NL8601486A - Hooibouwmachine. - Google Patents

Hooibouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8601486A
NL8601486A NL8601486A NL8601486A NL8601486A NL 8601486 A NL8601486 A NL 8601486A NL 8601486 A NL8601486 A NL 8601486A NL 8601486 A NL8601486 A NL 8601486A NL 8601486 A NL8601486 A NL 8601486A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine according
hay
rake
distance
making machine
Prior art date
Application number
NL8601486A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193967B (nl
NL193967C (nl
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8601486A priority Critical patent/NL193967C/nl
Priority to AU61727/86A priority patent/AU595825B2/en
Priority to DE8686201515T priority patent/DE3682644D1/de
Priority to AT86201515T priority patent/ATE69688T1/de
Priority to EP86201515A priority patent/EP0217436B1/en
Priority to US06/903,973 priority patent/US4776157A/en
Publication of NL8601486A publication Critical patent/NL8601486A/nl
Priority to US07/187,275 priority patent/US4864809A/en
Priority to NL9600003A priority patent/NL9600003A/nl
Publication of NL193967B publication Critical patent/NL193967B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193967C publication Critical patent/NL193967C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1078Having only one row of rotors arranged on the same horizontal line perpendicular to the advance direction of the machine

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

1 C. van der Lely N.V., Maasland.
Hooibouwmachine.
C
De uitvinding betreft een hooibouwmachine met ten minste twee om opwaarts gerichte draaiingsassen aandrijfbare harkorganen.
Dergelijke bekende machines (DE-B-1232388 en DE-C-1582167) bezitten voor het bewerkstelligen van een betrekke-lijk grote werkbreedte een groot aantal harkorganen die elk moeten zijn voorzien van aandrijfmiddelen. De harkorganen bezitten elk een kleine diameter, zodat een voldoende overeenstemming van de afstand tussen harkorganen met een geschikte draairichting met de afstand tussen op het veld ^ liggende zwaden veelal nauwelijks.aanwezig is.
Het is een doel van de uitvinding om een hooibouwmachine van de genoemde soort met betrekkelijk eenvoudige middelen zodanig te verbeteren, dat de toepassing van de machine zo min mogelijk afhankelijk is van de omstandigheden 20 van het te bewerken gewas.
Volgens de uitvinding is de afstand tussen de harkorganen tijdens het rijden over het veld.wijzigbaar.
Op deze wijze kan worden bereikt, dat de machine tijdens het rijden over het veld aan de afstand tussen te 25 bewerken zwaden kan worden aangepast, terwijl tevens met slechts twee harkorganen een grote werkbreedte kan worden verkregen. Vooral op velden met niet-evenwijdige veldranden kan de werkbreedte bij het bewerken van op het veld uitgespreid gewas, van niet-evenwijdig liggende zwaden en van 30 zwaden met ongeiljke lengte tijdens het rijden naar wens worden gewijzigd.
De 'uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren:
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van 35 een machine volgens de uitvinding;
Fig. 2 is een aanzicht van de machine volgens fig. 1, gezien in de richting van de pijl II in fig. 1;
Fig. 3 is een horizontale doorsnede volgens de lijnen 860 1 A8 δ * i - 2 - 1 III-III in fig. 2;
Fig. 4 is een bovenaanzicht van een werkwijze van de machine op het veld;
Fig. 5 is een bovenaanzicht van een werkwijze van de ^ machine volgens de uitvinding, welke werkwijze kan aansluiten op die volgens fig. 4;
Fig. 6 is een bovenaanzicht van een zij strook van een stuk land met op het land liggende zwaden waarbij de machine met voordeel kan worden toegepast; ^ Fig. 7 is een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de machine volgens de uitvinding, die ten opzichte van de in de fig. 1-6 getoonde machine enige wijzigingen omvat;
Fig. 8 is een doorsnede en een aanzicht volgens de lijnen VIII-VIII in fig. 7; i c
Fig. 9 is een bovenaanzicht volgens de pijl IX m fig.
8;
Fig. 10 is een aanzicht volgens de pijl X in fig. 7; Fig. 11 is een bovenaanzicht van de machine in de transportstand.
20
De ' in de figuren 1-3 getekende machine volgens de uitvinding omvat een gesteldeel 1 door middel waarvan de machine aan de driepuntshefinrichting van een trekker kan worden gekoppeld. Zoals uit fig. 1 blijkt, is dê in de rijrichting A gemeten afstand van het gesteldeel 1 ongeveer 25 gelijk aan de loodrecht op de rijrichting A gemeten afmeting ervan. De loodrecht op de rijrichting A gemeten breedte van het gesteldeel 1 is iets groter dan de afstand tussen de onderste hefarmen van de trekker. Deze loodrecht op de richting A gemeten breedte van het gesteldeel 1 is kleiner dan of ongeveer gelijk aan de afstand tussen de vertikale binnenvlakken van de banden van de achterwielen van een normale in de handel verkrijgbare trekker. Het gesteldeel 1 is aan zijn voorzijde voorzien van aankoppelpunten 2 ter bevestigijng van de machine aan de onderste hefarmen van de 35 trekker en een aankoppelpunt 3 ter bevestiging aan de top-stang van de hefinrichting van de trekker. Deze aankoppelpunten 2 en 3 zijn bevestigd aan een opwaarts gerichte bok 4 die, gezien in de rijrichting A, de vorm heeft van een 8601486 * * - 3 - 1 driehoek of van een omgekeerde V. Vanaf, de beide zijkanten van de bok 4 zijn in achterwaartse richting convergerende dragers 5 aangebracht, die nabij hun achterste einden en aan hun boven- en onderzijden onderling star zijn verbonden door 5 schetsplaten 6. Gezien in bovenaanzicht bezit het gesteldeel 1 ongeveer de vorm van een gelijkbenige of gelijkzijdige driehoek.
De beide op afstand boven elkaar gelegen schetsplaten 6 omsluiten een deel van een tandwielkast 7 die door de 10 constructie van het gesteldeel 1 wordt omsloten. De machine bezit een vertikaal in de rijrichting A opgesteld symmetrie-vlak 8 ten opzichte waarvan het gesteldeel 1 eveneens symmetrisch is. Nabij de achterzijde van het gesteldeel 1 zijn in dit gesteldeel aan weerszijden van het symmetrievlak 8 15 opgestelde en elk op afstand van het vlak 8 gelegen, opwaarts gerichte zwenkassen 9 gelegerd. Om elk van de zwenk-assen 9 is een gestelarm 10 verzwenkbaar en wel zodanig, dat de beide gestelarmen 10 ten opzichte van het vlak 8 steeds symmetrisch zijn opgesteld.
20 Aan het van de bijbehorende zwenkas 9 afgelegen einde van elk der gestelarmen 10 is een harkorgaan 11 respektieve- lijk 12 op motorisch aandrijfbare wijze draaibaar gelegerd * om opwaarts gerichte draaiingsassen 13 respektievelijk 14.
De draaiingsassen 13 en 14 zijn evenwijdig aan elkaar en, 25 gerekend in opwaartse richting, voorwaarts hellend opge steld. De hoek tussen elk der draaiingsassen 13 en 14 en een vertikale lijn bedraagt in een bedrijfsstand ongeveer 5 10°. De hartlijn van elk der pijpvormige gestelarmen 10 is loodrecht op de bijbehorende draaiingsas 13 respektievelijk 20 14 gericht en elk der zwenkassen 9 is ongeveer evenwijdig aan elk der draaiingsassen 13 respektievelijk 14 gericht.
Het achterste in het symmetrievlak 8 gelegen hoekpunt van het gesteldeel 1 wordt gevormd door twee op afstand boven elkaar gelegen schetsplaten 6. In beide schetsplaten 25 is een recht sleufgat 15 aangebracht (fig. 1 en 3) waarvan de hartlijn in het symmetrievlak 8 is gelegen. In beide op afstand boven elkaar gelegen sleufgaten 15 is een evenwijdig aan de zwenkassen 9 opgestelde pen 16 verschuifbaar, waar- 8601486 - 4 - α ν 1 voor de sleufgaten 15 een geleiding bewerkstelligen. Op een plaat die tussen de beide schetsplaten 6 is gelegen zijn om de pen 16 een tweetal stangen 17 verzwenkbaar aangebracht, die ongeveer in een vlak loodrecht op de hartlijn van de pen 5 16 om deze pen verzwenkbaar zijn. De van de pen 16 afgekeer de uiteinden van elk der beide stangen 17 zijn verzwenkbaar gelegerd in pennen 18, die evenwijdig aan de pen 16 zijn gericht. Elk der pennen 18 is bevestigd aan een der gestel-armen 10 en is op afstand van de zwenkas 9 gelegen, die aan dezelfde zijde van het symmetrievlak 8 is opgesteld. De afstand tussen een pen 18 en de bijbehorende zwenkas 9 bedraagt ongeveer 35% van de afstand tussen de zwenkas 9 en de aan dezelfde draagarm 10 bevestigde draaingsas 13 respek-tievelijk 14. De opstelling is zodanig dat, indien de pen 16 15 in de ten opzichte van de rijrichting A achterste einden van de sleufgaten 15 is gelegen, de hartlijnen van de beide stangen 17, gezien in bovenaanzicht, .een naar achteren geopende, grote stompe hoek 19 insluiten (fig. 3), die in het uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 160 - 170° .bedraagt.
20 Aan de onderzijde van elke gestelarm 10 is op een plaats, die tussen de hartlijn van de pen 18 en de hartlijn van de zwenkas 19 gelegen is, een pen 20 aangebracht, waarvan de hartlijn evenwijdig aan die van de zwenkassen'9 en de pen 18 is opgesteld. Om de beide pennen 20 zijn de beide n c , uiteinden van een verstelmrichting in de vorm van een hydraulische cylinder 21 verzwenkbaar gelegerd. De hydraulische cylinder 21 is dubbelwerkend uitgevoerd en door middel van flexibele hydraulische verbindingen bedienbaar vanaf de zitplaats van de trekker. De hartlijn van de hydraulische cylinder is loodrecht op het symmetrievlak 8 gericht en de cylinder 21 is lager gelegen dan de onderzijden van de gestelarmen 10.
Zoals uit de doorsneden volgens fig. 3 blijkt, bezit de tandwielkast 7 een ingaande as 22, waarvan de hartlijn in het symmetrievlak 8 is gelegen. De ingaande as 22 is door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas verbindbaar met de aftakas van een trekker. Het binnen de tandwielkast 7 gelegen einde van de ingaande as 22 is voor- /-k 8601486 * J» - 5 - 1 zien van een conisch tandwiel 23, dat in aandrijvende verbinding staat met een conisch tandwiel 24, dat bevestigd is aan een as 25, die gelegerd is in de wand van de tandwielkast 7. De hartlijn van de as 25 sluit een naar voren 5 geopende hoek van ongeveer 45° in met de hartlijn van de ingaande as 22. Het tandwiel 24 is in aangrijping met een conisch tandwiel 26, dat bevestigd is aan een as 27, die gelegerd is in het huis van de tandwielkast 7. De hartlijn van de as 27 sluit met de hartlijn van de as 25 een in 10 zijwaartse richting geopende hoek van ongeveer 90° in. Een buiten de tandwielkast 7 uitstekend einde van de as 27 is voorzien van een gaffelstuk 28, dat een as 29 draagt, die ter plaatse van zijn tussen de gaffels gelegen middenstuk star bevestigd is met een de as 29 loodrecht snijdende as 15 30, die gedragen wordt door een gaffelstuk 31, zodat de delen 27 - 31 een universele koppeling vormen. Het gaffelstuk 31 is bevestigd op een aandrijfas 32, waarvan de hartlijn samenvalt met de hartlijn van de buisvormige gestelarm 10. De as 32 is nabij het gaffelstuk 31 en nabij 20 zijn andere uiteinde in de gestelarm 10 gelegerd. Het nabij het harkorgaan 11 gelegen einde van de aandrijfas 32 draagt een buiten de gestelarm 10 uitstekend conisch tandwiel 33, * dat in aandrijvende verbinding staat met een kegelwiel 34, dat star is bevestigd aan een aandrijfas 35, waarvan de 25 hartlijn samenvalt met de draaiingsas 13.
Het conische tandwiel 26 is in aandrijvende verbinding met een conisch tandwiel 36, dat bevestigd is op een as 37, die op analoge wijze met de aandrijfas van het harkwiel 12 is gekoppeld als de as 27 met de aandrijfas 35 van het 20 harkwiel 11. Het door de as 37 gedragen gaffelstuk en de daarop volgende aandrijfmiddelen zijn dan ook van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.
De overbrengingsverhouding tussen de ingaande as 22 en elk der aandrijfassen 35 van de harkorganen 11 en 12 is, 25 althans bij het getekende uitvoeringsvoorbeeld, zodanig dat, indien de aftakas van de trekker een omwentelingssnelheid van 540 omw/min heeft, beide harkorganen 11 en 12 een omwentelingssnelheid van ongeveer 110 omw/min bezitten.
8601486 - 6 - 1 De beide assen 27 en 37 sluiten onderling een naar achteren geopende hoek van 90° in en zijn ten opzichte van het syimnetrievlak 8 symmetrisch opgesteld. De naar elkaar toegekeerde uiteinden van de assen 25, 27 en 37 legeren in 5 een draagstuk 38, dat star is bevestigd ten opzichte van het huis van de tandwielkast 7.
Elk der harkorganen 11 en 12 is als volgt opgebouwd (fig. 1, 2).
Het aangedreven kegelwiel 34 is gelegerd in een tandwielkast 39, die star is verbonden met de daarop aansluitende gestelarm 10. De aandrijfas 35 van het harkorgaan is star verbonden met een plaatvormige naaf 40, die voorzien is van in radiale richting uitstekende spaken 41, die op afstand van de naaf 40 neerwaarts zijn afgebogen in de vorm 15 van eindstukken 42. De onderste einden van de eindstukken 42 van de spaken 41 dragen een cirkelvormige rondlopende velg 43 in de vorm van een pijp. De velg 43 is. evenwijdig aan een vlak gelegen, dat loodrecht op de draaiingsas 13 respektie-velijk 14 staat (fig. 1 en 2).
Nabij de boveneinden van de eindstukken 42 is aan elke spaak 41 een schuin opwaarts en buitenwaarts gerichte drager 44 bevestigd. De dragers 44 steunen aan^ hun bovenzijde een tweede velg 45 af, die evenals de velg 43 coaxiaal om de hartlijn 13 respektievelijk 14 is gelegen en eveneens lood-25 recht op deze hartlijnen is gericht. De diameter van de tweede velg 45 is ongeveer 20% groter dan die van de velg 43.
Aan de tweede velg 45 is een flexibele wand 46 bevestigd die uit een kunststofdoek, zoals geplastificeerd ^ canvas, bestaat. De wand 46 ligt coaxiaal om de draaiingsas 13 respektievelijk 14 en is althans tijdens bedrijf cylindervormig, daar het materiaal tengevolge van de draaiing van het harkorgaan door centrifugaalkrachten strak getrokken wordt. De wand 46 strekt zich vanaf de tweede velg 35 .
45 neerwaarts uit en eindigt, gezien m het zijaanzicht volgens figuur 2, op een afstand boven de velg 43, die ongeveer 10% van de diameter van de velg 43 bedraagt. Het zal duidelijk zijn, dat de jiiameter van de wand 4 6 ongeveer 8601486 Λ £ - 7 - 1 overeenstemt met die van de tweede velg 45 en derhalve groter is dan de diameter van de velg 43. Aan de omtrek van de velg 43 zijn, op regelmatige wijze verdeeld, een aantal, in dit uitvoeringsvoorbeeld tien stuks, tandengroepen 47 5 aangebracht elk bestaande uit twee boven elkaar gelegen verenstalen tanden, die onderling door groepen windingen zijn verbonden. Binnen deze windinggroepen van elke tanden-groep 47 is een bus 48 gelegen, die boven de bovenzijde van de windinggroepen uitsteekt en aldaar star is bevestigd aan 10 een tandendrager 49 die, gerekend vanaf de bovenzijde van de bus 48, aanvankelijk binnenwaarts in de richting van de draaiingsas van het harkwiel verloopt en vervolgens neerwaarts is afgebogen tot aan een draaiingsas 50, waarom de tandendrager 49 tezamen met de tandengroep 47 vrij 15 verzwenkbaar is. De zwenkas 50, die de tandendrager 49 legert, is ten opzichte van de velg 43 ongeveer tangentiaal gericht maar kan ook (fig. 1), gerekend in de draaizin B van het harkorgaan en gerekend in voorwaartse richting, ten opzichte van een tangentiale lijn aan de velg 43 enigszins 20 buitenwaarts zijn gericht.
Het zwaartepunt van de tandengroep 47, de bus 48 en de tandendrager 49 is in fig. 2 aangeduid met het verwijzingscijfer 51. Daar het zwaartepunt 51 dichter bij de bovenste tand dan bij de onderste tand van de tandengroep 47 25 is gelegen, stelt de tandengroep zich, tijdens bedrijf, t gerekend vanaf de zwenkas 50 niet alleen buitenwaarts maar eveneens schuin neerwaarts in, zodat de tandpunt van de onderste tand op een afstand onder het vlak door de onderzijde van de velg 43 is gelegen, die ongeveer overeenstemt 30 met de afstand 52 (fig. 2) tussen het laatstgenoemde vlak en de grond ter hoogte van de draaiingsas 13 respektievelijk 14, zoals in fig. 2 met het verwijzingscijfer 52 is aangegeven. Tijdens draaiing van het harkorgaan zal het uiteinde van de onderste tand van de tandengroep 47 derhalve de grond 35 of de op het veld staande stoppels ongeveer in het punt 53 raken en tijdens zijn beweging in de voorwaartse richting (B) door de grond in opwaartse richting worden gedwongen, zodat de tand over vrijwel de gehele voorste halve omtrek 8601486 * 1 - 8 - 1 van zijn baan met de grond in aanraking is en met enige kracht op de grond wordt gedrukt, daar het zwaartepunt, gerekend ten opzichte van een loodrecht op de draaiingsas 13 respektievelijk 14 gericht, door de zwenkas 50 gaand vlak, 5 op gedwongen wijze boven dit vlak is gelegen. Hierdoor wordt het belangrijke voordeel verkregen, dat de werkbreedte van een harkorgaan gelijk is aan de diameter van de door de tandpunten omschreven baan. De uitvinding is echter niet tot deze tandconstructie beperkt, maar heeft ook betrekking op tandconstructies waarbij de punt van de onderste tand, gerekend ten opzichte van het vlak door de draaiingsassen 13 en 14, slechts over een deel van de door de tandpunt beschreven voorste helft van de baan met de grond in aanraking is en de achterste begrenzingen van dit haandeel op I5 afstand vóór het vlak door de draaiingsassen 13 en 14 is gelegen.
De machine is voorzien van een tweetal geleidings-organen voor gewas in de vorm van zwadborden 54 respektievelijk 55, die ten opzichte van het symmetrievlak 8 steeds 20 symmetrisch zijn opgesteld. Elk zwadbord 54 respektievelijk 55 bezit in het uitvoeringsvoorbeeld een op zichzelf bekende uitvoeringsvorm, die een neerwaarts gerichte en vervolgens achterwaarts gerichte pijp of staaf omvat, waarbij het achterwaarts gerichte deel 56 tijdens bedrijf over de grond 25 glijdt. Aan het opwaarts gerichte deel van de pijp 56 zijn in achterwaartse richting vrij uitstekende verenstalen staven 57 bevestigd, die samen met het onderste deel van de pijp 56 een geleidingsvlak voor gewas definiëren. De voorzijde van elk zwadbord 54 respektievelijk 55 is op kleine afstand achter de door de tandpunten van de tandengroepen 47 beschreven baan gelegen, waarbij het zwadbord zich, gerekend en gezien in de richting tegengesteld aan de richting A, althans ten dele achter de door de tandpunten beschreven baan 58 is gelegen. De zwadborden 54 respektievelijk 55 zijn 35 star bevestigd aan dragers 59, die zich vanaf het boveneinde van de bijbehorende pijp 56, over cle straal van het harkorgaan heen reikend, op verzwenkbare wijze verbonden zijn met de bijbehorende tandwielkast 39. Daartoe is aan de 8601486 - 9 - 1 tandwielkast 39 een om de draaiingsas 13 respektievelijk 14 verzwenkbare bus 60 aangebracht, waaraan een draagstuk 61 (fig. 1) star is bevestigd.
In het draagstuk 61 is een zich loodrecht op de 5 draaiingsas 13 respektievelijk 14 uitstrekkende, schuin achterwaarts en buitenwaarts gerichte pen 62 gelegen, waarom de drager 59 vrij verzwenkbaar is. Elk der dragers 59 is derhalve zowel om de ongeveer horizontaal gerichte pen 62 als om de draaiingsas 13 respektievelijk 14 vrij ver-10 zwenkbaar. Tengevolge van de verzwenkbaarheid om de pen 62 kan het zwadbord zich aan de bodemoneffenheden in hoogte-richting aanpassen. De zwadborden zijn afneembaar aangebracht .
Op een plaats die tussen de pen 62 en de bevestiging 15 van elk zwadbord aan de pijp 56 is gelegen, doch nabij de bevestiging aan de pijp 56, is op de bovenzijde van elk der beide dragers 59 in een richting loodrecht op de lengterichting van de drager een ongeveer horizontale instelplaat 63 aangebracht, die, gerekend in zijn lengterichting, is 20 voorzien van een aantal gaten 64, in het uitvoeringsvoor beeld ten minste drie stuks. Door een der gaten 64 is een pen 65 gestoken, die is bevestigd aan een stuurstang 66. Het van de drager 59 afgekeerde uiteinde van de stuurstang 56 is verzwenkbaar bevestigd aan de pen 18, die behoort tot de 25 gestelarm 10, die de beschouwde zwadbordarmcombinatie 54, 59 respektievelijk 55, 59 niet draagt. Dit betekent, dat de stuurstangen 66 elkaar, gezien in het bovenaanzicht volgens de fig. 1, kruisen nabij een punt in het symmetrievlak 8. De dimensionering van de hiervoor beschreven scharnier-20 constructie is zodanig gekozen, dat de lengteafmetingen tussen de draaiingsas 13 respektievelijk 14 en de pen 65, die tussen de pen 65 en de pen 18, die tussen de pen 18 en de nabijgelegen zwenkas 9, die tussen de beide zwenkassen 9 en die tussen de zwenkas 9 en de draaiingsas 13 respektie-35 velijk 14 bewerkstelligen, dat bij verstelling van de hoek tussen de hartlijnen van de geste.larmen 10 de breedte-afmeting 67A tussen de achtereinden van de zwadborden 54 en 55 nagenoeg constant blijft. De laatstbeschreven constructie 860 1 486 * t .-10- 1 vormt een stuurinrichting voor de zwadborden bij onderlinge verstelling van de harkorganen.
Indien de naar achteren geopende hoek tussen de hartlijnen van de gestelarmen 10, die in het getekende uit-5 voeringsvoorbeeld ongeveer 120 - 125° bedraagt, kleiner wordt zullen de zwadborden 54 en 55 in achterwaartse richting minder sterk convergeren en omgekeerd. De breedte-afmeting 67A blijft hierbij behouden en bepaalt de breedte van het door de machine af te leggen zwad.
^•0 De machine volgens de uitvinding omvat althans in dit uitvoeringsvoorbeeld slechts twee harkorganen, die (fig. 3) vanaf de aftakas van de trekker via de ingaande as 22, de tandwielen 23, 24 en 26 respektievelijk 27, alsmede via de aandrijfassen 32, de tandwielen 33 in samenwerking met de kegelwielen 34 en de draaiingsassen 35 de harkorganen 11 en 12 in tegengestelde draaizin B aandrijven. Zoals uit fig. 1 blijkt, is tussen de harkorganen 11 en. 12 een afstand 67 aanwezig, die de breedte van een strook grond bepaalt, die niet direkt door de harkorganen wordt bewerkt. De afstand 67 20 wordt bepaald' door de kortste afstand tussen de door de punten van de buitenste tanden beschreven tandenbanen 58 van de harkorganen 11 en 12.
De werkbreedte van de machine wordt volgens het uitvoeringsvoorbeeld bepaald door de breedte tussen de punten J 53, welke breedte in fig. 1 aangegeven is door het verwij-zingscijfer 68. Indien de harkorganen echter uitgerust zijn met tandengroepen die aan de buitenzijden van de harkorganen 11 en 12, draaiend in de richting B, de grond of de stoppels raken in punten 69, die op afstand vóór het vlak door de in υ draaiingsassen 13 en 14 liggen, dan wordt de werkbreedte bepaald door de breedteafmeting tussen deze in fig. 1 getekende punten 69.
De afstand 67 tussen de beide harkorganen 11 en 12 bedraagt volgens een aspekt van de uitvinding ten minste 35 ongeveer 20% van de werkbreedte 68 respektievelijk de breedte tussen de punten 69. In het _getekende uitvoeringsvoorbeeld bedraagt de afstand 67 ongeveer 25% van de werkbreedte bij een diameter van de tandenbaan van elk der 8601486 y '* - 11 - 1 harkorganen van 1,95 m en een afstand 67 van 1,25 m. Dit percentage kan ook groter zijn: indien de afstand 67 bij voorbeeld 2 m bedraagt, en de diameter van elk der harkorganen 11 respektievelijk 12 bedraagt 2,50 m, dan bedraagt de werkbreedte 7 m en het bovengenoemde percentage is 28,5%.
De afstand 67 kan groter zijn dan de diameter van de tandenbaan van één der harkorganen. Bij een grootte van deze afstand van 2 m en een diameter van de tandenbaan van elk harkorgaan van bijvoorbeeld 1,9 m bedraagt het bovengenoemde percentage ongeveer 35%.
Tijdens bedrijf worden de harkorganen op de bovenbeschreven wijze aangedreven in de tegengestelde draaizin B, waarbij de buitenwaarts gerichte, en in bovenaanzicht ten opzichte van de draaizin B, enigszins achterwaarts gerichte ^ tandengroep 47 het gewas vanaf de punten 53 verplaatsen in de richting van de grondstrook waarvan de breedte overeenstemt met de afstand 67. Dit geldt voor over het veld uitgespreid gewas, dat moet worden geschud of samengeharkt. Bij anderssoortig uitgevoerde tandengroepen komen de tanden in 20 de punten 69 met het gewas m aanraking. De werkbreedte van de machine wordt bepaald door de punten, waarmede de tanden met de grond of de stoppels in aanraking komen en hangt niet af van het punt, waar de tanden met gewas in aanraking komen. De laatstbedoelde punten kunnen meer binnenwaarts 25 zijn gelegen zoals door de machine samen te voegen zwaden, die recht voor de harkorganen op het veld liggen.
Aangezien de harkorganen vrij vlak staan opgesteld en de tanden ten opzichte van de draairichting B achterwaarts zijn gericht, zal een deel van het door de tanden opgenomen 30 gewas reeds in een vroeg stadium, afhankelijk van de vorm en richting van de tanden, nabij de voorzijden van de tanden- banen de tanden reeds verlaten en in de richting van het symmetrievlak 8 worden geworpen. Het grootste deel van het door de tanden opgenomen gewas wordt aansluitend eveneens 35 binnenwaarts in de richting van het symmetrievlak 8, maar sterker achterwaarts in deze richting geworpen, waarbij al het afgeworpen gewas ongeveer evenwijdig aan de grond vliegt en steeds met kracht het gewas dat op de grondstrook ter 8601485 4 *» - 12 - 1 breedte van de afstand 67 ligt, treft en doorwoelt.
Het gewas op de grondstrook ter breedte van de afstand 67 wordt derhalve niet direkt maar indirekt door de hark-organen 11 en 12 bewerkt. Het op deze wijze samengeharkte 5 gewas wordt aansluitend door de zwadborden 54 en 55 samengevoerd op een grondstrook ter breedte van de breedte 67A en aldus in een zwad afgelegd. Indien het gewas reeds in de vorm van recht voor de harkorganen 11 en 12 gelegen zwaden op de grond ligt, worden deze zwaden op de grondstrook ter breedte van de afstand 67 samengeharkt en eveneens door de zwadborden in een enkel zwad afgelegd.
Het is met de machine volgens de uitvinding mogelijk om de werkbreedte van de machine aan te passen aan de omstandigheden, zoals de hartafstand tussen reeds op het veld 15 aanwezige zwaden, bijvoorbeeld ook aan de begrenzingen van het bewerkte stuk land, zoals later nog zal worden aangeduid. Met de machine volgens de uitvinding kan ook gewas worden geschud, indien de zwadborden worden weggelaten, eventueel onder aanpassing van de tandstand.
7 n ' u De werkbreedte van de machine kan volgens de uitvinding worden gewijzigd door vanaf de bestuurderszitplaats op de treker de hydraulische cylinder 21 te bedienen tengevolge waarvan de naar achteren open hoek tussen de hartlijrïen van de gestelarmen 10 groter of kleiner wordt. Bij deze verstel- 2 8 ling bewerkstelligen de stangen 17 die, daar de gehele machine ten opzichte van het vlak 8 symmetrisch is opgebouwd een gelijke lengte hebben, op automatische wijze dat de beide gestelarmen 10 zich ten opzichte van het vlak 8 op symmetrische wijze bewegen doordat de pen 16 zich in de 30 beide boven elkaar gelegen sleufgaten 15 beweegt, waarvan de hartlijnen in het vlak 8 zijn gelegen (in plaats van de hydraulische cylinder kan bijvoorbeeld een schroefspindel worden toegepast, echter de bestuurder moet dan ter verstelling zijn zitplaats verlaten). Bij verstelling van de 35 gestelarmen kunnen ten minste twee, zelfs oneindig vele onderlinge standen van de harkorganen worden ingesteld. De eindstanden van de gestelarmen worden door de einden van de sleufgaten 15 bepaald. Bij verandering van de hoek tussen de 8601486 - 13 - 1 gestelarmen 10 bewerkstelligt de hiervoor aangegeven scharnierconstructie bestaande uit de gestelarmen 10, de dragers 59 en de stangen 66, dat de afstand 67A tussen de achterste einden van de zwadborden gelijk blijft.
5 Er wordt hierbij op gewezen, dat de afstand 67A zelf instelbaar is. Indien de beide pennen op symmetrische wijze in een ander gat van de instelplaten 63 worden gestoken waardoor de werkzame lengte van de stangen 66 wordt gewijzigd, kan de afstand 67A worden vergroot of verkleind. 10 Indien eenmaal een breedte 67A is gekozen, blijft deze breedte bij verstelling van de hoek tussen de verstelarmen 10 automatisch ongeveer constant. Door de door de instelplaten 63 geboden mogelijkheid om de breedte 67A te wijzigen, kan de gebruiker van de machine de zwadbreedte aan-15 passen aan een navolgende machine zoals een laadwagen, een hogedrukpers, een balenroller en dergelijke, waarvan de opraaporganen een nominale breedte hebben die, afhankelijk van het fabrikaat, kan variëren tussen 1,40 m en 1,90 m; uiteraard dient de door de onderhavige machine af te leggen ^0 zwadbreedte kleiner te zijn dan de nominale breedte van de opraaporganen van de navolgende machines, daar anders de kans groot is dat gewas liggen blijft.
Indien de beide pennen 65 op a-symmetrische wijze in de rijen gaten 64 van de instelplaten worden gestoken, zijn de 25 zwadborden a-symmetrisch ten opzichte van het overige deel van de machine opgesteld. Met een dergelijke opstelling kan het zwad op grotere afstand van bijvoorbeeld een slootrand worden afgelegd, zodat een navolgende machine niet dicht naast de slootrand behoeft te rijden.
Volgens een ander aspekt van de uitvinding kan de werkbreedte van de machine tijdens bedrijf, dus tijdens het rijden over het veld, worden versteld. De behoefte aan deze mogelijkheid ontstaat bijvoorbeeld bij gerende perceelgrenzen, zoals in fig. 6 is getekend. De op het veld 35 . .
liggende zwaden zijn paarsgewijs met verwijzingscijfers 70 respektievelijk 71 aangegeven. De. zwaden 70 kunnen op de wijze zoals voorgesteld in fig. 5 worden samengevoegd tot één breed zwad 72; dit is de normaal voorkomende zwad- S 6 0 1 486 - 14 - 1 behandeling. Het zwad 72 kan daarna door een van de hiervoor genoemde navolgende inrichtingen worden opgenomen. Het grondstuk volgens fig. 6 bezit echter een begrenzing 73, zoals een hek of sloot, die met de tegenoverliggende 5 hoofdbegrenzing een scherpe hoek insluit. Een van de beide zwaden 71, het zwad dat het meest nabij de begrenzing 73 ligt, is echter noodgedwongen korter dan de overige zwaden. Indien de machine nu de beide zwaden 71 -opneemt (in fig. 6 van links naar rechts) kan aanvankelijk de normale procedure 10 volgens fig. 5 worden gevolgd, maar indien de begrenzing 73 ten opzichte van de zijkant van de trekker naderbij komt kan de bestuurder tijdens het rijden de afstand tussen de hark-organen 11 en 12 door middel van bediening van de hydraulische cylinder 21 verkleinen en wel zodanig, dat nog juist 15 het meest nabij de begrenzing 73 liggende einde van het nabijgelegen zwad wordt verwerkt, terwijl ondertussen de trekker zodanig evenwijdig aan de be.grenzing 73 wordt gestuurd, dat de trekkerwielen niet te dicht bij de begrenzing, zoals een slootkant, komen. Een dergelijke verstelling 20 van de armen 10 tijdens het rijden over het veld kan uiteraard ook worden toegepast, indien bijvoorbeeld het nabij de veldrand gelegen zwad 71 evenwijdig aan de veldrand ligt en dus een hoek met de andere zwaden insluit. Dit geldt tevens voor uitgespreid liggend gewas. Algemeen kan worden 25 gesteld, dat de werkbreedte tijdens bedrijf aan de ligging van het op de grond gelegen gewas respektievelijk veld- begrenzingen kan worden aangepast.
Uitgaande van op de grond verspreid liggend gemaaid gewas, wordt dit gewas tijdens het rijden in een richting 30 door de machine in een zwad 74 samengevoegd, waarbij de machine bijvoorbeeld op zijn grootste werkbreedte is ingesteld. Indien de machine aansluitend langs de reeds bewerkte grondstrook ter breedte van de werkbreedte van de machine terugrijdt, wordt deze aansluitende grondstrook op dezelfde . wijze bewerkt, hetgeen resulteert in een zwad 75, zoals in fig. 4 is voorgesteld. Bij een volgende rit van de machine (fig. 5) wordt de afstand 67 tussen de beide harkorganen 11 en 12 zodanig aangepast, dat de reeds gevormde zwaden 74 en 8601486 > i - 15 - 1 75 bijvoorbeeld recht voor de harkorganen liggen; deze zwaden worden dan op de meest gunstige wijze bewerkt en samengevoegd tot een laadzwad 72, op te nemen door een navolgende machine.
5 De machine volgens de uitvinding maakt het mogelijk om een harkmachine te verschaffen met een zeer grote breedte (bijvoorbeeld 7 m) en slechts voorzien van twee harkorganen. Indien het gewas op het veld ligt uitgespreid, zal het op de grondstrook ter breedte van de afstand 67 gelegen gewas door ^ de zijdelings in deze gewasstrook geworpen, door de hark organen geharkte gewashoeveelheid grondig worden beroerd en eventueel met behulp van de zwadborden in een zwad afgelegd of, zonder werkzame zwadborden, geschud; deze mogelijkheid is vooral van belang in gebieden, waar zeer grote opper- 3,5 vlakken in de kortst mogelijke tijd moeten worden bewerkt.
De machine volgens de uitvinding biedt dan ook een zeer grote capaciteit met slechts twee harkorganen, gepaard met een zeer eenvoudige bediening van de harkorgaanverstelling en zwadbordverstelling. De werkbreedte kan desgewenst 20 tijdens het rijden over het -veld worden gevariëerd.
De machine volgens de uitvinding bezit ondanks de mogelijke grote werkbreedte een goede stabiliteit ten opzichte van de trekker. De naar wens ingestelde harkorganen II en 12 worden tijdens bedrijf door de hydraulisch geblokkeerde 25 hydraulische cylinder 21 ten opzichte van elkaar gefixeerd (afgezien van de genoemde werkbreedteverstelling tijdens bedrijf) waarbij de stangen 17 door middel van de in de sleufgaten 15 gelegen pen 16 de stand van de harkorganen ten opzichte van het symmetrievlak 8 vastleggen.
Elk der beide harkorganen 11 en 12 is ondersteund door een loopwiel 76. Een vanaf de as van het loopwiel 76 schuin voorwaarts en opwaarts gerichte drager 77 is om een ongeveer evenwijdig aan de draaiingsas 13, 14 gericht scharnier 78 * vrij verzwenkbaar aangebracht aan een steun 79, die star is 35 aangebracht aan een zich binnen de naaf bevindend vast ten opzichte van de tandwielkast 39 bevestigd naafdeel en strekt zich vanaf dit naafdeel evenwijdig aan de richting A voorwaarts uit. Het loopwiel 76 bevindt zich derhalve op afstand 8601486 - 16 - 1 voor het verlengde van de draaiingsas 13, 14 en is als zwenkwiel werkzaam. Daar de gehele machine aan de driepuntshefinrichting van de trekker is bevestigd, volgen de zwenkwielen 76 alle stuurbewegingen van de trekker zonder 5 zijdelingse krachten op de machine uit te oefenen. Deze loopwieluitvoering is van groot voordeel, indien de afstand tussen de harkorganen tijdens het rijden van de machine wordt versteld, daar de richting van deze loopwielen zich dan automatisch aanpast.
10 In fig. 7 is een bovenaanzicht van een machine gete kend die ten opzichte van de in het voorgaande beschreven machine enige wijzigingen omvat (fig. 7-11). De hierna niet-besproken machinedelen en samenstellingen komen overeen met die welke in het voorgaande zijn beschreven eh zijn voorzien 15 van dezelfde verwijzingscijfers.
In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 7 zijn de beide instelplaten 63 (fig. 1) weggelaten, waarbij de betreffende einden van de beide stuurstangen 66 rechtstreeks verzwenkbaar zijn bevestigd aan de bijbehorende dragers 59 om zwenkassen 80 (fig. 7). Tijdens verstelling van de werkbreedte 68 worden de dragers 59 ten opzichte van de bijbehorende gestelarmen 10 derhalve gestuurd door vast ψ ingestelde veelhoek-scharnierkonstrukties 6, 10, 59, '66, 59, 10. Deze beide scharnierkonstrukties zijn evenals in het 25 vorige uitvoeringsvoorbeeld symmetrisch uitgevoerd ten opzichte van het symmetrievlak 8.
Tussen de achterste uiteinden van de beide dragers 59 is een stuurelement in de vorm van een verbindingsbalk 81 aangebracht, waarvan de richting, gezien in het boven-30 aanzicht volgens fig. 7, steeds loodrecht op die van het symmetrievlak 8 is gericht vanwege de in alle standen symmetrische opstelling van de machine ten opzichte van dat symmetrievlak. De verbindingsbalk 81 omvat nabij beide uiteinden een korte draagbalk 82, die door middel van een
O C
. opwaarts gericht scharnier 83 verzwenkbaar verbonden is met het achterste uiteinde van de nabijgelegen drager 59. De beide naar elkaar toe gerichte uiteinden van de draagbalken 82' zijn onderling verbonden door een pijp 84, waarvan de 8601486 - 17 - 1 lengte wijzigbaar is. In verband met dit laatste is de pijp 84 als telescopisch in- en uitschuifbare pijp uitgevoerd, waarvan de lengte zich afhankelijk van de hoek tussen de beide gestelarmen 10 automatisch instelt. De pijp 84 is door ^ middel van horizontale, in de rijrichting A gelegen zwenk-assen 85 verzwenkbaar verbonden met de draagbalken 82 die, gezien in horizontale richting, een vaste hoek van ongeveer 90° insluiten met de nabijgelegen drager 59. De zwenkassen 85 zijn gewenst omdat de dragers 59 ten opzichte van de armen 10 om de pennen 62 verzwenkbaar zijn afhankelijk van de beweging van de zwadborden 54 over de oneffen grond.
Aan de voorste uiteinden van elk der zwadborden 54 is op starre wijze een stelplaat 86 bevestigd die voorzien is van instelgaten 87 die op gelijke afstand van de schar-nieren 83 liggen. De stelplaten zijn in verschillende standen ten opzichte van de nabijgelegen draagbalk 82 instelbaar door middel van een. door de draagbalk 82 stekende grendelpen 88. Tengevolge van de in meerdere standen instelbare en vastzetbare stelplaten 86 ten opzichte van de 20 nabijgelegen draagbalk 82 is tevens het nabijgelegen zwad- bord 54 ten opzichte van het symmetrievlak 8 instelbaar, en vastzetbaar. Op deze wijze kan worden bereikt dat de hoek tussen elk der zwadborden 54 en het symmetrievlak 8, " gezien in het bovenaanzicht volgens figuur 7, bij onderlinge 25 verstelling van de armen 10 steeds dezelfde blijft. Hierbij wordt voorkomen dat bij verstelling van de armen 10 de laatstgenoemde hoek zo groot wordt, dat gevaar voor verstopping van het tussen de zwadborden door bewegende gewas zou ontstaan. Tevens ontstaat de mogelijkheid dat de 30 bedieningspersoon van de machine de tijdens bedrijf constant blijvende hoek tussen de zwadborden en het symmetrievlak 8 naar behoefte, bijvoorbeeld afhankelijk van de aard van het gewas, kan instellen.
In de figuren 8 en 9 is de konstruktie van de in 35 het uitvoermgsvoorbeeld volgens fig. 7 toegepaste tanden-groepen aangegeven. Ter plaatse van elke tandengroep 47 is aan de bovenzijde van de velg 43 een buitenwaarts en enigszins opwaarts gerichte steun 89 aangebracht die aan 8601486 - 18 - 1 zijn buiten de ‘velgomtrek gelegen einde· star is bevestigd aan een bus 90. In de bus 90 is een asstuk 91 bevestigd dat, gerekend ten opzichte van de draaiingsrichting B van het betreffende harkorgaan, in achterwaartse richting uit de bus 5 steekt. De hartlijn 92 van de bus 90 en het asstuk 91 is ongeveer evenwijdig aan een vlak gelegen dat evenwijdig aan de rondlopende velg 43 is gericht. Gerekend in de draaiingsrichting B, sluit de hartlijn 92 een naar voren geopende hoek van ongeveer 25 - 30° in met een nabij de achterzijde van het asstuk 91 aangebrachte raaklijn aan de velg 43. In de figuren 8 en 9 is de tandwielgroep 47 in zijn werkstand getekend. De tandengroep 47 is bevestigd aan een plaatvormige tandendrager 93 die in de werkstand vanaf het asstuk 91 opwaarts is gericht en die aan zijn onderzijde 15 binnenwaarts en vervolgens weer opwaarts is gebogen en ter plaatse van dit gebogen gedeelte is vastgelast aan twee aan weerszijden van de tandendrager 93 liggende ringen 94 die passend zwenkbaar zijn om het asstuk 91 dat ten opzichte van de bus 90 is gefixeerd. Het hiervoor genoemde gebogen 20 onderste gedeelte van de tandendrager 93 is zodanig aan de ringen 94 vastgelast dat zijn naar het asstuk 91 gericht binnenvlak ten opzichte van het buitenoppervlak van het asstuk 91 in radiale richting en rondom een speling bezit van minstens ongeveer 0,5-1 mm, waarmee voorkomen wordt 25 dat de tandendrager tijdens langdurig bedrijf van de machine . ten gevolge van vuil moeilijk of niet zou kunnen verdraaien om het asstuk 91.
Aan de tandengroep is een veer 95 toegevoegd die twee stellen op afstand van elkaar gelegen veerwindingen 96 30 en 97 omvat, die beide om dezelfde ongeveer horizontale, hartlijn zijn gewonden. Het draadmateriaal van de stellen veerwindingen 96 en 97 zet zich tussen de windingen voort in de vorm van een nabij de bovenzijde van de veer 95 gelegen tussenstuk 98, dat in buitenwaartse richting wijst en dat 35 aan zijn buitenzijde, dus op afstand van de hartlijn van de veerwindingen, is vastgehaakt in een drager 99 die aan de steun 89 is bevestigd en achter deze steun uitsteekt. De veer 95 is ter bescherming tegen aanhechtend gewas dan ook 860 1 486 - 19 - 1 achter de steun 89 gelegen. De in draairichting voorste en achterste windingen van de stellen 96 en 97 zetten zich aan de onderzijde van de windingen voort in de vorm van haken 100 en 101 die eveneens vanaf de windingen 96 en 97 buiten-5 waarts zijn gericht en aan hun vrije einden zijn gestoken in een horizontale boring 102 die is aangebracht in het dichtst nabij de veer 95 gelegen vrije einde van het omgebogen deel van de tandendrager 93.
In de in fig. 8 getekende werkstand van de inrichting, waarbij de tanden van de tandengroep 47 buitenwaarts en schuin neerwaarts zijn gericht, tracht de voor-spanning van de veer 95 de haken 100 en 101 ten opzichte van het tussenstuk 98 te verzwenken volgens de beide pijlen C. Dit wordt in de werkstand verhinderd doordat de op de 1® tandengroep en de tandendrager werkende centrifugaalkracht de voorspanning van de veer 95 in evenwicht houdt. Indien het toerental van het betreffende harkorgaan vermindert, zal de veer 95 zich kunnen ontspannen waarbij de haken 100 en 101 in de richting van de onderste pijl C verzwenken ten ^0 opzichte van het door de drager 99 vastgehouden tussenstuk 98, waardoor de tandendrager 93 tezamen met de beide ringen 94 in binnenwaartse richting om de hartlijn 92 verzwenkt, zodat de tandengroep 47 vanuit zijn werkstand ’in een transportstand wordt gebracht waarbij de tanden tot in een 25 ongeveer verticale, m figuur 8 met gestippelde lijnen aangegeven transportstand worden gebracht, waarin zij tegen de buitenzijde van de flexibele wand 46 rusten. De werkstand van de tandengroepen 47 kan in neerwaartse richting door een niet-getekende aanslag worden begrensd.
^ Teneinde te verhinderen dat draaiende harkorganen met buitenwaarts gerichte tanden door middel van bediening van de hydraulische cylinder 21 naar elkaar toe worden bewogen tot op een zodanig kleine onderlinge afstand dat schade zou kunnen ontstaan, kan de voorziening volgens fig. 10 worden 35 aangebracht. In dit uitvoenngsvoorbeeld is de hydraulische cylinder 21 boven de bovenzijden van de gestelarmen 10 aangebracht. Het uiteinde van de zuigerstang van de cylinder 21 is om een evenwijdig aan de zwenkassen 9 gelegen 3601486 - 20 - 1 opstaande pen 103 verzwenkbaar die aan zijn bovenzijde wordt afgesteund door een steun 104 die aan weerszijden van de pen 103 neerwaarts is gericht en aan zijn uiteinden aan de gestelbalk 10 is vastgelast. Het gaffelstuk 105 dat op het 5 uiteinde van de zuigerstang van de cylinder 21 is bevestigd en door middel waarvan de zuigerstang verzwenkbaar is om de pen 103, omvat tevens een de pen 103 loodrecht kruisende zwenkas 106 die buiten het gaffelstuk uitsteekt. Om de einden van de zwenkas 106 is een plaatvormig grendelstuk 107 10 verzwenkbaar aangebracht in de richtingen volgens de pijlen D. In de getekende onderste werkzame stand van het grendel-stuk 107 rust zijn onderzijde ten dele op de bovenzijde van een gestelarm 10 die een neerwaartse aanslag vormt. Het grendelstuk wordt tijdens bedrijf tengevolge van zijn 15 gewicht in deze stand gehouden. Het grendelstuk 107 is voorzien van een uitholling 108 die in de onderste begrenzing van het grendelstuk en op afstand van beide uiteinden ervan is aangebracht. Het grendelstuk 107 bezit een tweede uitholling 109 die is aangebracht in de naar de cylinder 21 20 gekeerde opwaartse begrenzing ervan. Aan een zijkant van de cylinderwand van de hydraulische cylinder 21 is nabij het ' naar het grendelstuk 107 gekeerde einde van de cylinder een * metalen bus 110 bevestigd die in horizontale richting uit-. steekt en tevens bruikbaar is als nippel voor een der 25 hydraulische aansluitingen van de cylinder 21. De in fig. 10 getekende stand van de grendel wordt voor de werkstanden van de machine gebruikt en de afstand van de uitholling 109 ten opzichte van de pen 103 is zodanig gekozen dat, indien de zuigerstang wordt ingetrokken en het harkorgaan 12 in de 20 richting van het symmetrievlak 8 beweegt (waarbij uiteindelijk de aanslag 110 in de een daarmee samenwerkende aanslag vormende uitholling 109 tot stilstand moet komen), de afstand tussen de harkorganen zodanig is, dat de draaiende harkorganen elkaar niet kunnen beschadigen,· in deze stand 25 overlappen de tandenbanen elkaar bij voorbeeld nog juist niet.
Indien de bedieningspersoon een transportstand van de machine wil instellen, heft hij het grendelstuk 107 in 8601486 .-21- 1 opwaartse richting door middel van een koord 111 dat vanaf de bestuurderszitplaats kan worden bediend. Het grendelstuk 107 verzwenkt hierbij om de zwenkas 106. Indien de zuiger-stang daarna wordt ingetrokken bij stilstaande harkorganen, 5 kunnen de harkorganen 11 en 12 op een zodanig kleine afstand ten opzichte van elkaar worden gebracht dat de dan opwaarts gerichte tanden (gestippelde stand in fig. 8) de kleinst mogelijke breedte van de beide harkorganen bepalen en daarmede de kleinste transportbreedte. In deze stand bevindt de 10 aanslag 110 zich onder de uitholling 108? de bedienings-persoon laat daarna het koord 111 los, zodat het grendelstuk 107 neerwaarts verzwenkt, waarbij de uitholling 108 de aanslag 110 en daarmede de cylinder 121 fixeert, zodat een veilige transportstand is bereikt. In deze stand kan de 15 lengte van de cylinder-zuigerstangeenheid 21 niet per vergissing worden gewijzigd. Teneinde de transportstand te bereiken moet de bedieningspersoon derhalve bewust aan het koord 111 trekken, zodat hij hierdoor erop wordt geattendeerd om allereerst de harkorganen tot stilstand te brengen. ^ De uitholling 108 correspondeert derhalve met een stand die geschikt is voor transport over de weg met, in dit uit-voeringsvoorbeeld, een totale transportbreedte van maximaal 3 m, terwijl de aanslag 109 correspondeert met de kleinste onderlinge afstand van de harkorganen 11 en 12 tijdens 2 *5 J bedrijf. De transportstand van de machine is in figuur 11 getekend.
Aan de beide getekende harkorganen kunnen, op symmetrische wijze, verdere harkorganen worden toegevoegd, die aan de buitenzijden van de getekende harkorganen zijn opge-steld en dezelfde draaizin bezitten als die van de naastliggende harkorganen. In dit geval kunnen de afstanden tussen de beide, aan één zijde van het symmetrievlak gelegen harkorganen een vaste waarde bezitten voor het samenvoegen van verspreid liggend gewas in één groot zwad, waarbij een ^ zeer grote werkbreedte bereikbaar is.
öüÜ1486

Claims (49)

1. Hooibouwmachine met tenminste twee om opwaarts gerichte draaiingsassen aandrijfbare harkorganen, met het 5 kenmerk, dat de afstand tussen de harkorganen tijdens het rijden over het veld wijzigbaar is.
1 Conclusies:
2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand tussen de harkorganen tenminste ongeveer 20% van de werkbreedte van de machine bedraagt.
^ 3. Hooibouwmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de machine slechts twee harkorganen omvat, die in tegengestelde draaizin aandrijfbaar zijn.
4. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstand door de kleinste ^ afstand tussen de door de tandpunten beschreven banen van beide, zich in de werkzame stand bevindende, harkorganen wordt bepaald.
5. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de harkorganen buitenwaarts 2n w gerichte tanden bezitten.
6. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de afstand tenminste ^ongeveer 25% van de werkbreedte bedraagt.
7. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclu- 25 sies, met het kenmerk, dat de afstand tenminste ongeveer de diameter van een der harkorganen bedraagt.
8. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de afstand tenminste ongeveer 35% van de werkbreedte bedraagt.
9. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de afstand vanaf de bestuur-derszitplaats van een de machine voortbewegende trekker instelbaar is.
10. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclu-35 sies, met het kenmerk, dat de afstand tussen de harkorganen op hydraulische wijze instelbaar is.
11. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de harkorganen aan onderling een 8601486 - 23 - * hoek insluitende gestelarmen zijn gelegerd, die elk ver- zwenkbaar bevestigd zijn aan een met een trekker koppelbaar gesteldeel en de gestelarmen onderling verbonden zijn door een verstelinrichting, waarvan de lengte instelbaar en in 5 meerdere standen vastzetbaar is.
12. Hooibouwmachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de verstelinrichting een vanaf de trekker bedien-bare hydraulische cylinder is.
13. Hooibouwmachine volgens conclusie 12, met het ^ kenmerk, dat de hydraulische cylinder dubbelwerkend is uitgevoerd.
14. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een met een trekker koppelbaar gesteldeel, met het kenmerk, dat de machine een inrichting 15 omvat door middel waarvan de gestelarmen ten opzichte van het gesteldeel in meer dan twee onderlinge standen op automatische wijze symmetrisch instelbaar zijn.
15. Hooibouwmachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de gestelarmen symmetrisch instelbaar zijn ten 20 . , opzichte van een symmetrievlak dat vast is opgesteld ten opzichte van het aan een trekker koppe-lbaar gesteldeel.
16. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan elk van de gestelarmen een stang verzwenkbaar is bevestigd, waarvan het van de 25 gestelarm afgekeerde einde in een geleiding verschuifbaar is.
17. Hooibouwmachine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de geleiding recht is en vast met een met een trekker koppelbaar gesteldeel is verbonden. 30
18. Hooibouwmachine volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de geleiding door tenminste één sleufgat is bewerkstelligd.
19. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 16 - 18, met het kenmerk, dat de geleiding in het symmetrievlak is 35 gelegen.
20. Hooibouwmachine volgens een .der conclusies 16 - 19, met het kenmerk, dat de geleiding twee begrenzingen bezit, _ die twee uiterste onderlinge standen van de harkorganen 8601486 .-24- 1 bepalen.
21. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan elk der harkorganen een zwadvormend geleidingsorgaan voor gewas is toegevoegd en de 5 geleidingsorganen door middel van een stuurinrichting bij wijziging van de afstand tussen de harkorganen automatisch zodanig instelbaar zijn, dat de de zwadbreedte bepalende breedte tussen de geleidingsorganen ongeveer gelijk blijft.
22. Hooibouwmachine volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat elk der harkorganen aan een gestelarm is gelegerd, die verzwenkbaar is bevestigd aan een aan een trekker koppelbaar gesteldeel, elk geleidingsorgaan verzwenkbaar is verbonden met de het bijbehorende harkorgaan dragende gestelarm en aan elk geleidingsorgaan een stuur- ^ stang van de stuurinrichting verzwenkbaar is gekoppeld, waarvan het andere uiteinde met de het andere harkorgaan dragende gestelarm is gekoppeld.
23. Hooibouwmachine volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de bij wijziging van de afstand tussen de 20 harkorganen nagenoeg constante, de zwadbreedte bepalende breedte tussen de geleidingsorganen instelbaar is.
24. Hooibouwmachine volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de werkzame lengte van de stuurstangen 'instelbaar is. 25
25. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 1-24, met het kenmerk, dat aan de van de afstand tussen de harkorganen afgekeerde zijde van elk der harkorganen tenminste een ander harkorgaan is opgesteld.
26. Hooibouwmachine volgens conclusie 25, met het 30 kenmerk, dat het andere harkorgaan m dezelfde draaizm aandrijfbaar is als die van het naastliggende harkorgaan.
27. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk der harkorganen tijdens bedrijf door een loopwiel wordt ondersteund dat als 35 zwenkwiel is uitgevoerd.
28. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine aan de driepuntshef-inrichting van een trekker koppelbaar is en de machine 8601486 - 25 - 1 tijdens bedrijf ongeveer symmetrisch ten opzichte van het langssymmetrievlak van de trekker is opgesteld.
29. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk harkorgaan van buitenwaarts 5 gerichte, ten opzichte van het overige deel van het hark orgaan vrij op en neer verzwenkbare, tanden is voorzien.
30. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tanden ten opzichte van de draaizin van het harkorgaan achterwaarts zijn gericht.
^ 31. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tanden tijdens het voorwaarts gerichte deel van hun baan de grond of de stoppels raken nabij een punt dat in het vlak door de draaiingsassen van de harkorganen is gelegen.
^ 32. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 1-30, met het kenmerk, dat de tanden tijdens het voorwaarts gerichte deel van hun baan de grond of de stoppels raken in een punt dat, gerekend ten opzichte van de rijrichting, op afstand vóór het vlak door de draaiingsassen van de hark- 20 organen is gelegen.
33. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine van een stuurinrichting is voorzien door middel waarvan, gezien in bovenaanzicht, de hoek tussen een geleidingsorgaan en het 25 symmetrievlak van de machine bij wijziging van de afstand tussen de harkorganen ongeveer constant blijft.
34. Hooibouwmachine volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat het geleidingsorgaan tijdens het rijden over het veld star verbonden is met een stuurelement dat bij 30 wijziging van de afstand tussen de harkorganen zijn richting ten opzichte van het symmetrievlak behoudt.
35. Hooibouwmachine volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat het stuurelement op verzwenkbare wijze dragers verbindt, die de geleidingsorganen opsteunen ten opzichte 35 van de harkorganen.
36. Hooibouwmachine volgens conclusie 34 of 35, met het kenmerk, dat het stuurelement ongeveer loodrecht op het symmetrievlak is gericht. 8601486 - 26 -
37. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 33 - 36, met het kenmerk, dat de hoek tussen het geleidingsorgaan en het symmetrievlak instelbaar en vastzetbaar is.
38. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 5-37, 5 met het kenmerk, dat de tanden tijdens bedrijf door centri- fugaalkrachten in hun werkzame stand worden gehouden.
39. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 5 - 38, met het kenmerk, dat de tanden bij vermindering van het toerental van de harkorganen door middel van veerkracht opwaarts in een onwerkzame stand verzwenkbaar zijn.
40. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een tand aan een bus is bevestigd, die tijdens bedrijf om een asstuk verzwenkbaar is en tussen de bus en het asstuk een over de o'mtrek van het 15 asstuk ongeveer constante speling aanwezig is.
41. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter beperking van de instelling van de afstand tussen de harkorganen bij afnemende afstand een aanslag is aangebracht. 2o
42. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor het fixeren van een afstand van de harkorganen ten dienste van een transporstand van de machine een vergrendeling is aangebracht.
43. Hooibouwmachine volgens conclusie 42, met het 25 kenmerk, dat bij vergrendeling de verstelinrichting onwerkzaam is.
44. Hooibouwmachine volgens conclusie 43, met het kenmerk, dat de vergrendeling de afstand tussen het vrije einde van de zuigerstang en de cylinder fixeert.
45. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 42 - 44, met het kenmerk, dat de vergrendeling tijdens bedrijf in een werkzame stand wordt gehouden.
46. Hooibouwmachine volgens een der conclusies 41 - 45, met het kenmerk, dat de aanslag tijdens bedrijf slechts 35 vanaf de bestuurderszitplaats van een de machine voortbewegende trekker in een onwerkzame stand brengbaar is.
47. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diameter van elk der 8601486 m- - 27 - 1 harkorganen tijdens bedrijf tenminste ongeveer 2 m bedraagt.
48. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstand tenminste ongeveer 125 cm bedraagt.
49. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine een harkmachine is. 10 15 20 ♦ 25 30 35 8601436
NL8601486A 1985-09-05 1986-06-09 Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas. NL193967C (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8601486A NL193967C (nl) 1985-09-05 1986-06-09 Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
AU61727/86A AU595825B2 (en) 1985-09-05 1986-08-21 Machine for working grass, hay or other crops on the field
AT86201515T ATE69688T1 (de) 1985-09-05 1986-09-03 Maschine zur behandlung von gras, heu oder sonstigen gewaechsen auf dem boden.
EP86201515A EP0217436B1 (en) 1985-09-05 1986-09-03 Machine for working grass, hay or other crops on the field
DE8686201515T DE3682644D1 (de) 1985-09-05 1986-09-03 Maschine zur behandlung von gras, heu oder sonstigen gewaechsen auf dem boden.
US06/903,973 US4776157A (en) 1985-09-05 1986-09-05 Machine for working grass, hay or other crops on the field
US07/187,275 US4864809A (en) 1985-09-05 1988-04-28 Machine for working grass, hay or other crops on the field
NL9600003A NL9600003A (nl) 1986-06-09 1996-02-23 Hooibouwmachine.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8502445 1985-09-05
NL8502445 1985-09-05
NL8601486A NL193967C (nl) 1985-09-05 1986-06-09 Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8601486 1986-06-09

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8601486A true NL8601486A (nl) 1987-04-01
NL193967B NL193967B (nl) 2000-12-01
NL193967C NL193967C (nl) 2001-04-03

Family

ID=26646070

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8601486A NL193967C (nl) 1985-09-05 1986-06-09 Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.

Country Status (5)

Country Link
US (2) US4776157A (nl)
EP (1) EP0217436B1 (nl)
AU (1) AU595825B2 (nl)
DE (1) DE3682644D1 (nl)
NL (1) NL193967C (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL193967C (nl) * 1985-09-05 2001-04-03 Lely Nv C Van Der Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8800942A (nl) * 1988-04-12 1989-11-01 Lely Nv C Van Der Landbouwmachine.
DK171109B1 (da) * 1989-01-20 1996-06-17 Fransgaards Maskinfab As Maskine til spredning, vending og sammenrivning af hø, halm og lignende materialer
US5377482A (en) * 1993-09-03 1995-01-03 Miller-St. Nazianz, Inc. Hydraulic lift rotary rake
GB2286958A (en) * 1994-03-01 1995-09-06 Colin Port Mowers
US5400578A (en) * 1994-04-20 1995-03-28 Galanti; Marcello B. Apparatus for raking and baling cut crop material
WO1996015657A1 (en) * 1994-11-23 1996-05-30 Kverneland Taarup As A rotor rake
AU4892796A (en) * 1995-03-14 1996-10-02 Rotacon Engineering Limited Hay-making apparatus
US6314710B1 (en) 1998-08-31 2001-11-13 Tonutti S.P.A. V-rake with windrow width adjustment
WO2002085097A2 (en) * 2001-03-28 2002-10-31 Tonutti S.P.A. Internal windrow width adjustment system for a v-rake
US6865873B2 (en) * 2002-06-21 2005-03-15 Sitrex S.R.L. Pull type V-shaped hay rake
US6834488B2 (en) 2002-11-22 2004-12-28 Sitrex S.R.L. Towable hay rake with an automatic steering mechanism
US7165386B2 (en) * 2003-11-14 2007-01-23 Tonutti S.P.A. Industria Macchine Agricole Vertically folding rake
US7958651B2 (en) * 2006-05-19 2011-06-14 Maniha Allan M Clothes dryer rake
DE102014004571A1 (de) * 2014-03-28 2015-10-01 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H. Landwirtschaftliches Anbaugerät

Family Cites Families (31)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH250278A (fr) * 1945-12-03 1947-08-31 Berthoud & Cie Charrue viticole.
BE631139A (nl) * 1962-04-18
NL299902A (nl) * 1962-10-31
DE1232388B (de) * 1965-02-17 1967-01-12 Franz Grimme Fa Heuwerbungsmaschine
FR1468829A (fr) * 1965-10-05 1967-02-10 Corbeil Const Mec Décavaillonneuse automatique, adaptée aux cultures en lignes en général, et en particulier aux vignes, et vignobles
DE1582167C2 (de) * 1966-02-25 1982-06-24 C. van der Lely N.V., 3155 Maasland Kreiselheuwerbungsmaschine
DE1507329A1 (de) * 1966-08-29 1970-01-08 Interfinanz Ag Schwadrechen fuer auf dem Boden liegende Erntegueter,insbesondere fuer Heu
DE1582291A1 (de) * 1967-05-23 1970-05-06 Landmaschinenfabrik Essen Gmbh Heuwerbungsmaschine
US3508384A (en) * 1967-06-19 1970-04-28 James A Madre Auxiliary mowing apparatus and control mount therefor
CH474941A (de) * 1967-07-07 1969-07-15 Bucher Guyer Ag Masch Heuerntemaschine
US3556587A (en) * 1968-10-01 1971-01-19 William Rymes Rocker support for infant seat
US3650098A (en) * 1970-11-04 1972-03-21 Ralph D Folk Semi-mounted mower for tractors
DE2127739B1 (de) * 1971-06-04 1972-07-13 Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Broistedt Heuwerbungsmaschine
DE2167001A1 (de) * 1971-07-23 1977-05-05 Jacques Roby Dr Schlittler Vierkreislige heuwerbungsmaschine
US3757500A (en) * 1971-10-12 1973-09-11 M Averitt Multiple unit lawnmower construction
DE2220114A1 (de) * 1972-04-25 1973-10-31 Jacques Roby Dr Schlittler Heuwerbungsmaschine
NL7209663A (nl) * 1972-07-13 1974-01-15
GB1444074A (en) * 1973-02-23 1976-07-28 Weidtmann R Haymaking machines
DE2410453A1 (de) * 1974-03-05 1975-09-11 Schlittler Jacques Roby Dr Heuwerbungsmaschine
NL158995C (nl) * 1975-02-04 1982-04-16 Zweegers P Landbouwwerktuig, voorzien van aandrijfbare harkwielen.
NL7606199A (nl) * 1976-06-09 1977-12-13 British Lely Hooibouwmachine.
BE849254A (nl) * 1976-12-10 1977-04-01 Strokenreiniger voor fruitaanplantingen
ES237110Y (es) * 1978-07-05 1979-01-16 Apero de labranza.
FR2448838A1 (fr) * 1979-02-19 1980-09-12 Hugg Julien Charrue pour le travail du sol, en particulier dans des plantations en lignes
NL177070C (nl) * 1979-08-24 1985-08-01 Lely Nv C Van Der Hooibouwmachine.
DK156531B (da) * 1979-10-23 1989-09-11 Lely Nv C Van Der Rivemaskine
NL179440C (nl) * 1979-12-21 1986-09-16 Lely Nv C Van Der Hooibouwmachine.
US4429517A (en) * 1981-10-06 1984-02-07 Hesston Corporation Harvesting header with adjustable draper for left, right or center delivery
US4505096A (en) * 1982-09-30 1985-03-19 Phil Brown Sweeping machine with arcuate paddle of flexible material
US4519190A (en) * 1983-09-16 1985-05-28 Sperry Corporation Inter-trolley latch for draper header
NL193967C (nl) * 1985-09-05 2001-04-03 Lely Nv C Van Der Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.

Also Published As

Publication number Publication date
US4776157A (en) 1988-10-11
US4864809A (en) 1989-09-12
EP0217436A1 (en) 1987-04-08
DE3682644D1 (de) 1992-01-09
NL193967B (nl) 2000-12-01
EP0217436B1 (en) 1991-11-27
AU595825B2 (en) 1990-04-12
AU6172786A (en) 1987-03-12
NL193967C (nl) 2001-04-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8601486A (nl) Hooibouwmachine.
US6314710B1 (en) V-rake with windrow width adjustment
NL7906381A (nl) Hooibouwmachine.
NL8104871A (nl) Hooibouwmachine.
US5956934A (en) Folding finger wheel V-rake
US4641491A (en) Agricultural machine
EP3811766A1 (en) Improved agricultural implement
NL9402063A (nl) Hooibouwmachine.
CH649678A5 (de) Kreiselheuwerbungsmaschine.
EP0290059B1 (en) An implement for displacing crop
US3910020A (en) Lateral displacement of crop lying on the ground
NL9600003A (nl) Hooibouwmachine.
EP1493321B2 (de) Heuwerbungsmaschine
JPS6258929A (ja) 田野の牧草、乾草などの作物用作業機械
NL9100572A (nl) Landbouwmachine.
NL8602066A (nl) Machine voor het bewerken van gewas.
EP1488680B1 (de) Heuwerbungsmaschine
NL9000140A (nl) Hooibouwmachine.
NL1009947C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
EP1493320B1 (de) Heuwerbungsmaschine
NL1006397C2 (nl) Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
EP0358026B1 (de) Zinkenkreisel für Kreiselheumaschinen
NL8202352A (nl) Hooimachine.
NL8602065A (nl) Machine voor het kneuzen van gewas.
NL8004832A (nl) Harkmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20050101