NL8301855A

NL8301855A - Aan de driepuntsophanging van een landbouwtrekker vast te maken cirkelharkschudder.

Info

Publication number: NL8301855A
Application number: NL8301855A
Authority: NL
Original assignee: Claas Saulgau Gmbh
Priority date: 1982-06-25
Filing date: 1983-05-25
Publication date: 1984-01-16
Also published as: FR2529049B1; AT390710B; NL191327B; CH661178A5; DE3223768C2; FR2529049A1; NL191327C; DE3223768A1; ATA160183A

Description

» '* « k -1- VO 4800

Aan de driepuntsophanging van een landbouwtrekker vast te maken cirkel-harkschudder.

De uitvinding heeft betrekking op een als cirkelharkschudder uitgevoerde hooimachine volgens de aanhef van conclusie 1.

Uitvoeringen van deze soort zijn veelvuldig bekend. Het Duitse "Gebrauchsmuster" 6.926.659 of het Duitse octrooischrift 2.531.289 toont 5 hiervoor een voorbeeld. Door de zwenkbare stuurverbinding van het machine-gestel met het met de stuurorganen van de driepuntsophanging van de trekker verbonden draagraam wordt bij het nemen van bochten tijdens het werk een voor het neerleggen van het zwad optimaal nalopen van de machine bereikt. Het achteruit rijden van de harkschudder voor het vrij-10 harken van moeilijk toegankelijke hoeken van het veld of het naar keuze bevestigen van de harkschudder aan de voorste driepuntsophanging van de trekker is echter niet mogelijk. Uit het Duitse octrooischrift 2.416.316 is hiervoor weliswaar ook reeds een cirkelharkschudder bekend, maar hierbij is het machinegestel echter star verbonden met het draagraam.

15 Teneinde het nemen van bochten bij het werk mogelijk te maken, zijn de steunwielen hierbij uitgevoerd als naloopwielen. Voor het achteruit rijden van de machine resp. voor het naar keuze bevestigen aan de voorzijde daarvan, moet de bochtbaan samen met het onderstel over 180° rond de draaias van het harkwiel worden gezwenkt en in de nieuwe zwenkstand worden vast-20 gezet. Bij deze harkschudder is het nadelig, dat het nalopen bij getrokken machine (het meest voorkomende geval voor het’harken) tijdens het nemen van bochten zodanig ongunstig is, dat het neergelegde zwad niet volledig resp. slechts zeer omslachtig kan worden opgenomen door een daaropvolgend werktuig, zoals bijv. een laadwagen.

25 Met de uitvinding moet een cirkelharkschudder worden verschaft, die kan worden vastgemaakt aan de driepuntsophanging aan zowel de voor-als de achterzijde van de trekker, en naar keuze kan werken als getrokken of geschoven machine, alsmede als getrokken machine bij het nemen van bochten tijdens het werk een voor het neerleggen van het zwad optimaal 3C nalopen geeft. Het omzetten van de machine vanuit een getrokken naloop-stand in een geschoven voorloopstand en omgekeerd moet op een zo gemakkelijk mogelijke wijze zijn te bereiken. Dit wordt bereikt door de maatregelen overeenkomstig het onderscheidend kenmerk van conclusie 1, alsmede 33 830 1 8 5 5 -2- - f volgens een verdere uitvoering overeenkomstig de maatregelen van de onderscheidende kenmerken van de'overige conclusies.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 5 figuur 1 een zij-aanzicht is van een uitvoeringsvorm van de aan de achterste driepuntsophanging van een trekker vastgemaakte cirkel-harkschudder, figuur 2 een bovenaanzicht is van de machine volgens figuur 1, figuur 3 een achteraanzicht is van de machine volgens figuur 1, 10 en 4 figuur 4 een aanzicht is op grotere schaal van een gedeelte van de machine volgens figuur 3.

De afgebeelde cirkelharkschudder omvat een rond een vertikale draaias 1 draaibaar harkwiel 2 met een aantal radiaal ten opzichte van 15 de draaias 1 aangebrachte harktandendragers 3, aan elk waarvan een aantal harktanden 4 is aangebracht. De harktandendragers 3 zijn rond hun lengte-hartlijn zwenkbaar gelegerd in een aangedreven draaglichaam 12 van het harkwiel 2, en aan hun naar de draaias 1 gekeerde einden voorzien van stuurkrukken 6, die stuurrollen 5 dragen, die worden geleid langs een 20 rond de draaias 1 lopende leibaan 7. Het harkwiel 2 wordt via twee binnen de omloopbaan van de harktanden 4 aangebrachte loopwielen 8 gedragen op de grond, welke loopwielen op bekende wijze via een door een lengte-groef in de draaias 1 geleide trekkabel 9 in hoogte verstelbaar zijn door middel van een aan het machinegestel 11 aangebrachte verstelspil 10.

25 De loopwielen 8 zijn uitgevoerd als rond vertikale assen 13 aan het onderstel 14 zwenkbaar gelegerde naloopwielen, die via een insteek-boutmechanisme 15 in een ten opzichte van de lengtehartlijn van de trekker 16 juiste stand kunnen worden vastgezet aan het onderstel 14.

De leibaan 7 is via een naaf 17 draaibaar gelegerd aan de draaias 30 1, en via een hefboommechanisme 18, 19, 20 in twee over 180° gezwenkte standen vast te zetten aan de draaias 1. Het hefboommechanisme 18, 19, 20 heeft een aan de leibaan 7 rond een horizontale as 21 zwenkbaar gelegerde, twee armige hefboom 18, 19, die voor het vastleggen van de leibaan 7 met een hefboomarm 19 aangrijpt in een van de twee, langs de omtrek van 35 een aan de draaias 1 aangebrachte schijf 20 diametraal tegenover elkaar liggend aangebrachte uitsparingen 22, 22' (figuur 4). Voor het zwenken 8301855 -3- van de leibaan 7 wordt de hefboom 18, 19 gezwenkt in de in figuur 4 met een streepstippellijn afgebeelde stand, waarin de hefboom met de hefboomarm 19 wordt losgemaakt uit de uitsparing 22 in de schijf 20, en met de andere hefboomarm 18 tot aanligging kan worden gebracht tegen 5 een van de tandendragers 3. Bij het met de hand draaien van het harkwiel 2 wordt de hefboom 18, 19 via de hefboomarm 18 meegenomen, en wordt zodoende de leibaan 7 mede rond de draaias 1 gezwenkt. Na het zwenken over 180° wordt de leibaan 7 dan weer gegrendeld, doordat de hefboom 18, 19 in een aangrijpstand van de hefboomarm 19 in de andere uitsparing 10 22' naar beneden wordt gezwenkt.

De harkschudder is op bekende wijze via een draagraam 23 te koppelen aan de stuurorganen 24, 25, 26 van de driepuntsophanging van een trekker 16, en met het machinegestel 11 in neergelaten werkstand van de machine rond een vertikale as 27 zwenkbaar aan het draagraam 23 15 tussen aanslagen 29 en 30 resp. 29* en 30’, alsmede in een opgeheven transportstand via een grendelmechanisme 28, 29, 29*, 30, 30' (bijv. zoals blijkt uit het Duitse "Offenlegungsschrift" 2.715.112) automatisch vast te zetten in een ten opzichte van de lengtehartlijn van de trekker juiste stand.

20 Voor het tegen zwenken vastzetten van de machine in de neerge laten bedrijfsstand worden de aan het draagraam 23 voorziene aanslag-platen 30, 30' via verstelspillen 31, 31' in de richting naar de aan het machinegestel 11 voorziene dwarsplaten 29, 29* bewogen tot in de in figuur 2 met streeplijnen afgebeelde stand. Deze maatregel is nodig, 25 wanneer de machine achteruit moet worden gereden of moet worden vastgemaakt aan de voorste driepuntsophanging van de trekker 16. Gelijktijdig moet de leibaan 7 voor deze manier van toepassen van de harkschudder over 180° worden gezwenkt en moeten de loopwielen 8 door het losmaken van het insteekboutmechanisme 15 in de naloopstand worden gebracht.

30 Bij getrokken machine zijn de naloopwielen 8 star gezet, en is de machine bij het teruggezwenkt zijn van de leibaan 7, in de neergelaten werkstand zijdelings zwenkbaar rond de as 27 aan het draagraam 23.

8301855

Claims

1. Als cirkelharkschudder uitgevoerde, via een draagraam zwenk-baar aan de driepuntsophanging van een trekker vast te maken hooimachine, waarvan het machinegestel in de werkstand van de machine rond een in 5 hoofdzaak vertikale as vrij zwenkbaar is aan het draagraam, en in opgeheven transportstand via een grendelmechanisme automatisch kan worden vastgezet, en die is voorzien van althans een rond een vertikale draaias aangedreven, alsmede via loopwielen op de grond steunend hark-wiel, waarvan de radiaal uitstekende harktandendragers bij het bedrijf 10 van de machine via stuurkrukken, die aangrijpen in een aan de draaias aangebrachte leibaan, rond de lengtehartlijn zwenkbaar kunnen worden gestuurd, met het kenmerk, dat het machinegestel (11) in neergelaten werkstand van de machine via een grendelmechanisme (30, 30', 31, 31') kan worden vastgezet aan het draagraam (23) , waarbij de loopwielen (8) 15 zijn uitgevoerd als naloopwielen en in een ten opzichte van de lengtehartlijn van de trekker (16) juiste stand kunnen worden vastgezet, en de leibaan (7) via een hefboommechanisme (18, 19, 20)over 180° zwenken vastzetbaar is aangebracht aan de draaias (1) van het harkwiel (2).

2. Cirkelharkschudder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 het hefboommechanisme (18, 19, 20) een aan de leibaan (7) rond een horizontale as (21) zwenkbaar gelegerde, tweearmige hefboom (18, 19) heeft, die voor het vastleggen van de leibaan (7). met een hefboomarm (19) aangrijpt in een van de twee, langs de omtrek van een concentrisch ten opzichte van de draaias (1) van het harkwiel (2) vast aan het gestel 25 aangebrachte schijf (20) diametraal tegenover elkaar liggend aangebrachte uitsparingen (22, 22').

3. Cirkelharkschudder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hefboom (18, 19) voor het zwenken van de leibaan (7) kan worden gezwenkt in een stand, waarin de hefboom met de hefboomarm (19) is losge- 30 maakt uit de uitsparingen (22, 2') in de schijf (20), en met de andere hefboomarm (18) aanligt tegen een van de harktandendragers (3). 8301855