NL7908456A - Hooimachine. - Google Patents

Description

79.3533/M/Rdm/sme ï

Aanvraagster: BÏÏCHER-GUYES AG te Niederweningen, Zwitserland Titel- : Hooimacliine

De uitvinding heeft betrekking op een hooimachine met tenminste een om een staande as rondlopend harkwiel dat een op de staande as ondersteund aangedreven draaiend deel bezit, waaraan een aantal van harktanden voorziene door draaiing om een 5 dwars op hun lengt-as en ongeveer parallel aan de staande as verlopende assen tussen twee bedrijfsstanden verstelbare tanden-dragers zijn aangebracht, die via een scharnierverbinding met een stuurorgaan dat met een met de staande as draaiingsvaste stuurbaan voortdurend in ingrijping staat, zijn verbonden, waarbij in de eer-10 ste bedrijfsstand door blokkeren van de scharnierverbinding tussen stuurorgaan en de tandendragers om hun lengte-as gedurende het rondlopen tot stand brengt en waarbij in de tweede bedrijfsstand in de door het vrij geven van de scharnierverbinding tussen stuurorgaan en tandendrager geen stuurverbinding bestaat waarbij de tandendra-15 gers tegen zwenken om hun lengte-as zijn geborgd.

Een dergelijke hooimachine is uit het Duitse Offenle-gungsschrift 26 19867 bekend, waarbij de met de tandendragers bewegelijk gekoppelde stuurorganen in een stuurkromme zijn geleid, die met een zelfde afstand om de staande as rondloopt en een in de richting van deze staande as stijgend en weer dalend gedeelte bezit voor het opheffen van de harktanden bij het vormen van het zwad. Door de plaats die de stuurkromme in de richting van de staande as nodig heeft wordt daarom de bouwhoogte van de machine en daardoor ook zijn gewicht dienovereenkomstig verhoogd. Dit 25 verhoogde gewicht verlangt weer dienovereenkomstige dimensionering van de onderdelen. Ten gevolge van de betrekkelijk grote bouwhoogte is het gebruik van de machine in het gebied van struiken, laag hout en^bomen met laaghangende takken moeilijk zo niet zelfs onmogelijk.

30 De onderhavige uitvinding heeft nu tot doel deze na delen op te heffen. De uitvinding heeft bovendien tot doel een hooimachine van de aan het begin genoemde soort te verschaffen die 790 84 56

'V

- 2 - aan weinig slijtage onderhevig is en waarvan de bouwhoogte en zijn gewicht zo gering mogelijk is.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat de stuurbaanin een ten opzichte van de staande as in hoofdzaak recht-5 hoekig hierop staand vlak verloopt.

Omdat de stuurbaan in een vlak ligt dat ten opzichte van de staande as tenminste bij benadering rechthoekig verloopt, heeft de stuurkromme praktisch geen invloed op de bouwhoogte van de machine. De tandendragers die in een vlak kunnen rondlopen 10 dat in hoofdzaak evenwijdig aan het vlak van de stuurkromme is, deze kunnen m hun tweede bedrijfsstand op een eenvoudige manier tegen een zwenken om hun lengte-as geborgd worden.

De stuurbaan is bij voorkeur boven de tandendragers aangebracht, hetgeen een gedrongen bouw van de machine mogelijk 15 maakt.

Het is verder van voordeel, bij een hooimachine waarvan de tandendragers in de eerste bedrijfsstand gezien in de draairichting naar achteren wijzen,de stuurbaan zodanig uit te voeren dat deze in een ten opzichte van de staande as nagenoeg 20 co-axiaal eerste deel en in een ten opzichte hiervan op een grotere afstand van de staande-as verlopende tweede deel is gesplitst. Door deze uitvoering van de stuurbaan worden de stuurorganen van de tandendragers gedurende hun rondlopen langs de stuurbaan slechts geleidelijk aan een richtingsverandering onderworpen en 25 niet tot een richtingsomkering gedwongen. Hierdoor kan de slijtage van de stuurbaan en de stuurorganen worden verminderd.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht, waarin schematisch:

Fig. 1 een verticale doorsnede door een harkwiel van 30 een hooimachine,

Fig. 2 een verticale doorsnede en in ten opzichte van Fig. 1 op grotere schaal,van het gebied van de ondersteuning van een tandendrager,

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in Fig. 2 35 en

Fig. k een doorsnede volgens de lijn IV-IV in Fig. 2 voorstelt.

Zoals in het bijzonder Fig. 1 toont bezit het hark- 790 84 56 * - 3 - wiel een huis 1, dat door een bovenste schaalvormig en naar onderen toe open huisdeel 2 en een onderste huisdeel 3 wordt gevormd.

Het bovenste huisdeel 2 is op geschikte manier, bijvoorbeeld door middel van schroeven met een staande, ongeveer verticale as 4 5 draaiingsvast verbonden. Deze staande as 4 steunt via een steun-wiel 5 op de bodem, welk steunwiel door middel van een naafdeel 6 aan het onderste eind van de staande as 4 is aangebracht. Het onderste huisdeel 3 is door middel van kogellagers 7 draaibaar op de staande as 4 ondersteund. Het draaibare onderste huisdeel 3 10 wordt in de richting van de pijl B (Fig. 4) in een richting tegen de draairichting van de wijzers van de klok 1 ronddraaiend aangedreven. Voor dit doel is aan het onderste huisdeel 3 een conisch tandwiel 8 van een conisch tandwieldrijfwerk 9 bevestigd. Dit conisch tandwiel 8 kan tezamen met het onderste huisdeel 3 uit 15 een enkel stuk zijn gevormd. Met dit conisch tandwiel 8 staat een tweede conisch tandwiel 10 in ingrijping dat op een aandrijfas 11 zit. Deze aandrijfas 11 is door middel van kogellagers 12 aan een kanaalvormig verbindingsstuk 13 van het bovenste huisdeel 2 draaibaar ondersteund. Het harkwiel wordt met dit verbin-20 dingsstuk 13 met een koppelingsdeel 14 van een niet nader afgeheeld trekvoertuig, .bijvoorbeeld een traktor verbonden. Dit trek-voertuig trekt het harkwiel in de richting van de pijl A. De aandrijfas 11 wordt met de aftakas 15 van het trekvoertuig gekoppeld, zodat het onderste huisdeel 3 door het trekvoertuig op 25 een bekende manier draaiend kan worden aangedreven.

Het bovenste huisdeel bezit aan zijn onderzijde een zich langs zijn omtrek uitstrekkende gesloten stuurbaan 16 waarvan het doel nog zal worden toegelicht. Deze stuurbaan 16 ligt in een vlak dat in hoofdzaak rechthoekig op de staande as 4 staat, 30 dat wil zeggen ongeveer horizontaal verloopt. Zoals uit Fig. 1 en 2 blijkt, wordt de stuurbaan 16 door een naar onder open II-vormig profiel gevormd. Deze stuurbaan 16 bezit een eerste gedeelte dat in hoofdzaak co-axiaal ten opzichte van de staande as verloopt en dat in een tweede deel overgaat dat op een grotere 35 afstand van de staande as 4 verloopt dan het genoemde eerste deel.

Door dit tweede gedeelte verkrijgt de stuurbaan 16 een uitgebogen vorm zoals deze in de Zwitserse octrooiaanvragen 11 900/78 en.

11 901/78-9 nauwkeuriger is aangegeven.

790 84 36 * 'i- - b -

Langs de omtrek van het onderste aangedreven huisdeel 3 zijn met onderlinge afstand verschillende tandendragers 17 aangebracht die aan hun vrije einden in de Fig. niet afgeheelde harktanden dragen. In de praktijk worden bijvoorbeeld zes of acht 5 tandendragers 17 toegepast. Elke tandendrager 17 is met zijn van de harktanden afgekeerde eind in een lagerbus 18 om zijn lengte-as zwenkbaar ondersteunde Borgringen 19 (Fig. 2) verhinderen een verschuiven van de tandendragers 17 in hun lengterichting. De lagerbussen 18 zijn aan een ringflens 20 vasigehouden die een 10 gedeelte van het onderste huisdeel 3 is en in een vlak ligt dat ongeveer rechthoekig op de staande as b verloopt. De lagerbussen 18 liggen met een flens 18a op de ringflens 20 en zijn aan hun tegenover de flens 18a liggende zijde door middel van een borg-ring 21 geborgd. De lagerbussen 18 zijn in de ringflens 20 om 15 een as 22, die ongeveer parallel aan de staande as k verloopt tussen twee eindstanden te verdraaien. Voor het borgen van de lagerbussen 18 in elk van deze eindstanden zijn de lagerbussen 18 van een uitsteeksel 23 voorzien dat een gat 2b bezit dat in iedere eindstand met een overeenkomstig gat 2b in de ringflens 20 samen-20 valt (Fig. b). Door deze samenvallende gaten wordt een borgpen 25 gestoken, waardoor een draaiing van de lagerbussen 18 wordt vermeden.

In de ene eindstand, die in Fig. b met een streep-puntlijn is afgebeeld nemen de tandendragers 17 een eerste be-25 drijfsstand in die in Fig. b met 17' voor de betreffende tandendrager is afgebeeld. In deze eerste bedrijfsstand strekken de tandendragers 17 zich ongeveer tangentiaal ten opzichte van de omloopbaan van de lagerbussen 18 uit en reiken in de omlöoprich-ting B gezien naar achteren. In de andere eindstand van de lager-30 bussen 18 die in de Fig. 1-*f is afgebeeld nemen de tandendragers 17 een tweede bedrijfsstand in waarbij deze zich ongeveer in radiale richting ten opzichte van de staande as uitstrekken. Deze met de bedrijfsstanden verbonden manieren van werken van de tandendragers 17 zullen nog worden beschreven.

35 Elke tandendrager 17 is met een stuurhefboom 26 ver bonden die aan zijn vrije einde een stuurkop 27 draagt die in de stuurbaan 16 is geleid. De stuurhefboom 26 omgrijpt met zijn gevorkte eind 26a de zijkant van de hierbij behorende tandendrager 790 84 56 ï - 5 - 17 (Pig. 5). Door middel van een scharnieras 28 die in Fig. 3 als uit twee delen bestaand is afgebeeld is het gevorkte eind 26a van de stuurarm 26 met de tandendrager 17 verbonden. Deze scharnieras 28 verloopt zoals uit de Fig. 1-3 blijkt ongeveer recht-5 hoekig op de lengte-as van de tandendrager 17 en ligt in een vlak dat in hoofdzaak rechthoekig ten opzichte van de staande as k verloopt.

Aan de onderzijde van elke tandendrager 17 is een grendelorgaan 29 aangebracht, dat zich langs de draaiingsas 22 10 van de lagerbussen 18 uitstrekt en met een kop 29a in een langs-sleuf 30 ligt, die aan een uitsteeksel 31 van het onderste huis-deel 3 aanwezig is. Deze sleuf 30 verloopt ongeveer in radiale richting in een vlak dat in hoofdzaak rechthoekig op de staande as k verloopt. De lengterichting van deze sleuf 30 valt daarom 15 met de richting die de tandendragers 17 in hun tweede bedrijfs-stand innemen samen.

Voor het tot een zwad vormen worden de tandendragers 17 door middel van de lagerbussen 18, zoals reeds is beschreven, in hun in Fig. ^ met een streep-puntlijn getoonde eerste bedrijfs-20 stand gebracht. In deze stand is de door de scharnieras 28 gevormde verbinding geblokkeerd, dat wil zeggen tussen de tandendragers 17 en de stuurhefbomen 26 bestaat een stuurverbinding.

De door de stuurbaan 16 aan de stuurhefbomen 26 medegedeelde beweging wordt op de tandendragers 17 overgedragen zodat deze 25 om hun langsas een zwenkbeweging kunnen uitvoeren. Zolang de stuurhefboom 26 met zijn stuurkop 27 gedurende het rondlopen van de tandendragers 17 in het cirkelvormige gedeelte van de stuurbaan 16 zijn geleid zijn in de betreffende tandendragers 17 in hun harkstand gezwenkt waarbij de harktanden een naar beneden 30 naar de grond wijzende in hoofdzaak loodrechte stand innemen.

Het op de grond liggende genaaide gewas wordt door de zich in hun harkstand bevindende harkpunten op bekende manier naar een zwad geharkt. Wanneer de stuurarmen 26 in het gebied van het uitgebogen stuurbaangedeelte komen dan geschiedt een zwenken van de 35 tandendragers 17 waardoor de harktanden van de bodem worden opgeheven en naar boven worden gezwenkt. In deze naar boven gezwenkte stand waarin de harktanden tegen de draairichting B inwijzen staan deze laatste buiten ingrijping met het van te voren gevormde 790 8 4 56 - 6 - zwad. Gedurende het doorlopen van het uitgebogen deel van de stuurbaan geschiedt een langzaam terug zwenken van de tandendra-gers in hun harkstand waar naar toe zij uiteindelijk worden gezwenkt zodra zij weer in het gebied van het cirkelvormige gedeelte 5 van de stuurbaan komen. Ten aanzien van een nauwkeuriger toelichting van de werkwijze waarbij een zwad wordt gevormd wordt reeds op de eerder genoemde Zwitserse octrooiaanvragen gewezen.

Omdat de lange sleuf 30 bij de zich in de eerste bdrijfsstand bevindende tandendragers 17 in een vlak ligt dat 10 loodrecht op de lengte-as van elke tandendrager 17 verloopt kan het grendelorgaan 29 bij het zwenken van de tandendragers 17 om hun lengte-assen in de sleuf 30 vrij bewegen zodat dit grendelorgaan 29 deze zwenkbeweging op geen enkele manier beïnvloedt.

Door het draaien van de lagerbussen 18 om de draaias 15 22 worden de tandendragers 17 in hun tweede bedrijfsstand gedraaid waarbij zij zich, zoals reeds is gezegd, in radiale richting verlopen. Gedurende dit omschakelen van de tandendragers 17 blijft zowel de stuurkop 27 alsmede de kop 29a van het grendelorgaan 29 in ingrijping met de stuurbaan 16 resp. met de sleuf 30. In deze 20 tweede bedrijfsstand waarbij de tandendragers 17 voor het spreiden en keren dienen, is de koppelverbinding tussen de tandendragers 17 en de stuurhefbomen 26 werkzaam. Bij het draaiend aandrijven van het onderste huisdeel 3 kan de met de stuurkop 27 in de stuurbaan 1ö geleide stuurhefboom 26 om de scharnieras 28 schommelen. Tussen 25 de stuurhefboom 26 en de tandendrager bestaat dan geen stuurver-binding, zodat de stuurbaan 16 zonder invloed op de beweging van de tandendrager 17 blijft. Deze laatsten worden door het met zijn kop 29a in de sleuf 30 geleide grendelorgaan 29 tegen zwenken om hun lengte-as geborgd. Gedurende het rondlopen van de tandendra-30 gers 17 worden deze dientengevolge in hun stand vast gehouden waarbij de harktanden ongeveer verticaal naar beneden zijn gericht. De staande as wordt op bekende manier zodanig hellend geplaatst, dat de punten van de harktanden in een in de rijrichting naar voren neerwaarts geneigd vlak rondlopen.

35 Wat hun wijze van werking, dat wil zeggen het naar keuze vormen van een zwad resp. het spreiden en keren,betreft, is de hierboven beschreven hooimachine met de machine volgens de 790 8 4 56 - 7 -

Zwitserse octrooiaanvrage 11 901/78-9 vergelijkbaar. Het onderscheid ten opzichte van deze andere machine is echter, dat de stuurhefboom 26 met zijn stnurkop 27 steeds, dat wil zeggen ook bij het spreiden en keren met de stuurbaan 16 in ingrijping blijft.

5 Het is ook denkbaar de borging van de in de tweede bedrijfsstand bevindende tandendrager 17 tegen zwenken om hun lengte-as anders uit te voeren dan getoond en beschreven is. De getoonde uitvoeringsvorm door middel van het grendelorgaan 29 en de sleuf 30 heeft echter het voordeel dat voor het borgen 10 tegen een dergelijk zwenken behalve het draaien van de lagerbussen 18 geen extra handelingen noodzakelijk zijn.

De stuurbaan 16 kan in plaats van het getoonde ïï-vormige profiel ook als een naar beneden en naar één zijde open L-vormig profiel zijn uitgevoerd. Wanneer een naar buiten open 15 L-vormig profiel wordt toegepast dan moeten.de stuurarmen bijvoorbeeld door veerwerking tegen het zich aan de binnenzijde en naar beneden uitstrekkende been van het profiel worden aangedrukt. Het onderste huisdeel 3 kan de vorm van een naar onderen open spakenwiel hebben, waarbij de tandendragers 17 aan de spaakarmen 20 van dit wiel te bevestigen zijn.

Het verstellen van de tandendragers 17 van de eerste in de tweede werkstand en omgekeerde kan ook op andere dan de beschreven manier geschieden. Doelmatig wordt de verstelinrichting zodanig uitgevoerd, dat met een enkele handeling alle tandendra-25 gers 17 gelijktijdig in de andere werkstand gezet en in deze werkstand vergrendeld worden.

In de praktijk worden met voordeel twee of meer hark- naast wielen van de hierboven beschreven soort elkaar aangebracht. Hierbij kunnen de harkwielen in dezelfde richting of paarsgewijs 30 tegengesteld draaiend worden aangedreven.

790 84 56

Claims (10)

1. Hooimachine met tenminste een om een staande as rondlopend harkwiel dat een op de staande as ondersteund aangedreven draaiend deel bezit, waaraan een aantal van harktanden voorziene door draaiing om een dwars op hun lengte-as en ongeveer 5 parallel aan de staande as verlopende assen tussen twee bedrijfs-atanden verstelbare tandendragers zijn aangebracht, die via een scharnierverbinding met een stuurorgaan dat met een met de staande as draaiingsvaste stuurbaan voortdurend in ingrijping staat, zijn verbonden, waarbij in de eerste bedrijfsstand door blokkeren 10 van de scharnierverbinding tussen stuurorgaan en de tandendragers een stuurverbinding bestaat, die een zwenken van de tandendragers om hun lengte-as gedurende het rondlopen tot stand brengt en waarbij in de tweede bedrijfsstand in de door het vrij geven van de scharnierverbinding tussen stuurorgaan en tandendrager geen 15 stuurverbinding bestaat waarbij de tandendragers tegen zxmenken om hun lengte-as zijn geborgd, met het kenmerk, dat de stuurbaan (16) in een ten opzichte van de staande as (k) in hoofdzaak rechthoekig hierop staand vlak verloopt.

2. Hooimachine volgens conclusie 1,met het ken-20 merk, dat de stuurbaan (ΐβ) boven de tandendragers (17) is aangebracht.

3. Hooimachine volgens conclusie 2, met in de eerste bedrijfsstand in de draairichting gezien naar achteren wijzende tandendragers, met het kenmerk, dat de stuurbaan (16) 25 een in hoofdzaak ten opzichte van de staande as (k) co-axiaal eerste gedeelte en een ten opzichte hiervan op een grote afstand van de staande as (k) verlopend tweede gedeelte bezit. if. Hooimachine volgens conclusie 2 of in e t het kenmerk, dat de stuurbaan (16) door een zich naar onder 30 toe open ïï-vormig profiel is gevormd. 790 84 56 - 9 -

5. Hooimachine volgens conclusie 2 of 3,met het kenmerk, dat de stuurbaan door een naar onder toe en naar één zijde open L-vormig profiel is gevormd.

6. Hooimachine volgens een van de conclusies 1-5, m e t 5 het kenmerk, dat de scharnierverbinding een het stuur- orgaan (26, 27) en de hierbij behorende tandendrager (17) met elkaar verbindende scharnieras (28) bezit die ongeveer rechthoekig op de lengte-as van de tandendrager (17) verloopt en in een ten opzichte van de staande as (4) in een hoofdzaak horizon-10 taal vlak ligt.

7. Hooimachine volgens conclusie-6, methet kenmerk, dat het stuurorgaan (26, 27) een stuurhefboom (26) bezit, die met zijn gevorkte eind (26a) de tandendrager (17) zijlings omgrijpt en met deze laatste door middel van de scharnier- 15 as (28) is verbonden.

8. Hooimachine volgens een van de conclnsiès 1-7, m e t het kenmerk, dat elke tandendrager (17) in een lagerbus (18) is ondersteund die om een in hoofdzaak parallel aan de staande as (k) verlopende en ongeveer rechthoekig op de lengte -as 20 van de tandendrager staande draaiingsas (22) draaibaar aan het draaibare gedeelte (3) is aangebracht.

9· Hooimachine volgens een van de conclusies 1 - 8, m e t het ke nmerk, dat aan elke tandendrager (17) een dwars op zijn lengte-as verlopend grendelelement (29) is aangebracht, 25 dat bij de zich in de tweede bedrijfsstand bevindende tandendrager (17) voor het voorkomen van een zwenken van deze laatste om zijn lengte-as vast gehouden is en in de eerste bedrijfsstand vrij gegeven is. 1 790 84 56 Hooimachine volgens conclusie het ken- 30 merk, dat het grendelelement (29) zich langs de draaiingsas (22) van de tandendrager (17) uitstrekt en in een aan het draaiende gedeelte (3) aanwezige sleuf (30) grijpt welke sleuf zich in \ - 10 - de richting van de in de tweede bedrijfsstand aanwezige tanden-drager (17) uitstrekt.

11. Hooimachine volgens een van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de draaiboek voor het verstellen van 5 de tandendragers (17) van de ene naar de andere bedrijfsstand ongeveer 90° bedraagt.

12. Hooimachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de tandendragers (17) in hun eerste bedrijfsstand een ongeveer tangentiale richting innemen en in de tweede be- 10 drijfsstand in ongeveer radiale richting ten opzichte van de staande as (4) verlopen. 790 8 4 56