden van de pennen praktisch over het gehele gedeelte van de afstand tussen de nabu-10 rige coderingsdelen wanneer de sleutel in en uit zijn werkzame stand wordt gebracht, waarbij elk overgangsgedeelte een concaaf gekromde dwarsdoorsnedevorm heeft in een richting dwars op zijn lengte welke vorm gelijk is over het gehele overgangsgedeelte voor het verschaffen van een gebogen gebied om in aanraking met een pen 15 te komen wanneer deze wordt geleid door het overgangsgedeelte (fig. Π en 12). 8003896