NL8003304A

NL8003304A - Dompelbuis met klep.

Info

Publication number: NL8003304A
Application number: NL8003304A
Authority: NL
Original assignee: Coca Cola Co
Priority date: 1979-07-19
Filing date: 1980-06-05
Publication date: 1981-01-21
Also published as: DK243080A; DE3023583C2; ATA350280A; NO154724C; HU179087B; GB2059383B; AR228909A1; KR830003338A; BE883890A; AT385014B; BR8004237A; KR850002596Y1; IL60350A; YU42350B; TR22084A; FR2509835B1; AU5235579A; FI68386C; NL8403041A; IT8022681A0

Description

i. * » i

Reg. nr. 11447VvD Dompelbuis met klep.

De uitvinding heeft betrekking op een dompelbuis en klep met een snel los te maken koppeling voor gebruik in samenhang met een samenklapbare, afgedichte houder voor het daar uit afgeven van een vloeibaar produkt.

5 Vele voorbeelden van dompelbuizen zijn in de stand van de techniek beschikbaar, welke buizen het uit een houder halen van een produkt mogelijk maken. De gebruikelijkste dompelbuis is een langwerpige, cilindrische buis, die een bovenste gedeelte bevat, verbonden met een klep, en een onderste open gedeelte, dat in het 10 uit de houder te halen produkt is geplaatst. Het Amerikaanse octrooischrift 3·171·571 openbaart bij voorbeeld een gebruikelijke zak-in-doos-afgeefverpakking, die een dompelbuis 13 bevat.

Een ander voorbeeld van een dompelbuis, geplaatst in een buigzame zak, is geopenbaard door het Amerikaanse octrooischrift 15 2·859·899· Re dompelbuis bevat openingen 381 door welke openingen stroop of een ander materiaal, dat in de buigzame zak is gebracht, daar uit wordt gezogen door middel van een pomp.

Het Amerikaanse octrooischrift 2.133*^11 openbaart een zuigfles voor baby's, welke fles een stijf deel 12 bevat, dat het 20 buigen van de buigzame zak k uitsluit en zodoende het afdichten voorkomt van de opening in het boveneinde van de fles, door welke opening de melk wordt gezogen.

Het is in de industrie op het gebied van onder druk geplaatste houders gebruikelijk een dompelbuis in een aerosolhouder 25 te plaatsen voor het daar doorheen afgeven van het produkt. Een 800 3 3 04 2 aantal voorbeelden van dompelbuizen is in de stand van de techniek geïllustreerd, welke dompelbuizen worden gebruikt in onder druk geplaatste houders. De Amerikaanse octrooischriften 3·245·5δ2, 3.257.036, 3.791.557, 3.388.832, 4.062.475 en 4.087.026 bij voor-5 beeld openbaren alle dompelbuizen, geplaatst in een aerosolhouder.

Deze gebruikelijke dompelbuizen zijn ontworpen voor het afgeven van een produkt door middel van een persdrukbron, die het produkt door de dompelbuis drukt.

Dienovereenkomstig is het een hoofddoel van de uitvinding 10 een dompelbuis te verschaffen, die één of meer kanalen in de omtrek daarvan bevat, welke kanalen zich langs in hoofdzaak de gehele lengte van de dompelbuis uitstrekken, die is bestemd voor gebruik in samenhang met een samenklapbare, afgedichte houder voor het daar uit afgeven van een vloeibaar produkt.

15 Het is een ander doel van de uitvinding een dompelbuis te verschaffen, die goedkoop kan worden geextrudeerd met kosten, die aanzienlijk lager liggen dan bij bekende technieken.

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een dompelbuis, die het een buigzame zak mogelijk maakt daarop samen 20 te klappen terwijl het toch mogelijk is een produkt daar uit af te geven.

Aan de doeleinden van de uitvinding wordt voldaan door het verschaffen van een langwerpige dompelbuis, die althans een kanaal in de omtrek daarvan bevat, welk kanaal zich langs de gehele lengte 25 van de dompelbuis uitstrekt. De buis wordt geplaatst in een samen klapbare zak, waarbij een vacuum of zuigkracht wordt uitgeoefend op het boveneinde daarvan. In eerste instantie wordt lucht in de samenklapbare zaak daar uit gezogen, Vervolgens stroomt het vloeibare produkt, dat in de samenklapbare zak is gebracht, door het 30 kanaal in de dompelbuis, waarbij de samenklapbare zak samenklapt rond de buitenomtrek van de dompelbuis. Wanneer het vloeibare produkt uit de samenklapbare zak wordt verwijderd, klapt de zak verder geleidelijk samen op de buitenomtrek van de dompelbuis totdat al het vloeibare produkt daar uit is afgegeven.

35 Een hoofdvoordeel van de onderhavige dompelbuis is, dat 800 3 3 04 I r 3 deze het mogelijk maakt de zak te legen ongeacht de oriëntatie daarvan, te weten met de zaktuit aan de bovenkant, de onderkant of de zijkant van de zak.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 5 tekening, waarin: fig. 1 een aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van een samenklapbare zak, die een zakonderdeel bevat, waaraan de onderhavige dompelbuis is bevestigd, fig. 2 een ruimtelijk aanzicht is van een eerste uitvoerings-10 vorm van de onderhavige dompelbuis, fig. 3 een ruimtelijk aanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige dompelbuis, fig. 4 een ruimtelijk aanzicht is van een derde uitvoeringsvorm van de onderhavige dompelbuis, 15 fig. 5 een eindaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige dompelbuis, fig. 6 een ruimtelijk aanzicht is van de onderhavige dompelbuis, die een dichtingsring bevat voor het bevestigen daarvan aan een samenklapbare, afgedichte houder, 20 fig. 7 een ruimtelijk aanzicht is met uiteengenomen delen van een andere uitvoeringsvorm van een samenstel voor het in de tuit van een houder vasthouden van de onderhavige dompelbuis, fig. 8 een zijaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van het zakkoppelingsdeel van fig. 1, 25 fig. 9 een doorsnede is van een uitvoeringsvorm van het klepdeel, dat kan worden gebruikt in de zakkoppelingen van fig. 1 of 8, waarbij het klepdeel in de gesloten stand is weergegeven, fig. 10 een aan fig. 9 gelijke doorsnede is, waarbij het klepdeel in de open stand is weergegeven, 30 fig. 9A een bovenaanzicht is van de uitvoeringsvorm van de figuren 9 en 1°i fig. 11 een doorsnede is van een andere uitvoeringsvorm van het klepdeel, dat kan worden gebruikt in samenhang met de onderhavige dompelbuis, 35 fig. 12 een doorsnede is van nog een andere uitvoeringsvorm 800 33 04 k van de onderhavige zakkoppeling, waarbij de klep van de figuren 9 en 10 daarin is weergegeven, en fig. 13 een doorsnede is van weer een andere uitvoeringsvorm, waarbij de dompelbuis wordt vastgehouden in het kleplichaam.

5 De uitvinding heeft betrekking op een dompelbuis voor gebruik in samenhang met een samenklapbare, afgedichte houder voor het daar uit afgeven van een vloeibaar produkt. De onderhavige dompelbuis kan worden gebruikt in samenhang met een drankenstelsel met namenging. Sen dergelijk drankenstelsel met namenging is geopen-10 baard in het Amerikaanse octrooischrift 4.10^.461 op naam van aan vrager.

Zoals weergegeven in figuur 1, kan een dompelbuis 10 een vervormd einde 12 bevatten voor bevestiging aan een zakonderdeel 14. De onderhavige dompelbuis 10 kan echter worden bevestigd aan een 15 samenklapbare, afgedichte houder 16 door middel van een aantal ver schillende bevestigingsdelen. Zoals bij voorbeeld weergegeven in figuur 6, kan een dichtingsring 19 zijn aangebracht aan de dompelbuis 10 voor bevestiging aan het zakonderdeel 1^. De dichtingsring 19 bevat een naar binnen uitstekende lip 19A, die een glijbeweging 20 van de dichtingsring 19 op de dompelbuis 10 in slechts een richting mogelijk maakt. Nadat derhalve de dichtingsring 19 op juiste wijze is geplaatst aan de dompelbuis 10, en de dompelbuis in de samenklapbare, afgedichte houder 16 is gestoken tot aanligging tegen het zakonderdeel 14, is de dompelbuis 10 op juiste wijze in de samen-23 klapbare, afgedichte houder 16 geplaatst.

Het zakonderdeel 1^f bevat in een uitvoeringsvorm een in hoofdzaak horizontaal wandgedeelte 13, waaraan het vervormde einde 12 of de dichtingsring 19 stevig wordt bevestigd voor het voorkomen van een zijdelingse beweging van de dompelbuis 10 in de samenklap-30 bare afgedichte houder 16.

Het zakonderdeel 14 bevat een naar boven uitstekende, cirkelvormige wand 15, die kan worden aangegrepen door een klep-bevestigingsdeel 17· Zoals weergegeven in figuur 1, kan de naar boven uitstekende, cirkelvormige wand 15 zaagtandvormige uitsteeksels 35 15A bevatten, die aangrijpen in bijbehorende zaagtandvormige uit- 800 3 3 04 % 5 sparingen 17A in de koppeling 17 voor het ten opzichte van elkaar grendelen van de twee delen.

Bij een voorzien gebruik van de uitvinding, kan de dompel-buis 10 worden geplaatst in een samenklapbare, afgedichte houder 16, 5 die in een doos 18 is geplaatst. Deze uitvoering wordt gewoonlijk aangeduid als een zak-in-doos. Wanneer een vacuüm of zuigkracht wordt geleverd aan de dompelbuis 10 door het klepdeel en door middel van een pomp, wordt in eerste instantie alle lucht in de samenklapbare, afgedichte houder 16 daar uit afgevoerd. Vervolgens begint 10 het vloeibare produkt, dat zich in de afgedichte houder 16 bevindt, naar boven te stromen door de dompelbuis 10 om daar uit te worden afgevoerd en te worden geleverd aan een afvoertuit, niet weergegeven in de tekening. Wanneer het vloeibare produkt uit de samenklapbare, afgedichte houder 16 wordt afgevoerd, klapt de houder samen op de 15 dompelbuis als gevolg van de door de pomp uitgeoefende zuigkracht.

Normaal verstopt het op deze wijze samenklappen van de samenklapbare, afgedichte houder, gewoonlijk de dompelbuisopeningen van een gebruikelijke bekende dompelbuis, waardoor een verder afgeven van het in de samenklapbare, afgedichte houder zich bevindende produkt, 20 wordt voorkomen.

De onderhavige dompelbuis 10 heft de nadelen van de stand van de techniek op door het verschaffen van althans een kanaal in het omtreksoppervlak daarvan, welk kanaal zich langs in hoofdzaak de gehele lengte van de dompelbuis uitstrekt. Wanneer derhalve het 25 vloeibare produkt uit de samenklapbare, afgedichte houder 16 wordt afgegeven, klap de houder samen rond een gedeelte van de dompelbuis 10, dat niet langer wordt omgeven door het vloeibare produkt, waarbij het overige gedeelte van het kanaal open wordt gelaten voor het mogelijk maken van het volledig afgeven van al het vloeibare produkt, 30 dat zich in de samenklapbare, afgedichte houder 16 bevindt.

De figuren 1 en 2 tonen een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige dompelbuis. De dompelbuis 10 bevat twee kanalen 100^-10C^, welke kanalen doorgangen verschaffen voor het vloeibare produkt, dat in de samenklapbare, afgedichte houder is gebracht om 35 daar uit te wordeöi gezogen. Het gestel 10F bevat drie armen, die 800 3 3 04 6 aan een einde daarvan zijn verbonden en vanaf de verbinding naar buiten uitsteken. Het andere einde van elk der armen is verbonden met een manteldeel 10A^ - 10A^, welke manteldelen op onderlinge afstanden liggen voor het daartussen vormen van de kanalen 10C^ -5 10C^. De afstand tussen de manteldelen, welke afstand de kanalen vormt, kan worden vergroot of verkleind in afhankelijkheid van de vloeistofviscositeit en de buigzaamheid van de samenklapbare, afgedichte houder, die in samenhang met de dompelbuis wordt gebruikt.

Figuur 3 toont een andere uitvoeringsvorm van de onder-10 havige dompelbuis. De dompelbuis 20 bevat een kanaal 20C^ in het oratreksoppervlak daarvan, welk kanaal zich langs in hoofdzaak de gehele lengte van de dompelbuis uitstrekt. Daarnaast kan een vervormd einde 22 zijn aangebracht aan een einde daarvan voor het vergemakkelijken van de bevestiging van de dompelbuis aan het horizontale 15 wanddeel 13 van het zakonderdeel Ak op de in figuur 1 weergegeven wijze. Zoals hiervoor vermeld echter, zijn andere middelen voor het bevestigen van de dompelbuis 20 aan het zakonderdeel Ik voorzien binnen het kader van de uitvinding. De dompelbuis 20 is op dezelfde wijze werkzaam als de hiervoor beschreven dompelbuis 10.

20 Figuur k toont een andere uitvoeringsvorm van de onder havige dompelbuis. De dompelbuis 30 bevat twee kanalen 30C^, 30C^t die zijn aangebracht in het omtreksoppervlak daarvan en zich in hoofdzaak over de volledige lengte van de dompelbuis uitstrekken.

Een gestel 30F verbindt de manteldelen 30Α^, 30A^ met elkaar voor 25 het daartussen vormen van de kanalen 300^, 3OC2· Daarnaast kan een vervormd einde 32 zijn aangebracht aan een einde daarvan voor het vergemakkelijken van de bevestiging van de dompelbuis aan het horizontale deel 13 van het zakonderdeel 1^ op de in figuur 1 weergegeven wijze. Ook hier kunnen weer andere middelen voor het be-30 vestigen van de dompelbuis 30 aan het zakonderdeel 1*f worden toege past zonder de strekking van de uitvinding te verlaten.

Figuur 5 toont een eindaanzicht van nog een andere uitvoeringsvorm. De dompelbuis kO is uitgevoerd in de vorm van een vierkant, en bevat manteldelen ^OA^ - JfOA^, met elkaar verbonden 35 door middel van een gestel A-OF. De manteldelen kOA^ - 4θΑ^ zijn op 800 3 3 04 7 onderlinge afstanden geplaatst voor het vormen van kanalen - in het omtreksoppervlak van de dompelbuis ^fO, welke kanalen zich in hoofdzaak langs de gehele lengte van de dompelbuis uitstrekken. Zoals hiervoor besproken, is een passend bevestigingsdeel 5 aangebracht nabij het ene einde van de dompelbuis voor bevestiging aan het zakonderdeel 1½.

De verschillende uitvoeringsvormen van de onderhavige dompelbuis kunnen worden geëxtrudeerd, in een vorm gevormd of op een willekeurige andere wijze vervaardigd, die geschikt is voor het 10 verkrijgen van een dompelbuis met een of meer kanalen, die zich in hoofdzaak langs de gehele lengte daarvan uitstrekken. Daarnaast kan een willekeurig passend materiaal, bij voorbeeld kunststof, metaal of andere materialen worden gebruikt bij het construeren van de onderhavige dompelbuis. Verder kan de onderhavige dompelbuis in 15 een verscheidenheid van gedaanten worden geconstrueerd, en is de buis niet beperkt tot een cirkelvormige of vierkante dompelbuis, zoals weergegeven in de figuren 1-6. Het aantal kanalen in het omtreksoppervlak van de onderhavige dompelbuis is niet beperkt tot een willekeurig bepaald aantal. Het aantal kanalen kan tien zijn 20 of meer, indien gewenst.

De figuren 7-13 tonen verschillende uitvoeringsvormen van een zakkoppelingsdeel 50, van klepsamenstellen, die in het zak-koppelingsdeel 50 worden vastgehouden en van andere middelen voor het in de zakkoppeling 50 of het zakonderdeel vasthouden van de 25 dompelbuis 10.

In figuur 7 is gedetailleerd weergegeven hetgeen hierna wordt aangeduid als een zakkoppeling 50, die in beginsel dezelfde werking heeft als de zakkoppeling 17 van figuur 1. Dat wil zeggen dat de zakkoppeling 50 een klepsamenstel opneemt en aan de betref-30 fende einden daarvan een snel losmaakbare koppeling verschaft tussen een zakonderdeel 5^ en de slangkoppeling van een afgeefslang, hetgeen hierna wordt besproken.

Zoals weergegeven in figuur 7» is de zakkoppeling 50 aan beide einden daarvan open voor het mogelijk maken van een fluïdum-35 stroming daar doorheen, en bevat de zakkoppeling schroefdraad 50A

800 3 3 04 8 langs de omtrek van de buitenwand nabij het boveneinde van de koppeling voor het opnemen van een opschroefslangkoppeling, verder een schouder 50B voor het aangrijpen van de onderrand van de slangkoppeling, een onderste vergroot gedeelte 50C> dat past in een 5 mof 55A van een zakonderdeel 5^» en een ringvormige afdichtring of ringen 50D, die zijn bemeten voor een perspassing in de mof 5^A.

Het zakonderdeel 5^ bevat een ringvormige flens die met warmte is gelast of door andere passende middelen is vastgezet aan een samenklapbare zak 16. In het bodemgedeelte van de mof 5^A 10 van het onderdeel 5^ is een sterstuk 56 aangebracht. Het sterstuk 56 is in een voorkeursuitvoeringsvorm uit een stuk met het onderdeel 5^ in een vorm gevormd. In het bodemgedeelte van de mof 5^A bevat het sterstuk 56 een in het midden zich bevindende, ringvormige ring 56a, die een gat of opening bepaalt, waar doorheen een dompelbuis 15 10 in de houder wordt gestoken, en een aantal radiale spaken 56B.

Het middengat van het sterstuk, bepaald door de ringvormige ring 5öA, is groot genoeg om het gemakkelijk insteken mogelijk te maken van de dompelbuis 10, waarbij toch de grote dompelbuisvasthoud-dichtingsring 52 (of het vervormde dorapelbuiseinde) de dompelbuis 20 niet door de opening in de zak laat vallen. Het middengat in het sterstuk 56 is zodanig bemeten, dat de dompelbuis gemakkelijk naar wens kan draaien. Aan de hand van figuur 7 is waar te nemen, dat wanneer de zakkoppeling 50, die de klep bevat in de mof 5^ is gestoken van het zakonderdeel, de dompelbuis 10 en de dichtingsring 25 52 zijn opgesloten tussen de zakkoppeling en het sterstuk 56. De ruimte tussen de radiale spaken 56B van het sterstuk 56 maakt het mogelijk om de houder of samenklapbare zak te vullen met vloeistof voordat de dompelbuis wordt ingestoken zonder de fluïdumstroming te belemmeren of te beperken. Het sterstuk bevindt zich op de bodem 30 van de ringvormige mof 5^A van het onderdeel 5^» zodat er ruimte is voor de koppeling van een vulmachine tot afdichten op de mog 5^A zonder het sterstuk te raken. Het sterstuk 56 kan dus in een in hoofdzaak steriele toestand worden gehouden. Het gebruik van het sterstuk 56 heft de noodzaak op voor een extra onderdeel of element 35 voor het in het zakonderdeel 5^ dragen van de dompelbuis 10.

800 3 3 04 % 9

Figuur 8 toont een andere vorm van de zakkoppeling 50 in een ingestoken, afgedichte toestand in het zakonderdeel 5^ van de samenklapbare zak 16. In deze uitvoeringsvorm heeft de zakkoppeling 50 in hoofdzaak dezelfde diameter vanaf de bovenkant naar de onder-5 kant daarvan.

De figuren 9 en 10 zijn doorsneden, die de inwendige kenmerken weergeven van de zakkoppeling 50 van figuur 8 in respectievelijk een gesloten en een geopende stand met het klepsamenstel 60. De zakkoppeling 50, die in een voorkeursuitvoeringsvorm van 10 kunststof is gevormd in een vorm, is werkzaam als het lichaam van het klepsamenstel. Een onder veerspanning staande klep 60 bevindt zich in het kleplichaam, en wordt gewoonlijk naar een gesloten stand gedrukt, waarin een afgeknot kegelvormig klepdeel 62 afdichtend aangrijpt in de opening 63 onder de werking van een uit een stuk 15 daarmee in een vorm gevormde veer 66, die eindigt in een ringvormig voetstuk 70. Het voetstuk 70 van de veer 66 is gemonteerd in een groef in de binnenwand van de zakkoppeling 50. Het klepsamenstel bevat verder een inwendige klepsteel 6*t, die uit een stuk in een vorm is gevormd met de elementen 62, 66 en 70. Een uitwendige steel 20 68 is uit een stuk in een vorm gevormd met de zakkoppeling 50, en wordt in het midden daarvan gedragen door middel van radiale spaken 68a (figuur 9A) in de voorziening van fluïdumdoorgangen 67 langs de omtrek daarvan.

Zoals weergegeven in figuur 9 rust de onder veerspanning 25 staande klep 60 gewoonlijk in de opening 63 voor het uitsluiten van de fluïdumstroming door het kleplichaam van de zakkoppeling 50. Daarentegen toont figuur 10 de onder veerspanning staande klep 60 in de bediende toestand daarvan in aanspreking op het insteken van een samenpassende koppeling 72 boven op de zakkoppeling 50. De samen-30 passende koppeling 72 kan een gebruikelijke, snel losmaakbare koppe ling zijn, zoals in de drankenindustrie met naderhand mengen wordt gebruikt voor het koppelen van stroophouders met de afgeefmachine.

De bovenkant van de koppeling 72 bevat een getande slangverbinding 76, waarbij de onderkant een naar beneden zich uitstrekkende mantel 35 7^ bevat, die past over de zijwanden van de zakkoppeling 50. De 800 33 04 10 koppeling 72 kan door middel van de schroefdraad 50A op de zakkop-'peling 50 worden geschroefd. Wanneer, zoals weergegeven in figuur 10, de samenpassende koppeling 72 op zijn plaats is geschroefd, drukt deze de inwendige klepsteel 74 naar beneden voor het samen-5 drukken van de veer 66 en het bewegen van het afgeknot kegelvormige klepelement 62 vanuit afdichtende aangrijping in de boring 63· De uitwendige steel 68 wordt naar boven gedrukt in de koppeling 72 tegen het klepdeel 72A voor het openen daarvan. Alle kleppen zijn dus in de betrokken koppelingen open, en fluïdum kan vanuit de 10 onderkant van de zakkoppeling 50, door het inwendige daarvan en dat van de koppeling 72 en naar buiten stromen door de slangverbinding 76 naar de afgeefinrichting.

Het paar stelen 64 βη.·68 verschaft een bijzonder voordeel, doordat de middensteel 64 van de onder veerspanning staande klep 15 bij indrukking door de samenpassende koppeling 72, de klep in de zakkoppeling opent, waarbij de uitwendige steel 68 dient voor het openen van het klepelement 72A in de samenpassende koppeling. Dienovereenkomstig behoeft de veer 66 van de onder veerspanning staande klep niet voldoende sterk te zijn voor het openen van de klep 72A 20 van de samenpassende koppeling 72, omdat de uitwendige steel 68, die vast is gemonteerd met betrekking tot de zakkoppeling 50, deze handeling uitvoert. Omdat de vaste uitwendige steel 68 zeer sterke samenpassende koppelingsveren kan bedienen, welke veren gewenst zouden kunnen zijn in de koppeling 72, is het mogelijk een ver-25 scheidenheid van ontwerpen van samenpassende koppelingen 72 toe te passen met de onderhavige zakkoppeling 50. Dit verschaft het bijkomende voordeel, dat de sterke veren in de samenpassende koppeling het verschaffen mogelijk maken van een zeer sterke afdichting tegen het sterke vacuüm, dat wordt opgewekt door het afgeefstelsel. Indien 30 de uitwendige steel 68 niet zou zijn aangebracht, zou de klepveer 66 voldoende sterk moeten zijn voor het openen van de samenpassende koppeling of zou het klepveersamenstel na het openen moeten komen te rusten op een vaste tegenhouding, zodat de klepsteel dan de klep van de samenpassende koppeling zou kunnen openen. Dit is natuurlijk 35 ongewenst, omdat een aanvullend onderdeel nodig zou zijn, hetgeen 800 3 3 04 11 de ingewikkeldheid van het zakkoppelingssamenstel vergroot.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de gehele zakkoppeling 50 en de onder veerspanning staande klep 60 in een vorm gevormd van betrekkelijk goedkoop kunststof materiaal, zodat zij dus, indien 5 gewenst, kunnen worden weggeworpen.

Zoals weergegeven in de uitvoeringsvormen van de figuren 9 en 10, heeft de drukveer 66 van de klep 60 een paar spiraalvormige benen, die eindigen in een ringvormig voetstuk 70. De veer 66 is dus in gedaante gelijk aan een schroefveer, hetgeen de vrije en 10 onbelemmerde fluïdumstroming daar doorheen mogelijk maakt.

Sen andere uitvoeringsvorm van de veer is weergegeven in figuur 11. Zoals weergegeven in figuur 11, is de veer 80B slechts een verlenging van het afgeknot kegelvormige afdichtdeel 80, en bevat deze een aantal plooien met als gevolg een in hoofdzaak 15 cilindrische balggedaante. Sen inwendige klepsteel SOA is eveneens aangebracht en werkzaam op een soortgelijke wijze als de klepsteel Sb van de uitvoeringsvorm van de figuren 9 en 10. De bodem van het cilindrische veerelement 80B van figuur 11 eindigt in een ringvormige flens 80C, die is gemonteerd in de binnenwanden van de zakkoppeling 20 30 bij de bodem daarvan in een passende groef. De flens 80C bevat een aantal fluïdumdoorgangen 82, aangebracht langs de omtrek daarvan voor het mogelijk maken van de vrije vloeistof stroming. Het klep-samenstel van figuur 11 is in hoofdzaak op dezelfde wijze werkzaam als het klepsamenstel in de uitvoeringsvormen van de figuren 9 en 25 10.

Aan de hand van figuur 12 is een zakkoppeling 30 te zien, die de veerklepuitvoeringsvorm bevat van de figuren 9 en 10. De zakkoppeling 30 van figuur 12 heeft een iets andere uitwendige gedaante voor het vergemakkelijken van het gebruik van een andere vorm van 30 de samenpassende koppeling, te weten een vorm, die op de bovenkant van de zakkoppeling 50 snapt in plaats van op de koppeling te worden geschroefd. De bovenkant van de zakkoppeling 50 van figuur 12 heeft een verkleinde diameter, die zich naar beneden uitstrekt naar een vergroot schoudergedeelte 92, en een aantal naar buiten zich 55 uitstrekkende pennen 9^· Wanneer dus een samenpassende koppeling 800 3 3 04 12 wordt verbonden met het verkleinde einde van de zakkoppeling 50, grijpt deze afdichtend met de bovenkant daarvan een 0-ringafdichting 90 aan, waarbij de samenpassende koppeling in de volledig gekoppelde stand is verbonden met de naar buiten zich uitstrekkende pennen 5 9^· De koppeling 50 van de uitvoeringsvorm van figuur k is verder voorzien van een vergrote flens 96, die het mogelijk maakt dat de koppeling wordt gedragen door de hand van een bedienaar voor het plaatsen in een zakonderdeel of tijdens het bevestigen aan een samenpassende koppeling.

10 Aan de hand van figuur 15 is een zakkoppeling 50 weerge geven, die de onder veerspanning staande klep 60 bevat van de in de figuren 9 en 10 weergegeven soort, waarbij de dompelbuis 10 in de bodem van de zakkoppeling 50 of het kleplichaam wordt gedragen door middel van een vasthoudorgaan 98· Het dompelbuisvasthoudorgaan 15 98 is een in een richting verschuifbare dichtingsring, zoals hier- voorbeschreven bij de uitvoeringsvorm van figuur 6. In de uitvoeringsvorm van figuur 13 echter, draagt de dichtingsring de dompelbuis 10 in de bodem van het kleplichaam (zakkoppeling 50) in plaats van in het zakonderdeel. Sr zijn duidelijke voordelen aanwezig bij het in 20 het kleplichaam of de klepkoppeling 50 dragen van de dompelbuis in plaats van in het zakonderdeel. Het klep/dompelbuissamenstel van figuur 13 kan bij voorbeeld in het zakonderdeel en de samenklapbare zak 16 worden geplaatst zonder de dompelbuis 10 of delen van de zakkoppeling 50 in aanraking met het produkt door middel van de 25 flens 96, te verontreinigen. Bovendien kan het klep/dompelbuissamen stel van figuur 13 worden gebruikt met genormaliseerde zakken, tuiten of onderdelen zonder de noodzaak voor een sterstukvormig vasthoudorgaan, zoals het sterstuk 56 van figuur 7. Het vullen van de zak door de tuit of het onderdeel wordt dus op geen enkele wijze nadelig 30 beïnvloed. Een verder voordeel is, dat het klep/dompelbuissamenstel van figuur 13 van de leverancier naar de plaats voor het vullen van zakken als een samenstel kan worden verzonden, en geen secondaire samenvoegstappen moeten worden genomen op de plaats voor het vullen van de zakken.

35 Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

800 3 3 04

Claims

1. Dompelbuis voor gebruik in samenhang met een samenklapbare houder voor het daar uit afgeven van een vloeibaar produkt, gekenmerkt door een langwerpige dompelbuis, die in de samenklapbare 3 houder is geplaatst voor het mogelijk maken dat een in de samenklap bare houder zich bevindend vloeibaar produkt daar uit wordt gezogen, welke langwerpige dompelbuis althans een in hoofdzaak recht kanaal bevat in het omtreksoppervlak daarvan, welk kanaal zich langs in hoofdzaak de gehele lengte van de dompelbuis uitstrekt, waarbij de 10 samenklapbare houder geleidelijk rond de dompelbuis samenklapt en een gedeelte van het kanaal afdicht, en het overige open gedeelte van het kanaal het volledig verwijderen mogelijk maakt van het vloeibare produkt, dat zich in de samenklapbare houder bevindt.

2. Buis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze 15 althans drie kanalen in het omtreksoppervlak daarvan bevat.

3. Buis volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de drie kanalen worden gevormd door een middengestel, dat drie armen bevat, die aan een einde daarvan zijn verbonden en zich vanaf deze verbinding naar buiten uitstrekken, en door manteldelen, verbonden met 20 het andere einde van elk der armen, waarbij de kanalen worden gevormd tussen het middengestel, de manteldelen en de openingen tussen de manteldelen, welke openingen zich langs in hoofdzaak de gehele lengte van de dompelbuis uitstrekken. k. Buis volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het 25 middengestel en de manteldelen een eendelige constructie vormen.

5. Buis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze althans twee kanalen in het omtreksoppervlak daarvan bevat.

6. Buis volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de twee kanalen worden gevormd door een gesteldeel, dat een manteldeel bevat, 30 dat aan elk einde daarvan is verbonden, waarbij de kanalen worden gevormd tussen de manteldelen, en zich in hoofdzaak langs de gehele lengte van de dompelbuis uitstrekken.

7. Buis volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het gesteldeel en de manteldelen een eendelige constructie vormen.

8. Buis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 800 33 04 ik samenklapbare houder daarin een onderdeel heeft, dat een opening bepaalt, door welke opening de dorapelbuis zich uitstrekt, die is voorzien van een flens daaraan voor het in het onderdeel dragen van de dompelbuis. 5 9· Buis volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de flens een vervormd, vergroot einde omvat van de dompelbuis.

10. Buis volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de flens een dichtingsring omvat met een in één richting verschuifbare koppeling voor het op de dompelbuis houden van de dichtingsring.

11. Buis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de samenklapbare houder daarin een onderdeel heeft, dat een opening bepaalt, door welke opening de dompelbuis zich uitstrekt, welk onderdeel een sterstuk bevat voor het in hoofdzaak in het midden van het onderdeel dragen van de dompelbuis, welk sterstuk openingen rond 15 de dompelbuis bevat, door welke openingen vloeistof in de samen klapbare houder kan worden gebracht.

12. Buis volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het sterstuk in een vorm uit een stuk is gevormd met het onderdeel.

13· Buis volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat 20 het sterstuk in het onderdeel verdiept is aangebracht naar de zijde van het onderdeel bij de samenklapbare houder.

14. Buis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de samenklapbare houder een buigzame zak omvat.

15. Buis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 25 samenklapbare houder een onderdeel heeft, dat een opening bepaalt, door welke opening de dompelbuis zich uitstrekt, welke buis verder een eerste koppelingsdeel omvat, voorzien van eerste en tweede open einden, verbonden door een middenboring, waarbij het tweede open einde in het onderdeel is vastgezet, verder een eerste zelfdichten-30 de klep, die is aangebracht in de middenboring en middelen bevat in de boring voor het bepalen van een klepzitting, verder een klepdeel, dat beweegbaar is tot in en vanuit afdichtende samenwerking met de klepzitting, veermiddelen voor het gewoonlijk in afdichtende aan-grijping op de klepzitting drukken van het klepdeel, een eerste 35 bedieningssteel, gekoppeld met het klepdeel en zich uitstrekkende 800 3 3 04 naar het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, en een tweede bedieningssteel, vast bevestigd in de boring nabij de eerste bedieningssteel en zich uitstrekkende naar het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, en een tweede koppelingsdeel voor het 5 aangrijpen van het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, welk tweede koppelingsdeel middelen bevat voor het aangrijpen van de eerste bedieningssteel voor het bewegen van het klepdeel vanuit aangrijping op de klepzitting wanneer de eerste en tweede koppelings-delen volledig in aangrijping zijn, en een tweede zelfdichtende 10 klep, die wordt geopend door de tweede bedieningssteel wanneer de eerste en tweede koppelingen volledig in aangrijping zijn.

16. Buis volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de veermiddelen bestaan uit een in een vorm uit een stuk gevormde verlenging van het klepdeel. 15 17* Buis volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de veermiddelen althans een spiraalvormig been bevatten, dat zich uitstrekt vanaf het klepdeel en eindigt in een uit een stuk daarmee gevormde ringvormige ring, die is vastgezet aan de wand van de middenboring aan de zijde van de klepzitting naar het tweede open 20 ceinde van het eerste koppelingsdeel.

18. Buis volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de veermiddelen een cilindrische huls omvatten met een aantal ringvormige plooien, welke huls uit een stuk is gevormd met het klepdeel en zich vandaar uitstrekt naar het tweede open einde van het eerste 25 koppelingsdeel, waarbij de huls is voorzien van een flens, die is vastgezet aan de wand van de middenboring met fluïdumdoorgangen daarin.

19. Buis volgens een der conclusies 15-18, met het kenmerk, dat het klepdeel een afgeknot kegelvormige gedaante heeft.

20. Buis volgens een der conclusies 15-19» met het kenmerk, dat het klepdeel, de eerste bedieningssteel en de veermiddelen in een vorm uit een stuk zijn gevormd van kunststof.

21. Buis volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de samenklapbare houder een onderdeel heeft, dat een opening bepaalt, 35 door welke opening de dompelbuis zich uitstrekt, waarbij de buis 800 3 3 04 verder een eerste koppelingsdeel omvat, voorzien van eerste en tweede open einden, verbonden door een middenboring, verder een zelfdichtende klep, die zich bevindt in de middenboring en daarin middelen bevat voor het bepalen van een klepzitting, verder een 5 klepdeel, dat beweegbaar is tot in en vanuit afdichtende samen werking met de klepzitting, veermiddelen voor het gewoonlijk in afdichtende aangrijping op de klepzitting drukken van het klepdeel, en bedieningsmiddelen, gekoppeld met het klepdeel en zich uitstrekkende naar het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, 10 en een tweede koppelingsdeel voor het aangrijpen van het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, welk tweede koppelingsdeel middelen bevat voor het aangrijpen van de bedieningsmiddelen voor het bewegen van het klepdeel vanuit aangrijping met de klepzdtting wanneer de eerste en tweede koppelingsdelen volledig in aangrijping 15 zijn.

22. Snel losmaakbaar koppelstelsel voor gebruik in een fluïdumtoevoerleiding, gekenmerkt door een eerste koppelingsdeel, voorzien van eerste en tweede open einden, verbonden door een midden-boring, verder door een eerste zelfdichtende klep, die is aangebracht 20 in de middenboring en daarin middelen bevat voor het bepalen van een klepzitting, verder een klepdeel, dat beweegbaar is tot in en vanuit afdichtende samenwerking met de klepzitting, veermiddelen voor het gewoonlijk in afdichtende aangrijping op de klepzitting drukken van het klepdeel, en een eerste bedieningssteel, gekoppeld met het klep-25 deel en zich uitstrekkende naar het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, door een tweede bedieningssteel, die vast is bevestigd in de boring bij de eerste bedieningssteel en zich uitstrekt naar het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, en door een tweede koppelingsdeel voor het aangrijpen van het eerste open 30 einde van het eerste koppelingsdeel, welk tweede koppelingsdeel middelen bevat voor het aangrijpen van de eerste bedieningssteel voor het bewegen van het klepdeel vanuit aangrijping met de klepzitting wanneer de eerste en tweede koppelingsdelen volledig in aangrijping zijn, en een tweede zelfdichtende klep, die wordt ge-35 opend door de tweede bedieningssteel wanneer de eerste en tweede 800 33 04 koppelingen volledig in aangrijping zijn.

23. Stelsel volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de veermiddelen een in een vorm uit een stuk gevormde verlenging zijn van het klepdeel. 5 2k. Stelsel volgens conclusie 23» met het kenmerk, dat de veermiddelen althans een schroeflijnvormig been omvatten, dat zich uitstrekt vanaf het klepdeel en eindigt in een uit een stuk daarmee gevormde ringvormige ring, die is vastgezet aan de wand van de middenboring aan de zijde van de klepzitting naar het tweede 10 open einde van het eerste koppelingsdeel.

25· Stelsel volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de veermiddelen een cilindrische huls omvatten met een aantal ringvormige plooien, welke huls uit een stuk is gevormd met het klepdeel en zich vandaar uitstrekt naar het tweede open einde van het eerste 15 koppelingsdeel, waarbij de huls is voorzien van een flens, vastgezet aan de wand van de middenboring met fluïdumdoorgangen daarin.

26. Stelsel volgens een der conclusies 22-25, met het kenmerk, dat het klepdeel een afgeknot kegelvormige gedaante heeft.

27. Stelsel volgens een der conclusies 22-26, met het 20 kenmerk, dat het klepdeel, de eerste bedieningssteel en de veer middelen in een vorm uit een stuk zijn gevormd van kunststof.

28. Stelsel voor het afgeven van vloeistof uit een samenklapbare houder door een dompelbuis naar een houder, die een onderdeel bevat voor het bepalen van een opening, waardoor de dompel- 25 buis zich uitstrekt, gekenmerkt door een eerste koppelingsdeel, voorzien van eerste en tweede open einden, verbonden door een middenboring, welk tweede open einde is verbonden met het onderdeel, door een eerste zelfdichtende klep, aangebracht in de middenboring, die middelen daarin bevat voor het bepalen van een klepzitting, 30 een klepdeel, dat beweegbaar is tot in en vanuit afdichtende samen werking met de klepzitting, veermiddelen voor het gewoonlijk in afdichtende aangrijping op de klepzitting drukken van het klepdeel, en een eerste bedieningssteel, gekoppeld met het klepdeel en zich uitstrekkende naar het eerste open einde van het eerste koppelings-35 deel, door een tweede bedieningssteel, vast bevestigd in de boring 800 3 3 04 ' 18 bij de eerste bedieningssteel en zich uitstrekkende naar het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, en door een tweede koppelingsdeel voor het aangrijpen van het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel, welk tweede koppelingsdeel middelen be-5 vat voor het aangrijpen van de eerste bedieningssteel voor het bewegen van het klepdeel vanuit aangrijping op de klepzitting wanneer de eerste en tweede koppelingsdelen volledig in aangrijping zijn, en een tweede zelfdichtende klep, die wordt geopend door de tweede bedieningssteel wanneer de eerste en tweede koppelingen 10 volledig in aangrijping zijn.

29. Stelsel volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de veermiddelen in een vorm uit een stuk zijn gevormd als een verlenging van het klepdeel.

30. Stelsel volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de 15 veermiddelen althans een schroeflijnvormig been omvatten, dat zich uitstrekt vanaf het klepdeel en eindigt in een uit een stuk gevormde ringvormige ring, die is vastgezet aan de wand van de middenboring aan de zijde van de klepzitting naar het tweede open einde van het eerste koppelingsdeel.

31. Stelsel volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de veermiddelen een cilindrische huls omvatten met een aantal ringvormige plooien, welke huls uit een stuk is gevormd met het klepdeel, zich-vandaar uitstrekt naar het tweede open einde van het eerste koppelingsdeel, en is voorzien van een flens, die is vastge-25 zet aan de wand van de middenboring met fluïdumdoorgangen daarin.

32. Stelsel volgens een der conclusies 28-31, met het kenmerk, dat het klepdeel een afgeknot kegelvormige gedaante heeft.

33· Stelsel volgens een der conclusies 28-32, met het kenmerk, dat het klepdeel, de eerste bedieningssteel en de veer-30 middelen in een vorm uit een stuk zijn gevormd van kunststof. 3^· Stelsel volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de dompelbuis in het onderdeel wordt gedragen.

35· Stelsel volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de dompelbuis in het tweede open einde van het eerste koppelingsdeel 35 wordt gedragen. 800 3 3 04

36. Buis volgens conclusie 15» met het kenmerk, dat deze in het tweede open einde van het eerste koppelingsdeel wordt gedragen.

37. Buis of stelsel volgens conclusie 15, 21, 22 of 28, met het kenmerk, dat het eerste koppelingsdeel een flens bevat aan 5 het uitwendige oppervlak daarvan voor het met de hand aangrijpen daarvan·

38. Zelfdichtende klep, gekenmerkt door een kleplichaam, voorzien van eerste en tweede open einden, verbonden door een middenboring, verder door middelen in de boring voor het bepalen 10 van een klepzitting, door een in een vorm uit een stuk gevormd klepmiddel, dat een klepdeel bevat, dat beweegbaar is tot in en vanuit afdichtende samenwerking met de klepzitting, veermiddelen voor het gewoonlijk tot in afdichtende aangrijping op de klepzitting drukken van het klepdeel, en een bedieningssteel, gekoppeld met 15 het klepdeel en zich uitstrekkende naar het eerste open einde van het kleplichaam, waarbij de veermiddelen een schroef omvatten, die zich uitstrekt vanaf het klepdeel en eindigt in een uit een stuk gevormde ringvormige ring, die is vastgezet aan de wand van de middenboring aan de zijde van de klep naar het tweede open einde 20 van het eerste koppelingsdeel.

39. Klep volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de schroef althans een schroeflijnvormig been omvat, dat zich uitstrekt tussen het klepdeel en de ringvormige ring. ^0. Zelfdichtende klep, gekenmerkt door een kleplichaam, 25 voorzien van eerste en tweede open einden, verbonden door een middenboring, verder door middelen in de boring voor het bepalen van een klepzitting, door een uit een stuk in een vorm gevormd klepmiddel, dat een klepdeel bevat, dat beweegbaar is tot in en vanuit afdichtende samenwerking met de klepzitting, veermiddelen 30 voor het gewoonlijk in afdichtende aangrijping op de klepzitting drukken van het klepdeel, en een bedieningssteel, die is gekoppeld met het klepdeel en zich uitstrekt naar het eerste open einde van het kleplichaam, waarbij de veermiddelen een cilindrische huls omvatten met een aantal ringvormige plooien, welke huls zich uit-35 strekt vanaf het klepdeel naar het tweede open einde van het eerste 800 3 3 04 \ koppelingsdeel en is voorzien van een flens, die is vastgezet aan de wand van de middenboring met fluïdumdoorgangen daarin.

41. Klep volgens een der conclusies 38-40, met het kenmerk, dat het klepdeel een afgeknot kegelvormige gedaante heeft.

42. Klep volgens een der conclusies 38-40, met het kenmerk, dat een aanvullende bedieningssteel vast is bevestigd in de boring bij de eerste bedieningssteel, en zich uitstrekt naar het eerste open einde van het eerste koppelingsdeel voor het bedienen van een klepdeel in een samenpassende koppeling naar het eerste 10 open einde van het kleplichaam.

43. Dompelbuis in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.

44. Stelsel in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.

43. Klep in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 800 33 04